Terugkerende jihadisten naar Zweden die een nieuwe identiteit krijgen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Zweedse autoriteiten sommige terugkerende jihadisten uit Syrië/Irak een nieuwe identiteit geven en dat de lokale autoriteiten niet op de hoogte zijn waar zij leven?1
Ja.
Is het bij u bekend hoeveel Zweedse jihadisten een nieuwe identiteit gekregen hebben?
Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat deze berichtgeving onjuist is. Zie ook de antwoorden op de vragen van de leden De Roon, De Graaf en Wilders (PVV) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2535).
Staan deze jihadisten gesignaleerd in de Europese systemen?
Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat deze berichtgeving onjuist is.
Welke landen in de EU geven aan jihadisten een nieuwe identiteit?
Van geen van de landen in de EU is bekend dat zij beleid voeren om jihadisten een nieuwe identiteit te geven om zo te kunnen re-integreren in de maatschappij na terugkeer.
Hoe beoordeelt u het beleid van een land in de EU en in de Schengenzone, waar je dus zonder belemmering naar toe kan reizen, om een aantal jihadisten een nieuwe identiteit te geven en zo een tweede kans te geven, inclusief de mogelijkheid om door de hele EU te reizen?
Van geen van de landen in de EU is bekend dat zij beleid voeren om jihadisten een nieuwe identiteit te geven om zo te kunnen re-integreren in de maatschappij na terugkeer.
Levert deze aanpak een gevaar op voor andere EU landen?
Deelt u de mening dat hier grote risico's aan verbonden zijn en bent u bereid dit in de EU aan te kaarten?
Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat deze berichtgeving onjuist is.
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja
De enorme bezuiniging die het bestuur van de Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Hengelo en Almelo wil doordrukken |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ook zo geschrokken van de berichtgeving dat het bestuur van Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Hengelo en Almelo tussen de € 10 miljoen en € 15 miljoen wil bezuinigen op hun ziekenhuiszorg?1
Het is nooit prettig om te horen dat een ziekenhuis financieel gezien in zwaar weer zit, zeker niet wanneer dit mogelijk tot gedwongen ontslagen leidt.
Is het waar dat het ziekenhuis gedwongen is om te bezuinigen omdat er meer kosten worden gemaakt vanwege de toename van ouderen met complexe zorgvragen, hoge kosten voor dure geneesmiddelen, dure diagnostiek, een toename van patiënten en verminderde vergoedingen door zorgverzekeraar Menzis? Kunt u nader toelichten wat de exacte redenen zijn voor deze enorme bezuiniging?
De Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) heeft mij laten weten te maken te hebben met een toenemende en complexere zorgvraag en stijgende kosten, terwijl de tarieven volgens ZGT gelijk blijven of dalen. Ook geeft ZGT aan dat de toename van het gebruik van dure medicijnen een druk legt op de begroting van het ziekenhuis, terwijl de huidige kostenstructuur van het ziekenhuis hierop nog niet is aangepast.
Zoals ZGT zelf ook aangeeft spelen verschillende van deze ontwikkelingen niet alleen bij ZGT, maar breder in de ziekenhuissector. Dat is ook de reden waarom in het Addendum 2018 bij het onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg 2014 t/m 2017 (het «Hoofdlijnenakkoord») is afgesproken dat er voor de medisch-specialistische zorg voor het jaar 2018, «mede op grond van de toenemende financiële druk op de medisch-specialistische zorg door onder meer de ontwikkeling van (nieuwe) dure geneesmiddelen en de toeloop van kwetsbare ouderen in de acute zorg», een landelijk maximum groeipercentage van 1,6%, exclusief jaarlijkse indexatie voor loon- en prijsbijstelling geldt (Bijlage bij Kamerstuk 29 248, nr.304). Daarbij is aangegeven dat dit een landelijk maximum groeipercentage is, en dat dit onverlet laat de keuzes die in contractafspraken kunnen worden gemaakt tussen individuele zorgverzekeraars en zorgaanbieders op basis van de reële zorgvraag in de lokale/regionale situatie. Uiteindelijk sluit het ziekenhuis een contract met verzekeraars. De verzekeraar zal van het ziekenhuis vragen goede zorg te leveren voor een redelijke prijs. De invulling hiervan gebeurt in deze contracten.
Was u op de hoogte van de financiële toestand van deze twee ziekenhuizen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb evenals uw Kamer kennisgenomen van de berichtgeving over de voorgenomen bezuinigingen binnen de ZGT. Het is aan het instellingsbestuur om de organisatie financieel gezond te houden en zo nodig bij te sturen. In die verantwoordelijkheid treed ik als Minister niet. Als daarbij de patiëntveiligheid en/of kwaliteit van zorg naar het oordeel van de Inspectie van de Gezondheidszorg (IGZ) op enig moment in het geding komt, zal de IGZ onverwijld maatregelen nemen.
Is het waar dat het bestuur van de ZGT nog geen plan heeft waarop zij precies willen bezuinigen? Waarom staat de verhuizing van de Hengelose huisartsenpost naar het ziekenhuis in Hengelo dan op losse schroeven?2
ZGT heeft mij laten weten de komende maanden een pakket van maatregelen samen te zullen stellen, om een structurele resultaatsverbetering van 10 à 15 miljoen euro te kunnen realiseren. Het gaat daarbij zowel om korte termijn maatregelen als structurele maatregelen. Niet direct noodzakelijke investeringen worden uitgesteld. ZGT geeft aan onder meer keuzes in zijn zorgpakket te gaan maken en kritisch te kijken welke zorg op welke locatie zal worden aangeboden.
Voor zover mij bekend is er dan ook nog geen beslissing genomen over het al dan niet sluiten van een SEH van ZGT, en over de vraag of de verhuizing van de Hengelose huisartsenpost naar de locatie van het ziekenhuis in Hengelo op termijn alsnog door zal gaan. Zoals u weet meng ik mij hier niet in. Het beleid is erop gericht dat de voor de «45-minutennorm» «gevoelige» SEH’s niet verdwijnen. Aangezien noch de SEH op locatie Hengelo, noch de SEH op locatie Almelo «gevoelig» is voor de 45 minuten norm is de organisatie van de zorg in de regio een zaak van het ziekenhuis en de betrokken zorgverzekeraars, in overleg met alle betrokken partijen, en het is belangrijk dat hierover een dialoog wordt aangegaan met de inwoners uit de omgeving. De open communicatie van ZGT over de huidige stand van zaken richting vele betrokken partijen, waaronder ook de cliëntenraad en de gemeenten Almelo en Hengelo, vind ik in dat licht positief.
Is het waar dat het bestuur van de ZGT de spoedeisende hulppost wil sluiten en kijkt naar het concentreren van zorg? Vindt u in het kader van het noodzakelijke belang van volwaardige streekziekenhuizen dit verantwoord, gezien veel vormen van zorg in beide ziekenhuizen al geconcentreerd zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de Kamer informeren, wanneer duidelijk is waar het bestuur van de ZGT precies op wil bezuinigen? Zo neen, waarom niet?
Ik zie dat niet als mijn verantwoordelijkheid. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 heb aangegeven is het van belang dat dergelijke besluiten zorgvuldig, in overleg met alle betrokken partijen worden genomen en dat hierover ook goed wordt gecommuniceerd met de inwoners uit de omgeving. ZGT heeft mij laten weten veel waarde te hechten aan transparantie en zo snel mogelijk te zullen communiceren over nieuwe ontwikkelingen. ZGT verwacht in oktober meer duidelijkheid te hebben over de te nemen maatregelen.
Hoe verhoudt dit besluit van het bestuur van de ZGT zich met de eerdere vernietigende kritiek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, die aangaf dat het ziekenhuis op heel veel onderdelen slecht scoort?3
Zoals ik u in mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van het lid Marijnissen (SP) (AH-TK 2016–2017, 1763) reeds heb laten weten, blijkt uit het verslag van het jaargesprek met ZGT dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) kritisch is over dit ziekenhuis. Op verschillende terreinen zijn verbeteringen mogelijk. Dat is echter wat anders dan uw kwalificatie dat sprake is van «vernietigende kritiek» van de IGZ. De geconstateerde verbeterpunten houden voor zover mij bekend geen verband met de financiële positie van het ZGT.
Is de Inspectie voor de Gezondheidszorg betrokken bij de bezuinigingsplannen die het bestuur van de ZGT wil inzetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ is niet betrokken bij de bezuinigingsplannen van de ZGT. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van zorg en de patiëntveiligheid. De financiële positie van een ziekenhuis wordt slechts als contextinformatie betrokken bij het risicogestuurde toezicht. De IGZ heeft geen aanwijzingen dat de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid binnen het ZGT in het gedrang zijn als gevolg van de financiële positie van het ziekenhuis.
Hoe verhoudt dit besluit van het bestuur van de ZGT zich met de patiëntveiligheid binnen beide ziekenhuizen? Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg te vragen hier extra alert op toe te zien? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Betrekt de top van de ZGT ook personeel, huisartsen, verloskundigen, de gemeente en andere betrokken professionals bij het maken van het plan om te bezuinigen? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 heb laten weten vind ik het van belang dat beslissingen over het wijzigen van het zorgaanbod op een bepaalde locatie zorgvuldig, in overleg met alle betrokken partijen, worden genomen en dat hierover goed wordt gecommuniceerd met de inwoners uit de omgeving. ZGT heeft mij laten weten bij het samenstellen van het pakket van maatregelen nauw samen te werken met de Coöperatie Medisch Specialisten ZGT en maximaal afstemming te zoeken met belangrijke strategische partners zoals de zorgverzekeraars, huisartsen en andere zorgaanbieders in de regio. Ik ga ervan uit dat hierbij ook de inwoners uit de omgeving, al dan niet (tevens) via de betrokken gemeenten, worden betrokken.
Kunt u reageren op de eerdere uitspraken van M. Schmidt (ZGT) die waarschuwde voor de financiële gevolgen ten aanzien van de ambitieuze nieuwbouwplannen van het buurtziekenhuis het Medisch Spectrum Twente (MST)?4
Als reden voor de bezuinigingen noemt het ZGT een toenemende en complexere zorgvraag, gecombineerd met druk op de opbrengsten. Ik zie daarin geen verband met de eerdere uitspraken van de heer Schmidt over de nieuwbouwplannen van het nabijgelegen MST. Zie ook mijn eerdere beantwoording van de Kamervragen over de nieuwbouw van het MST (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1552).
Hoe oordeelt u over de plannen van het bestuur van de ZGT om de bezuinigingen op te vangen door te investeren in eHealth en elektronische hulpjes om patiënten meer eigen regie te geven? Vindt u dit een prioriteit dat de ZGT nu moet maken om financieel er weer bovenop te komen?4
ZGT heeft aangekondigd maatregelen te moeten treffen om weer een toekomstbestendig en financieel gezond ziekenhuis te worden. Het lijkt mij niet meer dan verstandig om daarbij ook te kijken naar de mogelijkheden die ICT biedt om zorg patiëntgerichter en doelmatiger in te zetten.
Wat voor eHealth wil de ZGT precies inzetten? Wat zijn de kosten hiervan? Hoeveel geld denkt het bestuur hiermee op te brengen? Welke eHealth bedrijven profiteren hiervan? Hoeveel gesprekken voorafgaand aan de beslissing om te bezuinigen heeft het bestuur van de ZGT gevoerd met eHealth bedrijven? Hoeveel zorgverlening en/of banen gaan ten koste van dit eHealth programma? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?
De informatie die u vraagt heb ik uiteraard niet omdat deze gedetailleerde vragen bedrijfsvertrouwelijke informatie betreffen.
Openbare informatie over de plannen van ZGT met betrekking tot e-health kunt u vinden in de meerjarenbeleidsvisie ZGT2020 (http://www.zgt2020.nl/). Hierin geeft de ziekenhuisgroep onder meer aan dat men technologische innovatie wil inzetten ter ondersteuning van beleidsthema’s, waaronder met name; preventie, co-makership, de speerpunten behandeling obesitas en complexe diabetes, kwetsbare ouderen en oncologie (prostaat-, slokdarm-, maag-, borst- en huidkanker. Dit sluit aan bij mijn beleid dat e-health geen doel op zich is, maar een middel om de zorg te kunnen verbeteren. De inzet van e-health kan ondersteunend zijn aan de zorgverlening, omdat de zorg minder tijd- en plaatsgebonden wordt en veranderingen in de gezondheidstoestand van de patiënt sneller kunnen opgemerkt. Ook biedt ICT, zoals ik in mijn antwoord op vraag 12 al heb aangegeven, de mogelijkheid om de zorg doelmatiger in te zetten.
Vindt u het verantwoord dat het bestuur van de ZGT wil investeren in eHealth-prestige projecten die ten koste gaat van goede zorg en voldoende personeel, nu juist in tijden dat deze ziekenhuizen in financieel zwaar weer verkeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik weet niet waarop u de conclusie baseert dat de plannen van het ziekenhuis op het gebied van e-health ten koste gaan van goede zorg en voldoende personeel.
ZGT heeft mij laten weten te kijken naar de mogelijkheden van e-health om de zorg patiëntgerichter en doelmatiger in te richten. Ik ken veel voorbeelden die laten zien dat e-health kan bijdragen aan kwaliteit van zorg en kwaliteit van leven. Vanwege de kansen die e-health biedt voor de zorg is in het Addendum 2018 bij het onderhandelaarsakkoord medisch-specialistische zorg 2014 t/m 2017 (het «Hoofdlijnenakkoord») afgesproken dat het belangrijk is dat kansrijke e-health toepassingen en procesinnovaties breed in de zorg ingevoerd kunnen worden.
Vindt u het acceptabel dat het bestuur van de ZGT met zorgpartners aan de slag wil om patiënten buiten het ziekenhuis op te vangen en bijvoorbeeld ouderen elders onder te brengen omdat het bestuur van mening is dat ziekenhuisbedden voor ouderen te duur zijn? Hoewel dat deels de schuld is van het kabinet, deelt u de mening dat mensen niet zomaar in een ziekenhuis terecht komen en dat het daarom van extra belang is dat iedereen de zorg krijgt die nodig is? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?5
Het is belangrijk dat patiënten de zorg krijgen die zij nodig hebben. Als een patiënt medisch-specialistische zorg nodig heeft, moet hij of zij die ook krijgen, ongeacht de leeftijd. Maar als patiënten onterecht in het ziekenhuis terecht komen, patiënten die wel zorg of ondersteuning nodig hebben, maar geen medisch-specialistische zorg, dan is het van belang dat die patiënten op de juiste plaats deze zorg krijgen, en dat is dan niet het ziekenhuis. Als een patiënt geen medisch-specialistische zorg (meer) nodig heeft, is een ziekenhuis niet de beste plek voor hem of haar, dan kan de patiënt op een andere plek die zorg (of ondersteuning) krijgen die veel beter aansluit bij zijn of haar zorgvraag. Dergelijke vormen van passende zorg kunnen bijvoorbeeld worden geleverd door de huisarts, paramedicus, wijkverpleegkundige en binnen de langdurige zorg of het eerstelijns verblijf.
Wilt u de garantie geven dat beide ziekenhuizen niet verder uitgekleed worden door concentratie van zorg, uitplaatsing van zorg en dure onzinnige eHealth projecten en wilt u tevens de garantie geven dat u alles op alles zet om te voorkomen dat waardevol personeel ontslagen wordt? Zo neen, waarom bent u daartoe niet bereid?
Zie hiervoor de antwoorden op voorgaande vragen.
Het bericht “World Bank must stop encouraging harmful tax competition” |
|
Renske Leijten |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «World Bank must stop encouraging harmful tax competition»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Wereldbank met dit rapport de «Washington consensus» eens te meer bevestigt? Zo ja, bent u bereid om deze ideologische vooringenomenheid te agenderen voor de eerstvolgende Wereldbankbijeenkomst, gezien uw eerdere uitspraak dat «professor Stiglitz rightly points out that the ruthless market ideology of the Washington Consensus has been discredited»?2
Het kabinet deelt deze opvatting niet. Het jaarlijks door de Wereldbank uitgebrachte Doing Business-rapport meet hoofdzakelijk de mate waarin regelgeving in landen het midden- en kleinbedrijf aldaar in staat stelt of juist ervan weerhoudt om te ondernemen. Door de regelgeving in landen internationaal te vergelijken probeert de Wereldbank landen te stimuleren om regelgeving zo simpel, efficiënt en toegankelijk mogelijk te houden.
Simpele, efficiënte en toegankelijke regelgeving zorgt ervoor dat het midden- en kleinbedrijf meer tijd kan stoppen in innovatie en het verder laten groeien van ondernemingen. Het maakt het voor nieuwe ondernemers makkelijker om toe te treden tot de markt en op gelijke voet te concurreren. Daarmee wordt bevorderd dat iedere ondernemer, ongeacht inkomensniveau, kan participeren in de economie en draagt het rapport bij aan het tegengaan van armoede en ongelijkheid.
Kunt u uw reactie geven op de volgende aanbevelingen en bevindingen uit het rapport: 1) aanmoediging van belastingverlaging; 2) het hoger doen lijken van de belastingdruk voor overheden door toevoeging van gegevens die daar niet thuishoren, en 3) een positieve waardering geven aan de verlaging van vennootschapsbelasting en een negatieve waardering aan nieuwe belastingmaatregelen?3
Eén van de 11 indicatoren waar de Wereldbank zich in het Doing Business-rapport op richt is belastingbetaling. Hierbij kijkt de Wereldbank zowel naar de belastingdruk als naar de administratieve lasten die het midden- en kleinbedrijf ondervindt bij het betalen van belastingen, het doen van belastingaangifte en het terugvragen van BTW.
Het Doing Business-rapport kijkt bij de indicator belastingheffing onder meer naar de totale belastingdruk op het midden- en kleinbedrijf. Vanuit de gedachte dat hoge belastingheffing economische activiteit afremt en een prikkel kan vormen voor belastingontduiking wordt hierbij een positieve waardering gegeven aan een lagere belastingdruk. Om te voorkomen dat landen die ervoor kiezen om ongebruikelijk lage belastingniveaus te hanteren worden bevoordeeld, is een drempelwaarde in de beoordeling ingebouwd. Deze drempelwaarde is op het 15e percentiel geplaatst van de spreiding van de totale belastingdruk in alle beoordeelde landen. Alle landen onder deze drempelwaarde krijgen dezelfde score toegewezen, waardoor een eventuele prikkel tot een wedloop onder landen, als die al zou uitgaan van deze rapportage, wordt weggenomen.
Bij het in kaart brengen van de belastingdruk voor het midden- en kleinbedrijf kijkt het Doing Business-rapport naar alle belastingen en verplichte bijdragen die het midden- en kleinbedrijf moet afdragen, inclusief sociale uitkeringen en belasting op arbeid. Het Doing Business-rapport neemt hierbij het perspectief van de ondernemer. De door het Doing Business-rapport gehanteerde definities van belastingdruk en geobserveerde belastingdruk verschillen hierdoor van definities die overheden hanteren.
Naast de totale belastingdruk zijn er nog drie andere componenten die meegenomen worden in de beoordeling van het Doing Business-rapport: hoe frequent een ondernemer belasting moet betalen; hoeveel tijd het kost om de belastingbetaling in orde te maken; en hoeveel tijd het kost om belastingaangifte te doen en belastingteruggave te vragen.
Landen moeten in het bepalen van hun belastingniveaus een balans vinden tussen enerzijds het genereren van publieke inkomsten en anderzijds het mogelijk afremmen van economische activiteit of het aanzetten tot belastingontduiking en informaliteit. Hoewel het vaststellen van de belastingdruk aan de overheden van landen zelf is, kunnen beleidsmakers de internationale Doing Business-vergelijking van de Wereldbank gebruiken om te beoordelen of zij al dan niet uit de pas lopen. Het kabinet beschouwt het aanzetten tot een wedloop tussen landen op het verlagen van belastingtarieven als ongewenst. De wijze waarop de Wereldbank de belastingdruk meeneemt in het Doing Business-rapport moedigt hier volgens het kabinet niet toe aan.
Erkent u dat de Wereldbank middels zijn aanbevelingen op deze manier een wedloop op belastingtarieven tussen landen stimuleert? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat de Wereldbank wetenschappelijk onderzoek van de OESO en het IMF, waaruit blijkt dat er geen overtuigend bewijs is gevonden dat lagere vennootschapsbelasting of andere fiscale douceurtjes een positief effect hebben op buitenlandse investeringen, genegeerd heeft?4
De methodologie van het Doing Business-rapport is niet ontworpen met als doel om een relatie vast te stellen tussen de scores van landen op de belastingbetalingindicator in het rapport en de instroom van buitenlandse investeringen. De methodologie van het rapport is gebaseerd op case studies die kijken naar de impact van regelgeving in landen op het binnenlandse midden- en kleinbedrijf. Het Doing Business-rapport is daarom minder relevant voor grote, in het buitenland gevestigde ondernemingen.
Het kabinet acht internationale belastingontwijking ongewenst en de strijd ertegen op internationaal gebied van groot belang. Om die reden heeft Nederland zich steeds nadrukkelijk gecommitteerd aan het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) project van de OESO en is onder het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie een richtlijn tegen belastingontwijking aangenomen (ATAD1), die later is aangevuld met additionele regels tegen hybride mismatches met derde landen (ATAD2). Ook is recent een conceptwetsvoorstel tot stand gekomen met maatregelen tegen oneigenlijk gebruik en misbruik bij houdstercoöperaties in internationale structuren. Verder heeft Nederland op 7 juni 2017 het multilaterale instrument (MLI) ondertekend, waarmee misbruik van belastingverdragen wordt aangepakt.
Onderschrijft u de onderzoeksconclusie van de OESO en het IMF, en zo ja, welke gevolgen heeft dit voor uw plannen om belastingontwijking via Nederland te bestrijden?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe oordeelt u over de trend dat er steeds meer landen zijn die leningen van de Wereldbank en advies over private sector ontwikkeling afan?
Het kabinet deelt deze observatie niet. De Wereldbank heeft in de begrotingsjaren (lopend van 1 juli t/m 30 juni) 2015 t/m 2017 respectievelijk 42.5, 45.9 en 42.1 miljard dollar aan financiering toegekend voor ontwikkelingsprojecten en -programma’s in lage- en middeninkomenslanden. De International Finance Corporation (IFC), het private sectorloket van de Wereldbankgroep, heeft in die jaren respectievelijk 17.7, 18.9 en 19.3 miljard dollar geïnvesteerd in de private sector in ontwikkelingslanden. De omvang van de verstrekte financiering wordt beperkt door de financiële omvang van de Wereldbank. Er is geen sprake van een gebrek aan vraag naar financiering onder ontvangende landen van de Wereldbank. Ook is er geen sprake van een kleiner wordende groep ontvangende landen, omdat andere landen Wereldbankfinanciering zouden afslaan.
In lijn met de gemaakte afspraken tijdens de Financing for Development-conferentie in Addis Ababa in 2015 intensiveert de Wereldbank haar activiteiten op het gebied van private sectorontwikkeling. Zo heeft de Wereldbank onlangs een nieuwe stapsgewijze benadering geïntroduceerd, de zogenaamde Cascade, om bij elk ontwikkelingsproject na te gaan of een duurzame oplossing voor financiering mogelijk is door de private sector te betrekken. Waar dit niet mogelijk is kan de Bank beleidsadvisering verstrekken of risico-instrumenten inzetten. Schaarse publieke financiering wordt op deze manier ingezet bij projecten waarvoor geen duurzame private oplossing voorhanden is en waar dit het meest noodzakelijk is. De Wereldbank zal binnenkort een pilot van deze nieuwe inzet starten in een groep van negen landen5, met name voor projecten in de infrastructuursector.
Deelt u de mening dat de Wereldbank het VN-leiderschap om belastingontwijking op mondiaal niveau tegen te gaan zou moeten ondersteunen? Zo ja, bent u bereid zich daarvoor in te spannen?5
Het BEPS-project van de OESO/G20 heeft aangetoond dat het ontwikkelen en coördineren van internationaal belastingbeleid en het opstellen van modelteksten voor belastingverdragen bij de OESO in goede handen is. Dat wil niet zeggen dat hierbij geen rol is weggelegd voor de VN. Het kabinet hecht waarde aan een goede werkverdeling tussen internationale organisaties en coördinatiemechanismen, omdat overlap in de werkzaamheden om belastingontwijking op mondiaal niveau tegen te gaan niet effectief is. De samenwerking rondom internationale belastingheffing is geborgd in het in 2016 door de OESO, IMF, VN en de Wereldbank in het leven geroepen Platform for Collaboration on Tax. Nederland zal waar mogelijk het werk blijven ondersteunen van het VN Committee of Experts gericht op internationale samenwerking op het gebied van belastingen. Dat de bijdrage van Nederland daaraan op prijs wordt gesteld blijkt uit het feit dat voor de komende vier jaar de door de Nederlandse regering genomineerde vertegenwoordiger is benoemd in het Committee of Experts.
Het kabinet is van mening dat de wijze waarop de Wereldbank in het Doing Business-rapport de belastingdruk voor het midden- en kleinbedrijf in kaart brengt ondernemers niet aanmoedigt tot belastingontwijking. De indicator voor de belastingdruk op het midden- en kleinbedrijf moet niet verward worden met de algemene koers van de Bank ten aanzien van het mobiliseren van lokale middelen in ontwikkelingslanden. Deze is gericht op het ondersteunen van landen bij het verbreden en verdiepen van hun lokale basis voor belastingheffing. Daarmee speelt de Wereldbank een belangrijke rol bij het realiseren van de doelstelling voor het verhogen van de belastinginkomsten in ontwikkelingslanden, zoals afgesproken in het kader van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (waarbij een totale belastingopbrengsten/BBP-ratio van boven de 15% wordt nagestreefd). Zo ambieert de Bank om de komende drie jaar ten minste een derde van de armste klantlanden van de Bank, met name fragiele staten, te ondersteunen bij het vergroten van hun belastingopbrengsten/BBP-ratio. De Wereldbank draagt ook bij aan het vergroten van internationale belastingtransparantie en het tegengaan van illegale geldstromen en witwaspraktijken, onder andere via capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Deze activiteiten zijn in lijn met de afspraken die binnen de OESO en de EU worden gemaakt om belastingontwijking tegen te gaan.
Hoe verhoudt de koers van de Wereldbank zich tot het feit dat er steeds meer informatie uitlekt over het mondiale netwerk dat belastingontwijking faciliteert, en de plannen van de OESO en de EU om belastingontwijking tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid om de bovenstaande kritiek op de koers van de Wereldbank aan te kaarten bij de Nederlandse bewindvoerder bij de Wereldbank, Frank Heemskerk, en met hem te bespreken hoe Nederland de koers van de Wereldbank op bovengenoemde punten kan beïnvloeden?
Het kabinet staat in contact met de Nederlandse bewindvoerder bij de Wereldbank over hoe Nederland het beleid van de Wereldbank kan beïnvloeden in overeenstemming met de Nederlandse beleidsvoorkeuren. Het kabinet steunt de inzet van de Wereldbank om landen te ondersteunen bij het ontwikkelen van hun belastingheffing en bij het tegengaan van belastingontwijking, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9. Hierbij ziet het kabinet erop toe dat de verschillende onderdelen van het beleid van de Wereldbank, waaronder de Doing Business-rapportage, consistent zijn met elkaar en het algemene beleid van zowel de Wereldbank als Nederland gericht op armoedebestrijding en het bevorderen van duurzame, inclusieve groei.
De verbreding van de A2 tussen Weert en Eindhoven |
|
Erik Ronnes (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen «Geen geld voor verbreding snelweg Weert–Eindhoven»1
Ja. Het rapport van Goudappel is meegenomen in de beslissing. Bij spitsmijden wordt gehandeld volgens de brief die ik heb gestuurd als reactie op de moties uit het VAO spitsmijden van 7 juli 2016 (Kamerstuk 29 398 nr. 538).
Heeft u voor het innemen van uw standpunt nog gekeken naar de conclusies uit het onderzoek in het kader Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) inzake de A2 Weert–Eindhoven van 30 november jl. en de door de Kamer aangenomen moties inzake toekomstige spitsmijdenprojecten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de gedachte dat conform de uitspraak van de Kamer het rechtstreeks uitkeren van geld aan automobilisten in ruil voor het mijden van de spits alleen nog zou zijn toegestaan bij spitsmijdenprojecten waarbij sprake is van grote werkzaamheden? Zo ja, welke grote werkzaamheden zijn tussen Weert en Eindhoven aan de orde?
Ja ik deel deze gedachte. De programmaraad van het programma Smartwayz.nl heeft opdracht gegeven voor het uitwerken van een pakket No Regret maatregelen die op relatief korte termijn kunnen worden uitgerold die de problematiek op en om de A2 verlichten. Op dit moment worden verschillende maatregelen uitgewerkt. Indien spitsmijden in de definitieve uitwerking van het MIRT-traject wordt opgenomen zal de door de Kamer gestelde voorwaarden ook voor dit project van toepassing zijn.
Deelt u nog steeds uw standpunt dat de periode waarbij een deelnemer rechtstreeks een beloning uitgekeerd kan krijgen gemaximeerd dient te worden tot drie maanden? Zo ja, op welke wijze wordt daaraan gestalte gegeven bij de A2 tussen Weert en Eindhoven?
Ja dit standpunt deel ik. Deelnemers bij nieuwe spitsmijdenproject worden sinds de Kamermotie (nr. 519) maximaal drie maanden geldelijk beloond. Deze voorwaarde geldt ook voor een eventueel toekomstig spitsmijdenproject op de A2 tussen Weert en Eindhoven.
Deelt u de conclusies van dat MIRT-onderzoek dat «Op de A2 tussen Weert en Eindhoven elke werkdag files staan, dat vooral in de ochtendspits richting Eindhoven sprake is van structurele congestie en dat naast de weggebruikers ook de betrokken gemeenten en provincies hiervan de negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van Zuid-Nederland ondervinden»?
Het afgelopen jaar is het MIRT onderzoek A2 Weert Eindhoven uitgevoerd. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het Programma SmartwayZ.NL. Het MIRT-onderzoek is in nauwe samenwerking uitgevoerd tussen de betrokken regiopartijen en het rijk. In de Programmaraad SmartwayZ.NL van 14 juni 2017 was dit onderzoek geagendeerd. De Programmaraad bestaat uit vertegenwoordigers van rijk, regionale overheden, marktpartijen en kennisorganisaties. De provincies Brabant, Limburg en enkele gemeenten zijn in de Programmaraad vertegenwoordigd. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg, waarin gemeenten langs de A2 Weert-Eindhoven zijn vertegenwoordigd heeft een adviserende functie naar de Programmaraad. Op deze wijze is de regio bij de besluitvorming betrokken.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er op werkdagen in de ochtendspits structureel files staan op de A2 in de richting Eindhoven. Op het onderliggend wegennet en in de woonkernen in de omgeving van de A2 is daardoor sprake van sluipverkeer. Het Regionaal Bestuurlijk Overleg heeft op basis hiervan geadviseerd een verkenning te starten. Hoewel uit het onderzoek blijkt dat op de A2 congestie optreedt, blijkt uit de NMCA ook dat er (landelijk en) in de regio Zuid-Nederland grotere mobiliteitsknelpunten zijn dan de A2 tussen Weert en Eindhoven, waarbij op andere trajecten grotere economische verlieskosten optreden. De A2 Weert Eindhoven komt daardoor ondanks optredende files, niet in de top-50 van knelpunten uit de NMCA terecht. De economische verlieskosten kunnen effectiever worden beperkt door elders knelpunten aan te pakken. In de Programmaraad SmartwayZ.nl is daarom afgewogen nu geen verkenning door het rijk te laten starten voor een verdergaand maatregelenpakket op de A2. Aan de hand van de periodieke monitoring van de economische en mobiliteitsontwikkelingen in de regio zal vanuit de doelstellingen van het programma worden bezien waar in de regio de prioriteit gelegd moet gaan worden en welke maatregelen gepast zijn. Wel heeft de programmaraad Smartwayz.nl besloten tot uitvoering van een no regret pakket waarmee de problematiek op en om de A2 wordt verlicht. Hiervoor wordt geld vrij gemaakt.
Om welke redenen heeft u niet gekozen voor de optie van verbreding, die naast de optie van gedragsbeïnvloeding is onderzocht in het kader van het MIRT? Heeft u voor dat besluit draagvlak bij de betrokken gemeenten en provincies? Zijn budgettaire redenen daarbij leidend geweest?
Zie antwoord vraag 5.
Op basis van welke overwegingen, anders dan financiële, zijn een extra rijstrook bij Valkenswaard, het toevoegen van spitsstroken of het verbreden van het complete traject in beide richtingen, nu afgevallen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe is het mogelijk dat tussen Weert en Eindhoven elke dag een file staat, maar dat het bij uw berekeningen niet als knelpunt dat opgelost moet worden wordt gesignaleerd?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het voor Brainport Eindhoven, maar ook voor de logistieke hotspot Venlo, alsmede voor de bereikbaarheid van de Chemelot Campus, de Maastricht Health Campus en de Smart Services Hub in Heerlen, kortom voor een belangrijk deel van de Nederlandse economie, van groot belang is dat rond Eindhoven doorgereden kan worden?
Het programma SmartwayZ.NL is gestart om te zorgen dat de bereikbaarheid van de regio rond Eindhoven op termijn gewaarborgd blijft, juist met het oog op het belang van de economie van deze regio. Daarnaast vormt deze regio een belangrijke schakel in de logistiek tussen Rotterdam en het achterland. Binnen het programma wordt afgewogen welke investeringen het meest bijdragen aan de economische ontwikkelingen van (Zuid) Nederland.
Deelt u de mening dat er door de geografische vorm van Limburg geen alternatief is voor automobilisten en truckers als het op de A2 tussen Weert en Eindhoven vast staat?
De A2 tussen Weert en Eindhoven is in veel gevallen de kortste route door Zuidoost Brabant. Er zijn alternatieve routes, maar daarbij moet wel rekening gehouden worden met een langere reistijd. Een verbreding maakt deze verbinding wel robuuster, maar lost dit probleem bij incidenten niet op.
Wat gaat u ondernemen tegen het overmatige sluipverkeer, als gevolg van de vele files op de A2 tussen Weert en Eindhoven, in veel woonkernen langs de A2, zoals in Leende?
Als onderdeel van het No Regret pakket worden maatregelen tegen sluipverkeer uitgewerkt. De programmaraad Smartwayz.nl heeft hier budget voor beschikbaar gesteld.
Het bericht ‘Laatste bezoek vertrekkend voorzitter CAft’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Laatste bezoek vertrekkend voorzitter CAft?»1
Ja.
In hoeverre bent u het eens met het instellen van permanent financieel toezicht voor de voormalige Nederlandse Antillen?
Ik ben van mening dat de invoering van onafhankelijk financieel toezicht tot dusverre aanzienlijke voordelen heeft gehad voor de landen van de voormalige Nederlandse Antillen. Overigens staan alle landen van het Koninkrijk in zekere zin onder een vorm van financieel toezicht, inclusief Nederland. Financieel toezicht betekent onder andere voor Curaçao en Sint Maarten een direct rentevoordeel vanwege de lopende inschrijving van Nederland en voor Aruba een indirect voordeel, vanwege het vertrouwen van de markt en daardoor een lagere rentestand.
In hoeverre kan permanent financieel toezicht voor de voormalige Nederlandse Antillen het financieel risico voor het land Nederland beperken?
De verantwoordelijkheid voor de overheidsfinanciën ligt bij de landen zelf en brengt derhalve geen (financiële) risico’s voor het land Nederland met zich mee. Hierbij geldt echter wel dat onafhankelijk en structureel financieel toezicht het risico op financieel wanbeheer doet afnemen.
In hoeverre moet Nederland opdraaien voor financieel wanbeheer van de Caribische landen van ons Koninkrijk?
Zie antwoord op vraag 3.
In hoeverre bent u het eens met de uitspraak van de heer Bakker dat permanent financieel toezicht voor de voormalige Nederlandse Antillen het risico dat Nederland moet opdraaien voor financieel wanbeleid verkleint?
Zie antwoord op vraag 3.
In hoeverre neemt u dit advies mee bij de evaluatie van de huidige afspraken tussen Nederland en de eilanden over financieel toezicht in 2018?
De Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten bevat een verplichte evaluatiebepaling. Bij de eerste evaluatie in 2015 is bepaald dat er in 2018 opnieuw een evaluatie dient plaats te vinden. Hiervan moeten de inhoud en het tijdpad nog nader bepaald worden.
Voor Aruba geldt een andere situatie. De tekortnormen zijn na 2018 niet in de Landsverordening Aruba Financieel Toezicht (LAft) gedefinieerd. Conform de LAft en het protocol tussen Aruba en Nederland zal de uitvoering van de LAft echter ook na 2018 worden voortgezet. Dit is namelijk gekoppeld aan het bereiken van een duurzaam begrotingsevenwicht in overeenstemming met de normen uit de LAft. Het protocol bepaalt dat het College Aruba financieel toezicht hierover aan de Rijksministerraad rapporteert. BZK en Aruba zijn daarom in gesprek over hoe het toezicht na 2018 wordt vormgegeven. Hierbij zullen alle relevante feiten worden meegenomen.
De Kamer zal uiteraard tijdig worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op dit terrein.
Hoe wordt de Kamer betrokken bij deze evaluatie?
Zie antwoord op vraag 6.
Wanneer verwacht u deze evaluatie naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord op vraag 6.
Het bericht “De zorg is een goudmijn” |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De zorg is een goudmijn»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van het aantal zorg-BV’s dat winst uitkeert? Kunt u deze aantallen uitsplitsen binnen de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Zo nee, waarom niet? Als dit overzicht er niet is, bent u dan wel bereid te onderzoeken hoeveel zorg-BV’s winst uitkeren?
Ik heb dat overzicht niet. Overigens is dit met name relevant daar waar het de Wmo betreft. Het is een taak voor zowel de instellingen zelf als de partijen die de zorg en ondersteuning inkopen, zoals gemeenten voor de Wmo, om kritisch te kijken naar de voorwaarden waaronder zorg en ondersteuning wordt geleverd zoals de prijs. Ook ligt op hun pad maatregelen te treffen indien het patiëntbelang niet wordt gediend.
In dat verband heeft de gemeente Eindhoven over de berichtgeving waarnaar u verwijst mij laten weten dat zij momenteel haar reguliere jaarlijkse analyse uitvoert van de jaarrekeningen van partijen waarmee ze een inkooprelatie heeft. De gemeente heeft ook toegelicht dat zij zal ingrijpen indien uit de analyse naar voren zou komen dat zaken naar haar oordeel niet in de haak zijn. De analyse van de gemeente is nog niet gereed en daarom vindt zij het nog te vroeg om conclusies te trekken.
In de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) die betrekking heeft op Zvw- en Wlz-zorg, is winstuitkering door zorgaanbieders in beginsel verboden. Artikel 5, tweede lid, van de WTZi bepaalt dat aan instellingen met een winstoogmerk slechts een toelating kan worden verleend indien die instelling behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie. Het toezicht op de naleving van het verbod op winstoogmerk is neergelegd bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Indien een overtreding van een WTZi-toegelaten instelling wordt geconstateerd, kan worden ingegrepen.
Gelet op het bovenstaande acht ik het niet nodig zelf nader onderzoek te doen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als winstuitkering in de zorg niet ten goede komt aan zorg zelf, zeker als er vaak tekorten zijn op gemeentelijke budgetten wat betreft het Sociaal Domein? Zo nee, waarom niet?
Ik vind primair van belang dat kwalitatief goede zorg en ondersteuning wordt geboden aan mensen die daarop zijn aangewezen. Winstuitkering vormt een vergoeding voor het verschaffen van (risicodragend) kapitaal, waarmee een instelling financieringsmogelijkheden krijgt om bijvoorbeeld te investeren in de kwaliteit van zorg en ondersteuning. De beoordeling of winstuitkering daadwerkelijk de zorg en ondersteuning ten goede komt en dus in de praktijk wenselijk is, behoort tot de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf en de partijen die de zorg inkopen zoals gemeenten. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van plan om gemeenten beter te faciliteren om hun controlerende taak wat betreft het controleren van zorgcontracten en de daadwerkelijk geleverde zorg uit te voeren? Zo nee, hoe bent u van plan deze taak anders op te pakken?
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de voorwaarden van de contracten die zij afsluiten met aanbieders van diensten in het kader van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Het is aan gemeenten om ter zake regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit.
Gemeenten worden door het Rijk ondersteund bij het opstellen van contracten. Zo legt het Besluit reële prijs2 dat 1 juni 2017 in werking is getreden, de kostprijselementen vast waar het college een reële prijs op moet baseren. Ook helpt PIANOo, het expertisecentrum aanbesteden van het Ministerie van Economische Zaken, bij de ontwikkeling van het gemeentelijke opdrachtgeverschap in het kader van het programma Sociaal Domein.
Om gemeenten en aanbieders te ondersteunen bij de informatie-uitwisseling en de financiële verantwoording over de geleverde diensten, subsidieert het Ministerie van VWS samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten het programma Informatievoorziening Sociaal Domein (ISD).
Bent u bereid een boetesysteem in te stellen voor zorg-BV’s die oneigenlijk winst uitkeren? Zo nee, waarom niet?
Zoals in antwoord op vragen 2 en 3 is toegelicht, houdt de IGZ al toezicht op de naleving van de regels in de WTZi omtrent winstoogmerk. Indien een overtreding van een WTZi-toegelaten instelling wordt geconstateerd, kan worden ingegrepen. De IGZ heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen, waarmee de verplichting wordt opgelegd om de situatie voor overtreding te herstellen en om een geldsom te betalen indien herstel van de overtreding niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Ook kan overtreding van het verbod op winstoogmerk er uiteindelijk toe leiden dat op advies van de IGZ de toelating van de desbetreffende instelling wordt ingetrokken.
Bent u bereid om, nu de transitie van de zorg naar gemeenten is gerealiseerd, te onderzoeken of het geld wat naar de zorg moet gaan goed is besteed? Zo nee, waarom niet?
De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo 2015 inclusief de controle. Over de besteding van middelen in het sociaal domein vindt horizontale verantwoording plaats via de gemeenteraad. Via de rapportage sociaal domein die jaarlijks uitkomt, worden de belangrijkste aspecten van het sociaal domein samen gebracht. Naast de financiën wordt daarbij ook gekeken naar andere ontwikkelingen in het sociaal domein, zoals de vraag of mensen goede zorg en ondersteuning ontvangen, de kwaliteit van leven en de verschuivingen tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Dit blijft daarmee een belangrijke informatiedrager voor een landelijk beeld van de stand van zaken van het gedecentraliseerde domein. In november 2017 komt de tweede overall rapportage sociaal domein uit. Naast de overall rapportage sociaal domein worden de doelen van de Wmo en de Jeugdwet momenteel geëvalueerd. Gezien deze lopende trajecten en monitors acht ik een nader onderzoek niet nodig.
Het bericht dat NS een miljoenenboete moet betalen |
|
Cem Laçin |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kunt u inzichtelijk maken welke uitvoerings- en administratieve kosten er gemoeid zijn met het onderzoek door de Staat naar fraude bij een bedrijf in handen van de Staat en de verrekening van de boete op de winstuitkering aan de Staat? Zo nee, waarom niet?1
ACM heeft het onderzoek vanuit haar verantwoordelijkheid als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) uitgevoerd. Een ZBO valt niet onder direct gezag van een Minister. Ik heb geen inzicht in de uitvoerings- en administratieve kosten van ACM rond specifieke onderzoeken.
Het dividend van NS aan de staat is gebaseerd op een percentage (pay out ratio) van de netto winst, waarvoor de afgelopen jaren 35% is gehanteerd. De boete van ACM zorgt voor een even zo grote verlaging van de winst en daarmee zonder nadere afspraken met NS ook voor een verlaging van de dividenduitkering, te weten 35% van het boetebedrag.
Worden de boete en de kosten in rekening gebracht van, of meegenomen in het strafrechtelijk proces tegen, de verantwoordelijk bestuurders? Zo ja, kunt u inzichtelijk maken wie welk deel betaalt? Zo nee, waarom niet?
De boete van ACM betreft een bestuurlijke boete op grond van een overtreding van artikel 24 van de Mededingingswet en artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en staat los van het strafrechtelijke proces. Deze boete is opgelegd aan de onderneming NS. Het strafrechtelijk proces valt onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Acht u de ontstane situatie rondom de aanbesteding in Limburg als een teken dat aanbestedingen en marktwerking in het openbaar vervoer eigenlijk niet mogelijk zijn? Zo ja, welke stappen gaat u nemen of heeft u genomen? Zo nee, waar ligt volgens u dan de oorzaak van dit frauduleus handelen?
Bij de aanbesteding in Limburg is veel misgegaan doordat de Governance, Risk & Compliance organisatie binnen NS onvoldoende op orde was en de integriteitscultuur op onderdelen zwak was. In reactie hierop zijn sinds 2015 door NS diverse stappen gezet om herhaling van de in 2015 vastgestelde onregelmatigheden te voorkomen. Binnenkort informeer ik u nader over de stand van zaken van de maatregelen die NS heeft getroffen. 2
Tevens zijn de regels voor het aanbieden van diensten en dienstvoorzieningen door de implementatie van herschikkingsrichtlijn in 2015 in Nederlandse wetgeving aangescherpt. ACM moet nu vooraf goedkeuring verlenen aan de hoogte van de kosten die NS in rekening wil brengen aan andere vervoerders voor het gebruik van bepaalde diensten en voorzieningen (bijvoorbeeld het gebruik van wachtruimtes voor medewerkers) en aan de voorwaarden voor toegang tot de diensten en voorzieningen, die transparant en non-discriminatoir moeten zijn.
Een resolutie van het Europees parlement over de bestrijding van antisemitisme |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de resolutie die het Europees parlement op 31 mei jl. over de bestrijding van antisemitisme heeft aangenomen?1
Ja.
Bent u bekend met de werkdefinitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) waar deze resolutie naar verwijst en de oproep aan de EU en haar lidstaten die definitie aan te nemen en toe te passen?2
Ja.
Herinnert u zich het kabinetsstandpunt «dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van Israël en antisemitisme»?3
Ja.
Deelt u de juridische analyse en conclusie van de Britse strafrechtadvocaat Tomlinson dat de werkdefinitie, door haar formulering («Antisemitism is a certain perception of Jews, which may be expressed as hatred toward Jews») en toelichting, «onduidelijk en verwarrend» en juridisch onbruikbaar is? Zo nee, waarom niet?4
De analyse van de heer Tomlinson betreft de toepassing van de IHRA-definitie in het Verenigd Koninkrijk. Definities hebben in verschillende rechtssystemen een verschillende doorwerking. In Nederland is het strafrecht leidend.
Deelt u Tomlinsons conclusie dat overheidsinstellingen de definitie door haar tekortkomingen niet zonder meer kunnen gebruiken en altijd in overeenstemming met hun verplichtingen onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens moeten handelen? Zo nee, waarom niet?
Overheidsinstellingen zijn uiteraard gebonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waaronder Artikel 10 (vrijheid van meningsuiting) en Artikel 11 (vrijheid van vergadering). Instellingen mogen de vrijheden die door het EVRM worden beschermd slechts inperken op de daarin genoemde gronden.
Deelt u de zorgen van joodse vredesorganisaties dat de IHRA-definitie de vrijheid van meningsuiting dreigt in te inperken, door de onduidelijkheid die zij creëert over wat wel en niet gezegd kan worden en de vermenging met meningen over de staat Israël, die het gevolg is van deze «voorbeelden van hedendaags antisemitisme» in de toelichting van de IHRA-definitie? Zo nee, waarom niet?5 6
Nee. Uitlatingen over Israël worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het gebruik van de IHRA-definitie als instrument van en voor de IHRA leidt in Nederland niet tot een andere juridische weging van uitingen die de staat Israël betreffen.
Deelt u Tomlinsons mening dat de gedragingen in deze voorbeelden, indien niet ook sprake zou zijn van haat tegenover joden, geen uitingen zijn van antisemitisme? Zo nee, waarom niet?
De analyse van de heer Tomlinson betreft de toepassing van de IHRA-definitie in het Verenigd Koninkrijk.
Klopt het dat de aanname van de IHRA-definitie door de Britse en Oostenrijkse regering geen juridische gevolgen heeft en overheidsinstellingen niet verplicht zijn de definitie over te nemen?
Ja.
Klopt het dat de Europese Commissie en de EU Agency for Fundamental Rights (FRA) de IHRA-definitie niet formeel hebben aangenomen en niet toepassen?
De Europese Commissie en het Bureau voor de Grondrechten (Fundamental Rights Agency, FRA) hebben de IHRA-definitie inderdaad niet formeel aangenomen. Daartoe zijn zij ook niet bevoegd. Alleen de EU-wetgever kan een definitie aannemen en pas daarna kunnen de Europese Commissie en het FRA deze toepassen.
Kunt u een overzicht geven van de in Nederland reeds beschikbare wetten en regels om uitingen van racisme, waaronder antisemitisme en islamofobie, aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
De Grondwet geeft in artikel 1 een algemeen verbod van discriminatie op grond van onder meer ras en godsdienst. Dit verbod is nader uitgewerkt in de gelijkebehandelingswetgeving en het strafrecht.
Bent u van mening dat deze instrumenten een effectieve bestrijding van racisme waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Deze instrumenten bieden in samenhang met de integrale aanpak van het Nationaal actieprogramma een effectieve bestrijding van racisme.
Deelt u de mening dat de bestrijding van alle vormen van racisme, waaronder antisemitisme en islamofobie, van groot belang is en het noodzakelijk is dat de regering daar veel aandacht aan besteedt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Discriminatie is onaanvaardbaar. Het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt, en niet afgerekend wordt op vermeende groepskenmerken maar op individuele kwaliteiten. Een samenleving waar iedereen zich veilig voelt om in vrijheid vorm te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit binnen de kaders van de rechtsstaat. Het kabinet zet zich voortdurend in om racisme en discriminatie effectief te bestrijden. Het nationaal actieprogramma tegen discriminatie omvat een samenhangende aanpak om discriminatie te voorkomen en tegen te gaan. Met dit actieprogramma wordt ingezet op bestrijding van alle vormen van discriminatie en een evenwichtige combinatie van generiek en specifiek beleid, gericht op bepaalde groepen.
Deelt u de zorg, die ook door joodse vredesorganisaties is geuit, dat de bestrijding van antisemitisme niet gediend is bij een definitie van antisemitisme die zo onduidelijk, verwarrend en gepolitiseerd is als de IHRA-definitie? Zo nee, waarom niet?
Elke definitie, en dus ook een definitie van antisemitisme, is gebaat bij duidelijkheid. Voor doorwerking van de definitie in Nederland verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en de antwoorden zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer aanbieden?
Ja.
Het bericht ‘Hoofd toelatingsorganisatie aangehouden om ambtelijke corruptie’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoofd toelatingsorganisatie aangehouden om ambtelijke corruptie»?1
Ja.
Kunt u toelichten op welke manier er gesjoemeld is met verblijfsvergunningen en verblijfsvergunningsaanvragen?
Inhoudelijke informatie over deze zaak, anders dan in de pers wordt vermeld, is mij niet bekend.
In hoeverre kan het gevolg van deze fraudezaak zijn dat er Nederlandse paspoorten worden gegeven aan personen die hier geen recht op hebben?
Het enkele feit dat aan personen door de autoriteiten in Curaçao mogelijk op onjuiste gronden een verblijfstitel is verleend, betekent niet dat nu aan deze personen een Nederlands paspoort wordt gegeven. Na het verkrijgen van een verblijfsvergunning kan een vreemdeling in beginsel eerst na 5 jaar legaal verblijf een verzoek tot naturalisatie tot Nederlander indienen. Naast het bezit van een verblijfsvergunning gelden voor de naturalisatie nog andere voorwaarden. Een in Curaçao woonachtige vreemdeling dient zijn naturalisatieverzoek in bij de Gouverneur van Curaçao, die het verzoek doorstuurt aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De beoordeling van het naturalisatieverzoek vindt plaats bij de (Nederlandse) Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het recht op afgifte van een Nederlands paspoort ontstaat pas na de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.
In hoeverre wordt Nederland betrokken bij de verdere afhandeling van deze zaak gezien de impact op het land Nederland?
Het strafrechtelijk onderzoek dat nu loopt is een aangelegenheid van het Land Curaçao. Nederland is daarbij niet betrokken.
De rechtmatigheid van de afvloeiingsregeling bij de douane en de FIOD in de slotwet 2016 |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat medewerkers van de Douane en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) ook gebruik mochten maken van de vertrekregeling inclusief de vertrekbonus, ook al werd er met de Investeringsagenda niet gereorganiseerd of bezuinigd bij die diensten?
Ja.
Herinnert u zich dat voor deze reorganisatie gebruik gemaakt werd van de remplaçantenregeling in het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR)?
Ja.
Herinnert u zich dat er bij de Douane 301 en bij de FIOD 82 medewerkers vertrokken met een vertrekpremie?
Ja.
Wat waren de totale kosten van de premies (inclusief naheffing) die de douanemedewerkers en de FIOD-medewerkers ontvangen hebben?
Er is in 2016 circa € 34,5 miljoen uitbetaald. In 2017 is nog een bedrag uitbetaald van circa € 5,4 miljoen aan medewerkers die in 2016 gebruik hebben gemaakt van de regeling.
Herinnert u zich dat de heren Borstlap en Joustra daarover schrijven: «Bij een vergelijking met de remplaçantenregeling uit het ARAR, valt op dat met voormelde uitstroommogelijkheid voor de medewerkers van de Douane en de FIOD:
Ja.
De twee situaties waarop de remplaçantenregeling van het ARAR ziet, zijn dan ook niet van toepassing op medewerkers van de Douane en de FIOD»?1
Ja.
Herinnert u zich dat de Algemene Rekenkamer hierover opmerkt: «Een andere vraag was of de remplaçantenregeling (artikel 49xx van het ARAR) juist is toegepast voor de medewerkers van Douane en FIOD. Er was namelijk geen sprake van een directe plaatsing van een geremplaceerde. Wij constateren dat het ARAR geen termijn stelt aan het moment waarop een geremplaceerde de plaats moet innemen van een remplaçant. Als we ervan uitgaan dat dit op enig moment wel gebeurt, lijkt toepassing van dit artikel mogelijk voor de medewerkers van Douane en FIOD.»?2
Ja.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Een 1-op1-koppeling tussen de geremplaceerde en de remplaçant is echter niet noodzakelijk. Wel zal inzichtelijk moeten zijn dat het vertrek van een medewerker als remplaçant (op termijn) tot gevolg heeft dat een VWNW-kandidaat wordt geplaatst.»?3 Herinnert u zich dat u functies bij de Douane en FIOD eerst heeft opengesteld voor van werk naar werk-kandidaten (VWNW-kandidaten)?4
Ja.
Hoe komt het dan dat u, getuige de antwoorden op de feitelijke vragen over de wijzigingen samenhangende met de Voorjaarsnota over de begroting van het Ministerie van Financiën, nog steeds de vraag niet kunt beantwoorden hoeveel VWNW-kandidaten een van de vervulde vacatures die bij de Douane (201) en de FIOD (99) hebben gekregen?
Dit is nader bekeken en hieruit komt naar voren dat tot nu toe vijf VWNW- kandidaten ingestroomd zijn op functies bij de Douane en FIOD.
Van hoeveel vrijgekomen arbeidsplaatsen bij de Douane en de FIOD (vacatures) kunt u op dit moment aantonen dat zij direct door een VWNW-kandidaat zijn vervuld?
Zie antwoord vraag 9.
Van hoeveel vrijgekomen arbeidsplaatsen bij de Douane en de FIOD (vacatures) kunt u op dit moment aantonen dat zij middels meerdere stappen (ketens) van medewerkers met een nieuwe functie uiteindelijk door een VWNW-kandidaat zijn vervuld?
Naast de 5 VWNW-kandidaten, zoals genoemd bij vraag 10, zijn 129 medewerkers binnen de Belastingdienst doorgestroomd naar Douane en 4 naar de FIOD. Op dit moment wordt nader bekeken of deze kandidaten onder de voorwaarden van de remplaçantenregeling vallen. Ook voor de openstaande en toekomstige plekken wordt eerst gekeken naar interne doorstroming.
Binnen hoeveel tijd moeten deze stappen (ketens) te identificeren zijn om nog te passen binnen het ARAR? Kunt u aangeven wat een redelijke termijn zou kunnen zijn op grond van doel en strekking van het ARAR?
Het ARAR stelt geen termijn. De Belastingdienst wil de plekken waarop medewerkers bij Douane en FIOD met toepassing van de remplaçantenregeling zijn vertrokken, laten vervullen door een VWNW-kandidaat dan wel dat met het vertrek van de medewerker een bijdrage wordt geleverd aan een taakstelling. In het AO van 8 juni jl. heb ik gezegd het een hele klus te vinden, maar de Belastingdienst doet er alles aan.
Hoeveel van deze stappen (ketens) mogen er maximaal gevormd worden om nog te kunnen kwalificeren als passend binnen het ARAR? Kunt u aangeven wat een redelijke termijn zou kunnen zijn op grond van doel en strekking van het ARAR?
In de nota van toelichting bij het artikel 49xx ARAR en in de Circulaire uitvoering Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid is aangegeven dat het de bedoeling is dat remplaceren op een transparante, navolgbare wijze plaatsvindt. Daarin is niet bepaald hoe lang de keten mag zijn en/of binnen welke termijn de keten moet zijn afgerond, maar is wel aangegeven dat deze transparant en navolgbaar moet zijn.
Kunt u, voordat de Kamer bij de slotwet moet besluiten over kwijting over het jaar 2016 aangeven of de remplaçantenregeling juist en rechtmatig is toegepast?
Bij toepassing van de remplaçantenregeling (in het bijzonder artikel 49xx van het ARAR) worden specifieke aanvragen op dat moment getoetst aan het voldoen aan de voorwaarden van de voorliggende regeling. De Algemene Rekenkamer heeft in het Verantwoordingsonderzoek 2016 bij het jaarverslag van de Financiënbegroting geconstateerd dat het ARAR geen termijn stelt aan het moment waarop een geremplaceerde de plaats moet innemen van een remplaçant. Na toetsing, toekenning en feitelijke betaling is dan ook sprake van een rechtmatige uitgave overeenkomstig de remplaçantenregeling.
Kunt u deze vragen daarom een voor een en vóór maandag 3 juli 2017 om 18.00 uur beantwoorden?
De vragen zijn binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoord.
Een in Brunssum opgepakte Syrische terreurverdachte met een verblijfsvergunning |
|
Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe is het mogelijk dat een Syrische asielzoeker, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf, een verblijfsvergunning heeft gekregen en dus kennelijk door de screening is gekomen?1
In algemene zin geldt dat alle betrokken organisaties tijdens het gehele asielproces alert zijn op signalen die de nationale veiligheid kunnen raken. Er wordt al geruime tijd geïnvesteerd in de gehele vreemdelingenketen om dergelijke signalen te onderkennen, maar ook toen bijvoorbeeld de screening nog niet was geïnstitutionaliseerd in het asielproces, was de IND alert op signalen die kunnen duiden op een gevaar voor de nationale veiligheid.
Dat alles neemt niet weg dat nooit geheel kan worden uitgesloten dat er ten tijde van een aanvraag geen bijzonderheden zijn of worden geconstateerd die een inwilliging van een verblijfsaanvraag in de weg staan en dat op een later moment alsnog een verdenking ontstaat.
In deze individuele casus is inmiddels gebleken, en ook door het openbaar ministerie naar buiten gebracht, dat deze man ten onrechte in verband is gebracht met een terroristisch misdrijf.
Hoeveel andere asielzoekers die naar Nederland zijn gekomen worden verdacht van betrokkenheid bij terroristische activiteiten? Realiseert u zich dat u de samenleving ernstig in gevaar brengt met het open grenzen-beleid?
Het OM registreert niet op verblijfstatus. Zoals ook in de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, geldt in zijn algemeenheid dat partners in de Vreemdelingenketen alert zijn op signalen van jihadisten in de asielinstroom. Zij geven signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar kan vormen voor de nationale veiligheid altijd door aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de politie. Deze signalen worden onderzocht en waar nodig worden maatregelen getroffen.
Waarom gaat u willens en wetens door met het importeren van gevaar, wetende dat IS-terroristen met de asielstroom naar Europa komen?
De vraagstelling wekt de indruk dat het praktisch of juridisch mogelijk zou zijn de Nederlandse grenzen hermetisch af te sluiten en zo eenvoudig alle risico’s voor de samenleving weg te nemen. Die indruk is onjuist.
Het kabinet wil bescherming bieden aan mensen die in Nederland asiel vragen en van wie de IND vaststelt dat ze die bescherming ook daadwerkelijk nodig hebben. Veel van de personen die in Nederland bescherming vragen en krijgen zijn juist slachtoffers van IS-barbarisme die daarvoor zijn gevlucht. Dat neemt niet weg dat ik de asielinstroom nauwgezet volg en alert ben op opvallende wijzigingen. In dit verband wil ik tevens wijzen op de vele maatregelen die door dit kabinet, al dan niet in EU-verband zijn genomen, die hebben geleid tot een lagere instroom alsmede op de maatregelen die misbruik van de asielprocedure tegengaan.
Hoewel de Nederlandse overheid alert is op de risico’s en asielzoekers screent, kan ik niet de garantie geven dat de Nederlandse asielprocedure nooit misbruikt kan worden door (potentiële) terroristen.
Bent u bereid (deze) Syrische terrorist(en) na een hopelijk lange straf direct uit te zetten naar het land van herkomst? Zo nee, waarom wilt u de Nederlandse samenleving blijvend met gewelddadige jihadisten opzadelen?
Wanneer een persoon onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een terroristisch misdrijf, of wanneer de AIVD of MIVD een ambtsbericht uitbrengt waarin geconcludeerd wordt dat een persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid, beziet de IND of er vreemdelingrechtelijke of nationaliteitsrechtelijke acties ondernomen kunnen worden.
Hierbij kan worden gedacht aan het weigeren, intrekken en/of niet verlengen van een verblijfsvergunning, het opleggen van een inreisverbod en terugkeerbesluit, alsook het ongewenst verklaren van de vreemdeling. Daarnaast kan ook het Nederlanderschap worden geweigerd of ingetrokken.
Wanneer sluit u de grenzen niet voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Elke dag.
Het bericht ‘Stoelendans binnen Eilandsraad en BC nog niet voorbij’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Stoelendans binnen Eilandsraad en BC nog niet voorbij»?1
In hoeverre acht u de vele wisselingen in het Bestuurscollege en binnen de eilandsraad wenselijk?
Hoewel de vele wisselingen plaatsvinden binnen de democratische spelregels zijn ze een nadrukkelijk punt van zorg. Ook vanuit de samenleving en het bedrijfsleven op Bonaire worden hierover zorgen geuit.
De vele wisselingen dragen er naar mijn opvatting niet toe bij dat vanuit het Openbaar Lichaam bestendig beleid en uitvoering daarvan tot stand komt. Dienstverlening aan de burgers komt onder druk en de afstand tussen politiek en inwoners wordt mogelijk vergroot. Daarnaast zijn de vele wisselingen ook van betekenis voor de relatie met Nederland. In die relatie en het bereiken van gewenste verbeteringen voor de bevolking van Bonaire is het van belang dat gewerkt kan worden aan het opbouwen van onderling vertrouwen. Vanuit dat vertrouwen ontstaan eerder mogelijkheden om samen met het bestuur van Bonaire stappen vooruit te zetten in het belang van de inwoners van Bonaire. Een en ander heb ik ook uitgedragen tijdens mijn recente bezoek aan Bonaire.
Ten aanzien van de mogelijke invloed van de vele wisselingen op de financiële situatie van het eiland merk ik het volgende op. Het College financieel toezicht
heeft tot taak het adviseren van de openbare lichamen en de Minister van BZK in het kader van het toezicht op de toepassing van de bij de Wet financiën openbare lichamen BES vastgestelde normen ter zake van de voorbereiding, de uitvoering en de verantwoording van de begroting door het openbaar lichaam, alsmede van het toezicht op de verbetering van het financieel beheer, de inrichting en de werking van de administraties en het betalingsverkeer. Tot nu heb ik geen signalen dat de vele wisselingen leiden tot een verslechterde financiële positie van het eiland. Wel staat het openbaar lichaam voor de opgave het financieel beheer te verbeteren.
Waardoor ontstaan de vele wisselingen binnen de Eilandsraad en het Bestuurcollege?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben de vele wisselingen invloed op de relatie met Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre hebben de vele wisselingen invloed op de financiële situatie van het eiland?
Zie antwoord vraag 2.
Is hier nog sprake van goed bestuur?
Zie antwoord vraag 2.
Leraren die worden gekort op salaris voor deelname aan staking |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Klopt het dat vijftien basisscholen van scholenstichting Kans & Kleur in de regio Nijmegen leraren die op 28 juni jl. het werk hebben neergelegd, korten op hun salaris?1
Naar ik heb begrepen hebben de instelling en de vakorganisaties CNV en AOB inmiddels met elkaar gesproken en wordt het salaris doorbetaald over de periode dat het werk is neergelegd.
Begrijpt u het onbegrip bij veel betrokken leraren over deze salariskorting mede in het licht van de steun van de PO-Raad en het strijdpunt van de staking dat leraren in het primair onderwijs zich onderbetaald voelen?
Stakingen en werkonderbrekingen zijn een zaak van werkgevers en werknemers. Werkgevers kunnen het salaris over de tijd van werkonderbreking doorbetalen, maar zijn daartoe niet verplicht.
Gaat u het schoolbestuur in morele zin hierop aanspreken? Zo ja, wilt u de Kamer over de uitkomsten hiervan informeren? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels is besloten dat het salaris door de instelling wordt doorbetaald.
Het bericht dat Italië weer wordt overspoeld met migranten |
|
Geert Wilders (PVV), Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geen strobreed in de weg. Libische kust zo lek als een mandje» waarin wordt gesteld dat er in twee dagen tijd ruim 13.500 migranten via Libië Italië binnenkwamen?1
Ja
Klopt het dat alleen de laatste twee dagen al 13.500 migranten Italië hebben bereikt? Zo ja, bent u het dan met de heer Tusk eens dat niets heeft geholpen om de stroom migranten te stoppen? Realiseert u zich dat deze stormloop op Europa het resultaat is van het wanbeleid om iedereen actief naar Europa te brengen?
Gegevens van de Europese Commissie bevestigen dat in de laatste week van juni ruim 12.000 migranten in Italië zijn aangekomen. Het aantal aankomsten wisselt echter sterk, mede afhankelijk van de weersomstandigheden. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar is sprake van een zeer lichte stijging van ongeveer 1%. Tot en met 30 juli jl. zijn in 2017 circa 94.800 migranten in Italië aangekomen. Tot op heden blijft de eerder verwachte grote toename van het aantal aankomsten uit.
Dat een onverminderd aantal migranten hun levens blijven wagen door gebruik te maken van de cynische diensten van mensensmokkelaars is evident en onacceptabel. Het kabinet is dan ook verheugd met het actieplan dat de Europese Commissie op 4 juli presenteerde met aanvullende acties om de druk op de Centraal-Mediterrane route te verlichten. Het ingezette beleid zal verder worden geïntensiveerd en er zal voortgebouwd worden op de reeds behaalde resultaten. Zoals ook weer door recente berichtgeving is bevestigd2, is een recordaantal migranten vanuit Libië en andere transitlanden langs de route zoals Niger vrijwillig teruggekeerd naar hun landen van herkomst. Ook is de Libische Kustwacht steeds beter in staat om de eigen territoriale wateren te controleren en wordt mede daardoor voorkomen dat nog meer migranten in levensbedreigende situaties op zee komen. Dit verklaart ook deels waarom het aantal aankomsten t.o.v. vorig jaar relatief gelijk loopt en bevestigt het belang om deze aanpak voort te zetten.
Hoeveel van de migranten die Italië hebben bereikt, reizen uiteindelijk door naar de overige EU-landen?
Migranten worden in Italië middels de hotspotaanpak geregistreerd en opgevangen, waarna men een asielaanvraag kan doen. Indien de asielzoeker in aanmerking komt voor herplaatsing, kan deze worden overgebracht naar een andere EU lidstaat. Indien de asielaanvraag wordt afgewezen of daar geen sprake van is, is terugkeer aan de orde. Italië heeft meerdere maatregelen getroffen, waaronder een intensivering van grenscontroles, om te voorkomen dat migranten onrechtmatig doorreizen naar andere EU lidstaten en daar asiel aanvragen. Indien dat onverhoopt toch gebeurt, worden zij in beginsel op basis van de Dublinverordening teruggestuurd naar Italië.
In het Actieplan van 4 juli jl. dringt de Commissie er bij Italië op aan om reeds aangekondigde maatregelen versneld door te voeren. Deze maatregelen zijn er vooral op gericht om de terugkeerinspanningen te vergroten. Expliciet wordt Italië opgeroepen om het aantal locaties waar de hotspotaanpak wordt toegepast te vergroten, de opvang- en detentiecapaciteit significant uit te breiden en maatregelen te introduceren die de detentietermijn verlengen en de asielprocedures, inclusief de bezwaarprocedures, te verkorten. De Commissie stelt hiervoor per direct € 35 miljoen ter beschikking.
Tijdens de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook gesproken over de ondersteuning aan Italië om een effectief migratiebeleid te voeren. De lidstaten hebben daarvoor hun steun uitgesproken. Het is duidelijk dat het merendeel van de migranten die aankomen in Italië geen zicht op legaal verblijf in de EU heeft. Het verbeteren van terugkeer is dan ook noodzakelijk om de situatie in Italië beheersbaar te kunnen houden.
Klopt het dat migranten steeds dichter bij de Libische kust worden opgepikt? Zo ja, op welke afstand van de Libische kust kunnen de migranten overstappen op de pendeldienst naar Italië?
Uitgangspunt is dat buitenlandse schepen niet zonder toestemming de territoriale wateren van een kuststaat betreden. Volgens het zeerecht is deze afstand maximaal twaalf zeemijl (ruim 22 kilometer) uit de kust. Uit onder andere informatie van Frontex en de Italiaanse Kustwacht3, blijkt dat schepen van hulporganisaties de afgelopen jaren steeds dichter bij deze grens zijn gaan varen.
Kunt u aangeven hoe dit gebied zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat meer dan een derde van de migranten door non gouvernementele organisaties (ngo's) worden opgepikt en vervolgens naar EU-havens worden gebracht? Zo ja, welke ngo’s zijn dat?
Naast de Europese missies EUNAVFOR MED Sophia en Frontex-operatie Triton, zijn verschillende non-gouvernementele organisaties in het Middellandse Zeegebied actief. Onder coördinatie van de Italiaanse autoriteiten nemen zij, naast de genoemde operaties en koopvaardijschepen, deel aan reddingsacties en nemen zij drenkelingen aan boord. Het gaat om zowel non-gouvernementele organisaties als Médecins Sans Frontières, Save the Children, Sea Watch, SOS Mediterranee, Sea Eye, Jugend Rettet en anderen als particuliere initiatieven zoals MOAS. Volgens verschillende schattingen worden ca. 40% van de migranten die in Italië aankomen via de Centraal Middellandse Zeeroute door ngo’s aan wal gebracht.
Kunt u garanderen dat deze ngo’s op geen enkele wijze direct of indirect Nederlands belastinggeld ontvangen?
Zoals in de beantwoording op eerdere schriftelijke vragen is aangegeven, ontvangen deze organisaties geen subsidies of andere vormen van financiering voor hun activiteiten op de Middellandse Zee.4
Tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de informele JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. is ook over dit onderwerp gesproken. Deze organisaties verrichten in de meeste gevallen ook ander werk en leveren belangrijke bijdragen aan bijvoorbeeld de opvang van migranten en de bescherming van (alleenstaande) minderjarigen in de regio, maar ook in Europa. Het is dan ook niet wenselijk om alle ngo’s op voorhand over één kam te scheren. Het kabinet meent dat de uitkomsten van het Italiaanse onderzoek naar de vermeende betrokkenheid van ngo’s bij mensensmokkel eerst moeten worden afgewacht, alvorens conclusies te trekken over de financiële relatie met deze organisaties.
Hoeveel (vracht)schepen die onder Nederlandse vlag varen zijn betrokken bij deze vorm van mensensmokkel? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen schepen onder Nederlandse vlag meer fungeren als pendeldienst voor bootmigranten?
Het is het kabinet bekend dat verschillende koopvaardijschepen die onder de Nederlandse vlag varen op hun doorreis door het Middellandse Zeegebied, gehoor hebben gegeven aan verzoeken van de Italiaanse overheid om deel te nemen aan reddingsoperaties op zee, conform hun verplichting op grond van het geldende zeerecht. Hoeveel en welke dit precies zijn is niet bekend. Schepen zijn niet verplicht hun deelname aan reddingsoperaties die op verzoek van andere kuststaten plaatsvinden te melden bij de autoriteiten van de vlaggenstaat.
Voordat een schip in Nederland teboekgesteld kan worden, moet een aanvraag worden ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport voor een nationaliteitsverklaring, waarbij gegevens moeten worden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de reder of eigenaar voldoet aan de vereisten voor inschrijving. Zo wordt zekerheid verschaft dat het schip bestaat en dat degene die de aanvraag voor inschrijving indient daadwerkelijk de gerechtigde is van het schip of namens de gerechtigde optreedt (identificatie van schip en eigenaar). Na inschrijving in het scheepsregister is het schip een Nederlands schip. Daarna kan de reder of eigenaar een zeebrief aanvragen waarmee wordt aangetoond dat het schip gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren. Dit geldt ook voor pleziervaartuigen.
Kortom, het enkel voeren van de Nederlandse vlag betekent nog niet dat er een vlaggenstaatrelatie ontstaat. Hiervoor is inschrijving in het scheepsregister benodigd.
Naast een vlaggenstaatrelatie kunnen ook op een andere wijze relaties tussen Nederland en de eigenaren en bemanning van een schip bestaan. Welke juridische consequenties dat heeft, zal per individueel geval moeten worden beoordeeld.
Voor zover het kabinet bekend, staat op dit moment alleen ten aanzien van de «Iuventa» vast – dat wordt gebruikt door de Duitse ngo Juggend Rettet – dat dit een ngo schip is dat onder de Nederlands vlag vaart tussen Libië en Italië. Dit schip is onderdeel van een lopend Italiaans strafrechtelijk onderzoek.
Welke rol speelt de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in dit geheel? Hoeveel Nederlands belastinggeld gaat er naar deze organisatie?
IOM richt zich op het bevorderen van waardige, ordelijke en veilige manieren van migratie en op het bestrijden van irreguliere migratie. IOM beschikt over operationele capaciteit om transit- en herkomstlanden te ondersteunen bij het versterken van hun migratiemanagement en om de bescherming van vluchtelingen en kwetsbare migranten te verbeteren. Daarnaast levert IOM een belangrijke bijdrage aan het ondersteunen van landen op het gebied van vrijwillige terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers en irreguliere migranten in hun landen van herkomst. Voor 2017 is een Nederlandse bijdrage van EUR 22 miljoen aan IOM-programma’s voorzien. Hiermee wordt een breed scala aan activiteiten ondersteund, zoals de vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers en irreguliere migranten uit Nederland, de inzet van diaspora voor ontwikkeling in hun land van oorsprong, de terugkeer en herintegratie van gestrande migranten vanuit Libië en Marokko en dataverzameling over migratiestromen in Oost- en Noord-Afrika.
Deelt u de mening van het IOM dat «With 244 million people on the move, migration is inevitable, necessary, and desirable»? Zo ja, hoe staat dit in verhouding tot het doel om de migratiestroom een halt toe te roepen? Zo nee, wanneer zet u de financiering van deze organisatie stop?
De uitspraak van IOM verwijst naar reguliere migratie. Verreweg het grootste deel van de migratie in de wereld is regulier. De huidige migratieproblematiek in Nederland en Europa hangt vooral samen met illegale en irreguliere migratiestromen, die plaatsvinden buiten de geldende regelgeving om. Het kabinet spant zich in om irreguliere migratie tegen te gaan, de grondoorzaken van migratie te adresseren, en migratiestromen richting Europa beheersbaar te houden. IOM levert hieraan een zichtbare bijdrage. Het kabinet ziet derhalve geen reden om de financiering van deze organisatie stop te zetten
Waarom blijft u vasthouden aan de falende EU-grensbewaking in plaats van dat u onze eigen nationale grenzen sluit voor alle asielzoekers en immigranten uit islamitische landen?
Zoals u bekend, vindt het kabinet dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen voor bepaalde groepen mensen geen realistische, laat staan een structurele oplossing is voor het complexe migratievraagstuk. De Grondwet staat discriminatie niet toe. Een dergelijke maatregel miskent bovendien de negatieve impact op de Nederlandse economie. In plaats van achter onze grenzen te wachten, spant het kabinet zich in om in samenwerking met Europese partners, de Europese Commissie en belangrijke landen van transit en herkomst, afspraken te maken om deze migratie- en vluchtelingenstromen beheersbaar te houden. Een alomvattende aanpak is nodig. Zo’n aanpak kan Nederland niet alleen uitvoeren, maar dient in Europees verband plaats te vinden.
Voor een verdere uitleg, verwijst het kabinet u naar de eerdere beantwoording van deze zelfde vraag.5
De confiscaties door Turkse overheid van Aramese kerken en kerkbezittingen |
|
Joël Voordewind (CU), Sadet Karabulut , Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP), Lammert van Raan (PvdD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de Turkse overheid een decreet heeft uitgevaardigd waarmee meer dan 50 kerken en kloosters in eigendom komen van het Turkse ministerie voor godsdienstzaken (Diyanet)?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat het hier inderdaad gaat om confiscatie van Aramese kerken en bezittingen?
Formeel is er sprake van eigendomsoverdracht naar aanleiding van bestuurlijke herindeling binnen de provincie Mardin. Volgens de Turkse autoriteiten is dit conform de geldende wet- en regelgeving gebeurd en gaat het niet om confiscatie. Het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken Diyanet heeft op 23 juni jl. berichten ontkend dat sommige eigendommen aan deze instantie zijn overgedragen. Op 5 juli jl. bevestigde de grootstedelijke gemeente Mardin dat deze eigendommen niet aan Diyanet zijn overgedragen. Het effect van de bestuurlijke herindeling is wel dat een aantal eigendommen die al meer dan duizend jaar in gebruik zijn bij de Aramese gemeenschap nu eigendom zijn geworden van de Turkse staat.
Wat is de rechtvaardiging die de Turkse overheid hiervoor geeft?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u deze jongste maatregel gericht tegen deze christelijke minderheid?
De ambassade in Ankara onderhoudt over deze zorgelijke kwestie nauw contact met de Aramese gemeenschap en NGO’s die zich bezighouden met de rechten van minderheden in Turkije. Nederland zal de rechten van religieuze minderheden in Turkije bij de autoriteiten blijven aankaarten. Samen met een aantal andere EU-ambassades zal de situatie van de christelijke minderheden ter plekke zo spoedig mogelijk door middel van een veldbezoek verder worden onderzocht.
Bent u bereid hierover opheldering te vragen bij de Turkse overheid? Bent u tevens bereid uw Europese collega’s op te roepen tot een gezamenlijke krachtige stellingname hiertegen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Rijksdienst: 'Maak van niet te redden monumenten ruïnes' |
|
Carla Dik-Faber (CU), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Rijksdienst: «Maak van niet te redden monumenten ruïnes»»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) bepaald cultureel erfgoed al lijkt op te geven door met aanbevelingen te komen over het behouden van ruïnes van monumenten en beeldbepalende panden in het aardbevingsgebied?
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft, in het kader van het Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021 van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), een extern onderzoeksbureau de opdracht gegeven een afwegingskader te maken dat gemeenten kan helpen met de versterkingsopgave voor monumentale gebouwen. Dit kader is op dit moment nog niet afgerond, maar richt zich juist op behoud van en zorgvuldige omgang met monumenten bij de versterkingsopgave. Er is geen sprake van dat de RCE daarbij de aanbeveling zal doen om monumenten als ruïne te behouden.
Vindt u het ook onverteerbaar dat cultureel erfgoed als «niet meer te behouden» wordt gezien? Vindt u ook dat dit niet past bij het doel in het Meerjarenprogramma om het Groningse erfgoed, de landschappelijke kwaliteit en de gebiedsidentiteit te behouden?
De inzet van de NCG en van de RCE is om al het mogelijke te doen om het erfgoed te behouden. Niettemin kan het in een enkel geval zo zijn dat een monument zodanig beschadigd is of door versterking zodanig aangetast zou worden dat behoud van het monument niet mogelijk is. De eigenaar en de gemeente besluiten vervolgens wat er met het monument gebeurt.
Kunt u inschatten hoeveel gebouwen als «niet meer te behouden» worden gezien?
Op dit moment hebben wij nog niet voldoende gegevens beschikbaar om hier een betrouwbare uitspraak over te kunnen doen.
Wat doet u er aan om het proces om Gronings erfgoed te redden, te versnellen aangezien uit het advies van de RCE blijkt dat de urgentie en de risico’s hoog zijn?
Zoals de Minister van Economische Zaken in zijn antwoorden op recente vragen van het lid Dik-Faber over het Gronings erfgoed heeft aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2150), wordt door de twaalf gemeenten in het aardbevingsgebied, de provincie, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de RCE en de NCG gewerkt aan een gezamenlijk erfgoedprogramma. Van hieruit worden in programmatisch verband concrete acties uitgevoerd die zijn gericht op een toekomstbestendig Gronings erfgoed bij schadeherstel en versterking. Wij streven ernaar het erfgoedprogramma voor het einde van het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden.
Kunt u toezeggen dat, ook voor het cultureel erfgoed dat buiten de contourenkaart ligt, er alles aan gedaan zal worden om dit te behouden?
Zie antwoord vraag 5.
In een eerdere beantwoording van vragen heeft u toegezegd met lokale organisaties in gesprek te gaan; heeft u al geïnventariseerd wat de reactie van de betrokken organisaties op de aanbevelingen van de RCE? Zo ja, wat doet u met hun inbreng?2
De RCE geeft aan dat bij de totstandkoming van het concept afwegingskader diverse organisaties, eigenaars en bewoners van monumenten betrokken zijn geweest. De NCG en de RCE zullen de voorgestelde werkwijze gezamenlijk uitwerken en toetsen in de praktijk, in samenwerking met de gemeenten en eigenaren. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Het bericht “Milieuactivisten maken voor tienduizenden euro’s schade” |
|
Roy van Aalst (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Milieuactivisten maken voor tienduizenden euro’s schade» en wat vindt u ervan dat de politie dit heeft toegestaan?1
Ik heb kennis genomen van dit bericht. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u aangeven of de actiegroep Code Rood op enigerlei wijze financiële ondersteuning vanuit de overheid krijgt en, zo ja, bent u dan bereid om hun anbi-status in te trekken?
Voor zover bekend heeft Code Rood niet de status van een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Ik verwijs naar onderstaande internetlink van de belastingdienst2.
Klopt het dat de politie er vooraf van op de hoogte was dat ecoterroristen van Code Rood zich als onbevoegden op een bedrijventerrein zouden begeven om de bedrijfsvoering te hinderen dan wel stil te leggen? Zo ja waarom heeft de politie dit toegestaan?
De burgemeester is verantwoordelijk voor de aansturing van de politie ten aanzien van de openbare orde in zijn of haar gemeente. Specifieke vragen over het genoemde voorval in Amsterdam zouden dan ook moeten worden gesteld aan het lokale gezag. De burgemeester van Amsterdam heeft mij desgevraagd van de volgende informatie voorzien: de politie was op de hoogte dat de actiegroep Code Rood mogelijk een actie zou uitvoeren bij één of meerdere van de vele bedrijven gevestigd in het Amsterdamse havengebied, dat omvangrijk is. De politie wist niet op voorhand tegen welk bedrijf of bedrijven een actie gericht zou zijn en op welk moment een actie precies zou plaatsvinden. Met bedrijven is vooraf overleg gevoerd en de bedrijven zijn daarbij geadviseerd om ook zelfstandig maatregelen te nemen.
Bij de start van de actie kon de politie niet direct optreden gezien het grote aantal actievoerders (circa 300 personen) dat een industrieel bedrijventerrein betrad. Nadat de actievoerders het bedrijventerrein betraden heeft de politie in eerste instantie samen met het bedrijf en vertegenwoordigers van de actievoerders een afspraak gemaakt over op welk moment de actievoerders het bedrijventerrein weer zouden verlaten. Toen een deel van de actievoerders deze afspraak niet na leek te komen, heeft de politie de-escalerend en gefaseerd opgetreden en heeft de actie beëindigd.
Waarom heeft de politie niet ingegrepen op het moment dat ecoterroristen van Code Rood de ketting van het hek van het bedrijventerrein doorknipten en zich dus schuldig maakten aan huisvredebreuk?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom slechts 5 van de 300 inbrekende ecoterroristen van Code Rood zijn opgepakt en in hoeverre er nog actie ondernomen wordt om meer inbrekers te arresteren?
Er zijn in totaal dertien verdachten aangehouden op het bedrijventerrein. Het betreft twee groepen, één van vijf en één van acht verdachten. De groep van vijf wordt – naast huisvredebreuk – verdacht van het plegen van openlijk geweld en het plegen van vernieling tezamen en in vereniging. De groep van acht wordt – eveneens naast huisvredebreuk – verdacht van het plegen van openlijk geweld en het plegen van mishandeling. Alle verdachten hebben een dagvaarding ontvangen voor een behandeling van hun strafzaken. Op dit moment zijn er geen concrete opsporingsindicaties ten aanzien van andere verdachten.
Kunt u aangeven of en op welke wijze de schade van zo’n 50.000 euro verhaald gaat worden op de daders en welke straffen de daders ten laste worden gelegd?
Aangevers kunnen zich voegen als benadeelde partij, waarbij de rechter een vordering ontvankelijk of niet-ontvankelijk kan verklaren en bij een ontvankelijkheid de vordering geheel of ten dele kan toewijzen. Een andere optie is om de schade te verhalen via civielrechtelijke weg. Voor wat betreft het antwoord op de vraag over de feiten die de verdachten ten laste worden gelegd, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5. Voor wat betreft het antwoord op de vraag welke straffen zullen worden opgelegd; het is aan de rechter om te bepalen welke straf passend en geboden is.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat zeven jaar geleden het kabinetsbeleid nog was dat je inbrekers een paar ferme tikken mocht geven en dat nu zelfs de politie urenlang toekijkt hoe er bij een bedrijf wordt ingebroken?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Gelden er voor klimaatactivisten soms andere regels en wetten? Zo nee, waarom worden die dan niet gehandhaafd?
Zie antwoord vraag 7.
Een schip dat in de nabijheid van marineschepen is geëxplodeerd voor de kust van Somalië |
|
Raymond de Roon (PVV), Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u de berichtgeving over een geëxplodeerd schip voor de kust van Somalië?1 2
Het kabinet kan de berichtgeving niet bevestigen. De berichten over een mogelijk incident op 26 juni jl. betroffen zeer waarschijnlijk geen marineschip. Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft EUNAVFOR Atalanta het Italiaanse fregat Espero, dat zich ten tijde van het gemelde incident op een afstand van ongeveer 40 zeemijl van de positie van de melding bevond, de opdracht gegeven op onderzoek uit te gaan maar dit fregat heeft ter plaatse geen bijzonderheden waargenomen.
Zowel de initiële incidentmelding als de daaropvolgende acties van EUNAVFOR Atalanta geven geen aanleiding om verder onderzoek te verrichten. Het Nederlandse marineschip, dat dit najaar in EUNAVFOR Atalanta wordt ingezet, treft de gebruikelijke beschermingsmaatregelen.
Klopt het getuigenverslag dat het een marineschip betreft en twee andere marineschepen vrijwel direct hulp boden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat, zoals EUNAVFOR bericht, bij het incident geen marineschepen van EU-lidstaten betrokken zijn geweest?3
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u nagaan van welke landen de marineschepen in kwestie dan wél waren en wat zij daar op dat moment deden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om exact te achterhalen wat de explosie en het zinken van het schip heeft veroorzaakt, aangezien Nederland dit najaar een marineschip die kant op stuurt?
Zie antwoord vraag 1.
Beschermde identiteit voor teruggekeerde Zweedse jihadisten |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt de berichtgeving dat teruggekeerde Zweedse jihadisten een beschermde identiteit krijgen om hun «reïntegratie in de samenleving te bevorderen»?1 Hoeveel personen betreft dit?
Nee, deze berichtgeving klopt niet. Uit navraag bij de Zweedse autoriteiten blijkt dat de Zweedse overheid geen beleid voert waarbij Zweedse uitreizigers bij terugkeer een nieuwe identiteit krijgen. In algemene zin geldt dat een Zweedse burger die bedreigd wordt, aan de overheid kan verzoeken om afscherming van de privégegevens. De politie beoordeelt of de bedreiging dusdanig is dat afscherming van privégegevens gerechtvaardigd is. Privégegevens kunnen vervolgens worden afgeschermd van in Zweden openbare registers, waardoor buitenstaanders geen toegang meer hebben tot privégegevens zoals adres, telefoonnummer, of kenteken van de auto. Aan de identiteit verandert dit echter niets, en aan de gegevens in de overheidsadministratie evenmin.
Kunnen deze Zweedse jihadisten met hun nieuwe identiteit ongehinderd door de EU en dus ook door Nederland reizen? Kunnen zij zich in Nederland vestigen?
Aangezien de berichtgeving niet juist is, zijn antwoorden op deze vragen niet van toepassing.
Zijn de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten op de hoogte van deze nieuwe identiteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u verhinderen dat deze jihadisten voet op Nederlandse bodem of op Nederlandse lucht- en scheepvaartuigen zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u in staat om de bewegingen van deze jihadisten in Europa te volgen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het blootstellen van Nederland aan terugkerende jihadisten – al of niet voorzien van een nieuwe identiteit – een krankzinnig idee is?
Personen met de Nederlandse nationaliteit kunnen terugkeren naar Nederland. Indien uitreizigers/Syriëgangers terugkeren worden zij bij terugkeer aangehouden voor verhoor en indien mogelijk strafrechtelijk vervolgd. Daarnaast wordt in een multidisciplinair casusoverleg een inschatting van de dreiging gemaakt en een individueel plan van aanpak met toepasselijke interventies opgesteld. Er kunnen zwaarwegende redenen zijn dat legale terugkeer naar Nederland en het Schengengebied moet worden voorkomen. In die gevallen kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid Nederlanderschap van uitreizigers met een dubbele nationaliteit in te trekken in het belang van de nationale veiligheid.
Hoe gaat u Nederland beschermen tegen deze jihadisten?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat juffen en meesters die staakten een uur minder loon krijgen |
|
Peter Kwint |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat het niet door de beugel kan dat de stichting Kans en Kleur in Wijchen en omgeving een uur op het loon inhoudt van leraren die meededen aan de actie van het PO-front en dus het eerste uur geen lesgaven, Kunt u uw antwoord toelichten?1
Inmiddels is duidelijk geworden dat na overleg tussen de stichting Kans en Kleur en de vakorganisaties AOB en CNV het loon wordt doorbetaald.
Zijn er ook andere schoolbesturen die naar aanleiding van deze actie van het PO-front waarbij basisschoolleraren het eerste uur geen lesgaven, besloten hebben om een uur op hun loon in te houden? Zo ja, om hoeveel scholen gaat het? Bent u bereid deze schoolbesturen daarop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Uit navraag bij de PO-Raad is naar voren gekomen dat er geen andere schoolbesturen zijn die een uur op het loon inhouden vanwege de actie.