Het bericht 'Geen ‘kerst’, maar wel ramadan mét scheiding mannen en vrouwen bij overheidsorgaan' |
|
Bente Becker (VVD), Judith Tielen (VVD) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Geen kerst maar wel Ramadan met scheiding van mannen en vrouwen bij overheidsorgaan»?1
Klopt het dat het personeelsbeleid van het CAK dusdanig is dat de viering van kerst is omgezet in een winterglowfeest en binnenkort een iftar-maaltijd georganiseerd wordt met gescheiden gebedsruimtes voor mannen en vrouwen, waarbij de medewerkers wordt opgeroepen mee te doen aan vasten voor een dag?
Deelt u de mening dat een overheidsorganisatie wordt geacht (religie-)neutraal te zijn en het dan ook niet past om eenzijdig de iftar te promoten? Deelt u de mening dat door het afschaffen van de oorspronkelijke kerstviering er op zijn minst de indruk wordt gewekt dat voor één specifieke religie ruimte wordt geboden en voor de ander niet? En deelt u de mening dat dat zeer ongepast is voor een organisatie die van belastinggeld wordt betaald?
Kunt u zich voorstellen dat er medewerkers bij het CAK zijn die hebben aangegeven zich niet prettig te voelen bij deze gang van zaken? Wat zegt u tegen hen en waar kunnen zij terecht?
Deelt u de mening dat het scheiden van mannen en vrouwen überhaupt niet past binnen een overheidsorganisatie?
Komt het aanbieden van gescheiden (gebeds)ruimtes op meer plekken voor binnen (evenementen van) het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) of organisaties die onder de financiering van het miniserie van VWS vallen? Als u dit niet weet, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Is het juist dat het CAK momenteel jaarlijks 190 miljoen euro aan belastinggeld ontvangt voor het uitvoeren van wettelijke taken rond onder andere de langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015?
Welke afspraken heeft u met het CAK gemaakt over zijn governance en personeelsbeleid? Hoe past de eenzijdige inzet op het vieren van de ramadan en het afschaffen van kerst binnen deze afspraken? Hoe kon het CAK inschatten dat dit voor u akkoord zou zijn?
Is het juist dat het CAK volgens de laatste kaderbrief nog moet werken aan betere dienstverlening voor klanten die zorg gebruiken en aan een doelmatiger besteding van belastinggeld? Hoe verhouden dergelijke religieuze programma’s zich tot deze opgave?
Bent u bereid op korte termijn in overleg te treden met het CAK om te waarborgen dat het een neutralere insteek kiest ten aanzien van personeelsbeleid en vieringen voor het personeel?
Bent u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
De zorgwekkende uitkomsten van de inspectie Gezondheid en Jeugd over de situatie van kinderen in de opvang |
|
Michiel van Nispen |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
Bent u bekend met de uitkomsten van de Inspectie Gezondheid en Jeugd over het toezicht op de asielopvang 2024?1
Wat vindt u van de indringende conclusie dat de gezondheidszorg voor de meest kwetsbaren, waaronder kinderen, chronisch zieken en zwangere vrouwen, momenteel niet op orde is en daarmee ernstige risico’s oplevert voor de gezondheid?
Hoe kijkt u naar de conclusie over de situatie van kinderen waarin wordt geconstateerd dat er nog steeds na herhaaldelijke oproepen ernstige risico’s zijn die hun gezonde en veilige ontwikkeling belemmeren, waarmee niet voldaan wordt aan de rechten van het kind en asielkinderen ernstig risico op blijvende en mogelijk onherstelbare schade hebben?
Voelt u zich verantwoordelijk voor kinderen van asielzoekers die zich in de Nederlandse opvang bevinden? Zo ja, hoe ziet u die verantwoordelijkheid in het licht van de conclusies van dit rapport?
Bent u het met de Inspectie eens dat de overheid momenteel ernstig tekortschiet in de zorg die nodig is voor asielkinderen?
Welke maatregelen zijn er sinds de eerdere oproepen genomen om de situatie te verbeteren, en waarom hebben deze niet het gewenste effect gehad?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat er voldoende geschikte en stabiele opvangplekken komen voor kinderen, zodat zij niet telkens hoeven te verhuizen?
Deelt u de mening dat het zelf exploiteren van locaties door gemeenten een kans biedt voor kleinschalige opvang, met oog voor kwetsbare groepen zoals kinderen? . Ziet u de toegevoegde waarde van kleinschalige locaties voor het welzijn van kinderen?
Bent u bereid de aanbevelingen van het Inspectierapport volledig en met hoge prioriteit over te nemen? Zo nee, waarom niet?
Hoe verhouden de uitkomsten van de Inspectie zich volgens u met de uitvoering van de motie van het lid Van Nispen c.s. over goede opvang van kinderen in de asielopvang prioriteit geven waarin ook maandelijks gerapporteerd moet worden over de situatie van kinderen in de asielopvang?2
Heeft u inmiddels in beeld welke locaties ongeschikt zijn voor kinderen en bent u bereid ervoor te zorgen dat kinderen daar per direct niet meer geplaatst worden, in lijn met de motie van het lid Van Nispen c.s.?3
Bent u bereid om, naast het contactpersoon kind, meer personeel van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op locaties een training te laten volgen op het gebied van kind-specifieke expertise, zodat al het personeel de kennis en kunde in huis heeft?
Het artikel 'Geen ‘kerst’, maar wel ramadan mét scheiding mannen en vrouwen bij overheidsorgaan' |
|
René Claassen (PVV) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Geen «kerst», maar wel ramadan mét scheiding mannen en vrouwen bij overheidsorgaan»?1
Wanneer werd bij u bekend dat deze gekkigheid zou gaan plaatsvinden binnen uw ministerie en wat vond u daar op dat moment van?
Waarom organiseert het CAK überhaupt een iftar binnen een overheidsorganisatie?
Wat zijn de kosten van het iftarfeestje en wie draait er voor deze kosten op?
Gebeuren dit soort activiteiten (iftar en (gescheiden) bidden) ook bij andere uitvoeringsorganen van het ministerie? Bent u van plan om hier nader onderzoek naar te laten doen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het organiseren van een iftar en het samen (gescheiden) bidden afbreuk doet aan de neutrale status van overheidsorganisaties?
Is het u bekend dat Jom Kippoer een Joodse heilige dag is waarbij vooral NIET gegeten of gedronken wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom refereert u daar dan naar bij uw uitleg op X?
Het rapport van de commissie Van der Meer II en de tarieven voor de sociaal advocatuur |
|
Michiel van Nispen |
|
Struycken |
|
Op welk moment heeft u inhoudelijk kennis mogen nemen van de inhoud van het rapport van de commissie-Van der Meer II?
Op 10 februari 2025 heb ik het rapport onder embargo ontvangen.
Waarom temperde u bij de presentatie van het rapport direct de verwachtingen over het benodigde budget?1 Het kan toch onmogelijk een verrassing zijn dát er enig budget gemoeid zou zijn met de verbetering van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en het behoud van de sociaal advocatuur? Hoe heeft u zich hier tot nu toe op voorbereid, qua budgettaire reserveringen en claims richting ministerraad en voorjaarsnota?
Tijdens de presentatie van het rapport heb ik geen uitspraken gedaan over het benodigde budget en evenmin over het beschikbare budget. Het adviesrapport is kort geleden gepresenteerd en veel van de aanbevelingen behoeven nadere bespreking met de betrokken partijen in het rechtsbijstandsstelsel en daarna, zoals gebruikelijk, een nadere beleidsafweging. Hiermee is de nodige tijd gemoeid. Daarbij bestaan voor het beschikbaar stellen van budget afgesproken procedures waaraan het kabinet gebonden is. Budget reserveren zonder te weten hoe hoog dit bedrag zou moeten zijn, past niet binnen de overheidsbrede begrotingsregels.
Waarom schrijft u in uw brief dat u met een kabinetsreactie komt voor het commissiedebat op 26 maart terwijl het commissiedebat op 13 maart is gepland?
Er was sprake van miscommunicatie met de griffie van de Tweede Kamer over de planning van het debat. Het debat staat nu gepland op 1 april a.s.
Wat is uw reactie op het noodplan van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) met een aantal snel uitvoerbare maatregelen die jaarlijks tot 200 extra sociaal advocaten kunnen leiden?2 Bent u bereid daarop ook uitgebreid in te gaan in uw beleidsreactie zodat we het integraal kunnen betrekken in het debat? Zo niet, waarom niet?
Ik heb met interesse kennisgenomen van de maatregelen die de VSAN voorstelt. Ik ben van menig dat dat we breed moeten kijken naar de opties die er zijn om de sociale advocatuur te versterken en te zorgen voor behoud van sociaal advocaten plus het verhogen van de instroom van nieuwe sociaal advocaten. Daarom werk ik samen met onder meer de Raad voor Rechtsbijstand, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland aan een concrete en inspirerende visie voor de sociale advocatuur. Ik betrek de door de VSAN voorgestelde maatregelen eveneens bij dit visietraject. Nog voor het commissiedebat gesubsidieerde rechtsbijstand op 1 april a.s. zal ik uw Kamer een brief doen toekomen waar ik onder meer in zal gaan op het visietraject en de door de VSAN voorgestelde maatregelen.
Wat heeft u tot nu toe nu precies op tafel gelegd voor de onderhandelingen rondom de Voorjaarsnota? Wat is het uiterlijke moment om budgettaire claims neer te leggen voor die besprekingen?
Ik kan op dit moment geen mededelingen doen over de voorjaarsnota, omdat de gesprekken en onderhandelingen hierover in het kabinet nog gevoerd moeten worden. Onderdeel van het proces om te komen tot besluitvorming is dat alle bewindspersonen hun zogenaamde beleidsbrieven met daarin de voorstellen voor de Voorjaarsnota op 5 maart indienen bij de Minister van Financiën.
Bent u bereid deze vragen binnen een week, uiterlijk voor het geplande commissiedebat op 13 maart te beantwoorden?
Het is niet gelukt deze vragen binnen een week te beantwoorden. Het is wel gelukt de vragen te beantwoorden vóór de nieuwe datum van het commissiedebat 1 april a.s.
Ontwikkelingen en Europese samenwerking op het gebied van postcovid, mede n.a.v. het bericht ‘Postcovidklinieken boeken eerste resultaten’ |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de resultaten van de eerste drie postcovidklinieken, zoals beschreven in het artikel «postcovidklinieken boeken eerste resultaten»1, ten opzichte van de verwachtingen en doelstellingen die tevoren zijn gedeeld?
Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van het aantal postcovidpatiënten dat dit jaar nog terecht kan in de huidige drie derdelijnsklinieken? Wanneer gaan de volgende klinieken open en wat is de verwachting als het gaat om het aantal patiënten dat daar terecht kan?
In hoeverre staat ook verspreiding van kennis en behandelmogelijkheden naar algemene ziekenhuizen op het programma, bijvoorbeeld in de provincie Noord-Brabant waar de meeste patiënten lijken te wonen2? Wat gaat u doen om te zorgen dat postcovidpatiënten ook in de tweede en eerstelijn terecht kunnen voor behandeling?
In welke andere Europese landen zijn er soortgelijke expertisecentra als in Nederland? Welke leerpunten komen voort uit deze expertisecentra en welke geeft u mee aan de huidige en op korte termijn te starten postcovidklinieken in Nederland?
Wat is de reden dat bij de recent geopende expertisecentra voor kinderen3 wederom is gekozen voor universitaire ziekenhuizen?
Waar doelt u op als u aangeeft dat er «voor ouders en kinderen nu een sprankje hoop gloort»? Waar kunnen patiënten terecht die niet geselecteerd worden voor één van de centra?
Kunt u een update van het eerdere overzicht4 geven van (lopende en afgeronde) onderzoeken naar mogelijke diagnostiek van en effectieve behandelingen bij postcovid? Zijn er (gepubliceerde) onderzoeksresultaten beschikbaar en zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Kunt u eenzelfde overzicht geven van wetenschappelijke onderzoeken op Europees niveau?
Wat is de stand van zaken van het Europees expertisenetwerk postcovid? Heeft Nederland daarin een leidende rol, zoals bedoeld? Hoe werkt dit expertisenetwerk als het gaat om overleg, kennisontwikkeling en -uitwisseling? Wat heeft het netwerk opgeleverd en hoe verhoudt zich dat tot de Nederlandse resultaten?
Is er naar uw mening voldoende Europese samenwerking als het gaat om postcovid? Zo nee, bent u dan bereid hier (alsnog) de leiding te nemen en de samenwerking te intensiveren? Wat is tot nu toe uw inzet geweest als het gaat om Europese samenwerking op het gebied van postcovid?
De oplossing van natuurcompensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte en de gevolgen daarvan voor vissers in Noord-Holland. |
|
Harmen Krul (CDA), Eline Vedder (CDA) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Alternatieve oplossing Natuurcompensatie Maasvlakte is geen oplossing»?1
Herkent u het in dit artikel beschreven alternatief voor natuurcompensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte?
Kunt u aangeven wat de status van dit voorstel is? Wanneer verwacht u een definitief besluit te nemen?
Is er naar uw mening voor de vissers wel of geen «waterbedeffect» als de beperkende maatregelen voor de Zuidwestelijke viswateren worden vervangen door maatregelen in de Noord-Hollandse wateren?
Welke verklaring en onderbouwing zijn er om een extra Natura 2000-gebied op basis van de Habitatrichtlijn ten zuiden van het Natura 2000-gebied «Noordzee Kustzone» nodig te maken en/of om dat gebied in zuidelijke richting uit te moeten breiden?
Kunt u de ecologische onderbouwing geven voor die eventuele uitbreiding van het bestaande Natura 2000-gebied of voor aanwijzing van een nieuw Natura 2000-gebied, uitgaande van het Habitattype 1110?
Kunt u aangeven of u voornemens bent de mogelijk gedupeerde Noord-Hollandse vissers te compenseren en op welke wijze dat zal gebeuren?
Kunt u aangeven wat de status is van uitbetaalde compensatiegelden in de Zuidwestelijke regio als daar niet langer meer sprake is van beperkende maatregelen?
Kunt u aangeven waarom u op deze wijze invulling geeft aan de motie van het lid Flach c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 137), door wel de vissers in de regio Zuidwest te ontzien maar de Noord-Hollandse vissers te beperken en de visserij daarmee per saldo met evenveel of zelfs meer beperkingen te confronteren?
Bent u bereid om geen onomkeerbare besluiten te nemen, waaronder het informeren van of notificeren bij de Europese Commissie, totdat u met de visserijsector langs de hele kust (van Cadzand tot Delfzijl) overeenstemming heeft bereikt over mogelijk alternatieve maatregelen?
Het rapport 'Zorgen over kinderen die wachten op jeugdbescherming en jeugdreclassering' |
|
Faith Bruyning (NSC) |
|
Karremans , Struycken |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) van februari 2025, waarin ernstige zorgen worden geuit over kinderen die te lang wachten op een vaste jeugdbeschermer en passende hulp?1
Bent u bekend met het artikel uit het Dagblad van het Noorden «Inspecties hebben «grote zorgen» over bescherming kinderen in Drenthe en Groningen. Extra toezicht bij Jeugdbescherming Noord»2
Kunt u specifiek aangeven hoe het extra toezicht, waar het Dagblad van het Noorden op wijst eruit gaat zien?3 En waar gaan de Inspecties specifiek op letten?
Hoe beoordeelt u het feit dat 1.496 jeugdigen zonder vaste jeugdbeschermer zitten, ondanks eerdere signaleringen en toezeggingen om de situatie te verbeteren?
Wat is uw reactie op het gegeven dat slechts vijf van de dertien gecertificeerde instellingen (GI's) erin slagen om binnen de wettelijke termijn van vijf werkdagen contact op te nemen met jeugdigen en hun gezin?
Wat zijn de concrete stappen die u op korte termijn gaat zetten om ervoor te zorgen dat jeugdigen niet langer maanden moeten wachten op een plan van aanpak of passende hulp?
Hoe beoordeelt u het feit dat het aantal jeugdigen op interne wachtlijsten is toegenomen, ondanks een daling van het totaal aantal opgelegde maatregelen?
Wat is uw oordeel over het gebruik van het «Handelingsperspectief bij onderbezetting», waarbij jeugdigen minimale begeleiding ontvangen of langdurig op wachtlijsten blijven staan? Bent u van plan in te grijpen als blijkt dat deze aanpak structureel wordt in plaats van tijdelijk?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat jeugdbeschermingsregio’s en gecertificeerde instellingen voldoende capaciteit en middelen krijgen om structurele personeelstekorten en hoge werkdruk aan te pakken?
Kunt u toezeggen dat u, in samenwerking met gemeenten en instellingen, werkt aan een crisisaanpak om te zorgen dat kinderen met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel per direct de begeleiding, bescherming en hulp krijgen die zij nodig hebben?
Hoe gaat u de voortgang van verbetermaatregelen monitoren, en bent u bereid de Kamer hierover periodiek te informeren?
Deelt u de mening dat het recht op bescherming, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, niet mag worden geschonden door capaciteitsproblemen? Zo ja, hoe gaat u dit recht garanderen?
Hoe verhoudt de stap van de IGJ zich tot hun eerdere stellingname in de signaalbrief toezicht jeugdbescherming4, waarin de Inspecties aangaven hun toezichthoudende taken niet meer te kunnen uitvoeren zolang de problemen binnen de jeugdzorg, zoals wachtlijsten, financiering, onderbezetting en werkdruk, niet zijn aangepakt?
Wat maakt dat de Inspectie nu alsnog die toezichthoudende taken wel gaat of kan uitvoeren, terwijl de genoemde knelpunten nog niet structureel zijn opgelost?
Bent u ermee bekend dat rechters steeds vaker in hun beschikkingen hun zorgen uitspreken over de wachtlijsten die bij de GI’s gehanteerd worden en de lange termijnen voor het koppelen van een jeugdbeschermer, het aanleveren van een plan van aanpak of het opstarten van de hulpverlening?
Bent u er mee bekend dat slechts een beperkt gedeelte, schatting vier tot vijf procent, van de beschikkingen in het civiele familierecht wordt gepubliceerd en dat hierdoor deze problemen nauwelijks aan het licht komen?
Deelt u de mening dat het aantal gepubliceerde beschikkingen in dit rechtsgebied drastisch en snel moet worden opgeschroefd zodat ook dit soort problemen sneller aan het licht gebracht kunnen worden? Zo ja welke stappen gaat u ondernemen om via de rechtspraak te regelen dat stapsgewijs tot 2030 het aantal gepubliceerde beschikkingen wordt opgehoogd tot honderd procent in 20230?
Hoe beoordeelt u de rol en verantwoordelijkheid van bestuurders van de GI’s in het nakomen van afspraken met gemeenten én in het waarborgen van de kwaliteit en veiligheid van de zorg voor kinderen?
Wat is uw mening omtrent al die instellingen die de kinderbeschermingsmaatregelen zouden moeten uitvoeren en daarvoor overigens ook altijd betaald krijgen door de overheid, maar hun zaken niet op orde hebben?
Bent u van mening dat bestuurders hun organisatie niet goed leiden wanneer zij stelselmatig de minimale wettelijke eisen die worden gesteld aan de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel niet behalen? Wat vindt u van de situatie dat bestuurders leiding geven aan een organisatie die wel zorgkosten declareert, maar niet de zorg levert die daarbij hoort? Vindt u dat onder die omstandigheden sprake kan zijn van onbehoorlijk bestuur en daarmee sprake kan zijn van aansprakelijkheid? Zo, nee waarom niet?
Deelt u de mening dat die aansprakelijkheid er kan zijn voor een bestuurder op basis van de «duty of care» (zorgplicht)?5
Deelt u de mening dat het denkbaar is dat een bestuurder die het aanvaardt dat de door hem of haar geleide instelling declareert, maar dat doet in de wetenschap dat de overeengekomen zorg niet kan worden geleverd en wettelijke eisen niet worden vervuld? Kunt u uw antwoord nader toelichten? De instelling zou dan aansprakelijk kunnen zijn, maar kan het uiteindelijk ook zo zijn dat bestuurders ook persoonlijk aansprakelijk worden gesteld als zij direct betrokken zijn bij het bewust niet naleven van contractuele verplichtingen?
Bent u bereid te onderzoeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn om bestuurders van jeugdzorginstellingen alsmede de GI's meer direct verantwoordelijk te maken voor het verbeteren van de situatie, en zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Kunt u aangeven in hoeverre ook bestuurders kunnen worden aangesproken indien er sprake zou zijn van onbehoorlijk bestuur?
Een Nationaal Aanvalsplan Schimmelwoningen |
|
Eline Vedder (CDA) |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
![]() |
Zou u willen reageren op de problemen zoals geschetst in het artikel Schimmel en vocht zorgt in één op de vier huurwoningen voor problemen van Kassa?1
Deelt u de opvatting dat het tijd is voor een Nationaal Aanvalsplan Schimmelwoningen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u opvatting dat elke corporatie zou moeten (kunnen) beschikken over schimmel-expertiseteams of schimmel-brigades, die na een melding de volgende dag op de stoep (kunnen) staan, met mensen om de keukentafel gaan zitten, samen een plan maken om de schimmel aan te pakken, en niet vertrekken voordat alle schimmel weg is uit de woning?
Deelt u de opvatting dat het daarbij cruciaal is dat huurder en corporatie samen een specifieke aanpak voor die woning vaststellen?
Deelt u de opvatting dat ook nazorg, van corporatie richting huurder, na een ruim jaar cruciaal is, aangezien je pas zeker kunt zijn dat je woning schimmelvrij is nadat deze de vier seizoenen achtereen schimmelvrij is?
Zou u in overleg met corporaties zich ervoor willen inspannen dat elke corporatie kan beschikken over specialistische aannemers op het gebied van schimmel, die de vier fasen van schimmelaanpak (een oorzaakanalyse, daarna reinigen, schimmels doden, vervolgens sauzen met schimmelwerende saus) kunnen uitvoeren?
Hoe reflecteert u op het feit dat voor huurders die te maken hebben met schimmel in hun huurwoning, hun huis geen haven is waar je thuiskomt, maar een bron van stress?
Hoe kan het dat mensen al tien jaar of langer aan de bel trekken, maar de schimmelproblematiek in hun woning nog niet is opgelost?
Hoe reflecteert u op het feit dat schimmelproblematiek al zo lang niet wordt aangepakt, dat mensen zich niet serieus genomen voelen, gaan twijfelen aan zichzelf en het vertrouwen in de corporatie en de overheid verliezen?
Deelt u de opvatting dat er hier ook voor de rijksoverheid en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een taak weggelegd is? Zo ja, welke?
Hoe reflecteert u op het feit dat mensen op deze wijze vast komen te zitten in het systeem?
Zou u willen reflecteren op de vraag hoe het kan dat de schadelijkheid en ziekmakendheid van schimmel al jarenlang bekend is, maar vandaag de dag één op de vier huurwoningen te maken heeft met schimmelproblematiek?
Deelt u de analyse van de Woonbond dat er al snel gekeken wordt naar de aantallen voor woningbouw, maar dat de kwaliteit van woningen een ondergeschoven kindje is? Zo nee, waarom niet?
Zou u inzicht willen geven in de precieze afspraken op het gebied van de aanpak van schimmel in de Nationale Prestatieafspraken en de 200 miljoen euro per jaar extra die corporaties hieraan gaan besteden?
Zou u in overleg en samenwerking met de corporaties een globale uitsplitsing naar categorie aanpak (schimmel, loden leidingen, asbest, etcetera) willen maken van waar deze 200 miljoen euro per jaar extra aan zal worden uitgegeven?
Zou in overleg willen treden met de corporaties en een inschatting willen maken of de corporaties dit bedrag jaarlijks krijgen weggezet?
Is 200 miljoen euro per jaar extra per jaar extra voldoende om alle huurwoningen waar schimmelproblematiek is aan te pakken?
Indien dit niet het geval, zou u in overleg met corporaties willen bezien hoeveel er dan nodig is om schimmelproblematiek op die grondige wijze aan te pakken?
Wat is de voortgang van de afspraak in de Nationale Prestatie Afspraken dat corporaties en gemeenten lokaal afspraken gaan maken over vocht en schimmel en de structurering hiervan?
Hoe gaat u grip houden op de vraag of elke gemeente en corporatie deze afspraken maakt?
Registreert het ministerie of gemeenten en corporaties deze afspraken maken?
Wat gaat u doen als gemeenten of corporaties deze afspraken niet maken, of als deze afspraken onvoldoende zijn?
Hoe pakt het Rijk de regie als gemaakte afspraken over de aanpak van schimmel niet worden nageleefd?
Welke tools heeft uw ministerie in handen om gemaakte afspraken te handhaven?
Na hoeveel jaar komt er een evaluatie of gemeenten en corporaties aan lokaal gemaakte afspraken houden?
Welke lessen zijn er geleerd van de landelijke aanpak die de ambitie had om voor 2026 alle huizen die last hebben van schimmel te renoveren of te slopen?
Zou u inzicht willen geven in de voortgang van het Nationaal Isolatieprogramma en in het bijzonder van de onderdelen daarvan die samenhangen met de aanpak van schimmel?
Hoe krijgt u in beeld welke corporaties de helpende hand van de rijksoverheid kunnen gebruiken bij het opstarten, sneller opschakelen of intensiveren van schimmelaanpak?
Zou u inzicht willen geven hoe de verschijningsvormen maar ook de intensiteit van schimmelproblematiek variëren op plekken met een hoog of juist laag grondwaterpeil?
Zou u voorgaande vraag ook willen beantwoorden voor gebieden waar het grondwaterpeil juist verhoogd of verlaagd wordt?
Zou u inzicht willen geven hoe schimmelproblematiek in woningen samenhangt met funderingsproblematiek, en het feit dat niet alleen het ministerie, maar ook andere overheidsinstanties met funderingsproblematiek bezig zijn? Welke coördinerende rol voor het ministerie ligt hier?
Zou u inzicht willen geven in wat een strenge winter doet met de toename van schimmelproblematiek in woningen?
Zou u inzicht willen verschaffen in hoe schimmelproblematiek samenhangt met hoge energieprijzen?
Zou u inzicht willen geven in hoe bij renovatie de verduurzaming van woningen schimmelproblematiek kan versterken doordat het soms moeilijker wordt om woningen te ventileren?
Deelt u de opvatting dat schimmelproblematiek in woningen een collectief probleem is, waarvoor de rijksoverheid vanuit haar volkshuisvestelijke taak een verantwoordelijkheid heeft? Zo ja, wat houdt die verantwoordelijkheid in uw ogen precies in?
Deelt u de opvatting dat ook het feit dat woningen op termijn gesloopt gaan worden, niet zou moeten betekenen dat schimmel niet wordt aangepakt, omdat daarmee de rekening en de gevolgen worden gelegd bij de mensen die erin wonen?
Zou u op een rij willen zetten welke prikkels de Wet betaalbare huur geeft aan verhuurders om te investeren in woningen en in te zetten op isolatie en ventilatie, en de aanpak van schimmel?
Hoe kunnen deze prikkels uitgebouwd worden?
Zou u op een rij willen zetten hoe de Wet betaalbare huur heeft bijgedragen aan de positionering van de Huurcommissie als aanspreekpunt voor huurders, ook op het gebied van schimmelproblemen?
Het bericht dat de inflatie in februari is toegenomen |
|
Jimmy Dijk |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
Ligt het in lijn met uw verwachtingen voor dit jaar dat de inflatie nu opnieuw is gestegen?1 Zo nee, wat is er veranderd ten opzichte van uw prognoses? Zo ja, waarom neemt u geen maatregelen om deze stijging tegen te gaan?
Het inflatiecijfer van februari past in de recente inflatieraming uit het CEP van het Centraal Planbureau (CPB).2 Het CPB verwacht dat de inflatie in 2025 3,2% bedraagt en in 2026 2,6%. Daarbij kijkt het CPB naar de gemiddelde inflatie over een jaar. Naar verwachting neemt het inflatiecijfer in de loop van het jaar af, onder andere omdat productgebonden belastingen die in de loop van 2024 zijn verhoogd na een jaar geen direct prijsverhogend effect meer hebben. Het inflatiebeeld per maand kan daarbij grillig zijn, bijvoorbeeld door seizoenseffecten die in het ene jaar in een andere maand kunnen vallen dan in het andere jaar. Zo zijn vakantieboekingen, die onderdeel zijn van het CPI-mandje, duurder in maanden waarin relatief veel vakantiedagen vallen. De verdeling van vakantiedagen over de maanden van het jaar kan per jaar verschillen. Daardoor was de inflatie in januari bijvoorbeeld tijdelijk lager, waarna deze in februari weer terugveerde.
Wat veroorzaakt deze gestegen inflatie? Wat is uw verklaring voor het feit dat de Nederlandse inflatie zoveel hoger ligt dan het EU gemiddelde?
In de Kamerbrief «Een analyse van de Nederlandse inflatie» die ik op 14 maart naar de Kamer heb verzonden,3 leg ik de belangrijkste oorzaken van de gestegen inflatie en het verschil met het EU gemiddelde uit. Inflatie wordt in de kern gedreven door de balans tussen vraag en aanbod in de economie, waarbij monetair beleid van de centrale bank, begrotingsbeleid van de overheid en de economische structuur de belangrijke bepalende elementen zijn. De Nederlandse economie vertoont al geruime tijd tekenen van oververhitting en de arbeidsmarkt is zeer krap.
Het inflatieverschil tussen Nederland en de rest van de eurozone kan verder worden verklaard vanuit de decompositie van het Nederlandse inflatiecijfer vergeleken met het gemiddelde van de eurozone. Ten eerste heeft Nederland een hogere diensteninflatie. Dat komt door de sterkere conjunctuur, hogere loongroei en krappere arbeidsmarkt. Daarnaast is de diensteninflatie in verband met huisvesting in Nederland hoger dan gemiddeld doordat de maximaal toegestane stijging van de huurprijzen na jaren waarin de huurprijsstijging door overheidsregulering veel lager was dan de inflatie voor 2024 is gekoppeld aan de loonontwikkeling. Ook spelen indirecte belastingen, zoals de verhoging van de tabaksaccijns in april vorig jaar, een rol in het verschil.
Wat vindt u van het beeld dat het CPB schetst in de verantwoording bij het CEP 2025 waarin zij aangeeft dat veruit het grootste deel van de inflatie in 2022 en in mindere mate in 2023 te verklaren is door gestegen winsten?2 Hoeveel extra winst betreft dit grofweg in euro’s en in procenten?
Zoals ik beschrijf in de Kamerbrief over inflatie is de ontwikkeling van eerst hogere winsten en daarna hogere lonen economisch goed verklaarbaar. Bij een stijgende vraag in een overspannen economie zullen de prijzen en daardoor de winsten zich direct aanpassen, terwijl lonen al vaststaan in afgesproken cao’s en daardoor vertraagd reageren. De winstgevendheid van het Nederlandse bedrijfsleven is sinds het begin van de coronacrisis meer toegenomen dan in de rest van de eurozone en sindsdien ook hoger gebleven. De winsten hebben zich daarbij wisselend ontwikkeld in de verschillende sectoren. De toegenomen winsten gaan waarschijnlijk samen met de goed presenterende Nederlandse economie. Sinds medio 2023 stijgen de nominale lonen harder dan de inflatie. In 2025 bereiken de reële lonen naar verwachting weer het niveau van 2021.5 Voor de komende jaren verwacht het CPB dat de loongroei boven de inflatie zal blijven.
Herkent u de cijfers van het CPB in de verantwoording bij het CEP 2025 waar zij aangeven dat na een korte daling het aandeel van de winst in inflatie weer aan het stijgen is? Zo ja, hoe verhoudt zich dit met uw eerdere opmerkingen tijdens onder andere het vragenuur dat winstflatie zou afnemen en de lonen een grotere rol zouden gaan spelen in deze inflatie? Zo nee, welke cijfers heeft u ter beschikking die dit tegenspreken?
De decompositie van de consumptieprijs in de verantwoording bij het CEP 2025 geeft hetzelfde beeld van de rol van winsten en lonen in de prijsontwikkeling als hierboven in het antwoord op vraag 3 geschetst.
Verwacht u dat deze inflatiestijging gaat doorzetten? Wat gaat u hiertegen doen in algemeenheid en wat specifiek tegen winstgedreven inflatie?
Het inflatiecijfer van februari past in de recente inflatieraming uit het CEP van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB verwacht dat de inflatie in 2025 licht afneemt naar 3,2% (t.o.v. 3,3% in 2024). Voor 2026 raamt het CPB een inflatie van 2,6%. Naar verwachting neemt het inflatiecijfer in de loop van het jaar af, onder andere omdat productgebonden belastingen die in de loop van 2024 zijn verhoogd na een jaar geen direct prijsverhogend effect meer hebben. Het inflatiebeeld per maand kan daarbij grillig zijn. Deze raming is natuurlijk omgeven door onzekerheden, waaronder de ontwikkeling van handelstarieven en geopolitieke spanningen.
De kamerbrief over inflatie staat stil bij het handelingsperspectief van het kabinet bij de inflatieontwikkeling. Daarin benadrukt het kabinet het belang van trendmatig begrotingsbeleid en begrotingsdiscipline. Daarnaast werkt het kabinet aan een agenda voor productiviteit en een agenda voor de arbeidsmarkt om de aanbodzijde van de economie structureel te versterken.
Wat zal het effect zijn op de koopkrachtcijfers en (kinder-) armoedecijfers voor 2025 als de inflatie op grofweg dit niveau blijft?
Afgelopen februari heeft het CPB een nieuwe raming (CEP2025) gepubliceerd. De ramingen van lonen en prijzen maken hier een onderdeel van uit en bepalen mede de verwachte koopkrachtonwikkeling, ook voor 2025. Deze variabelen zijn beide onderdeel van een raming van de ontwikkeling van de gehele economie. Het inflatiecijfer van februari past in de recente inflatieraming uit het CEP van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB verwacht dat de inflatie in 2025 licht afneemt naar 3,2% (t.o.v. 3,3% in 2024). Voor 2026 raamt het CPB een inflatie van 2,6%. Naar verwachting neemt het inflatiecijfer in de loop van het jaar af, onder andere omdat productgebonden belastingen die in de loop van 2024 zijn verhoogd na een jaar geen direct prijsverhogend effect meer hebben. Het inflatiebeeld per maand kan daarbij grillig zijn.
Klopt het dat het CPB de koopkrachtstijging van 2025 raamt op 0,6%, wat verklaart het verschil met de eerder door het kabinet aangekondigde 0,7%?
Het klopt dat het CPB een doorsnee koopkrachtstijging van 0,6% raamt in 2025. Deze raming is inderdaad 0,1%-punt lager dan ten tijde van de MEV 2025. In 2024 viel de koopkrachtstijging juist wat hoger uit dan bij MEV 2025 verwacht, omdat de inflatie in 2024 lager uitviel dan destijds verwacht. De voornaamste verandering sinds de MEV 2025 die de bijgestelde verwachting voor 2025 kan verklaren, is de lagere verwachte indexatie van de aanvullende pensioenen: in de MEV 2025 werd nog een indexatie van 3,1% geraamd bij een inflatie van 3,2%, terwijl in de meest recente raming is uitgegaan van een pensioenindexatie van 1,3% bij een inflatie van 3,2%. In het CEP 2025 blijft de gemiddelde stijging van de aanvullende pensioenen dus verder achter op de stijging van de prijzen dan ten tijde van de MEV2025. Hierdoor gaan gepensioneerden er in 2025 in doorsnee 0,1% op vooruit, terwijl zij er ten tijde van de MEV2025 nog 0,6% op vooruit gingen in 2025. Dit heeft een drukkend effect op de verwachte doorsnee koopkrachtontwikkeling van alle huishoudens.
Klopt het dat de loonstijgingen hoger dan de ramingen uitvallen en de prijsstijgingen juist iets lager? Wat verklaart dan dat de koopkrachtstijging lager uitvalt?
De geraamde inflatie voor 2025 is onveranderd gebleven sinds de MEV 2025 (3,2%). De geraamde cao-loonstijging voor 2025 is inderdaad iets hoger in het CEP 2025 dan in de MEV 2025: de geraamde cao-loongroei bedrijven in 2025 was 4,3% ten tijde van de MEV 2025 en is naar 4,8% gestegen in het CEP 2025. Dit heeft een positief effect op de koopkracht van veel huishoudens, wat te zien is aan een hogere doorsnee koopkrachtontwikkeling bij zowel werkenden als uitkeringsgerechtigden (+0,1%-punt t.o.v. MEV 2025). Toch valt de doorsnee koopkrachtontwikkeling van alle huishoudens juist iets lager uit, door de lage verwachte koopkrachtstijging van gepensioneerden (zie vraag 7).
Wat zou de koopkrachtstijging zijn geweest wanneer de lonen en prijzen wel de ramingen hadden gevolgd en dus niet de koopkracht zouden stuwen? Welke kabinetsmaatregelen (of gebrek daaraan) en andere factoren verklaren dit gebrek aan koopkrachtstijging ten opzichte van de ramingen?
Het CPB heeft voor het CEP 2025 geen separate berekeningen gemaakt van de koopkrachtontwikkeling bij dezelfde loon- en prijsramingen als tijdens de MEV 2025. Voor factoren die het verschil tussen de koopkrachtraming van het CEP 2025 en de MEV 2025 verklaren, zie het antwoord op vraag 7. Er zijn in het CEP 2025 ook geen kabinetsmaatregelen na begroting (MEV2025) opgenomen met een noemenswaardig effect op de doorsnee koopkrachtontwikkeling van alle huishoudens voor 2025.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het verlies aan koopkrachtstijging gecorrigeerd wordt? Deelt u de mening dat hiervoor gekeken kan worden naar het verhogen van de lonen (en gekoppelde uitkeringen) aangezien de AIQ ook hard aan het dalen is?
Het kabinet heeft bij de augustusbesluitvorming bewust gekozen voor de huidige invulling van de middelen voor lastenverlichting. Hierbij hoort de stapsgewijze lastenverlichting via de inkomstenbelasting. Hierbij wordt de positieve koopkrachtontwikkeling goed verdeeld over de gehele kabinetsperiode, waardoor kleine economische schokken niet direct zullen zorgen voor een mediaan koopkrachtverlies. Het algehele koopkrachtbeeld over de jaren 2024–2026 is in het CEP 2025 verbeterd ten opzichte van de MEV 2025. Zoals in vraag 7 toegelicht is de verwachte koopkrachtstijging in 2025 iets lager door een lager dan verwachte indexatie van de aanvullende pensioenen. De verwachte koopkracht voor werkenden is en uitkeringsgerechtigden is juist iets hoger.
Het bericht dat mensen in levensbedreigende situaties nog te lang op een ambulance moeten wachten |
|
René Claassen (PVV) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ambulances vaak te lang onderweg in levensbedreigende situaties»?1 2
Ja.
In de gemeente Nunspeet blijkt dat 1 op de 7 ambulances langer dan een kwartier onderweg is, hoe kan dat vanwege het feit dat er in Nunspeet een ambulancepost op een vakantiepark is gecreëerd? Kunt u aangeven of de gemeente deze locatiekosten betaald, of Witte Kruis B.V die de ambulancedienst voor haar rekening neemt?
In artikel 4 van de Regeling ambulancezorgvoorzieningen is opgenomen dat de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) ervoor dient te zorgen dat de spreiding van de standplaatsen zodanig is dat in de veiligheidsregio minstens 97% van de bevolking binnen 12 minuten aanrijtijd kan worden bereikt door een ambulance.3 Dat betekent echter niet dat er altijd een ambulance op de standplaats aanwezig hoeft te zijn.
De meldkamers ambulancezorg zorgen dag en nacht voor de spreiding en beschikbaarheid van ambulances in alle regio’s van Nederland. Wanneer in een dunbevolkt landelijk gebied een ambulance bezig is met een inzet, wordt een andere ambulance in dat gebied strategisch gepositioneerd. Witte Kruis Noord- en Oost-Gelderland (hierna: Witte Kruis) heeft mij laten weten dat de standplaats in Nunspeet bezet is wanneer er voldoende capaciteit is in de regio. In andere gevallen is deze onderweg in verband met zijn strategische positionering voor de regio. Dat is vaker het geval in de avond- en nachturen, wanneer er minder beschikbare capaciteit is. In verband met een strategische positionering in de regio kan het soms langer duren voordat de ambulance in Nunspeet is.
De kosten voor de ambulancepost worden gezamenlijk gedragen door Witte Kruis en de gemeente Nunspeet.
Is post Nunspeet een parate ambulancepost of is post Nunspeet alleen een VWS-locatie (voorwaardenscheppend)? Hoe is de personele bezetting van post Nunspeet eruit, kunt u een volledige uiteenzetting (24/7) geven?
Witte Kruis geeft aan dat de post in Nunspeet een voorwaardenscheppende post (VWS-post) is. Dit betekent dat het geen vaste standplaats is voor ambulances, maar een strategische locatie waar ambulances worden gestationeerd wanneer de overige ambulances in de regio al zijn ingezet. De post wordt bezet wanneer er voldoende capaciteit beschikbaar is in de regio.
Is u bekend dat in de grensregio’s de cijfers ontbreken over inzet van de Duitse ambulancediensten en traumaheli op Nederlands grondgebied, alsmede de cijfers van inzet van Nederlandse diensten op Duits grondgebied? Kunt u ervoor zorgen dat deze cijfers alsnog beschikbaar komen? Zo nee, waarom niet?
Hoe vaak een buitenlandse ambulance ingezet wordt in Nederland, wordt niet meegenomen in de prestatiecijfers. Reden hiervoor is dat het geen vergelijkbare inzetten zijn. De buitenlandse ambulance (eenheden) hebben niet dezelfde kwaliteitsstandaarden als wij in Nederland hebben. Inzet van een buitenlandse ambulance is erop gericht om professionele eerste hulp te verrichten, zoals het snel starten van een reanimatie. Hierna komt er altijd een Nederlandse ambulance aan te pas die de zorg overneemt om bijvoorbeeld medicatie toe te dienen of een vrije ademweg te creëren.
Ook als er een Duitse traumahelikopter wordt ingezet, verloopt dat altijd naast de inzet van een Nederlandse ambulance. De traumahelikoper wordt ingezet om een arts en verpleegkundige zo snel mogelijk naar de plaats te vervoeren om spoedeisende, specialistische en medische hulp te verrichten. De inzet van een traumahelikopter is een aanvulling op de reguliere ambulancezorg. Ik beschik niet over informatie over het aantal inzetten van Duitse traumahelikopters.
De inzet van buitenlandse ambulances in Nederland is relatief klein en heeft geen grote impact op de gemiddelde responstijd van de regio. In 2023 waren er 8 spoedinzetten van Nederlandse ambulances in Duitsland, zo heb ik van het RIVM vernomen. Deze cijfers worden echter niet meegenomen in prestatieanalyses omdat deze uitgaat van het geografische gebied van de RAV.
Kunt u cijfermatig aangeven in welke mate het aantal spoedritten is gestegen sinds de invoering van de triagesystemen (NTS en ProQa) en wat dat voor impact heeft op de aanrijtijden van ambulances?
De triagesystemen (NTS en ProQA) zijn in bijna alle meldkamers in de periode 2012–2013 ingevoerd. Het RIVM heeft mij laten weten dat het aantal spoedritten (A1 en A2) in 2013 816.071 betrof. In 2023 is het aantal spoedritten opgelopen naar 1.146.529. Dat is een groei van 40,5% over 10 jaar, en een jaarlijkse cumulatieve groei van ongeveer 3,5%. Over deze periode is het aantal ambulances toegenomen van 744 naar 967.4 Dat is een groei van 30% over 10 jaar, ofwel een jaarlijkse cumulatieve groei van 2,7%.
In percentages is het aantal spoedritten sterker toegenomen dan het aantal ambulances. Het is moeilijk te zeggen wat de precieze impact van het triagesysteem is op de aanrijtijden van de ambulances. Zo hangen de aanrijtijden bijvoorbeeld af van de gelijktijdigheid van spoedeisende inzetten, en drukte in de acute zorgketen (zoals bij de huisartsenpost of spoedeisende hulp).
Dit jaar wordt de Wet ambulancezorgvoorzieningen geëvalueerd, waarbij onderzocht wordt of de wet in de praktijk doeltreffend is in het borgen van kwaliteit en continuïteit van ambulancezorg. In de evaluatie zal breder naar dit aspect worden gekeken. Ik verwacht dat deze evaluatie eind dit jaar wordt afgerond.
Ambulancediensten proberen al jaren door middel van VWS-ritten en computersystemen de 15 minuten norm te halen. Ondanks dat wordt de norm nog steeds vaak overschreden, hoe is dit mogelijk?
Voldoende personele bezetting is een uitdaging voor de sector. Maar ook verkeerssituaties, weersomstandigheden en bijvoorbeeld drukte elders in de keten, zoals bij de huisartsenpost of op de spoedeisende hulp, kunnen de responstijd negatief beïnvloeden.
De sector zelf doet veel om betere aanrijtijden te realiseren. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is het strategisch positioneren van ambulances een constant proces onder aansturing van de meldkamer ambulancezorg. Van Ambulancezorg Nederland heb ik vernomen dat de strategische positionering in positieve zin bijdraagt aan het verbeteren van de responstijden. Specifieke software helpt bij het maken van een zo goed mogelijke keuze hierin door verschillende factoren mee te wegen in het maken van de keuze of er sprake moet zijn van een VWS-rit en zo ja, naar welke plek. Dat doet de software op basis van historische inzetdata, verkeersomstandigheden, positie-informatie van overige ambulances en andere relevante informatie.
De ambulancesector werkt daarnaast sinds oktober vorig jaar met een vernieuwde urgentie-indeling met daarin een categorie voor de grootst mogelijke spoed: de A0-urgentie. Welke spoedsituatie wel en niet in deze categorie valt, is – in tegenstelling tot de streefnorm van 15 minuten in 95% van de A1-inzetten – medisch onderbouwd. De ambulance rukt in het geval van A0-urgentie uit met de hoogst mogelijke spoed. Wanneer er andere ambulances dichterbij zijn, worden zij van hun rit afgehaald en direct naar deze noodsituatie geleid. Ambulancezorg Nederland geeft op basis van tussentijdse bevindingen aan dat wanneer elke minuut telt (A0-urgentie) de ambulance ook echt sneller ter plaatse is.
Dat neemt niet weg dat, ondanks alle maatregelen, het de ambulancesector niet lukt om aan de streefnorm van 15 minuten te voldoen. Het is dan ook van belang dat er aan alle knoppen wordt gedraaid om de streefnormen voor responstijden te halen.
Zoals aangegeven wordt de Wet ambulancezorgvoorzieningen dit jaar geëvalueerd. Op basis daarvan kan bepaald worden of aanpassingen in de regelgeving wenselijk zijn.
De economische kansen van verduurzaming op Curaçao |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Ilana Rooderkerk (D66) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Sophie Hermans (VVD), Barry Madlener (PVV), Beljaarts |
|
![]() |
In hoeverre bent u op de hoogte van plannen om op Curaçao een zonnepark, laadstation en e-bussen te realiseren?
Deelt u de mening dat de ontwikkeling hiervan bijdraagt aan de economische versterking van Curaçao en het vergroten van (handels)kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven?
Bent u bekend met het feit dat het Chinese BYD (Build Your Dreams) tegen dumpprijzen elektrische bussen aan Curaçao wil leveren en daarmee oneerlijke concurrentie met het Nederlandse VDL (Van Der Leegte Groep) veroorzaakt? Wat doet het kabinet om deze oneerlijke concurrentie te voorkomen?
Wat is momenteel het financiële gat voor het realiseren van het zonneveld met een elektrisch buspark en laadstation?
Klopt het dat de door Nederland toegezegde financiering van het project nog niet geleverd is door discussie tussen de betrokken departementen?
Deelt u de analyse dat het Ministerie van Klimaat en Groene Groei nog 4,3 miljard euro beschikbaar heeft voor dergelijke projecten in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie?
Wanneer neemt u een besluit over de financiering van Nederland van dit project? Hoe kijkt u aan tegen het mogelijk openstellen van SDE++ subsidie (Stimulering Duurzame Energietransitie en Klimaattransitie) voor dit project en dergelijke projecten?
Wat is de stand van zaken van het project voor een drijvend windpark op zee? Deelt u de mening dat dit een economische kans is op Curaçao?
Welke mogelijke rol ziet u voor Curaçao om een nieuwe energie-exporteconomie positie te verwerven via groene waterstof?
Wat is de inzet van de Minister van Klimaat en Groene Groei als zij in mei afreist naar Curaçao op dit thema?
Welke rol gaat het kabinet in brede zin spelen om in ondersteuning van Curaçao dit initiatief en deze innovatie te stimuleren samen met overheid en bedrijfsleven?
Klopt het dat de Europese Commissie bezig is om Oekraïne te helpen om van de afhankelijkheid van Starlink, het satellietcommunicatienetwerk van SpaceX, af te komen?1
De Europese Commissie beschouwt alle mogelijkheden om Oekraïne te ondersteunen, ook op het gebied van satellietcommunicatiesystemen (SATCOM)2. Om strategische afhankelijkheden op de korte termijn te beperken, zet de Europese Commissie in op de verbreding naar commerciële SATCOM aanbieders op de Europese markt. Deze diensten zullen dan ook aan Oekraïne beschikbaar gesteld worden. Daarnaast, op de langere termijn (vanaf 2030), werkt de Europese Commissie onder het Europees Ruimtevaartprogramma aan het ontwikkelen van autonome satellietcommunicatie voor overheidsinstellingen (of GOVSATCOM) capaciteiten die tevens voor militair gebruik zijn bestemd.
Onderschrijft u dat het gebruik van Starlink gelet op de recente uitlatingen van Trump en Musk tot operationele risico’s kan leiden voor zowel Oekraïne alsook Nederlandse troepen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse Defensie is niet afhankelijk van Starlink. Starlink terminals zijn in gebruik, maar Defensie beschikt over andere systemen om primair in de SATCOM behoefte te voorzien.
In de beantwoording van deze vragen gaat Defensie niet in op de operationele risico’s voor Oekraïne omdat dit aan Oekraïne is.
Hoe ziet u in dit licht de oproep van diverse deskundigen dat ook de Nederlandse krijgsmacht niet afhankelijk moet worden van het gebruik van een bedrijf met commercieel winstoogmerk zoals Starlink?2
Defensie onderschrijft het belang om niet volledig afhankelijk te zijn van één partij. Dit waarborgen we door diensten te spreiden, NAVO en EU ontwikkelingen te steunen en ten slotte zelf in te zetten op (Nederlandse) ontwikkelingen die bijdragen aan vergrootte open strategische autonomie. Zo zorgen we ervoor dat we niet afhankelijk zijn van één bedrijf of één land voor satellietcommunicatie. Er wordt samengewerkt met verschillende commerciële bedrijven en overheden (zoals Luxemburg, Noorwegen of het Verenigd Koninkrijk), zodat er altijd een alternatief is. Tevens werkt de NAVO momenteel aan de NATO Commercial Space Strategy om op verantwoorde wijze gebruik te kunnen maken van commerciële satellietdiensten omdat deze bedrijven vaak sneller nieuwe technologieën ontwikkelen en gebruiken. Defensie is actief betrokken bij het opstellen van de strategie en ziet de meerwaarde ervan.
Door zelf satellieten en sensoren te ontwikkelen en te investeren in nieuwe technologieën zoals lasersatellietcommunicatie en die in de ruimte te (laten) brengen, wordt Defensie minder afhankelijk van commerciële partijen en/of landen voor capaciteiten die essentieel zijn voor het optreden van onze krijgsmacht. Hiermee kunnen we ook een bijdrage leveren aan bondgenootschappelijk optreden.
Kunt u garanderen dat alle onderdelen van de Nederlandse krijgsmacht per direct over zouden kunnen schakelen naar een Europees systeem met dezelfde mogelijkheden, service/kwaliteit en technische specificaties als bijvoorbeeld toegang tot Starlink zou worden afgesloten?
De Nederlandse krijgsmacht is voor het uitvoeren van haar operaties niet afhankelijk van Starlink; primair worden de satellietcapaciteiten afgenomen van andere satellietproviders van partnerlanden en commerciële partijen.
Over specifieke alternatieven voor Defensie worden geen uitspraken gedaan in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Kunt u aangeven welke beschikbare systemen er zijn voor de operationele ondersteuning van de krijgsmacht voor de volgende taken: command en control, communicatie, positionering en Intelligence/Surveillance/Reconnaissance (ISR). Kunt u daarbij aangeven welke van deze beschikbare systemen Europees zijn en of die voldoende capaciteit hebben?
Welke systemen Defensie precies gebruikt betreft grotendeels gerubriceerde informatie, ten dele omdat er wordt samengewerkt in internationaal verband.
Met de A-brief «Project Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit» (Kamerstuk 27 830, nr. 405) zijn de eerste stappen gezet ten behoeve van het opzetten van een initiële soevereine ISR capaciteit voor Defensie. Deze capaciteit wordt waar mogelijk met de Nederlandse industrie ontwikkeld.
Om minder afhankelijk te zijn van satellietnavigatie werkt Defensie aan een open en modulaire Positioning, Navigation and Timing (PNT) architectuur om (toekomstige) alternatieve PNT-technologieën te integreren en fuseren in ontvangstapparatuur. Een element hierbij is dat Defensie conform het kabinetsbeleid beziet op welke manier en in welke gevallen het Europese Galileo, en dan met name de beveiligde dienst Public Regulated Service (PRS), kan worden gebruikt voor plaats- en tijdsbepaling ter aanvulling van het Amerikaanse GPS.
Deelt u de mening dat Europa moet inzetten op de mogelijkheid om deze capaciteiten autonoom in te kunnen richten en te kunnen exploiteren? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom dit wel of niet verstandig is?
Het is belangrijk dat Nederland invulling geeft aan het (verder) versterken en ontwikkelen van (militaire) capaciteiten voor defensie en veiligheid en open strategische autonomie van Nederland, de Europese Unie en haar lidstaten. In dat verband verwijzen we daarvoor naar de Kabinetsreactie op de Lange-termijn Ruimtevaartagenda (LTR) (Kamerstuk 24 446, nr. 90). Per capaciteit wordt een afweging gemaakt om deze al dan niet autonoom in te richten en te exploiteren, danwel door het aanbrengen van spreiding in de leveranciers van bepaalde diensten óf een combinatie hiervan. De mate waarin capaciteiten direct beschikbaar moeten zijn en de risico’s indien dit niet het geval is, zijn hierin leidend.
Welke knelpunten zijn er wat u betreft als het gaat om het autonoom inrichten en exploiteren op het gebied van communicatie, positionering en ISR?
Defensie zoekt vooral naar strategische samenwerking binnen de EU. De programma’s voor het ruimtedomein van de Europese Commissie kunnen in beginsel ook militair gebruik ondersteunen. Voor het kabinet is het van belang dat bij een eventuele inzet de autonomie en/of gegarandeerde toegang gewaarborgd is binnen deze EU capaciteiten.
Autonome capaciteiten op het gebied van satellietcommunicatie en PNT zijn complex en kostbaar. Om die redenen is er voor gekozen om op Europees niveau met elkaar samen te werken binnen programma’s als GOVSATCOM, IRIS2 en Galileo. Defensie is voornemens het robuuste en beveiligde Galileo (PRS) te gaan gebruiken naast het Amerikaanse MILGPS. Op dit moment wordt op Europees niveau hard gewerkt aan het volledig operationeel maken van PRS. Voor het gebruik van PRS zijnl speciale ontvangers nodig.
In de kabinetsreactie op de LTR is aangegeven dat in deze kabinetsperiode een besluit zal worden genomen over het eventueel ontwikkelen van een nationale PRS ontvanger.
Het inrichten van autonome ISR capaciteit is beter bereikbaar dan de hiervoor geschetste capaciteiten, maar hiervoor is een grote dekkingsgraad met diverse middelen en veel satellietcapaciteit benodigd, waarbij samenwerking met strategische partners en commerciële partijen essentieel blijft. Een knelpunt dat in de komende tijd zal worden geadresseerd is het versterken van de exploitatieketen van satellietdata. Ook de in de Defensienota 2024 benoemde investering in het vermogen van de MIVD om gebruik te maken van zelfstandige satellietcapaciteit draagt bij aan het mitigeren van dit knelpunt.
Zie verder vraag 11 inzake IRIS2.
Kunt u aangeven hoe het zit met de toegang tot NAVO-satellieten zonder toestemming van de VS? Over welke type satellieten kan Nederland en/of de NAVO beschikken zonder Amerikaanse inmenging (optisch, Synthetic Aperture Radar (SAR), Hyper Spectral Imaging (HSI))?
De NAVO heeft nog geen eigen satellietcapaciteit. NAVO coördineert wel de inbreng van satellietcapaciteiten door bondgenoten. Ook zonder de inbreng vanuit de VS blijft de NAVO over ingebrachte capaciteiten beschikken. Deze in te brengen capaciteiten behelzen zowel optische als SAR beelden. Verder kan via het APSS (Alliance Persistent Surveillance from Space) Memorandum of Understanding satellietdata van partnerlanden en eventueel commerciële partijen worden gedeeld met de NAVO.
Defensie wil met de ontwikkelingen van zelfstandige capaciteiten met het space ecosysteem in Nederland bijdragen aan een meer autonome informatiepositie van Nederland en de EU. Defensie heeft in de nabije toekomst bijvoorbeeld ook de beschikking over eigen SAR capaciteiten en is voornemens deze data te delen in internationale verbanden.
Kunt u aangeven in hoeverre informatie uit EU-systemen zoals Syracuse, Skynet en SICRAL met Oekraïne gedeeld kan worden?
Syracuse, Skynet en SICRAL zijn geen EU systemen, maar nationale militaire satellietconstellaties van respectievelijk Frankrijk, het VK en Italië. Deze landen gaan zelf over het gebruik (en delen van informatie) van deze satellietconstellaties.
Klopt het dat bijvoorbeeld het Europese Eutelsat Oneweb-systeem gekoppeld kan worden aan het door Oekraïne ontwikkelde Delta-systeem? Ziet u hierin mogelijkheden om een Europees commandovoeringssysteem op te zetten waarmee alle afzonderlijke Europese eenheden aangestuurd zouden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?3
Eutelsat Oneweb is een relatief eenvoudig te gebruiken commerciële Low Earth Orbit constellatie net als Starlink. Dit systeem en het Delta-systeem hebben in principe soortgelijke functionaliteit en mogelijkheden. Het opzetten van een eigen Europees commandovoeringssysteem is een grote uitdaging, zeker als daarmee grote militaire operaties worden aangestuurd. Over commandovoeringssystemen verstrekt Defensie geen informatie in verband met operationele belangen en de nationale veiligheid.
Klopt het dat de Europese Unie aan een eigen satellietconstellatie IRIS2 werkt die diensten zal gaan leveren vergelijkbaar met die van Starlink? Kunt u bevestigen dat Nederland deze ontwikkeling enthousiast steunt? Kunt u uitsluiten dat het Nederlandse kabinet, zoals in Italië niet het geval lijkt, besluit in zee te gaan met Starlink in plaats van IRIS2?
Het klopt inderdaad dat de EU het Infrastructure for Resilience, Interconnectivity and Security by Satellite (IRIS2) ontwikkelt. De ambitie van IRIS2 is om een eigen communicatienetwerk te ontwikkelen voor civiele en militaire gebruikers, welke vanaf 2030 communicatiediensten kan leveren. IRIS2 zet in op verbeterde communicatiecapaciteit en internetbreedband met een hoge snelheid. Nederland zoekt samen met EU partners naar een architectuur en oplossingen voor satellietcapaciteit. IRIS2 kan op termijn (na 2030) gedeeltelijk invulling hieraan geven, maar op dit moment kunnen we niet met zekerheid zeggen of IRIS2 voor de krijgsmacht in alle gevallen toereikend is. Defensie is op dit moment niet voornemens Starlink te verkiezen boven IRIS2.
Deelt u de mening dat als de Primary de satellietcommunicatie is en we hier niet meer op kunnen vertrouwen, dat dan het Alternate en de Contingency er moeten staan? Bent u bereid te investeren in een tweede spoor in de overige letters van PACE, zoals bijvoorbeeld in landlijnlocaties voor militaire Commandoposten door Europa heen? Zo nee, waarom niet?
Er wordt altijd gewerkt met een Primary, Alternate, Contingency, Emergency (PACE) concept als het gaat om verbindingen zodat er altijd alternatieven zijn voor de primaire verbinding. Hierbij is een landlijn niet altijd mogelijk (denk aan maritieme operaties), maar andere communicatie mogelijkheden (buiten satellietcommunicatie) worden in dit concept meegenomen en door de verschillende krijgsmachtsdelen beoefend. Bijvoorbeeld in oefeningen met een scenario waarbij geen satellietcommunicatie of PNT signaal beschikbaar is.
De inhoud van en besluitvorming over het EU-Mercosur-akkoord |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Komt u conform de toezegging in uw brief van 16 december (Kamerstuk 31 985, nr. 85) begin 2025 met een kabinetsappreciatie over het EU-Mercosur-akkoord, waarin wordt ingegaan op de voor- en nadelen, economische en geopolitieke impact, en specifieke gevolgen voor de Nederlandse landbouw en het bedrijfsleven? Kunt u in de kabinetsappreciatie ook ingaan op de impact op klimaat, ontbossing, duurzame landbouw, plasticgebruik, mensenrechten, arbeidsrechten, en zeldzame aardmetalen? Zo nee, waarom niet?
Wanneer wordt de update van het Wageningen-rapport over het EU-Mercosur verdrag met de Kamer gedeeld? Klopt het dat dit rapport al sinds 31 december klaar is, zoals vermeld staat op de website van de WUR1?
Kunt u toelichten wat de verschillen in regelgeving zijn omtrent bestrijdingsmiddelen en bescherming van landbouwdieren tussen de Mersosur-landen en Nederland? Kunt u bevestigen dat deze verschillen een concurrentienadeel voor Nederlandse boeren veroorzaken als de grenzen voor deze producten verder opengaan? Zo nee, waarom niet?
Welke afspraken zijn gemaakt over de handel in bestrijdingsmiddelen? Klopt het dat importtarieven worden verlaagd of afgeschaft voor bestrijdingsmiddelen die in de EU niet gebruikt mogen worden? Zo ja, wat betekent dit voor de export van bestrijdingsmiddelen naar Mercosur-landen? Is een toename in gebruik daar te verwachten? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
Zijn de afspraken over duurzaamheid bindend en afdwingbaar? Zo ja, op welke manier zijn ze afdwingbaar? In hoeverre zijn er sancties mogelijk bij overtredingen? Kunt u dat toelichten?
Hebben de afspraken over duurzaamheid invloed op de manier waarop rundvlees en kippenvlees in de Mercosur-landen geproduceerd zullen worden? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Hebben de afspraken over duurzaamheid invloed op de export van rundvlees en kippenvlees door Mercosur-landen naar de EU? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Wat is bekend over de reservering van 1 miljard euro van de Europese Commissie om de negatieve gevolgen van het EU-Mercosur-verdrag voor Europese boeren te compenseren? Klopt het dat de Europese Commissie niet van plan is om dit geld te gebruiken, omdat de Commissie volgens een woordvoerder «erop vertrouwt dat het akkoord correct zal werken en geen marktverstoring zal veroorzaken»2? Zo nee, kunt u dat dan toelichten?
Kunt u bevestigen dat er geen bindende en afdwingbare afspraken over klimaatbeleid zijn vastgelegd, behalve de mogelijkheid om delen van het verdrag op te schorten als een tegenpartij uit het klimaatakkoord stapt?
Op welke manier zouden de klimaatafspraken in het verdrag een positieve invloed moeten hebben op het tegengaan van klimaatverandering? Is het realistisch om enig positief effect te verwachten? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Hoe vaak heeft de EU-handelsverdragen opgeschort, omdat een tegenpartij afspraken over duurzaamheid of mensenrechten schond?
Welke afspraken maakt het verdrag over de fossiele industrie en haar financiering door private en publieke financiering? Hoe draagt het akkoord bij aan het pad weg van fossiel, uitgezet bij COP28?
Kunt u bevestigen dat artikel 56 van de verdragstekst over duurzaamheidsmaatregelen een voorkeursbehandeling («favorably considered») voor Mercosur-landen betekent bij de risicobeoordeling van ontbossing binnen de EU-ontbossingswet (EUDR)? Zo nee, hoe moet dit artikel dan gelezen worden?
Hoe rijmt een voorkeursbehandeling op het gebied van ontbossing zich met de bevindingen van experts dat het Mercosur-verdrag de ontbossing zal doen toenemen in de Mercosur-regio, en het gegeven dat Brazilië, Paraguay en Argentinië tot de top tien van landen met de hoogste ontbossing behoren? Hoe draagt deze voorkeursbehandeling bij aan het behalen van de wettelijke doelstelling dat de EU zo min mogelijk bijdraagt aan ontbossing en bosdegradatie in de hele wereld?
Kunt u bevestigen dat Argentinië heeft toegezegd de exporttarieven op soja te verlagen of te schrappen?
Kunt u bevestigen dat de EUDR niet van toepassing is op savannes, waar juist de grootste ontbossing plaatsvindt voor de teelt van soja in de Mercosur-landen? Zo nee, waarop baseert u dat?
Kunt u bevestigen dat de EU-ontbossingwet de ontbossing voor de aanleg van suikerriet en daarmee bio ethanol niet tegengaat, terwijl dit verdrag gaat leiden tot een grote toename van de export van zowel suiker als bio ethanol naar de EU?
Erkent u dat de toename van export van landbouwproducten van Mercosur-landen naar de EU-ontbossing zal veroorzaken? Kunt u bevestigen dat dit bovenop de groeiende export naar onder andere China komt met bijbehorende extra ontbossing? Met andere woorden, kunt u bevestigen dat dit een kwestie is van «én-én», niet «óf-óf»? Zo nee, waarop baseert u uw analyse?
Heeft u het artikel gelezen van Politico van 20 december 2024: «Mercosur deal risks weakening EU anti-deforestation rules»?3 Deelt u de analyse dat met het «rebalancing mechanism» de Mercosur-landen tegenmaatregelen kunnen nemen tegen nieuw EU-beleid om bijvoorbeeld bossen, milieu of klimaat te beschermen? Zo nee, waarop baseert u deze conclusie?
Geldt de EU-ontbossingswet in dit kader als nieuw beleid, gezien de vertraging die de wet oploopt? Zo ja, wat zouden de gevolgen van dit «rebalancing mechanism» zijn voor de EU-ontbossingswet?
Wat gebeurt er als een lid van de Mercosur beleid maakt dat klimaatverandering versneld tegengaat, maar ingaat tegen de afspraken in het handelsakkoord? Wat gebeurt er als een lid van de Mercosur beleid maakt dat arbeids- en mensenrechten beter beschermt, maar ingaat tegen de afspraken in het Verdrag?
Hoe ziet het «rebalancing mechanism» van het verdrag – dat recht geeft op compensatie voor Mercosur-landen als hun handelsstromen worden beïnvloed door nieuw EU-beleid – er precies uit? Hoe worden geschillen binnen het «rebalancing mechanism» beslecht? Hoe garandeert het mechanisme transparantie in de besluitvorming? Welke rol is hierin weggelegd voor democratische controle door de lidstaten van beide verdragspartijen? Hoe verhoudt zich dit tot de visie van de Nederlandse regering op transparantie en democratische besluitvorming?
Kunt u reageren op de argumenten die worden aangedragen in een nieuw juridisch advies in opdracht van Greenpeace Duitsland4 dat het handelsverdrag leidt tot afzwakking van de EU-ontbossingswet, het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en de Corporate Sustainability Due Dilligence Directive (CSDDD)? Kunt u daarbij delen op basis van welke analyses u uw uitspraken doet?
Welke afspraken in het verdrag hebben betrekking op de ondersteuning van de Mercosur-landen voor implementatie van deze richtlijnen? Hoe bevordert het verdrag de vergroening van handelsstromen en de economieën van deelnemende partijen?
Kunt u de conclusies van Greenpeace bevestigen dat het EU-Mercosur-verdrag zal leiden tot lagere handelstarieven en meer handel in plastics, inclusief de export van plastic producten naar de Mercosur-landen die in de EU verboden zijn, waaronder soorten single use plastic?5 Zo nee, kunt u dat toelichten met analyses die deze positie onderbouwen? Zo ja, hoe passen deze tariefverlagingen voor de handel in plastic producten in de ambitie van de EU om een einde aan plastic afval te maken?
Welke afspraken zijn er gemaakt over duurzame en fatsoenlijke winning en productie van kritische grondstoffen? In hoeverre zijn die bindend en afdwingbaar? Welke afspraken zijn er gemaakt om de verwerking van kritieke grondstoffen in de deelnemende Mercosur-landen, oftewel lokale waardetoevoeging, te versterken?
Welke garanties biedt het verdrag om te voorkomen dat er Amazonewoud verloren gaat of inheemse gemeenschappen in de verdrukking komen, als gevolg van mijnbouw naar nobium of andere mineralen die mede dankzij het verdrag naar de EU zouden gaan?
Welke afspraken maakt het verdrag over arbeids- en mensenrechten? Zijn deze afdwingbaar? Deelt u de analyse van de vakbonden dat het in de overeenkomst ontbreekt aan een robuust mechanisme om schendingen van de rechten van werknemers uit te sluiten, onder andere door middel van sancties? Zo nee, kunt u dat toelichten en de analyses waarop u zich baseert, delen? Zo ja, deelt u dat dit betreurenswaardig is?
Welke effecten heeft het verdrag op de publieke sector in Mercosur-landen? Klopt het dat het verdrag voorziet in de privatisering van diensten in de publieke sector zoals de watervoorziening en aanleg van wegen? Hoe schat het kabinet de effecten op lokale bedrijven in Mercosur-landen die zullen moeten concurreren met Europese multinationals?
Kunt u bevestigen dat de definitieve tekst niet voorziet in een rol voor vakbonden om toezicht te houden op en te zorgen voor naleving van de fundamentele internationale arbeidsnormen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)? Deelt u dat dit onacceptabel is en dat sociale partners (werkgevers en vakbonden) hun democratische controlefunctie moeten kunnen uitoefenen? Zo nee, waarom niet?
Als het EU-Mercosur-verdrag als een integraal associatieakkoord wordt voorgelegd aan de Europese Raad, welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer dan om het verdrag af te wijzen?
Als het verdrag wordt voorgelegd als een interim-akkoord en een definitief akkoord, welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer dan om het verdrag af te wijzen?
Als het EU-Mercosur verdrag als een integraal associatieakkoord wordt voorgelegd, is het dan aannemelijk dat het EU-Mercosur «voorlopig» wordt toegepast na ratificatie door de Europese Raad en het Europees Parlement, maar voor ratificatie door de nationale parlementen? Kunt u dat toelichten?
Als het verdrag voorlopig wordt toegepast, wat gebeurt er dan als een nationaal parlement besluit om tegen ratificatie van het verdrag te stemmen?
Deelt u de conclusie van juristen van onder andere ClientEarth6 dat het splitsen van het EU-Mercosur-verdrag en daarmee het ontnemen van het vetorecht van lidstaten voor het EU-deel, in strijd zou zijn met het onderhandelingsmandaat voor EU-Mercosur en de herbevestiging van de Europese Raad in 2018 dat het verdrag als gemengd beschouwd wordt? Zo nee, kunt u dat toelichten en de analyses waarop u zich baseert, delen?
Kunt u uw antwoorden juridisch onderbouwen met verwijzingen naar de concept-verdragstekst van het onderhandelaarsakkoord, en met verwijzingen naar geraadpleegde bronnen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen beantwoorden vooraf of tegelijkertijd met de kabinetsappeciatie van het akkoord? Zo nee, waarom niet?
Het artikel ‘Brug Uitwellingerga kan niet worden gerepareerd: nieuwe brug pas in 2029 klaar’ |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de grote hinder voor omwonenden en omliggende (landbouw)bedrijven door de langdurige afsluiting van de brug bij Uitwellingerga?1
Ja. Rijkswaterstaat staat in nauw contact met de omgeving over de hinder als gevolg van de afsluiting van de brug.
Kunt u toelichten waarom het realiseren van een tijdelijke brug pas in augustus 2025 is voorzien? Welke mogelijkheden ziet u om deze planning te versnellen?
De voorgenomen planning komt voort uit onderzoek door ingenieursbureaus naar de staat en stabiliteit van de brug. Voor de realisatie van het tijdelijke (vaste) brugdeel is eerst verwijdering van ballastkisten nodig en moeten de werkzaamheden worden aanbesteed. Rijkswaterstaat werkt samen met gespecialiseerde marktpartijen in een «bouwteam» om zo gezamenlijk zowel de voorbereiding van het werk als de realisatie te versnellen. Een reële inschatting van de benodigde tijd laat zien dat de tijdelijke brug in augustus 2025 gereed is.
Kunt u aangeven waarom de definitieve vervanging van de brug pas in 2029 plaatsvindt?
De definitieve vervanging van de brug is onderdeel van het reeds lopende programma Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl. Deze vervanging vraagt gedegen voorbereiding en bestaat uit het doorlopen van meerdere fases. De aanbesteding van de planfase is gestart en wordt eind juni 2025 gegund. De planfase zelf duurt ca. 12 maanden. Dan volgen de contractvoorbereiding (ca. 10 maanden) en de aanbesteding van de werkzaamheden (ca. 12 maanden). Na de aanbesteding volgt de engineering door de aannemer (ca. 12 maanden), voordat met de uitvoering kan worden gestart. De start van de uitvoeringswerkzaamheden is daarmee voorzien rond april 2029. Volgens planning vindt aan het einde van dat jaar de oplevering plaats.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er zijn om deze planning te versnellen?
Onderzocht wordt of het mogelijk is om in de planfase in plaats van meerdere alternatieven, slechts één variant bestuurlijk af te stemmen en nader uit te werken. Daarnaast kan het vroeg in het proces betrekken van de aannemer voor de uitvoering een versnelling opleveren. Het gaat om een eventuele tijdwinst van enkele maanden.
Kunt u aangeven waarom van april tot september 2026 het tijdelijke brugdek wordt verwijderd ten behoeve van de Staande Mast Route? Hoe verhouden de belangen van de recreatievaart met masten hoger dan 7.10 meter zich met de belangen van omwonenden en omliggende (landbouw)bedrijven?
Rijkswaterstaat onderzoekt momenteel verschillende opties hoe om te gaan met de huidige situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de scheepvaart (hoge beroepsvaart en staande mast) als het wegverkeer. Bij een vast brugdek moet scheepvaart hoger dan 7,10 meter omvaren via Langweer of Sneek; voor scheepvaart hoger dan 11,5 meter is alleen de route door Sneek toegankelijk. In het drukke vaarseizoen leidt dat tot langere en frequentere brugopeningen wat in Sneek tot opstoppingen op zowel weg als water kan leiden. De optie van het verwijderen van het brugdek in het vaarseizoen maakt de vaarweg beschikbaar voor alle scheepvaart en is een mogelijkheid om de verkeersdruk in het centrum van Sneek te beperken. Voor omwonenden en bedrijven worden gedurende de periode dat de brugverbinding niet beschikbaar is alternatieve verbindingen bekeken, waaronder de inzet van een pont. Voordat over deze en andere opties voor het vaarseizoen 2026 wordt besloten, worden deze nog verder doorgesproken met bestuurders, inwoners en bedrijven in de omgeving.
Wanneer wordt duidelijk hoe de pont voor (brom)fietsers, voetgangers, scooters, brommobielen, eruit gaat zien en of landbouwverkeer hiervan gebruik kan maken?
Zoals bij vraag 5 is geantwoord, worden de opties nog onderzocht. Beoogd is om hierover uiterlijk in mei 2025 een besluit te nemen. Dan is duidelijk of de Prinses Margriettunnel mogelijk als omleiding beschikbaar kan komen en zo ja voor welke typen verkeer. Op dat moment kan ook meer duidelijkheid worden gegeven over hoe de pontoptie eruit kan komen te zien en of landbouwverkeer hiervan gebruik kan maken.
Wanneer wordt verwacht dat er duidelijkheid is over de haalbaarheid van het beschikbaar maken van een rijstrook in de Prinses Margriettunnel, na de werkzaamheden, voor landbouwverkeer, openbaar vervoer en bestemmingsverkeer? Wanneer zou deze optie in gebruik genomen kunnen worden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen om te voorkomen dat bij de extra verkeersdruk die gaat ontstaan op de bruggen bij Oude Schouw en Spannenbrug (die tevens ook aan vervanging toe zijn) vergelijkbare problemen voordoen als bij Uiterwellingerga?
Beide bruggen staan op de planning voor vervanging (Oude Schouw in 2030 en Spannenburg in 2031). Rijkswaterstaat voert onderzoek uit naar de huidige staat van beide bruggen. Op basis van de uitkomsten wordt beoordeeld of aanvullende maatregelen bovenop de huidige beperkingen noodzakelijk zijn om de periode tot vervanging te overbruggen.
Kunt u aangeven hoe de werkzaamheden aan de bruggen in de regio op elkaar afgestemd worden om de negatieve impact op de bereikbaarheid van de regio zo beperkt mogelijk te houden?
Rijkswaterstaat onderhoudt contact met de bestuurlijke partners over hinder van planbaar onderhoud. Als de bereikbaarheid in het gedrang komt, bijvoorbeeld omdat gelijktijdig aan meerdere bruggen of wegen werkzaamheden moeten plaatsvinden, zoeken wij met de partners naar oplossingen om de hinder voor de verschillende gebruikers zo beperkt mogelijk te houden.
De intercityverbinding Eindhoven – Aken, minder intercity's rondom Weert en de algemene bereikbaarheid met en binnen Limburg |
|
Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Plan NS: Intercity rijdt station Weert in weekend twee keer per uur voorbij»1, en «Beperkt plan intercity Aken ook op lange baan»2?
Bent u bekend met de vergaande gevolgen van deze plannen voor de bereikbaarheid van de provincie Limburg?
Is er met NS gesproken over alternatieve mogelijkheden wat betreft de werkzaamheden rondom Vught? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke alternatieve mogelijkheden zijn besproken en waarom zijn die wel of niet uitvoerbaar?
Kunt u bevestigen dat de intercityverbinding Eindhoven–Aken breed wordt gesteund door de Provincie Limburg en Duitse partners? Zo ja, welke stappen onderneemt u vanuit uw ministerie om deze verbinding te realiseren?
Wat vindt u ervan dat ProRail nog een aanvullende studie gaat doen naar de staat van de infrastructuur over de grens, terwijl Arriva al jaren met materieel tussen Heerlen en Aken rijdt? Acht u het wenselijk dat dit onderzoek opnieuw tot vertraging leiden?
Deelt u de mening dat de realisatie van deze verbinding in essentie een politiek-bestuurlijke keuze is, en dat verdere vertraging niet te rechtvaardigen is gezien de gemaakte afspraken en investeringen? Zo nee, waarom niet?
Welke concrete belemmeringen ziet u voor de invoering van de intercity Eindhoven–Aken en welke mogelijkheden ziet u om deze op korte termijn weg te nemen?
Bent u bereid om in samenwerking met de Provincie Limburg en Duitse partners een definitief tijdspad vast te stellen voor de start van deze intercity? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ‘Oud-turnster Petra Witjes heeft eindelijk geen nachtmerries meer. ‘Ik wil de mensen die mij verkeerd hebben behandeld niet laten winnen’’ |
|
Jacqueline van den Hil (VVD) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Oud-turnster Petra Witjes heeft eindelijk geen nachtmerries meer. «Ik wil de mensen die mij verkeerd hebben behandeld niet laten winnen»»?1
Hoe worden de pijnlijke verhalen zoals die van Petra Witjes, maar ook van andere ervaringsdeskundigen, meegenomen in de oprichting van het onafhankelijke integriteitscentrum?
Hoe wordt er dus voor gezorgd dat er niet óver, maar mét sporters wordt gesproken en ervaringsdeskundigheid integraal wordt betrokken?
Kunt u een tijdspad geven van het wetsvoorstel voor de totstandkoming van het onafhankelijke integriteitscentrum voor de sport?
De verwachting was dat het wetsvoorstel eind 2024 in consultatie zou gaan, is dit inmiddels gebeurd?
Zo ja, wat zijn de eerste resultaten hiervan? Zo niet, wat heeft gezorgd voor de vertraging?
Hoe verschilt een onafhankelijk integriteitscentrum van het huidige Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN)?
Hoe wordt bewerkstelligd dat dit nieuwe integriteitscentrum echt onafhankelijk kan opereren?
Wat zijn de eerste ervaringen met de pedagogisch experts die sinds januari 2025 worden ingezet door NOC*NSF?
Is het grootschalige onderzoek naar de factoren die bijdragen aan de positieve en negatieve aspecten van de topsportcultuur al opgeleverd?
Bent u van plan een beleidsreactie te geven op dit onderzoek?
Wat zijn de uitkomsten van het jaarverslag van 2023 van het CVSN als het gaat om het aantal meldingen en de aard ervan?
Zijn er al cijfers over het aantal meldingen bij het CVSN in het jaar 2024 bekend?
Het doen van aangifte tegen een politieagent |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
van Weel |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kan je aangifte doen tegen een agent?»?1
Verschillen de regels ten aanzien van het doen van aangifte tegen een politiemedewerker van de algemeen geldende regels als het gaat om het doen van aangifte? Zo ja, wat is er verschillend en waarom zijn die verschillen er?
Is het waar daar de politie wettelijk verplicht is om elke aangifte op te nemen, ongeacht tegen wie? Zo ja, waarom lijkt het erop dat in de praktijk het doen aangifte tegen politiemedewerkers moeilijker is? Ligt er een regel ten grondslag die het doen van een dergelijke aangifte bemoeilijkt? Zo ja, welke? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Waarom wordt iemand die aangifte wil doen tegen een politiemedewerker door een chatbot eerst doorverwezen naar de klachtmogelijkheid? En waarom wordt er in andere gevallen van het willen doen van aangifte wel meteen de mogelijkheid daartoe geopend?
Is het waar dat burgers die aangifte willen doen tegen een politiemedewerker vaak worden doorverwezen naar een klachtenprocedure in plaats van dat hun aangifte wordt opgenomen? Zo ja, wordt deze procedure duidelijk gecommuniceerd aan burgers?
Deelt u de mening dat juist als het gaat om het doen van aangifte tegen een politiemedewerker dat niet de schijn mag ontstaan dat het doen van aangifte belemmerd wordt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat als iemand aangifte wil doen dat diegene dan weliswaar gewezen mag worden dat daarnaast ook de mogelijkheid tot het indienen van een klacht bestaat, maar dat dat niet mag betekenen dat het doen van aangifte niet genoemd wordt of ontmoedigd wordt? Zo ja, waarom en deelt u dan ook de mening dat dit duidelijker door de politie gecommuniceerd moet worden dat een klacht niet in de plaats van een aangifte komt en dat aangifte doen altijd mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
Hoe worden baliemedewerkers bij de politie opgeleid om aangiftes tegen politiemensen op te nemen?
Dienen baliemedewerkers bij de politie er zorg voor te dragen dat een burger die een aangifte tegen een politiemedewerker wil doen een afspraak daartoe kan maken? Zo ja, waarom gebeurt dat dan niet altijd? Zo nee, in welke gevallen niet?
Worden dergelijke aangiftes altijd door de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten van de politie opgenomen? Zo nee, in welke gevallen niet?
Hoe vaak worden er per jaar klachten ingediend respectievelijk aangiftes tegen politiemedewerkers gedaan? Hoe vaak komt het voor dat na het indienen van een klacht alsnog aangifte wordt gedaan?
Het bericht 'Veerle (27) wil nooit meer een spiraaltje zonder verdoving: ‘Deze pijn is het niet waard’' |
|
Elke Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA) |
|
Fleur Agema (PVV), Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Veerle (27) wil nooit meer een spiraaltje zonder verdoving: «Deze pijn is het niet waard»»?1
Herkent u het signaal uit het artikel dat veel vrouwen ontevreden zijn over hun opties voor anticonceptie? Deelt u de mening dat dit zeer zorgwekkend is? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen om dit te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat de helft van de vrouwen die in de afgelopen jaren een spiraaltje heeft laten plaatsen ernstige tot ondraaglijke pijn had? Deelt u de mening dat dit ertoe zou kunnen leiden dat angst een onnodige drempel zal gaan vormen bij de beslissing over anticonceptie? Zo ja, welke concrete maatregelen neemt u om dit tegen te gaan?
Deelt u de mening dat het zeer zorgwekkend is dat veel vrouwen aangeven dat zij zich niet serieus genomen voelen als zij bij zorgverleners klachten of pijn aankaarten? Zo ja, kunt u nader toelichten op welke wijze u zich inzet voor het tegengaan van discriminatie jegens vrouwen in de medische wereld en te bevorderen dat zij serieus genomen worden als zij klachten ervaren?
Kunt u toelichten in hoeverre huisartsen, verloskundigen en gynaecologen op dit moment zich bewust zijn van en geïnformeerd worden over de mogelijkheid om de baarmoedermond te verdoven met Xylocaïne-spray bij het plaatsen van een spiraaltje? Hebben huisartsen, evenals verloskundigen, Xylocaïne-spray standaard op voorraad in de praktijk?
Deelt u de mening dat deze suggestie een eventuele tussenoplossing zou kunnen zijn voor vrouwen die behoefte hebben aan verdoving bij het plaatsen van een spiraaltje, zeker gelet op het feit dat de herziening van de NHG-standaard Antinconceptie halverwege 2026 gereed zal zijn?
Kunt u aangeven in hoeverre andere beroepsgroepen, zoals verloskundigen, gynaecologen en seksuologen betrokken worden bij het opstellen van de NHG-standaard Anticonceptie?
Worden vrouwen op dit moment gewezen op de mogelijkheid dat zij ook doorverwezen kunnen worden voor verdovende injecties in de baarmoedermond bij het plaatsen van een spiraal? Kunt u ook nader toelichten hoeveel vrouwen gebruikmaken van deze mogelijkheid? Kunt u ook nader toelichten welke andere mogelijkheden er zijn voor pijnbehandeling bij het plaatsen van een spiraaltje en hoeveel vrouwen (uitgesplitst per mogelijkheid) hiervan gebruikmaken op jaarbasis?
Kunt u nader toelichten of er op dit moment onderzoeken lopen in Nederland naar de mogelijkheid van verdoving bij het plaatsen van een spiraaltje? Zo ja, kunt u ook aangeven wanneer de uitkomsten van deze onderzoeken verwacht kunnen worden? Zo nee, bent u bereid om dit te laten onderzoeken?
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat mensen toegang hebben tot goede, betrouwbare informatie over anticonceptiemethoden, inclusief alternatieve methoden? Zo ja, welke concrete maatregelen neemt u om dit te bewerkstelligen?
Hoe kijkt u naar de mogelijkheid om een centrale plek, zoals een website, beschikbaar te stellen waarop mensen verschillende anticonceptiemethodes, inclusief alternatieve methoden, met elkaar zouden kunnen vergelijken?
Hoe reflecteert u op de bestaande informatievoorziening over opties voor pijnbehandeling bij het plaatsen van een spiraaltje? Welke concrete maatregelen gaat u nemen om erop toe te zien dat vrouwen beter geïnformeerd worden hierover?
Hoe kijkt u naar de wens vanuit deskundigen om te kijken naar mogelijkheden om de drempels omtrent anticonceptie, in bijzonder het spiraaltje, te verlagen voor mensen?
Kunt u aangeven wat de huidige stand van zaken is omtrent de uitvoering van de motie Slagt-Tichelman c.s. over meer stappen zetten om pijnbehandeling bij het plaatsen van een spiraaltje mogelijk te maken?2
Het bericht 'Ziekenhuisbaas: als we niet oppassen, verdwijnen behandelingen uit Fryslân' |
|
Jimmy Dijk |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Heeft u het bericht «Ziekenhuisbaas: als we niet oppassen, verdwijnen behandelingen uit Fryslân» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Ja. Ik hecht groot belang aan het ziekenhuis dichtbij en maak me sterk voor de ziekenhuiszorg in de regio en dus ook in Friesland.
Wat vindt u ervan dat er in de toekomst in de Friese ziekenhuizen mogelijk geen behandelingen voor maag-, slokdarm- en alvleesklierkanker mogelijk zijn in Fryslân?
Iedereen in Nederland moet toegang hebben tot goede zorg, ook in Fryslân.
In mijn brief van januari over de kwaliteit van zorg2 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken over de besluitvorming over volumenormen. Ik heb daarbij benadrukt dat als jij, of je kind, zorg nodig heeft je eigenlijk maar één ding belangrijk vindt: dat die zorg goed is en ervoor zorgt dat je beter wordt. Ik heb in de brief toegelicht dat ik het belangrijk vind dat iedereen in Nederland, ongeacht zijn of haar woonplaats, toegang heeft tot goede zorg, of het nou gaat om een relatief eenvoudige beenbreuk, of over een complexe chirurgische operatie aan een van de organen. Uitgangspunt is daarbij dat we de zorg zo dichtbij mogelijk om de patiënt heen organiseren en dat als het moet, we de hoogcomplexe zorg afhankelijk van waar je woont, verder weg moeten organiseren.
Kunt u aangeven hoe het staat met de aanpassing van de volumenormen bij de oncologie en vaatchirurgie? Vindt u het wenselijk dat deze volumenormen omhooggaan? Welke gevolgen heeft dit voor de Friese ziekenhuizen?
Een belangrijke bouwsteen in de ontwikkeling van een toegankelijk en kwalitatief hoogwaardig medisch specialistisch zorglandschap is de beweging dat ziekenhuizen meer gaan samenwerken in zorgnetwerken.
Dat helpt om patiënten zoveel mogelijk in hun eigen ziekenhuis, waar zij zich vertrouwd voelen, te kunnen behandelen. Als een patiënt moet worden doorverwezen naar een hooggespecialiseerd ziekenhuis, is het doel om, zodra het kan, die patiënt zoveel mogelijk verder te behandelen in het eigen ziekenhuis. Zorg die goed toegankelijk is voor omwonenden en in goed contact staat met de huisartsen, thuiszorg en sociaal werk. Om deze netwerken te laten ontstaan staan de betrokken partijen in de medisch specialistische zorg de komende periode voor soms spannende keuzes over hogere volumenormen voor hoog-complexe zorg en spreiding van veelvoorkomende en minder complexe zorg. Soms is concentratie van zorg nodig om zorg van hogere kwaliteit voor patiënten mogelijk te maken. In andere gevallen leidt spreiding tot beter passende zorg dichtbij. Alle medisch specialisten, ziekenhuizen en andere veldpartijen zijn nodig om deze kwaliteitsverbetering voor patiënten te kunnen realiseren.
In genoemde brief heb ik ook aangegeven dat ik het belangrijk vind dat dit traject rond herverdeling van zorg zorgvuldig plaatsvindt, dat partijen in de regio goede afspraken maken over samenwerking in netwerken en herverdeling van zorg en hoe dit wordt gewaarborgd. Met deze blik volg ik de besluitvorming die volgens planning eind maart plaatsvindt. Ik zal u hier dan over informeren.
Hoe gaan uw plannen voorkomen dat de SEH’s in de Friese ziekenhuizen gaan sluiten? Welke mogelijkheden heeft u om budgetfinanciering in te stellen zonder instemming van de verzekeraars en bent u bereid deze mogelijkheden te gebruiken?
Het kabinet wil ervoor zorgen dat de beschikbaarheid van acute zorg in iedere regio goed geregeld is. Nu geldt al dat voor elke wijziging in het acute zorgaanbod het proces zoals beschreven in de AMvB acute zorg moet worden gevolgd. Aanvullend hierop richt ik mij – in lijn met het Hoofdlijnenakkoord – op strengere regels voor veranderingen van het zorgaanbod, een handreiking voor het goede gesprek in de regio en betrokkenheid van burgers en het lokaal openbaar bestuur, passende kwaliteitskaders en het uit de marktwerking halen van de acute zorg. Daarbij is steeds leidend dat de kwaliteit van de zorg op de SEH en breed in het ziekenhuis steeds geborgd moet kunnen worden. De besluitvorming over de SEH is uiteindelijk aan het ziekenhuis zelf.
Het is formeel aan mij als Minister om de wijze van bekostiging te bepalen, bijvoorbeeld voor de SEH’s. Zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars zijn gebonden aan de geldende bekostigingssystematiek. Zoals ik in mijn brief3 aan de Kamer heb geschreven, ben ik voornemens om de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanwijzing te sturen om de voorbereidingen te treffen om budgetbekostiging voor de spoedeisende hulp (SEH) per 2027 mogelijk te maken.
Zijn de uitspraken van de bestuursvoorzitter van het Frisius MC om gezondheidscentra ziekenhuizen te laten vervangen of een nog grotere druk te leggen op de ouderenzorg in lijn met uw visie op de ziekenhuiszorg? Zo ja, waarom? Zo nee, heeft u haar dit laten weten?
Naar aanleiding van deze vraag is er contact geweest met het Frisius MC. Er is op dit moment een personeelstekort in de hele zorgketen. Tegen deze achtergrond wil het MC met collega-zorgorganisaties zoeken naar de meest efficiënte vorm van zorgverlening. Het MC geeft aan dat voor de bredere beweging naar toekomstbestendige zorg het Frisius MC het ziekenhuislandschap in Friesland anders wil gaan inrichten. Dit doet het Frisius MC niet alleen, maar met andere zorgaanbieders uit de keten, waarvan ook de ouderenzorg onderdeel is. Het uitgangspunt voor het Frisius MC is dat zoveel als mogelijk de zorg dichtbij de patiënt wordt georganiseerd. Denk aan minder complexe of chronische zorg. Hiervoor kunnen mogelijk gezondheidscentra op bijvoorbeeld de plekken waar nu een ziekenhuis staat een uitkomst bieden. Het Frisius wil anticiperen op een toenemende vraag naar zorg en een afnemende beroepsbevolking in Friesland met een combinatie van zorg dichtbij de inwoner, het ziekenhuiszorg alleen voor interventies en concentratie van hoogcomplexe zorg.
Een duurzaam toekomstbestendige zorg toegankelijk en dichtbij de mensen die deze nodig hebben vraagt om een grote transitie naar onder andere meer samenwerking die ten goede komt aan de patiënt, netwerkzorg en meer digitale en hybride zorg. Ik vind het dan ook een goede ontwikkeling dat de Friese ziekenhuizen en andere zorgaanbieders meer samenwerken. Ik vind het ook belangrijk dat dit traject zorgvuldig plaatsvindt en dat zorgpartijen in de regio goede afspraken maken met elkaar over samenwerking in netwerken en herverdeling van zorg waarbij alle betrokkenen, zoals burgers en het lokaal bestuur goed worden betrokken bij het proces richting besluitvorming.
Kunt u aangeven waar de Friese ziekenhuizen op dit moment precies staan in hun proces om het aantal locaties terug te brengen van vier naar drie?
Al een aantal jaren werken de Friese ziekenhuizen (Frisius MC met locaties in Leeuwarden en Heerenveen, Antonius Zorggroep met locaties in Sneek en Emmeloord, en Nij Smellinghe met locatie in Drachten) in samenwerking met de zorgverzekeraars Zilveren Kruis, De Friesland en VGZ aan plannen voor toekomstbestendige zorg in Friesland, Noordelijk Flevoland, Zuidwest Drenthe en de Kop van Overijssel.
In juni 2023 is in de media een voorkeursscenario bekend gemaakt. In dat scenario wordt gesproken over een fusie tussen Zorgpartners Friesland en de Antonius Zorggroep en gaan in 2034 de ziekenhuis locaties in Heerenveen (Frisius MC) en Sneek (Antonius Zorggroep) samen in één nieuw te bouwen ziekenhuis in Joure mét SEH, afdeling acute verloskunde en intensive care. Daarnaast blijft het topklinisch ziekenhuis in Leeuwarden en het algemeen ziekenhuis in Drachten.
In juni 2024 is door de partijen een intentieovereenkomst getekend. Hierin staat dat ze zich tot het uiterste gaan inspannen om via het voorkeursscenario ook op langere termijn kwalitatief goede en toegankelijke ziekenhuiszorg te bieden in bovengenoemde gebieden.
Op dit moment wordt de financiële haalbaarheid van het plan onderzocht en wordt gewerkt aan de inhoudelijke verdiepingen van het voorkeursscenario. Belangrijke thema’s daarbij zijn bijvoorbeeld burgerparticipatie, overleg met de andere zorgaanbieders, de financiële haalbaarheid van de nieuw te bouwen locatie en haalbaarheid op het gebied van mededingingsrecht t.a.v. de beoogde bestuurlijke fusie. Maar ook onderzoek naar innovaties die nodig zijn; hoe moet de zorg er in 2034 uitzien om te voldoen aan de vraagstukken die op de zorg afkomen, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit, toegankelijkheid en de betaalbaarheid van onze diensten? Voor dat laatste is er onder meer ook regelmatig contact met de betrokken gemeenten en andere zorgaanbieders als bijvoorbeeld de ambulancezorg, huisartsen en verloskundigen.
Vindt u het acceptabel dat er straks mogelijk maar drie ziekenhuislocaties in plaats van vier zijn in Fryslân wat de bereikbaarheid van zorg niet ten goede komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb bij de ziekenhuisbestuurders benadrukt dat ik het van essentieel belang vind dat de plannen richting besluitvorming met betrokkenheid van stakeholders, lokale overheden en burgers opgepakt worden. Ik verwacht van hen dat zij het maximale doen om de zorg op een goede manier, dichtbij de mensen in hun regio te leveren. Het is uiteindelijk aan hen om te besluiten hoe zij dit het beste kunnen doen, inclusief het aantal ziekenhuizen waarom het daarbij gaat. Ik vertrouw erop dat een ziekenhuisbestuurder zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt en in het belang van de patiënten, medewerkers en het behoud van de zorg, de juiste beslissingen neemt.
Kunt u aangeven hoe vaak u contact heeft met de ziekenhuisbesturen over de ontwikkelingen in het aantal ziekenhuislocaties in Fryslân? Wanneer was de laatste keer en wat was de uitkomst van dat gesprek?
Er is vanuit Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) regelmatig contact met partijen in Fryslân. Zo schuift VWS elk kwartaal aan bij de Seker en Sun tafel in Fryslân en is er intensief contact met de FrIZA voorzitter en de regio coördinator IZA van Zilveren Kruis. Op 25 november 2024 is op uitnodiging van Zorgbelang Fryslân een gesprek gevoerd met de Friese ziekenhuizen, gemeenten, huisartsen, ambulancezorg en cliëntenraden en inwonerorganisaties over de plannen van de Friese ziekenhuizen. In het gesprek is onder meer het belang van een zorgvuldig proces benadrukt waarbij het belangrijk is om met alle betrokken partijen in de regio alle perspectieven af te wegen alvorens tot besluitvorming over te gaan. Meest recent is op 12 februari 2025 een bezoek gebracht aan Friesland.
Op 27 februari vond de talkshow «Aan tafel over gezondheid en zorg» plaats, een samenwerking tussen VWS, FrIZA en Omrop fryslân. Hier kwamen inwoners, professionals en ervaringsdeskundigen samen om ideeën en oplossingen te bespreken. Daarnaast vindt er op ambtelijk niveau regelmatig een gesprek plaats met zorgverzekeraar Zilveren Kruis. Wanneer nodig sluiten ook de ziekenhuisbesturen aan bij dit overleg.
Kunt u aangeven hoe vaak u in Fryslân bent geweest en heeft gesproken met bezorgde patiënten en personeel over de ontwikkelingen? Wat kwam er uit deze gesprekken?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn de gemeenten SudWest Fryslân en Heerenveen op dit moment voldoende betrokken bij het proces rondom de sluiting van de ziekenhuizen zoals in de algemene maatregel van bestuur is opgenomen? Zo ja, ervaren de gemeenten deze betrokkenheid zelf ook? Kunt u dit bij hen nagaan?
Er zijn door Frisius MC, het Antonius en Zilveren Kruis/De Friesland, al meerdere gesprekken gevoerd met de betrokken gemeenten. Ook waren de wethouders van de gemeenten SudWest Fryslân en Heerenveen aanwezig bij beide werkbezoeken. Ook staat een gesprek gepland van VWS met de wethouders van deze gemeenten.
Kunt u aangeven welk doel de zogeheten «transformatiegelden» dienen die beschikbaar zijn vanuit de zorgverzekeraar? Wie beslist er over de uiteindelijke besteding van dit geld en onder welke voorwaarden?
De zorgpartijen die het IZA hebben ondertekend hebben samen afgesproken dat zorgaanbieders, zorgprofessionals, patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en gemeenten, in samenwerking met elkaar (waarbij de samenstelling afhankelijk is van het plan) plannen ontwikkelen voor zorgtransformaties, om zo versneld bij te dragen aan de IZA-doelen. Voor de uitvoering van deze plannen zijn transformatiemiddelen beschikbaar. Tevens hebben de IZA-partijen afgesproken dat de twee marktleidende zorgverzekeraars in de regio («de coördinerend zorgverzekeraar» en «de tweede zorgverzekeraar») deze plannen beoordelen. Daarvoor hebben de IZA-partijen gezamenlijk een beoordelingskader opgesteld dat deze zorgverzekeraars gebruiken bij de toetsing van de plannen.4
Bent u het eens met de VNG dat gemeenten bij de beoordeling van plannen over de besteding van dit geld hierover (mede) zouden moeten beslissen? Zo nee, waarom niet?
Ja, daar ben ik het mee eens. Het is aan de betreffende gemeente/de mandaatgemeente die expliciet goedkeuring moet geven voor de onderdelen die toezien op het sociaal domein, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de structurele implementatie en daarmee mogelijke structurele kosten. Indien de betreffende gemeente geen goedkeuring geeft, heeft dit consequenties voor de beoordeling van het integrale plan door de betreffende zorgverzekeraars, omdat alle betrokken partijen aantoonbaar commitment moeten geven op het plan voordat zorgverzekeraars het plan goedkeuren.
Is het mogelijk om dit geld in te zetten voor het oplossen van het personeelstekort door bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden te verbeteren, opleidingen in de regio aan te bieden of (goedkope) huisvesting voor personeel te verzorgen?
Op grond van het door IZA-partijen vastgestelde beoordelingskader wordt een transformatie als impactvol aangemerkt als er sprake is van een substantiële impact (conform IZA-doelen) op een of meerdere van de onderstaande aspecten:
Dit betekent dat beargumenteerd moet worden dat bijvoorbeeld het opleiden van personeel impactvol bij moet dragen aan het effectiever inzetten van personeel. Ik zie niet in hoe het aanbieden van (goedkope) huisvesting voor personeel bij kan dragen aan de bovengenoemde criteria.
In hoeverre de afschrijving op onroerende goed ook onderdeel kan zijn van het transformatieplan is afhankelijk van andere criteria die in het beoordelingskader zijn opgenomen. In het beoordelingskader is onder andere opgenomen dat de in het transformatieplan geformuleerde transformatieafspraken binnen vijf jaar worden behaald. Ook is aangegeven dat de transformatie op korte termijn niet anders bereikt, substantieel versneld en/of opgeschaald kan worden dan door inzet van transformatiemiddelen. Verder moet het gaan om een éénmalige investering voor de totstandbrenging van de beoogde transformatie (dus geen structurele kosten). Afbouw en uitfaseren van activiteiten/desinvesteringen en niet via de tarieven te bekostigen aanloopkosten kunnen hier wel onder vallen. Dat geldt ook voor de transformatie van onroerend goed.
Is het mogelijk om dit geld in te zetten voor het afschrijven van ziekenhuisgebouwen?
Zie antwoord vraag 13.
Klopt het dat bij de Friese ziekenhuizen dit geld wordt gebruikt door de zorgverzekeraars en ziekenhuisbesturen om de sluiting van twee ziekenhuizen, door het afschrijven van de ziekenhuisgebouwen, er zo snel mogelijk door heen te drukken?
Er is een aanvraag voor transformatiegelden gedaan door de ziekenhuizen, die op dit moment wordt beoordeeld door de zorgverzekeraars. Zilveren Kruis heeft aangegeven dat versnelde afschrijving één van de onderdelen is van deze aanvraag. Het gaat hier om een langetermijntransformatie (2034). Het is aan de zorgverzekeraars om te beoordelen of het transformatieplan voldoet aan de gestelde criteria.
Klopt het dat de benodigde «maatschappelijke impactanalyse» voor het gebruik van deze transformatiegelden voor het afschrijven van de ziekenhuisgebouwen in Sneek niet heeft plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet?
Om in aanmerking te komen voor transformatiemiddelen is op grond van het beoordelingskader Impactvolle zorgtransformaties en inzet transformatiemiddelen een positieve (maatschappelijke) businesscase één van de voorwaarden. Uit de businesscase moet blijken op welke wijze de transformatie gaat bijdragen aan passende zorg en/of andere IZA-doelen (waaronder kwaliteit van zorg), aan de in het IZA genoemde doelgroepen, en de resultaten. Het is aan de zorgverzekeraars om dit te beoordelen. Als dit niet onderdeel van het plan is dan kan dit plan niet goedgekeurd worden.
Indien u hiervan op de hoogte was, heeft u hierover bij de zorgverzekeraars en de zorgpartijen aan de bel getrokken om aan te geven dat deze analyse er alsnog moest komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u aangeven wat de gemiddelde levensverwachting is van ziekenhuisgebouwen? Kunt u aangeven of de ziekenhuizengebouwen in Sneek en Heerenveen boven of onder dit gemiddelde zitten?
In algemene zin geldt dat de gemiddelde periode waarop ziekenhuisgebouwen worden afgeschreven 30–40 jaar is. De technische levensduur van gebouwen ligt hoger, rond de 50–60 jaar voor nieuwe ziekenhuizen, maar door innovaties en veranderende zorgmodellen ligt de functionele levensduur vaak rond de 30 jaar. Regelmatig wordt een midlife renovatie gedaan halverwege de afschrijvingstermijn van gebouwen, waardoor de investeringen en afschrijvingen weer wat toenemen.
In hoeverre draagt het gebruik van de «transformatiegelden» voor het afschrijven van ziekenhuisgebouwen in Sneek en Heerenveen bij aan een een definitieve beslissing voor de sluiting van de ziekenhuizen? Hoe staat dit in verhouding tot andere argumenten zoals het personeelstekort?
Vanwege het verwachte personeelstekort is men in Friesland in gesprek om de zorg anders te organiseren. De transformatiemiddelen kunnen gebruikt worden voor een versnelling van deze plannen, zolang de plannen voldoen aan het Beoordelingskader impactvolle zorgtransformaties. De transformatiemiddelen zijn niet bepalend voor de besluitvorming maar kunnen hier wel ondersteunend in zijn.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Medisch Zorglandschap op donderdag 20 maart?
Ja
Het bericht ‘Pensioenen flink omhoog in nieuw stelsel: Stijging tot 8 procent’ |
|
Agnes Joseph (NSC) |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pensioenen flink omhoog in nieuw stelsel: Stijging tot 8 procent»?1
Kan volgens u gegarandeerd worden dat er geen fouten zaten in de administratie of doorrekeningen die mogelijk tot verkeerd berekende pensioenen hebben geleid op individueel niveau, en kan ook gegarandeerd worden dat mogelijke fouten niet in de toekomst alsnog zichtbaar zullen worden? Zo ja, waarom?
Kunt u bevestigen dat de gepensioneerden van deze pensioenfondsen die per 1 januari ingevaren zijn, in januari nog de oude uitkering hebben gekregen?2
Kunt u ook bevestigen dat die gepensioneerden in februari een eerste nieuwe uitkering hebben gekregen met bovendien een nabetaling over januari, ofwel dat de uitkering uit januari ook nog met terugwerkende kracht is aangepast?
Klopt het dat deze nieuwe uitkeringen in februari gebaseerd zijn op voorlopige cijfers, en klopt het dat er bij deze voorlopige cijfers nog geen voorlopige verklaring door accountants is afgegeven?
Hoe wenselijk is het voor de zekerheid van gepensioneerden over de hoogte van hun pensioenuitkering dat een externe accountant en actuaris nog vier tot vijf maanden nodig hebben om het invaarproces te controleren?
Kunt u bevestigen dat deze controles niet op individueel niveau plaatsvinden maar op maatmensniveau?
Hoe kunnen pensioenfondsen dan waarborgen dat het invaren op individueel niveau goed is gegaan?
Bent u van mening dat het noodzakelijk is dat er bij het invaren sprake moet zijn van een transparant proces en een narekenbare verdeling van het individuele vermogen van een deelnemer? Zo niet, waarom niet?
Als een tijdige en juiste verwerking bij invaren uitgangspunt is, waarom corrigeren dan alle ingevaren fondsen APG, BPL en PWRI de (ingegane) pensioenen mogelijk toch nog met terugwerkende kracht tot ver in de loop van 2025?
Waren deze effecten op de zekerheid van gepensioneerden over de hoogte van hun uitkering voorzien? Zo ja, kunt u dan ingaan op de procesmatige overwegingen om het invaren op deze manier vorm te geven?
Kunt u bevestigen dat er in de transitiebrief die naar de deelnemers is gegaan niets vermeld is over zowel de accountscontrole als over de onzekerheid die de controle met zich meebrengt over de hoogte van de uitkeringen?
Is het dan een juiste veronderstelling dat deelnemers hier onvoldoende over zijn geïnformeerd? Zo niet, hoe zijn de deelnemers hier volgens u dan wél voldoende over geïnformeerd?
Welke mogelijkheden voor bezwaar en compensatie hebben (gewezen) deelnemers en gepensioneerden als achteraf blijkt dat de vooraf door de pensioenuitvoerder geschetste gevolgen van invaren onjuist zijn geweest?