Ontvangen 24 oktober 2011
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt onderdeel Ga als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «wordt een lid toegevoegd» vervangen door: worden twee leden toegevoegd.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de termijn van drie maanden, bedoeld in het eerste lid, onder e en f, en het vierde lid. Daarbij wordt bepaald in welke gevallen de termijn van drie maanden wordt verlengd.
Dit amendement regelt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de nareistermijn van drie maanden. In het huidige artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000, evenals in het nieuw voorgestelde vierde lid van dit artikel, wordt uitgegaan van een nareistermijn van drie maanden. Indiener beoogt met dit amendement te regelen dat in lagere regelgeving wordt bepaald in welke gevallen de termijn van drie maanden kan worden verlengd. In ieder geval zal een verlening van de nareistermijn dienen te bestaan voor die vreemdelingen die de intentie hebben gehad tot snelle hereniging, maar voor wie het nareizen of het aanvragen van een machtiging tot voorlopig verblijf onmogelijk is gebleken vanwege vermissing van de gezinsleden of ziekenhuisopname van (één van de) gezinsleden. Met deze wijziging wordt gekomen worden aan de kritiek van de Europese Commissie, die erop heeft gewezen dat Nederland door het tegenwerpen van overschrijding van de nareistermijn zonder volledige belangenafweging in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn handelt, en de kritiek van de UNHCR, die zich heeft uitgesproken tegen de rigide toepassing door Nederland van de nareistermijn.
Voordewind