XR en Greta Thunberg |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de actie van Extinction Rebellion (XR) op zaterdag 6 april jl. om de A12 in Den Haag te bezetten, maar dat dit door de politie is verijdeld?
Ik heb kennisgenomen van de berichten hierover.
Bent u ermee bekend dat daarna door XR is besloten elders in de stad wegen te blokkeren?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u er ook mee bekend dat de bekende Zweedse milieuactiviste Greta Thunberg bij die blokkades betrokken was?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ook bekend met het feit dat Greta Thunberg door de politie van het wegdek is verwijderd en elders in de stad is afgezet, waarna zij weer is teruggekeerd om vrolijk opnieuw weer aan acties van XR deel te nemen bestaande uit het blokkeren van wegen en dat Greta Thunberg daarna opnieuw door de politie is verwijderd?
Zie antwoord vraag 1.
Is Greta Thunberg bij die acties gevorderd om haar te legitimeren? Zo ja, heeft zij dat gedaan, zo nee waarom niet en welke consequenties heeft dat voor haar gehad?
Het past mij als Minister van Justitie en Veiligheid niet om in te gaan op individuele casuïstiek.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie via een woordvoerder heeft laten weten dat het overtreden van de wet, door bijvoorbeeld op de weg te zitten, geen strafbaar feit is waar voorarrest voor is voorzien en dat je om die reden niet kan worden vastgehouden?
Van het openbaar ministerie (hierna: OM) heb ik begrepen dat door hun woordvoerder is aangegeven dat voor overtreding van de Wet openbare manifestaties (hierna: de Wom) het geven van een bevel tot voorlopige hechtenis niet mogelijk is. Overtreding van artikel 11 van de Wom is strafrechtelijk gekwalificeerd als overtreding, niet als misdrijf. Ten aanzien van overtredingen kan geen voorlopige hechtenis worden bevolen. Dit kan uitsluitend bij verdenking van misdrijven. De (overige) voorwaarden voor het bevelen van voorlopige hechtenis zijn neergelegd in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering. Uiteindelijk is het aan de rechter-commissaris om beslissen of iemand die wordt verdacht van een misdrijf al dan niet in voorlopige hechtenis wordt genomen.
Zo ja, hoe verhoudt die uitspraak zich met artikel 162 Wetboek van Strafrecht waarin onder andere het volgende strafbaar is gesteld: Hij (zij) die opzettelijk enige openbare landweg verspert wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is; in relatie met artikel 67 Strafvordering waarin is bepaald dat een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
In tegenstelling tot artikel 11 van de Wom, is in artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht een misdrijf strafbaar gesteld. Artikel 162, aanhef en eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, stelt onder meer als voorwaarde dat «gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is». Of dit in een specifiek geval zo is (geweest), dient door het OM per geval te worden beoordeeld. Wanneer aan de voorwaarden van artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, kan een bevel tot voorlopige hechtenis worden bevolen. Zoals ook benoemd in mijn antwoord op vraag 6, is een bevel tot voorlopige hechtenis aan wettelijke voorwaarden gebonden.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat het Openbaar Ministerie deze uitspraken heeft gedaan, nu het wel wettelijk mogelijk is daders van dergelijke zware misdrijven in voorlopige hechtenis (voorarrest) te nemen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u met ons bezorgd over de kennis van c.q. bij het Openbaar Ministerie omdat juist dit de instantie is die moet zorgen voor een adequate handhaving van de rechtsorde op basis van strafbaar gestelde feiten? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ik sta achter de medewerkers van het OM en ik ben niet bezorgd over de bij het OM aanwezige kennis.
De uitzending van Radar van 1 april jl. en artikelen inzake speculatieve grondhandel |
|
Inge van Dijk (CDA), Eline Vedder (CDA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Heeft u de uitzending van Radar van 1 april jl. gezien, in het bijzonder het gedeelte dat laat zien hoe dubieuze grondhandel in zijn werk gaat?1
Heeft u ook de bijgaande artikelen2 3 op Radar.nl van 1 april 2024 gelezen over gedupeerden van de dubieuze grondhandel en het advies van Radar waarop je moet letten om geen slachtoffer te worden?
Wat vindt u van de geraffineerde manier waarop grondhandelaren te werk gaan bij de verkoop van landbouwgrond, waarbij zij onterecht claimen dat de grond binnenkort veel waard zal worden, dit onderbouwen met misleidende brochures en de klant niet (voldoende) wijzen op de risico’s?
Is het u bekend dat zich inmiddels honderden gedupeerden hebben gemeld bij de jurist Deepak Thakoerdien van de stichting Grondhandelclaim en bent u het ermee eens dat dit een groot probleem is dat snel moet worden aangepakt?
Kunt u het signaal onderzoeken dat regelmatig dezelfde bestuurders voorkomen bij BV's die betrokken zijn bij grondhandel, waarbij de BV de grond verkoopt, het geld uitkeert en vervolgens geliquideerd of failliet verklaard wordt, waarna weer een nieuwe BV inzake grondhandel wordt opgericht, wat kan duiden op onbehoorlijk bestuur, omdat een BV die er niet meer is, niet aansprakelijk kan worden gesteld door gedupeerde kopers?
Ziet u een strengere toezichtsrol voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM) weggelegd, die toezicht houdt op beleggingsproducten?
Wat vindt u van de mening van de AFM hierover (FD-column Laura van Geest, «Er is maar heel weinig simpel aan simpel beleid», 16 februari 2024), dat toezichthouden op grondhandel voor de bühne is?
Ziet u een strengere toezichtsrol voor de Autoritiet Consument en Markt (ACM) weggelegd, op grond van de Wet oneerlijke handelspraktijken?
Is het u bekend of de AFM of ACM in dergelijke handelspraktijken ooit dwangsommen hebben opgelegd om verdere overtredingen te voorkomen?
Denkt u dat een deel van de oplossing kan zijn dat notarissen kritischer voorlichten, adviseren en controleren bij dergelijke transacties, die eigenlijk alle alarmbellen zouden moeten doen afgaan?
Welke opties worden op dit moment door AFM, ACM en Bureau financieel toezicht (Bft) onderzocht om deze handelspraktijken tegen te gaan?
Kunnen de in de uitzending van Radar genoemde oplossingsrichtingen, namelijk een verplichte rol voor de notaris bij de koopovereenkomst, de desbetreffende handelspraktijken onder de Wet financieel toezicht brengen en het verbieden van het eindeloos kadastraal splitsen van landbouwgrond, voor zover nog niet meegenomen in het onderzoek van AFM, ACM en Bft, daaraan worden toegevoegd?
Wat vindt u ervan dat, totdat er nieuwe regels zijn, deze oneerlijke een misleidende handelspraktijken ongestoord verder kunnen gaan, terwijl de Kamer al halverwege 2023 heeft gezegd dat hieraan een einde moet komen?
Ziet u mogelijkheden om reeds op kortere termijn actie te ondernemen, omdat consumenten van de overheid mogen verwachten tegen zulke oneerlijke handelspraktijken beschermd te worden?
Het bericht dat twee kinderopvangcentra in Utrecht per direct zijn gesloten |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat een kinderopvangcentrum en een Buitenschoolse opvang (BSO) in Utrecht per direct zijn gesloten?1
Ja
Hoe kan het verklaard worden dat beiden niet geregistreerd zijn in het Landelijk Register Kinderopvang en dat er niet eerder melding is gemaakt van illegale opvang?
Diegene die voornemens is om kinderopvang aan de bieden in de zin van de Wet kinderopvang is verplicht om bij de gemeente een aanvraag in te dienen voor registratie in het Landelijk Register Kinderopvang. Zij mogen de opvang pas starten nadat de toezichthouder kinderopvang een onderzoek voor registratie heeft uitgevoerd en de houder redelijkerwijs aan alle kwaliteitseisen gaat voldoen.
Toezichthouders kinderopvang houden toezicht op locaties die staan geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang. Zij zijn niet op de hoogte van kinderopvang die niet ingeschreven is in het Landelijk Register Kinderopvang. Via een melding kan de toezichthouder en/of de gemeente hiervan op de hoogte raken. Iedereen kan dit soort meldingen doen, denk hierbij aan omwonenden of ouders.
Hoe lang hebben deze opvangcentra bestaan?
Zoals bij vraag 2 aangegeven wordt er toezicht gehouden op locaties die in het Landelijk Register Kinderopvang staan. Daardoor is de gemeente niet op de hoogte van kinderopvang die niet is ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang. Het is ons onbekend hoe lang deze organisatie zonder toestemming van de gemeente kinderen heeft opgevangen in de zin van de Wet kinderopvang.
Is bekend of de ouders van de kinderen ervan op de hoogte waren dat de centra geen registratie hadden? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
Ik vind het belangrijk dat ouders kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de kinderopvang. In het Landelijk Register Kinderopvang kan iedereen geregistreerde kinderopvangvoorzieningen terugvinden. Geregistreerd zijn, betekent dat de gemeente onder andere op grond van onderzoek door de toezichthouder besloten heeft dat exploitatie is toegestaan. De gemeente is verantwoordelijk voor toezicht op en handhaving van kinderopvangvoorzieningen. Het register is openbaar. Ouders en verzorgers kunnen in het register opzoeken of het kindercentrum waar zij hun kind naar toe willen brengen staat ingeschreven en voldoet aan de wettelijk gestelde eisen.
Heeft dit mogelijk nog nadelige consequenties voor de ouders die hun kinderen naar deze illegale kinderopvangcentra brachten?
Er mogen op deze adressen, onder dezelfde omstandigheden, geen kinderen meer worden opgevangen. Dit is ingrijpend voor ouders. Zij zullen andere opvang moeten regelen.
Is het bekend wat voor pedagogisch beleid er werd gevoerd op de gesloten centra?
Nee. Er is geen aanvraag voor exploitatie gedaan, dus er heeft geen onderzoek door de gemeente plaatsgevonden naar de (kwaliteits)eisen uit de Wet kinderopvang.
Zijn de exploitanten van de kinderopvangcentra bekenden bij uw ministerie of bij het Openbaar Ministerie? Is bij u bekend of zij – direct of indirect – meer kinderopvangcentra exploiteren? Is er melding gemaakt bij het Openbaar Ministerie van deze casus?
De exploitanten zijn niet bekend bij mijn ministerie of bij het Openbaar Ministerie. De Inspectie Kinderopvang van de gemeente Utrecht heeft, zoals de Wet op de economische delicten voorschrijft, een melding gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Moet er iets veranderen in de huidige systemen die we hebben als het gaat om het oprichten, beoordelen en screenen van kinderopvangcentra?
In het huidige systeem moet diegene die voornemens is om kinderopvang aan te bieden een aanvraag tot toestemming voor exploitatie doen bij de gemeente. Na deze aanvraag onderzoekt de toezichthouder of het ernaar uitziet dat de kinderopvang redelijkerwijs aan de daaraan gestelde eisen zal voldoen en geeft advies aan de gemeente. Na goedkeuring van de aanvraag verleent de gemeente toestemming tot exploitatie en registreert de gemeente het betreffende kindercentrum van de kinderopvangorganisatie in het Landelijk Register Kinderopvang. De toezichthouder houdt in opdracht van de gemeente toezicht op de in het Landelijk Register Kinderopvang ingeschreven kindercentra. Als niet wordt voldaan aan de wet- en regelgeving kan de gemeente handhavend optreden conform gemeentelijk handhavingsbeleid.
Ik heb regelmatig gesprekken met vertegenwoordigers van ouders, gemeenten GGD'en en kinderopvangorganisaties. Vooralsnog zie ik geen aanleiding om het huidige systeem aan te passen.
Zijn er andere opvallende zaken aan deze casus die relevant zijn om te weten?
De handhaving door gemeente Utrecht loopt momenteel nog. Er zijn op dit moment nu geen opvallende zaken bekend.
Hoe kan voorkomen worden dat exploitanten van illegale opvangcentra in andere regio’s of gemeenten (illegale) kinderopvangcentra openen? Is er onderling contact tussen de handhavende instanties? Zo nee, is de Minister bereid te onderzoeken op welke manier dit mogelijk gemaakt kan worden zodat we zorgen dat kinderen op een veilige en verantwoorde manier overdag worden opgevangen?
GGD’en en gemeenten hebben een uitgebreid netwerk om signalen te delen. Er zijn bijvoorbeeld vaste overlegstructuren om (ook bij bijzondere casuïstiek) de benodigde informatie-uitwisseling te faciliteren. Denk hierbij aan periodieke bovenregionale overleggen tussen verschillende GGD’en in aangrenzende regio’s en tussen iedere GGD en de daaraan verbonden gemeenten. Ook hebben bovengenoemde partijen nieuwe acties ondernomen om de bovenregionale uitwisseling van informatie verder te versterken. Uw Kamer is hierover op 2 juli 2021 geïnformeerd met de Verzamelbrief kinderopvang.2
In 2022 hebben VNG en GGD GHOR Nederland de bestaande «denklijn signalen voor onderzoek en informatie-uitwisseling in toezicht en handhaving» doorontwikkeld. De denklijn biedt gemeenten en GGD’en handvatten om beschikbare informatie over bestaande houders en/of ondernemingen optimaal te benutten wanneer deze zich in een andere gemeente of regio willen vestigen. Gemeenten en GGD’en kunnen signalen uitwisselen over handhavingstrajecten. Handhavende instanties kunnen echter geen signalen uitwisselen over exploitanten die hen onbekend zijn omdat ze niet zijn aangemeld of ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang. Omwonenden en/of ouders kunnen signalen doorgeven aan de GGD en of betreffende gemeente als zij een vermoeden hebben van een misstand.
Tot slot, zoals hierboven aangegeven kunnen ouders controleren of de kinderopvang geregistreerd staat. Ook zijn kinderopvangorganisaties verplicht om recente inspectierapporten van de toezichthouder op de website te plaatsen, zodat ouders zich kunnen laten informeren over de kwaliteit.
Het project Maascleanup |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het project Maascleanup waarbij honderden vrijwilligers regelmatig de handen uit de mouwen steken om zwerfafval te verzamelen in de uiterwaarden van de maas?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Bent u ermee bekend dat er soms ad-hoc-afspraken bestaan tussen de vrijwilligers van Maascleanup en vergelijkbare groepen met de lokale gemeenten of grondeigenaar voor het afvoeren van verzameld zwerfvuil, maar dat er geen landelijke richtlijn, wettelijke regeling of modelafspraak voor bestaat?
Ik ben op de hoogte van het bestaan van ad-hoc-afspraken. Voor het afvoeren van verzameld zwerfafval kan ook gebruik gemaakt worden van de Zwerfafvalophaalregeling1 (ZOR). Dat is een landelijke regeling waarbij Rijkswaterstaat onder voorwaarden door derden langs oevers ingezameld zwerfafval kosteloos ophaalt.
Bent u ermee bekend dat ook Rijkswaterstaat in het verleden weigerde om verzameld vuilnis af te voeren en dat dit ertoe leidde dat een en ander bij een volgend hoogwater alsnog weer in de Maas terecht kwam? Vindt u het terecht dat Rijkswaterstaat als beherende instantie zich onttrekt aan dit aspect van het beheer van haar gronden?
Zwerfafval dat ingezameld wordt door derden kan Rijkswaterstaat op basis van de ZOR op verzoek ophalen. Omdat percelen niet altijd vrij toegankelijk zijn voor voertuigen en niet zonder toestemming betreden kunnen worden, is de voorwaarde wel dat het ingezamelde zwerfafval aan de openbare weg wordt geplaatst.
De situatie waaraan waarschijnlijk wordt gerefereerd betreft een incident dat zich in 2023 heeft voorgedaan in de Grensmaas. Het ingezamelde zwerfafval is door vrijwilligers volgens afspraak achtergelaten op het perceel van een andere gebiedsbeheerder. Deze gebiedsbeheerder zou het zwerfafval naar de openbare weg verplaatsen waar Rijkswaterstaat het op kon halen. Omdat het afval niet naar de openbare weg was verplaatst en het perceel van de andere gebiedsbeheerder niet zonder toestemming betreden kon worden, is de door Rijkswaterstaat ingeschakelde aannemer uiteindelijk onverrichter zaken vertrokken.
Wat zou volgens u de rol in deze kwestie moeten zijn van Rijkswaterstaat, of van andere (semi-)overheden zoals Staatsbosbeheer, gemeenten en provincies? Bent u bereid hier initiatieven toe te nemen?
Het is van belang dat de verschillende gebiedsbeheerders de verantwoordelijkheid nemen die zij hebben op het gebied van zwerfafval. Daarnaast is het van belang dat zij goed met elkaar communiceren wanneer werkzaamheden areaal overstijgend zijn. Aangezien de situatie aan de Grensmaas een incident betreft, zie ik op dit moment geen noodzaak om aanvullende initiatieven te nemen.
Het artikel 'Kabinet zoekt na verbod naar andere wegen voor leveren F-35-onderdelen aan Israël' |
|
Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt), Stephan van Baarle (DENK) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met de inhoud van bovenstaand artikel1?
Ja.
Klopt het dat het ministerie sinds het vonnis in het hoger beroep heeft gezocht naar indirecte manieren om F35-onderdelen te leveren aan Israël?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833). Het kabinet is in regelmatig contact met de F-35-partners, ook over de gevolgen van de rechterlijke uitspraak om door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken. Er is niet gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Er is dan ook geen sprake van omzeiling van de rechterlijke uitspraak.
Wel wil het kabinet zich ten volste inspannen om te voorkomen dat het F-35-programma in gevaar wordt gebracht, omdat dit programma cruciaal is voor de nationale veiligheid van Nederland en betrokken bondgenoten. De Kamer roept het kabinet hier ook toe op middels de motie Brekelmans (Kamerstuk 2024D0565). In de genoemde Kamerbrief wordt ook ingegaan op de motie Van Dijk (Kamerstuk 2024D15530) die het kabinet oproept te bezien of en op welke wijze het doorvoeren van F-35-onderdelen zo spoedig mogelijk kan worden hervat.
Kunt u deze interne correspondentie (departementaal en interdepartementaal) op grond van Artikel 68 van de Grondwet zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 hebben er geen gesprekken plaatsgevonden waarin is gevraagd naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Hierover heeft dus ook geen interne correspondentie plaatsgevonden en daarom zijn er geen stukken te delen.
Heeft Nederland sinds het vonnis F35-onderdelen geleverd aan andere landen? Zo ja, is er een toename geweest in leveringen naar andere landen?
Sinds het arrest van het Gerechtshof van 12 februari 2024 zijn F-35-onderdelen vanuit Nederland uitgevoerd naar andere F-35-landen, niet zijnde Israël. Dergelijke uitvoer vindt plaats onder de Regeling algemene vergunning NL009 inzake doorvoer, uitvoer of overdracht waarop een overeenkomst in het kader van het F-35 Lightning II programma van toepassing is. Het instrument van de algemene vergunning vraagt van geregistreerde bedrijven om twee keer per jaar over de realisatie in het voorgaande half jaar te rapporteren. Een toename in leveringen aan andere landen kan alleen vastgesteld worden op basis van volledige rapportage-data. De bedrijven zijn verplicht de informatie over de periode januari 2024–juni 2024 voor 1 september 2024 bij de overheid aan te leveren, waarna deze gegevens kunnen worden verwerkt.
Zijn er afspraken met andere landen gemaakt over de levering van F35-onderdelen naar Israël via deze of andere landen?
Het kabinet is voortdurend met F-35-partners in gesprek en heeft hen geïnformeerd over het arrest. Zij weten hierdoor dat eventuele leveringen van F-35-onderdelen aan Israël niet vanuit Nederland kunnen plaatsvinden. Er zijn geen nadere afspraken gemaakt over de levering van F-35-onderdelen naar Israël via andere landen.
Klopt het dat u niet kunt uitsluiten dat via deze weg onderdelen indirect in Israël terecht zijn gekomen?
Zie hiervoor de toelichting in de Kamerbrief over «de opvolging die het kabinet geeft aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag over de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël» van 24 april 2024 (Kamerstuk 2024D16833).
Kunt u aangeven of (een deel van) deze onderdelen indirect daadwerkelijk in Israël terecht zijn gekomen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Sluit u uit dat er directe levering van F35-onderdelen aan Israël heeft plaatsgevonden in de zeven dagen na het vonnis?
Ja.
Kunt u aangeven of het indirect leveren van F35-onderdelen in strijd is met het internationaal recht? Graag een reflectie.
Bij transacties van F-35-onderdelen naar de VS, bijvoorbeeld voor de productie van nieuwe toestellen, is het vanwege de werking van de internationale logistieke keten in het F-35-programma op het moment van uitvoer niet duidelijk wie de eindgebruiker zal zijn van de toestellen waarin de componenten worden geïntegreerd. Er kunnen meerdere jaren zitten tussen de uitvoer van deze componenten uit Nederland en het moment dat het afgebouwde F-35-toestel daadwerkelijk aan een F-35-land geleverd wordt. Mutatis mutandis is hetzelfde van toepassing op reserve-onderdelen. Voor de Nederlandse exportcontrole geldt de Verenigde Staten dan ook als het ontvangende en integrerende land waaraan getoetst wordt. Deze methodiek wordt al langer toegepast in het Nederlandse exportcontrolestelsel voor de uitvoer van componenten naar producenten in EU-, NAVO-, en daaraan gelijkgestelde landen (Australië, Japan, Nieuw-Zeeland en Zwitserland) waarbij op het moment van uitvoer geen eindgebruiker bekend is. Over deze methode werd uw Kamer in het verleden ook meermaals geïnformeerd, waaronder in de eerdergenoemde Kamerbrief van 24 april 2024 waarin nader ingegaan wordt op de internationale verplichtingen van Nederland inzake wapenexportcontrole (Kamerstuk 2024D16833).
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar en in ieder geval voor het dertigledendebat over de situatie in Gaza beantwoorden?
Ja.
Het toepassen van de Wet aanpak dierenmishandeling |
|
Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kunt u bevestigen dat sinds de inwerkingtreding van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing per 1 januari 2024 de rechtspraak extra instrumenten heeft, waaronder het opleggen van een zelfstandig (levenslang) houdverbod?
Kunt u bevestigen dat sinds de inwerkingtreding van deze wet de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nieuwe instrumenten heeft, waaronder de bevoegdheid om een bedrijf te sluiten vanwege dierenwelzijn?
Kunt u bevestigen dat sinds de inwerkingtreding van deze wet de officier van de justitie (OvJ) een gedragsaanwijzing kan opleggen waardoor een verdachte tot aan de zitting geen of minder dieren mag houden?
Kunt u bevestigen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) sinds de inwerkingtreding van deze wet extra instrumenten heeft, waaronder het opleggen van een educatieve maatregel en het geheel of gedeeltelijk sluiten van bedrijven, inrichtingen en locaties waar dierenwelzijn wordt geschaad?
Kunt u aangeven hoe vaak er een zelfstandig houdverbod is opgelegd sinds de inwerkingtreding van de wet?
Kunt u aangeven hoe vaak er een levenslang houdverbod is opgelegd?
Kunt u aangeven hoe vaak de NVWA een bedrijf heeft stilgelegd of gesloten vanwege dierenwelzijn?
Kunt u aangeven hoe vaak de OvJ een gedragsaanwijzing heeft opgelegd waardoor een verdachte geen of minder dieren mag houden?
Kunt u aangeven hoe vaak de RVO een educatieve maatregel heeft opgelegd?
Kunt u aangeven hoe vaak de RvO een bedrijf, inrichting en/of locatie heeft stilgelegd of gesloten vanwege dierenwelzijn?
Hoe heeft u ervoor gezorgd dat deze instanties voldoende op de hoogte zijn van de extra bevoegdheden en instrumenten sinds de inwerkingtreding van de wet?
Heeft het aangekondigde gesprek met het Openbaar Ministerie (OM) en de rechtspraak over hoe de kennis over dierenwelzijnszaken kan worden geborgd, inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, kunt u een terugkoppeling geven van dit gesprek? Zo nee, wanneer gaat dit gesprek plaatsvinden?
Kunt u bevestigen dat de NVWA onlangs een inspectie heeft gedaan bij een varkenshouderij in Twente, waarbij varkens met botbreuken en grote aantallen dode varkens zijn aangetroffen? Kunt u bevestigen dat de dieren nauwelijks licht hadden en de waterleiding was afgesloten?1
Kunt u bevestigen dat er naar aanleiding van deze inspectie een proces-verbaal is geschreven?
Kunt u verklaren waarom de NVWA er in dit geval, waarbij ernstige dierenmishandeling en dierverwaarlozing is aangetroffen, niet voor heeft gekozen om gebruik te maken van hun nieuwe bevoegdheid en het bedrijf stil te leggen of te sluiten vanwege gebrekkig dierenwelzijn en de dieren in beslag te nemen?
Bent u bereid om (opnieuw) in gesprek te gaan met de NVWA, de RVO, het OM en rechtspraak over de extra bevoegdheden en instrumenten die zij hebben om op te treden bij dierenmishandeling en dierverwaarlozing? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in dit gesprek aan te kaarten om de extra bevoegdheden en instrumenten een (belangrijker) onderdeel te maken van de relevante opleidingen, zoals de opleiding tot OvJ? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het steeds verder naar voren schuiven van de Nederlandse Earth Overshoot Day |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse Earth Overshoot Day, de dag waarop we de natuurlijke grondstoffencapaciteit van de Aarde overschrijden, dit jaar al op 1 april plaats heeft gevonden?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja, ik ben mij ervan bewust dat de datum van Earth Overshoot Day steeds verder naar voren schuift. Dit illustreert dat de voetafdruk van ons Nederlands leefpatroon te hoog is voor een duurzaam behoud van de biodiversiteit en een goede leefomgeving en voor de draagkracht van onze planeet. De methodiek van Earth Overshoot Day gaat uit van een combinatie van de hoeveelheid ruimte die nodig is voor de productie van biogrondstoffen (voedsel, vezels, hout), hoeveel van zulke ruimte wij uit productie nemen voor bijvoorbeeld de aanleg van infrastructuur, en het ruimtegebruik voor de vastlegging in bos van de CO2-voetafdruk van een land. Hierbij wordt gekeken naar de impact van binnenlandse productie/gebruik plus import minus export. De binnenlandse CO2-emissies zijn gedaald, net als de CO2-emissies van onze consumptievoetafdruk tot 2020, het laatst bekende jaar7. De CO2-voetafdruk van de toeleveringsketen van de Nederlandse productie is echter tot 2020 gestegen (latere cijfers zijn niet bekend). Dit wordt mogelijk verklaard door een groei van de import, en de emissie-intensiteit van die import, voor producten die daarna weer worden geëxporteerd. Een verklaring voor de groei van het ruimtegebruik voor biogrondstoffen zou kunnen zijn dat wij relatief meer van zulke grondstoffen zijn gaan importeren, en biogrondstoffen die relatief meer ruimte gebruiken.
Bent u zich er bewust van dat deze datum steeds verder naar voren schuift – van 3 mei in 20202, 27 april in 20213, 12 april in 20224 en 20235, tot 1 april dit jaar – en dat de Nederlandse Overshoot Day de afgelopen vijf jaar dus al met meer dan een maand is vervroegd? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u zich er bewust van dat Nederland het vergeleken met andere landen steeds slechter doet in de ranglijst van landelijke Overshoot Days, aangezien de World Overshoot Day na decennia verslechtering sinds 2010 blijft hangen rond begin augustus6 – wat ook bij lange na nog niet genoeg is –, terwijl deze dag in Nederland steeds eerder valt? Wat is uw verklaring voor dat Nederland het steeds slechter doet in vergelijking met andere landen?
Zie antwoord vraag 1.
Welke maatregelen worden er nu door u ondernomen om de Nederlandse voetafdruk te verminderen, zodat ook Nederland kan bijdragen aan het verkleinen van de mondiale ecologische voetafdruk?
Onze samenleving staat voor de opgave om die voetafdruk substantieel terug te dringen. Mede in het licht van het feit dat biodiversiteit en klimaat wereldwijd onder druk staan zet het kabinet zich daarvoor in. In 2019 is door het kabinet het streefdoel gesteld om de Nederlandse ecologische voetafdruk in 2050 te halveren8. In het Nationale Biodiversiteit Strategie en Actie Plan (NBSAP) van Nederland, dat later dit jaar met uw Kamer gedeeld zal worden, zullen de maatregelen die genomen worden om de Nederlandse voetafdruk te verminderen genoemd worden.
Erkent u dat meer vergaande maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de druk op de natuur en het klimaat verder toeneemt? Zo ja, hoe ziet u erop toe dat er een integrale oplossing komt, waarbij niet alleen uitstoot van CO2, maar ook landgebruik, biodiversiteit, andersoortige vervuiling, et cetera, wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik erken dat vergaande maatregelen nodig zijn om de druk op de natuur en het klimaat te verkleinen. Het kabinet zet in op onderlinge coherentie van beleid om de impact te vergroten en om stapeling van regelgeving voor bedrijven zoveel mogelijk te beperken. Dit is bijvoorbeeld beschreven in het Actieplan Beleidscoherentie voor ontwikkeling (Kamerstuk 36 180, nr. 29). De coherentie komt ook aan de orde in het eerdergenoemde NBSAP. In het Klimaatplan zal eveneens worden ingegaan op de samenhang tussen transities.
Bent u bereid om actief beleid te voeren op het stimuleren van consuminderen zodat de druk op natuur en klimaat vermindert?
Het kabinet voert reeds actief beleid om consumentengedrag te beïnvloeden om eraan bij te dragen dat de druk op natuur en klimaat vermindert. Zo heeft het kabinet voedselbeleid waarin ambities zijn opgenomen die bijdragen aan het verminderen van onze voetafdruk. Ten eerste om in 2030 de voedselverspilling bij de consument en de keten gehalveerd te hebben ten opzichte van 2015 en dat de voedselverliezen in de keten verminderd zijn. Ten tweede dat in 2030 het gemiddelde eetpatroon in Nederland gezond en duurzaam is en meer Nederlanders eten volgens de Schijf van Vijf. Daarbinnen verschuift de verhouding tussen dierlijke en plantaardige eiwitten naar minimaal 50% plantaardige eiwitconsumptie in 2030. Tot slot dat ieder jaar het marktaandeel van duurzaam geproduceerd voedsel toeneemt (op dit moment herkenbaar aan een duurzaamheidskeurmerk – waaronder biologisch) en dat daarbinnen het aandeel dat in Nederland is geproduceerd vergroot. Binnen het CE-beleid wordt ingezet op het stimuleren en faciliteren van het gewenste circulaire gedrag van burgers zoals beschreven in de gedragsstrategie Burgers en circulaire economie (Kamerstuk 2024D04268). Hiermee richt het kabinet zich op het motiveren van consumenten tot duurzamere keuzes, onder andere door deze keuzes makkelijk, logisch en eerlijk te maken. Ook is in de brief Contouren Klimaatplan 2024 (Kamerstuk 32 813, nr. 1311) aangekondigd dat in het Klimaatplan de contouren voor een brede leefstijlaanpak zullen worden geschetst vanuit de optiek dat verandering van onze leefstijl significant kan bijdragen aan de druk op het klimaat.
Het bericht 'Israelische ambassade dient klacht in bij Schiphol na incident met vrijgelaten gijzelaar' |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht over twee Israëlische vrouwen – waarvan er een eerder door Hamas werd gegijzeld – die vrijdag 5 april jongstleden zouden zijn «aangevallen, vernederd en/of gedegradeerd» op Schiphol door een veiligheidsmedewerker?1
Ja
Kunt u aangeven of dit bericht klopt?
Ik ben net als u, erg geschrokken van de berichtgeving. Het is natuurlijk heel verdrietig als een kwetsbaar iemand zich opnieuw gekwetst en onheus bejegend voelt. Ik heb daarom bij de betrokken partijen navraag gedaan over wat er voorgevallen is. De Koninklijke Marechaussee geeft aan dat zij ter plaatse een bemiddelende rol heeft gespeeld.
Het gaat hier om het handelen van een medewerker in dienst van Schiphol. Omdat het een medewerker van Schiphol betreft, heeft het Ministerie van IenW geen zeggenschap over deze medewerker. Dat is aan de luchthaven. De luchthaven heeft als werkgever zelf actie ondernomen richting betrokkenen. Schiphol geeft bij navraag aan in persoonlijk contact via de ambassade excuses te hebben aangeboden.
Indien dit bericht klopt, kunt u dan bevorderen dat de genoemde veiligheidsmedewerker wordt ontslagen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat honderd oudere Surinamers een verblijfsstatus aanvragen |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de situatie van ongedocumenteerde Surinamers zoals beschreven in het bericht «Honderd oudere Surinamers vragen verblijfsstatus aan op grond van «oud-Nederlanderschap». «Je gunt ze een menswaardige oude dag»»?1
Ja
Kunt u de juridische basis voor wedertoelating uiteenzetten en in algemene zin toelichten waarom eerdere verzoeken van Surinamers geboren voor 1975 hierop geen aanspraak hebben kunnen maken?
De voorwaarden voor wedertoelating als oud-Nederlander, d.w.z. het opnieuw verkrijgen van verblijfsrecht in Nederland op grond van het feit dat men ooit in het bezit is geweest van de Nederlandse nationaliteit zijn opgenomen in artikel 3.51 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en zijn nader uitgewerkt in de Vreemdelingencirculaire.
Men moet geboren zijn in het Nederlands deel van het Koninkrijk of men is een meerderjarige, buiten Nederland geboren oud-Nederlander, voor zover deze in een ander land woont dan waarvan hij onderdaan is en die naar het oordeel van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bijzondere banden heeft met Nederland. Voor diegenen die als oud-Nederlander buiten het grondgebied in Europa zijn geboren, geldt dat zij voor wedertoelating een beroep kunnen doen op bijzondere banden met Nederland.
De criteria om bijzondere banden aan te nemen zijn echter strikt (de vreemdeling heeft als Nederlander in Europees of Caribisch Nederland of op Aruba, Sint-Maarten of Curacao minstens de helft van het basisonderwijs gevolgd; de vreemdeling heeft gedurende zijn minderjarigheid een opleiding gevolgd, die meer dan in die tijd gebruikelijk was, op Nederland zelf was gericht; of er is sprake van bijvoorbeeld een opvoeding, maatschappelijke positie en/of dienstbetrekking die op Nederland gericht is (bijvoorbeeld als ambtenaar in Nederlandse dienst of als KNIL-militair met pensioen). Dit is echter niet limitatief. Op voorhand wil ik wel benadrukken dat een jarenlang verblijf zonder verblijfsvergunning in Nederland geen bijzondere banden met Nederland heeft doen ontstaan.
Had de regeling en verkenning door uw ministerie waarover in het bericht wordt gesproken ten doel om deze groep Surinamers een legale status te verlenen?
Samen met de gemeente Amsterdam en enkele maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor deze groep, is door ambtenaren van het Ministerie van JenV naar verschillende opties gekeken voor deze groep. Daarbij is gekeken of er bestaande verblijfsregelingen zijn waar zij voor in aanmerking komen en is de mogelijkheid onderzocht om tot een afgebakende en eenmalige regeling voor deze groep te komen, waarmee aan de hand van vastgestelde criteria getoetst zou kunnen worden of in betreffende gevallen alsnog rechtmatig verblijf verleend kon worden. Gedurende deze verkenning viel het kabinet. De keuze voor nieuw beleid is – gezien de demissionaire status – daarmee aan een volgend kabinet.
Welke voorwaarden waren eraan verbonden om te komen tot een juiste beoordeling van wie wel en wie niet niet aanspraak kunnen maken op deze regeling?
Zie antwoord vraag 3.
Via welke juridische weg was u dit van plan en waren er nog andere organisaties bij betrokken in de uitvoering hiervan en welke rolverdeling was daarin voorzien?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u alsnog bereid de gesprekken over deze regeling opnieuw ter hand te nemen om de groep ongedocumenteerde Surinamers geboren voor 1975 een legale status te verlenen?
Gelet op de demissionaire status van het kabinet zie ik hiertoe geen mogelijkheden. Het is aan een nieuw kabinet om al dan niet stappen te zetten m.b.t. deze problematiek.
De fraudezaak betreffende het Europees coronaherstelfonds |
|
Eddy van Hijum (CDA), Isa Kahraman (NSC) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Bent u bekend met het BNR-artikel «Mega-diefstal Europees coronaherstelfonds: «Lijkt op een Netflix-scenario»» d.d. 4 april 2024?1
Ja. Daarnaast wijs ik graag op het persbericht van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) over deze casus2 en op het aanvullende persbericht dat het EOM op 12 april gepubliceerd heeft over de omvang van HVF-middelen betrokken bij het vermoede fraudegeval in Italië.3 Daarin licht het EOM toe dat het onderzoek naar mogelijke fraude ter hoogte van 600 miljoen euro voor een deel middelen uit de HVF betreft. Het EOM doet geen uitspraak over welk deel HVF-middelen betreft. Op 12 april heeft het lid Heinen (VVD) ook vragen gesteld over een nieuwsbericht over deze casus, alsmede een nieuwsbericht over een andere casus waarin mogelijke fraude met HVF-middelen wordt onderzocht (2024Z06435).
Bent u op de hoogte van de grote hoeveelheid fraudezaken met betrekking tot het coronaherstelfonds?
De nieuwsberichten en jaarverslagen van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) geven inzicht in de onderzoeken naar fraude met middelen uit de HVF en andere EU-fondsen.4, 5 Het EOM heeft volgens zijn jaarverslag in 2023 1371 nieuwe onderzoeken geopend en had op 31 december 2023 1927 actieve onderzoeken lopen.6 Daarvan hadden 319 onderzoeken betrekking op landbouwmiddelen, 313 onderzoeken op cohesiemiddelen en 233 onderzoeken op HVF-middelen. Op basis van deze informatie kan het kabinet op dit moment niet vaststellen hoe de hoeveelheid fraude en de effectiviteit van de fraudebestrijding bij het HVF zich verhoudt tot die bij andere EU-fondsen. OLAF geeft in zijn meest recente jaarverslag aan dat het in 2022 256 onderzoeken heeft afgerond, heeft voorkomen dat 197,9 miljoen euro onterecht zou worden uitgegeven en heeft aanbevolen om 426,8 miljoen euro terug te vorderen voor de EU-begroting. In dit jaarverslag wordt echter niet specifiek ingegaan op fraude met de HVF.
Kunt u toelichten wat de huidige maatregelen zijn tegen fraude en waarom deze maatregelen niet voldoende zijn geweest om fraude te voorkomen?
Op grond van de HVF-verordening zijn lidstaten primair verantwoordelijk voor het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude, corruptie en belangenverstrengeling.7 Dit vertaalt zich in diverse verplichtingen. Om aanspraak te maken op middelen uit de HVF moeten lidstaten, als onderdeel van hun herstelplan, een robuust nationaal controlesysteem opzetten. Bij de beoordeling van de herstelplannen heeft de Commissie getoetst of de controlesystemen voldeden aan de eisen van de HVF-verordening. Zonder een goed werkend controlesysteem hebben lidstaten geen recht op uitbetaling. Lidstaten moeten verkeerd uitbetaalde of incorrect bestede middelen terugvorderen. In de HVF-verordening is daarnaast vastgelegd dat lidstaten ten behoeve van audit en controle, gegevens moeten verzamelen over o.a. eindontvangers, contractanten en sub-contractanten.
Verder moet een lidstaat met ieder betaalverzoek een beheersverklaring meesturen die o.a. bevestigt dat de controlesystemen de nodige garanties bieden dat de middelen zijn beheerd volgens alle toepasselijke regels, in het bijzonder inzake het voorkomen van belangenconflicten, fraude, corruptie, en dubbele financiering. Ook moet een lidstaat bij ieder betaalverzoek een samenvatting meesturen van de uitgevoerde audits, met inbegrip van vastgestelde zwakke punten en eventuele genomen corrigerende maatregelen.
Naast de controlesystemen van lidstaten zelf voert de Commissie haar eigen controlestrategie uit. Deze controles hebben tot doel de Commissie de zekerheid te bieden dat de controlesystemen van de lidstaten fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering kunnen voorkomen, opsporen en corrigeren. Daarnaast is ook van belang dat lidstaten op grond van de HVF-verordening verplicht zijn om de Europese Commissie, Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), de ERK en het EOM toestemming te verlenen voor de uitoefening van hun rechten, en vergelijkbare verplichtingen op te leggen aan alle eindontvangers van middelen. OLAF heeft de bevoegdheid om administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie, belangenconflicten of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het EOM is bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van fraude, corruptie, belangenconflicten en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.
Deze controlesystemen zijn erop gericht om fraude zoveel mogelijk te voorkomen en te detecteren en corrigeren als deze heeft plaatsgevonden. Nederland hecht veel waarde aan de correcte besteding van Europese middelen en verwelkomt het optreden van de relevante autoriteiten om de vermoede misstanden te onderzoeken en waar nodig recht te zetten.
In het laatst beschikbare jaarverslag8 van de Europese Commissie over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie uit juli 2023 geeft de Commissie uitleg over de auditstrategie ten aanzien van de beheers- en controlesystemen van de lidstaten en legt daarbij uit welke goede praktijken zijn geïdentificeerd en wat de belangrijkste problemen waren die zijn aangetroffen. Op basis van de audits doet de Commissie aanbevelingen aan de lidstaten, die ermee hebben ingestemd om deze aanbevelingen binnen een vooropgestelde termijn uit te voeren om de problemen op te lossen. Ik verwacht dat de Europese Commissie in het eerstvolgende jaarverslag over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie aanvullend inzicht zal kunnen geven in de ontwikkeling van de fraudebestrijding bij de uitvoering van de HVF.
Kunt u toelichten wat het inhoudt als een lidstaat onder verscherpt toezicht staat en welke maatregelen er binnen dit kader van verscherpt toezicht worden getroffen om fraude te bestrijden?
Het BNR-bericht waar in vraag 1 aan wordt gerefereerd maakt melding van een scherper toezicht op Italië vanwege eerdere fraudegevallen. Een scherper of verscherpt toezicht heeft geen officiële status binnen de werkzaamheden van het EOM en OLAF, noch binnen de HVF-verordening. Het is aan deze instanties om te bepalen welke vorm van toezicht gepast is voor bepaalde lidstaten en programma’s.
Kunt u aangeven wat, naar aanleiding van deze recente fraudezaak, de gevolgen zijn voor de toekomstige steun vanuit het herstelfonds voor Italië en andere landen die onder verscherpt toezicht staan?
Op dit moment zijn er geen gevolgen voor toekomstige uitbetalingen aan Italië als gevolg van het vermoede fraudegeval.
De relevante autoriteiten onderzoeken momenteel of, en in welke mate, sprake is geweest van fraude. Op basis van de uitkomst van dat onderzoek en de stappen die daar mogelijk op volgen is het vervolgens aan de betreffende autoriteiten om verkeerd uitbetaalde of incorrect bestede middelen terug te vorderen.
Lidstaten worden geacht maatregelen te treffen om vastgestelde fraude, corruptie en belangenconflicten die de financiële belangen van de Unie schaden, recht te zetten. Indien een lidstaat hierin verzaakt heeft de Europese Commissie op grond van de HVF-verordening het recht om de financiële steun uit de HVF verhoudingsgewijs te verminderen en het verschuldigde bedrag terug te vorderen of te verzoeken om vervroegde terugbetaling van een lening. Vanzelfsprekend is het kabinet van mening dat indien deze situatie zich voordoet de Europese Commissie gebruik moet maken van dit recht.
Kunt u aangeven hoe de Europese Unie de verantwoordelijkheid om fraude te voorkomen neemt en wat nu, naar aanleiding van de constatering van 200 fraudezaken, de strategie is om verdere fraude met Europese fondsen te voorkomen?
De verschillende maatregelen die worden genomen om fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren zijn beschreven in het antwoord op vraag 3. Zij hebben hun basis in de HVF-verordening, het Financieel Reglement en de bestaande wetgeving die de rechten van het EOM, OLAF en de ERK beschrijft. De nieuwsberichten laten zien hoe in het samenspel tussen nationale autoriteiten, de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en het Europees Openbaar Ministerie mogelijke fraude wordt opgespoord. Zoals in het antwoord op vraag 3 ook aangegeven brengt de Europese Commissie jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie over de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en de bestrijding van fraude. Dat verslag gaat in op zowel de maatregelen op EU niveau als in de lidstaten, op de bestrijding van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten en op manieren om het fraudebestrijdingsbeleid te versterken. De ontwikkelingen in het onderzoek naar fraudezaken bij de HVF en andere fondsen door bijvoorbeeld OLAF en het EOM zijn vanzelfsprekend belangrijke ingrediënten van deze jaarlijkse verslagen. Het betreffende verslag over het jaar 2023 moet nog verschijnen.
Kunt u aangeven welke maatregelen er worden genomen om fraude met Nederlandse steunmaatregelen te voorkomen? In hoeverre is, of wordt, het toezicht daarop versterkt naar aanleiding van de fraudezaken bij andere lidstaten?
Zoals toegelicht bij vraag 3, verplicht de HVF-verordening lidstaten om een robuust nationaal controle- en auditsysteem op te zetten om dubbele financiering, corruptie, fraude en belangenverstrengeling te voorkomen bij de besteding van HVF-middelen. De Rijksoverheid heeft ten algemene veel maatregelen genomen om rechtmatig gebruik van middelen te garanderen, bijvoorbeeld met klokkenluidersregelingen, verklaringen omtrent gedrag (VOG), het vier-ogenprincipe, en subsidieaanvraagcontroles. Voor het Nederlandse Herstel en Veerkrachtplan (HVP) specifiek worden alle financieringsstromen in kaart gebracht tot aan het niveau van de eindontvanger of eindbegunstigde.
Het audit- en controlesysteem van het Nederlandse HVP steunt op het «three lines of defence»-model. De eerstelijnscontrole wordt uitgevoerd door de verantwoordelijke beleidsdirecties van de betrokken departementen. De tweedelijnscontrole wordt uitgevoerd door de FEZ-directies van de betrokken departementen. De derdelijns controle wordt uitgevoerd door de Auditdienst Rijk (ADR). De ADR stelt als laatste controlelijn een samenvatting van audits op, die bij de indiening van een betaalverzoek wordt aangeleverd bij de Europese Commissie. Indien bij deze getrapte controles onrechtmatigheden worden ontdekt, dienen corrigerende maatregelen doorgevoerd te worden. Voorbeelden daarvan zijn het maken van een melding bij het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), meldingen aan het EOM of het terugvorderen van de toegekende middelen. Ook de Europese Rekenkamer (ERK) zal in een later stadium een audit uitvoeren op (onderdelen van) het Nederlandse HVP.
Door de implementatie van de vereiste audit- en controlesystemen, kunnen situaties van mogelijke fraude worden gedetecteerd. Het kabinet vertrouwt erop dat de bovengenoemde maatregelen voldoende robuust zijn om fraude met Nederlandse steunmaatregelen zo veel mogelijk te voorkomen en als toch fraude voorkomt deze op te sporen en te corrigeren.
Kunt u aangeven hoe de Europese Commissie het draagvlak bij Europese Landen, die net als Nederland grote netto betalers zijn, gaat behouden als gelden uit dit fonds niet ordentelijk worden besteed?
Nederland en de Europese Commissie hechten veel waarde aan de correcte besteding van Europese middelen en Nederland zal dit ook blijven uitdragen. Een correcte besteding is essentieel voor het behoud van draagvlak in alle lidstaten. Ik reken erop dat de Europese Commissie de instrumenten die zij tot haar beschikking heeft om fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren ten volle zal benutten. De Europese Commissie speelt daarbij een rol in het samenspel met de nationale autoriteiten, de Europese Rekenkamer, OLAF en het EOM. De recente nieuwsberichten laten zien hoe in het samenspel tussen nationale autoriteiten, de Europese Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en het Europees Openbaar Ministerie mogelijke fraude wordt opgespoord.
Luchtverdediging voor Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het verzoek van de Minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne om meer luchtverdedigingssystemen te leveren?1
Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de afspraak in de bilaterale veiligheidsovereenkomst dat er op korte termijn samen met andere partners met prioriteit wordt gewerkt aan de verstrekking van luchtverdediging?2
Klopt het dat Duitsland tijdens de NAVO-bijeenkomst van afgelopen week heeft aangegeven onmiddellijk een analyse uit te gaan voeren van alle beschikbare patriotsystemen wereldwijd? Zo ja, op welke wijze helpt Nederland hierbij?3
Kan Nederland, net als eerder bij de levering van houwitsers, tanks en de F-16’s, opnieuw het voortouw nemen in het leveren van luchtverdediging waaronder patriotssystemen, al dan niet samen met bijvoorbeeld Duitsland?
Bent u bereid om ook te bekijken of en wat Nederland aan patriotssystemen nog zou kunnen leveren, wel met het oog op het getraind kunnen houden van onze eigen eenheden?
De lobby van grote familiebedrijven om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) te verruimen |
|
Folkert Idsinga (VVD), Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Is het u bekend dat lid Idsinga, naar aanleiding van een debataanvraag over de lobby van grote familiebedrijven om de BOR te verruimen1, tijdens de Regeling van Werkzaamheden2 de regering heeft verzocht om een afschrift van de lobbybrieven daarover aan het Ministerie van Financiën aan de Kamer te sturen?
Zo ja, waarom is tot op heden nog niet voldaan aan dit informatieverzoek?
Kunt u zorgen dat deze brieven, in verband met een donderdag te houden plenair debat (over de initiatiefwet Maatoug), uiterlijk deze woensdag door de Kamer zijn ontvangen? Als deze informatie nog niet compleet is, kunt u alvast delen wat thans beschikbaar is?
Bent u daarnaast bereid alle correspondentie over en weer ten aanzien van deze lobby (inclusief e-mails, app-verkeer, sms, etc.) betreffende uw departement, andere ministeries, politieke partijen en/of individuele politici aan de Kamer te verstrekken conform het bovenstaande?
Het bericht 'Onderzoek banken: criminele geldstromen blijven te vaak onopgemerkt' |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Heeft u reeds kennisgenomen van het rapport van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) getiteld «Financial Crime Threat Assessment of The Netherlands», waaraan de grote banken, de FIU, de FIOD en de politie meewerkten, en heeft u ook kennisgenomen van de vertrouwelijke versie van het rapport?1
Ik heb kennisgenomen van de openbare documenten, de vertrouwelijke versie is alleen beschikbaar voor leden van de NVB en de participanten aan de Financial Crime Threat Assessment of The Netherlands. De NVB geeft aan dat het Threat Assessment ook laat zien waar de risico’s voor banken niet identificeerbaar zijn en er dus andere maatregelen moeten worden genomen. Om criminelen niet wijzer te maken dan ze zijn, blijven deze analyses alleen beschikbaar voor banken, FIU en opsporingsdiensten, aldus de NVB. Ik respecteer de keuze om deze bevindingen niet verder te delen buiten deze partijen, het zijn immers de poortwachters, opsporingsinstanties en FIU die moeten acteren op deze risico’s. De FIU-Nederland, FIOD en politie hebben meegewerkt vanuit hun specifieke inhoudelijke expertise. Het rapport en de uiteindelijke analyses en conclusies daarin zijn getrokken door de opstellers van het rapport.
Wat vindt u van de conclusie van het rapport dat de manier waarop het witwasonderzoek op dit moment wordt ingericht onvoldoende effectief is om criminele geldstromen afdoende op te sporen?
Ik ben niet bekend met de in deze vraag genoemde conclusie van de Financial Crime Threat Assessment of The Netherlands, deze zijn niet opgenomen in de openbare documenten. Daarin worden wel resultaten in de vorm van geïdentificeerde dreigingen weergeven. In de Nederlandse twopager en op de website geeft de NVB wel aan te zien «waar de risico’s voor banken niet identificeerbaar zijn en er dus andere maatregelen moeten worden genomen». Ik ga voor de beantwoording ervan uit dat hierop wordt gedoeld.
Allereerst draagt kennis en inzicht bij banken over de beperkingen van wat zij kunnen identificeren bij aan een goede en realistische risicobeoordeling die banken als poortwachter moeten maken. Ten tweede zijn er naast banken ook andere financiële en niet-financiële instellingen aangewezen als poortwachter en heeft de strafrechtketen opsporing als taak. Uit de FATF-evaluatie komt naar voren dat financiële informatie en andere relevante informatie goed wordt gebruikt door opsporingsdiensten en het OM voor de repressieve aanpak van witwassen. Tot slot heeft de FIU-Nederland onder andere tot taak om voorlichting te geven aan meldingsplichtige instellingen over het voorkomen en opsporen van witwassen. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat de poortwachtersrol voornamelijk een preventieve functie heeft, doordat poortwachters criminelen de toegang tot het financiële systeem ontzeggen blijft het financiële systeem integer en wordt het niet misbruikt voor criminele doeleinden.
Bent u het met de NVB eens dat de poortwachtersfunctie niet alleen bij banken ligt, maar ook bij accountants en andere ketenpartijen?
Ja, naast banken zijn er veel andere instellingen, waaronder accountants, sinds jaar en dag aangewezen als poortwachter op grond van de Wwft.
Wat vindt u ervan dat criminele geldstromen via crypto en ondergronds bankieren, bijvoorbeeld drugshandel, niet aan het licht komen bij de analyse van kwantitatieve data zoals dat nu gebeurt?
Ik ben niet bekend met de in deze vraag genoemde conclusie van de Financial Crime Threat Assessment of The Netherlands, deze zijn niet opgenomen in de openbare documenten. In zijn algemeenheid is het uiteraard een voortdurende uitdaging voor zowel poortwachters, toezichthouders als opsporingsinstanties om inzicht te hebben in methodes van criminelen om gelden wit te wassen. Deze methodes zijn immers voortdurend in ontwikkeling en hebben het oogmerk om niet gedetecteerd te worden. Verschillende categorieën van crypto-activadiensten vallen nu bijvoorbeeld nog onder delen van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Dit wordt op korte termijn aanzienlijk uitgebreid waardoor alle cryptoactivadienstverleners onder het stelsel van de Wet op het financieel toezicht en de Wwft komen en daarmee volwaardig poortwachters zullen worden. Hiertoe heb ik twee implementatiewetten ingediend.2 Het risico van ondergronds bankieren wordt tevens gesignaleerd in de recente National Risk Assessment witwassen 2023. Dit vindt plaats buiten de reguliere financiële dienstverlening om waarop geen toezicht plaatsvindt, waardoor het begrijpelijk is dat banken aangeven hier minder zicht op te hebben. Naar dit specifieke thema loopt momenteel een separaat WODC-onderzoek, waarover de Kamer in de loop van dit jaar wordt geïnformeerd.3 Ik verwelkom dat ook banken als poortwachters van het financiële stelsel, in samenwerking met politie, FIOD en FIU-Nederland, daarnaast hebben gekeken naar de grootste risico’s op witwassen binnen hun eigen sector. Ik constateer op basis van de Financial Crime Threat Assessment of The Netherlands dat banken goed in staat zijn om deze risico’s in kaart te brengen en ik vind dat dit bijdraagt aan de passende invulling van hun poortwachtersrol. Dit sluit goed aan op het bredere spoor waarbinnen de Ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid de uitkomsten van de NRA actief onder de aandacht zullen brengen van de Wwft toezichthouders, betrokken departementen, opsporingsdiensten en uiteraard de poortwachters zelf.4
Wat vindt u van de analyse dat bij handelsfinanciering nog veel te winnen is in het onderzoek naar witwassen en terrorismefinanciering, waarbij het gaat om transacties in cash, ontbrekende periodieke geldstromen of plotselinge bestellingen uit een gesanctioneerde regio, wat nu niet per definitie onder het reguliere poortwachtersonderzoek valt?
In de National Risk Assessment Witwassen 20235 worden handelsconstructies met goederen en/of diensten ook als hoog risico geïdentificeerd. Dat betekent dat alle poortwachters op grond van de Wwft verplicht zijn om na te gaan wat dit risico voor hun bedrijfsmatige activiteiten betekent en zo nodig hun processen daar op aan te passen.6 Dit risico is al langer bekend en heeft de aandacht van zowel poortwachters, toezichthouders en opsporingsinstanties. Zo heeft het AMLC van het FIOD tradebased money laundering als thema geselecteerd7 en is aanvullend binnen het Financieel Expertise Centrum een specifiek project binnen dit domein uitgevoerd.8
Deelt u de analyse van de banken dat de poortwachtersfunctie anders moet worden ingericht, met meer gezamenlijk onderzoek door banken, meer mogelijkheden en meer acteren op echte dreigingen na signalen van opsporingsdiensten?
Publiek-private samenwerking is een van de sterke punten van het Nederlandse systeem ter voorkoming van witwassen. Dit wordt bevestigd door zowel nationale als internationale rapporten.9 Ik vind het belangrijk dat Nederland die voorsprong behoudt en zet mij daarvoor in. Een van de fundamentele uitgangspunten van het mondiale anti-witwasbeleid, zoals dat ook is neergelegd in de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) en de Europese anti-witwasrichtlijn, is dat poortwachters zelfstandig een individuele risicoafweging maken omdat zij zelf het beste in staat zijn de risico’s bij hun eigen klanten en transacties in te schatten. Recentelijk is eveneens een akkoord gekomen op het Europese AML-pakket, waarin dit uitgangspunt weer is vastgelegd en volledig geharmoniseerd voor de gehele Europese Unie. Op 24 april zal het Europees Parlement hier formeel over stemmen. Daarna moet de Raad van de Europese Unie formeel instemmen. Daarna wordt het pakket in het Publicatieblad gepubliceerd en zal de implementatietermijn van drie jaar aanvangen.10 Uiteraard ben ik, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid, doorlopend in gesprek met zowel poortwachters, toezichthouders als opsporingsinstanties over hoe we de samenwerking op nationaal niveau kunnen verbeteren met inachtneming van de AVG.
Is deze door de banken gewenste inrichting van de poortwachterfunctie mogelijk in het licht van de Europese richtlijn en AVG-regels, en zo niet, wat zou daarvoor nodig zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent u het signaal dat het resultaat van het omvangrijke witwasonderzoek beperkt is en bent u het met de NVB eens dat dit effectiever moet en met minder hinder voor reguliere klanten?
De FATF heeft de Nederlandse aanpak van witwassen in 2022 als robuust beoordeeld. Zo is de FATF positief over het inzicht in de witwasrisico’s en geeft de FATF aan dat de beleidsmaatregelen in verhouding staan tot die risico’s. Verder beoordeelt de FATF de binnenlandse samenwerking en coördinatie en het gebruik van financiële inlichtingen in strafrechtelijke onderzoeken als positief. Daarmee is het algehele oordeel van de FATF over de Nederlandse aanpak van witwassen positief.11 Het is uiteraard een voortdurend streven om ons stelsel ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme zo risicogebaseerd – en daarmee proportioneel en effectief – mogelijk in te richten.
Wat vindt u van de analyse van de NVB dat Nederland fungeert als magneet voor criminele geldstromen, vanwege de gezonde economie en de enorme handelsstromen die door Nederland gaan, maar ook vanwege een cultuurmaatschappelijk element, zijnde polarisatie, tolerantie en het poldermodel?
De NVB signaleert zeven overkoepelende kenmerken van het Nederlandse financiële criminaliteitslandschap op basis van de NRA uit 2019 en 2023 die tezamen een algemene weergave geven van Nederland, met een korte toelichting waarom deze specifieke kenmerken Nederland aantrekkelijk zouden kunnen maken voor criminelen.12 Ik beschouw deze kenmerken als een gegeven, waar iedereen, poortwachters, toezichthouders, opsporingsinstanties en de ministeries goed aan doet om kennis van te nemen.
Bent u het ermee eens dat we de meest effectieve inrichting van het witwasonderzoek moeten kiezen om de grootste bedreigingen voor Nederland op te lossen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Bestrijding witwassen en terrorismefinanciering op 24 april 2024?
Dit is helaas niet gelukt.
Een dikbilstier die vanwege de stress is overleden op de veemarkt in Schagen. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een dikbilstier op een veemarkt in Schagen in elkaar is gezakt en is overleden?1
De foto van de dikbilstier op de grond vind ik uiteraard verschrikkelijk om te zien. Het overlijden van de dikbilstier is voor alle betrokkenen ingrijpend.
Wat vindt u ervan dat we dieren op markten puur voor het vermaak van mensen blootstellen aan grote hoeveelheden stress, met ernstige welzijnsaantastingen als gevolg?
Ik vind dat dieren meer zijn dan een object of eigendom, het zijn levende wezens met een eigen waarde, los van de (gebruiks-)waarde die de mens er aan toekent. Deze intrinsieke waarde van dieren is vastgelegd in de Wet dieren en vormt dan ook het uitgangspunt van mijn beleid. We dienen met respect met dieren om te gaan, ze goed te behandelen en goede huisvesting en verzorging te bieden, van fok tot slacht ongeacht van de plaats waar het dier zich bevindt. Dus ook op markten waar dieren tentoongesteld mogen worden.
Deelt u de mening dat het overlijden van de dikbilstier geen incident is, maar onderdeel van een breder patroon van welzijnsproblemen en misstanden op markten met levende dieren?2, 3, 4, 5
Naar mijn mening is het overlijden van de dikbilstier een incident. Wanneer er runderen naar een tentoonstelling of keuring worden gebracht, dan gelden er eisen. Deze zijn opgenomen in artikel 4.15 en 4.16 van het Besluit houders van dieren en in hoofdstuk 8a, paragraaf 8a.1 van de Regeling houders van dieren. Daarnaast gelden er eisen aan het vertonen van dieren. Deze zijn opgenomen in artikel 2.16 van de Wet dieren. Houders van dieren dienen daarnaast te voldoen aan geldende huisvestings- en verzorgingseisen uit bestaande regelgeving.
Bent u bereid om wetgeving voor te bereiden om markten met levende dieren te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Voor markten met leven dieren zijn er voldoende waarborgen in de huidige regelgeving om het dierenwelzijn te borgen. Hoezeer ik het incident met de dikbilstier ook betreur, zie ik in dit incident geen aanleiding om de bestaande eisen verder aan te scherpen. Ik zal dan ook niet overgaan tot het verbieden van markten met levende dieren.
Kunt u bevestigen dat het verboden is om dieren onnodig angst en stress te bezorgen?
Als het onnodig bezorgen van angst en stress het welzijn van dieren benadeelt, dan is dat verboden op grond van artikel 2.1 van de Wet dieren.
Kunt u bevestigen dat dieren op deze veemarkt onnodig angst en stress zijn bezorgd?
Nee, dat kan ik niet bevestigen. Door genoemde eisen in het antwoord op vraag 3 wordt angst en stress tot een minimum beperkt op dergelijke tentoonstellingen en evenementen.
Was de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aanwezig op deze veemarkt? Zo nee, waarom niet?
De NVWA was niet aanwezig op de veemarkt in Schagen. De NVWA voert haar toezicht risico gebaseerd uit en is niet op alle evenementen met levende dieren aanwezig. Er was geen directe aanleiding om deze markt te bezoeken.
Indien de NVWA wel aanwezig was, zijn er overtredingen of misstanden geconstateerd op deze veemarkt? Zo ja, hoeveel en welke?
Zie het antwoord op vraag 7.
Wat vindt u ervan dat extreem doorgefokte rassen zoals dikbilrunderen worden tentoongesteld op markten?
Ik deel de zorgen rondom het tentoonstellen van dieren met extreme uiterlijke kenmerken voor het dienen van het economisch belang. Echter is het tentoonstellen van runderen toegestaan in Nederland, mits wordt voldaan aan de genoemde eisen in artikel 4.15 en 4.16 van het Besluit houders van dieren en in hoofdstuk 8a, paragraaf 8a.1 van de Regeling houders van dieren.
Ziet u de mogelijkheid om dikbilrunderen ook op te nemen in het vertoningsverbod dat u voorbereidt voor dieren met extreme uiterlijke kenmerken? Zo nee, waarom niet?
Het vertoningsverbod dat wordt voorbereid voor schadelijke uiterlijke kenmerken ziet specifiek toe op gezelschapsdieren (te beginnen met honden en katten) die lijden onder hun uiterlijk omdat mensen dit mooi of schattig vinden. Door hun uiterlijk zijn deze dieren veelvuldig te zien in reclame en op social media en met het vertoningsverbod wordt beoogd de populariteit, en daarmee de vraag terug te dringen. De vraag naar landbouwhuisdieren met extreme uiterlijke kenmerken komt echter hoofdzakelijk voort uit productietechnische en economische overwegingen. Ik acht een vertoningsverbod gericht op reclame en social media voor deze dieren daarom weinig zinvol.
Kunt u bevestigen dat veel dikbilrunderen extreem zijn doorgefokt zodat ze meer vlees opleveren, maar dat dit ten koste is gegaan van het bekken dat juist smaller is geworden?
De selectie op spiermassa bij dikbilrunderen van de rassen Verbeterd Roodbont en Belgisch Witblauw lijkt gepaard te gaan met een onbedoelde selectie op moederdieren met een nauw bekken. Met het project Bewust Natuurlijk Luxe wordt door de sector gewerkt aan meer natuurlijke geboorten bij deze rassen, onder andere door selectie op bekkenmaten. Dit jaar vindt er een evaluatie plaats van het project Bewust Natuurlijk Luxe dat als doel had het aantal natuurlijke geboorten bij deze dieren te verhogen. Ik zal de resultaten van de evaluatie te zijner tijd met uw Kamer delen. Naast deze genoemde rassen zijn er andere vleesveerassen (bijvoorbeeld: Limousins, Charolais) in Nederland die doorgaans wel natuurlijk afkalven.
Kunt u bevestigen dat hierdoor het overgrote deel van de dikbilkalfjes niet op natuurlijke wijze kan bevallen, maar alleen via routinematige keizersneden?
Het is mij niet bekend hoeveel keizersneden er per jaar bij de rassen Verbeterd Roodbont en Belgisch Witblauw, de rassen waarbij gewerkt wordt aan meer natuurlijke geboorten, plaatsvinden. Voor de overige vleesrassen geldt dat natuurlijke geboorten de standaard is.
Kunt u bevestigen dat het al meer dan 15 jaar de inzet van het ministerie is om het aantal keizersneden bij dikbilrunderen te verminderen door vrijblijvende onderzoeken, pilots, gesprekken en plannen van de sector?6
In de Beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 651) zijn houders van de dubbelgespierde rassen Verbeterd Roodbont en Belgisch Witblauw opgeroepen om toe te werken naar dieren die weer op een natuurlijke wijze kunnen afkalven. De sector heeft hiervoor een plan gemaakt en het project Bewust Natuurlijk Luxe (BNL) gestart. Wageningen Livestock Research heeft in 2018 een evaluatie over de voortgang opgeleverd welke eerder met de Kamer is gedeeld (Kamerstuk 28 286, nr. 1063). Uit het evaluatierapport bleek dat genetische selectie op specifieke kenmerken tijd kost en dat een projectperiode van 3 jaar te kort was om de beoogde genetische vooruitgang te bewerkstelligen om het aantal keizersneden te reduceren. Ook bleek uit het rapport dat de tot dan toe geboekte genetische vooruitgang het gunstigste was dat in dat stadium verwacht kan worden. Daarnaast bleek dat het draagvlak voor meer natuurlijke geboorten onder fokkers van luxe vleesvee duidelijk is versterkt. Daarom is in 2019 gestart met fase 2 van het project met meerdere doelstellingen, zoals het uitbreiden van dataverzameling ten behoeve van het fokprogramma en het uiteindelijke doel dat de sector het proces zelfstandig voortzet. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 11 vindt dit jaar de evaluatie plaats. Dan zal duidelijk worden wat het resultaat is van deze inspanningen.
Wat vindt u ervan dat het aantal keizersneden ondanks al deze vrijblijvende initiatieven nog steeds extreem hoog is?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Kunt u herinneren dat u eerder aan de Kamer schreef dat u een einde wil aan het fokken van dierrassen met kenmerken die schadelijk zijn voor hun welzijn en gezondheid?7
Ja, dat kan ik mij herinneren.
Erkent u dat dikbilrunderen worden gefokt met kenmerken die schadelijk zijn voor hun welzijn en gezondheid? Zo nee, waarom niet?
Mijn beleid is gericht om op termijn te komen tot een dierwaardige veehouderij volgens de zes leidende principes van de Raad van Dierenaangelegenheden (RDA). Binnen een dierwaardige veehouderij kunnen dieren hun gedragsbehoeften uitoefenen en worden fysieke ingrepen die plaatsvinden vanwege de wijze van houden niet meer toegepast. In de Quickscan die ik in dit kader heb laten opstellen worden ook de standaard keizersneden bij de dubbelgespierde vleesveerassen genoemd. De integriteit van het dier wordt aangetast en is daarmee onwenselijk. Het stoppen met fokken van dierrassen met kenmerken die schadelijk zijn voor hun welzijn of gezondheid zal binnen mijn beleid voor een dierwaardige veehouderij worden onderbracht.
Wanneer komt u met maatregelen om de fok van dikbilrunderen te verbieden?
Het instellen van een fok- of houdverbod is in strijd met de Europese Fokkerijverordening 2016/1021. In deze verordening is onder meer bepaald dat lidstaten er op toe moeten zien dat de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting niet wordt verboden, beperkt of belemmerd. Fokrunderen van de rassen Verbeterd Roodbont en Belgisch Witblauw zijn raszuiver en vallen binnen de werkingssfeer van de verordening. Ik kan het fokken van dikbilrunderen niet verbieden. In het traject dierwaardige veehouderij wil ik zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16 afspraken maken over het fokken van dierrassen met kenmerken die schadelijk zijn voor hun welzijn en gezondheid. Daarnaast heb ik bij onze inzet op Europees niveau gepleit voor het uitfaseren en verbieden van het fokken en houden van dieren met schadelijke kenmerken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Om de vragen zorgvuldig te beantwoorden en af te stemmen is tijd nodig. Uiteraard heb ik mijn best gedaan de antwoorden zo spoedig mogelijk naar uw Kamer te sturen.
De geplande lelieteelt naast OBS De Singelier, gemeente Westerveld |
|
Elke Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA), Laura Bromet (GL) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Kweker mag geen lelies telen naast Drentse basisschool»?1
Waar kunnen ouders, schoolbesturen, leerkrachten en medewerkers van de kinderopvang advies krijgen over hoe te handelen als in de omgeving van de school, kinderopvang of sportvelden gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast? Kunt u ons informeren omtrent de inhoud van deze adviezen?
Als deze adviezen nog niet voorhanden zijn, deelt u dan de mening dat deze op zeer korte termijn beschikbaar moeten komen, zodat gezondheidsschade door het opnemen van gewasbeschermingsmiddelen wordt voorkomen? Op welke afstand van een voorziening waar regelmatig veel kinderen bij elkaar komen, zou dan volgens u veilig intensieve landbouw kunnen worden uitgeoefend?
Deelt u de mening dat zolang de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen niet feitelijk zijn onderzocht, vooral kinderen en andere kwetsbare personen maximaal moeten worden gevrijwaard van de kans op het in aanraking komen met deze stoffen? Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te bewerkstelligen?
Is er een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om onder de nieuwe regels van de Omgevingswet het voorzorgsprincipe toe te passen? Zo nee, waarom niet?
De huidige ontwikkelingen rondom Gaza |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Gerrit van Leeuwen , Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Frankrijk een voorstel doet voor Verenigde Naties (VN)-toezicht op een staakt-het-vuren in de Gazastrook?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten wat de huidige positie van de Nederlandse regering is met betrekking tot deze door Frankrijk voorgestelde VN-resolutie?
Er is op dit moment nog geen definitieve resolutietekst gepresenteerd door Frankrijk waar de leden van de VN-Veiligheidsraad over kunnen stemmen. Voor zover bekend, wordt er achter de schermen onderhandeld over een tekst. Het is niet bekend wanneer deze resolutie ter stemming wordt gebracht. Nederland is geen lid van de VN-Veiligheidsraad en is bij deze onderhandelingen niet betrokken. Daarom is het innemen van een nationale positie momenteel voorbarig. Deze zal afhangen van de uiteindelijke resolutietekst.
Bent u bereid zich actief in te zetten om de kans van slagen van het Franse voorstel voor VN-toezicht op een staakt-het-vuren te vergroten?
Op dit moment heeft Frankrijk geen definitief voorstel voorgelegd aan de VN voor VN-toezicht op een staakt-het-vuren. Nederland deelt wel de oproep tot een onmiddellijk staakt-het-vuren in Gaza en het onvoorwaardelijk vrijlaten van de gijzelaars. Een onmiddellijk staakt-het-vuren moet eveneens leiden tot massief meer humanitaire hulp aan Gaza. Hier zet het kabinet zich actief voor in middels diplomatieke contacten in de regio.
Bent u bereid, gelet op de tragische dood van zeven medewerkers van World Central Kitchen in Gaza door een aanval, om met de Europese Ministers van Buitenlandse Zaken gezamenlijk en resoluut aan te dringen bij de Israëlische autoriteiten op het wegnemen van alle belemmeringen voor humanitaire hulp naar Gaza? Zo ja, kunt u hier op een zo’n kort mogelijke termijn op inzetten? Zo nee, waarom niet?
Nederland dringt veelvuldig en op alle niveaus en met andere gelijkgezinde landen bij de Israëlische autoriteiten aan op onmiddellijke en aanzienlijke verbetering van humanitaire toegang naar alle delen van Gaza. Hierbij heeft het, zowel in bilateraal contact met Israël als in diplomatieke interventies met gelijkgezinde landen, herhaaldelijk onderstreept dat belemmeringen van humanitaire toegang per ommegaande moeten worden verholpen, rekening houdend met het recht van Israël om de goederen te controleren. Het gebrek aan veiligheid voor humanitaire hulpverleners is één van de kritieke punten van zorg, en heeft in het afgelopen half jaar geleid tot de dood van meer dan 200 hulpverleners in Gaza. De dood van de zeven hulpverleners van World Central Kitchen heeft het belang van coördinatie- en deconflictiemechanismes andermaal onderstreept. Humanitaire hulpverleners moeten hun werk ongehinderd en veilig kunnen uitvoeren. Ook op dit punt zal Nederland zich, in nauwe afstemming met de VN en met name de VN Senior Humanitair en Wederopbouw Coördinator voor Gaza, Sigrid Kaag en haar team, blijven inspannen.
Hoe verklaart u het feit dat er nu gewacht wordt op het onderzoek naar de toedracht van de dood van de medewerkers bij World Central Kitchen, terwijl er na de vermeende betrokkenheid van UNWRA-medewerkers bij Hamas wel direct conclusies konden worden getrokken ten aanzien van de ontvankelijkheid van Nederlandse steun?
Het kabinet roept consequent op tot bescherming van humanitaire hulpverleners en benadrukt dat bij dit conflict al veel te veel hulpverleners om het leven zijn gekomen. Hulpverleners mogen nooit een doelwit zijn, niet in Gaza en niet elders in de wereld. Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de gebeurtenissen snel en gedegen worden onderzocht.
Klopt het dat sinds het laatste debat over de Raad Buitenlandse Zaken van 12 maart 2024 slechts één Nederlander Gaza heeft kunnen verlaten? Zo ja, welke belemmeringen spelen een rol bij de evacuatie van Nederlanders uit Gaza?
Ja. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt ervoor dat de namen van de mensen met wie het ministerie in contact staat en die in aanmerking komen voor consulaire steun, bekend zijn bij de relevante autoriteiten. Hieronder vallen de Israëlische en Egyptische autoriteiten, die de lijsten opstellen van mensen die de grens over mogen. Het ministerie en de Nederlandse ambassades en vertegenwoordigingen in de regio onderhouden actief contact met alle betrokken partners in de regio. De definitieve lijst wordt opgesteld door Israël en Egypte, die ook gezamenlijk de grens bewaken. Aan de grens wordt toegang verzocht; de autoriteiten ter plekke bepalen vervolgens de feitelijke toelating. Ook zijn er mensen die vanwege individuele en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet kunnen verlaten.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders en Nederlandse ingezetenen nog in Gaza verblijven, en hoeveel van hen Gaza zo snel mogelijk zouden willen verlaten?
Het aantal mensen dat het ministerie probeert Gaza uit te helpen, is constant in beweging omdat zich (nog) steeds nieuwe mensen aanmelden zowel vanuit Gaza als via de IND die machtigingen tot voorlopig verblijf (MVV’s) inwilligt. Het ministerie staat op dit moment in contact met een dertigtal mensen in Gaza die het gebied willen verlaten, van wie een enkeling vanwege individuele- en veiligheidsomstandigheden Gaza (nog) niet heeft kunnen verlaten. Dat zijn mensen met een Nederlands paspoort, hun kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen met een MVV inwilliging van de IND voor gezinshereniging. Het ministerie zet zich in om deze personen, indien zij hebben aangegeven te willen vertrekken, te ondersteunen bij vertrek uit Gaza. Het is tot nu toe gelukt om meer dan 90 mensen uit onze doelgroep te ondersteunen bij het verlaten van Gaza en het doorreizen naar Nederland.
Welke stappen gaat u ondernemen om evacuatie van overgebleven Nederlanders uit Gaza te versnellen zodat ze in veiligheid worden gebracht?
Het ministerie blijft zich actief inspannen om de relevante mensen in Gaza met wie contact is, zo snel mogelijk het gebied uit te helpen. Via alle beschikbare diplomatieke kanalen, ook in EU-verband, zet het ministerie zich er voor in dat deze personen zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten. Daarnaast wordt op politiek niveau door verschillende leden van het kabinet – onder wie de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister-President – blijvend aangedrongen bij de relevante landelijke autoriteiten dat alle Nederlanders, inclusief kerngezinsleden, mensen met een Nederlandse verblijfsstatus en mensen die een positief besluit van de IND hebben in het kader van gezinshereniging, zo snel mogelijk Gaza kunnen verlaten.
De toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de agrarische sector. |
|
André Flach (SGP), Chris Stoffer (SGP) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het feit dat er in de agrarische sector veelvuldig gebruik wordt gemaakt van het ruilen van gronden, bijvoorbeeld in het kader van vruchtwisseling en bodemkwaliteit?
Klopt het dat de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) ook van toepassing is op onroerende zaken (in casu los land), indien sprake is van een teeltpachtovereenkomst en dus uit gebruik is gegeven?
Klopt het dat de Grondkamer beoordeelt of sprake is van een teelt waarvoor teeltwisseling vereist is?
Hoe wordt beoordeeld of er sprake is van een teeltpachtovereenkomst die is aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is?
Voor welke gewassen geldt dat vruchtwisseling noodzakelijk is, om in aanmerking te komen voor artikel 7:396 lid 1 sub c Burgerlijk Wetboek (BW)?
Klopt het dat grassen en maïs hier niet voor in aanmerking komen?
In hoeverre is de gemaakte uitzondering, op de hoofdregel dat alles wat uit gebruik wordt gegeven niet kwalificeert voor de BOR, dan toereikend voor diegenen die bodemkwaliteit en milieubeheer als onderdeel van hun bedrijfsexploitatie meewegen, indien voor bijvoorbeeld gras en maïs geen rechtsgeldige teeltpachtovereenkomst kan worden gesloten?
Bent u bereid om, voor teeltpachtovereenkomsten waarbij voor één partij sprake is van een teelt waarvoor teeltwisseling noodzakelijk is en bij de andere partij niet, de teeltpachtovereenkomst bij beide partijen te laten kwalificeren voor de BOR?
Indien u hiertoe niet bereid bent, welke oplossing voorziet u voor het probleem dat de eigenaar van de grond (de verpachter) de BOR niet kan toepassen op een deel van zijn vermogen en dientengevolge in mindere mate bereid zijn om grond uit gebruik te geven aan een pachter?
Het bericht dat 400.000 kinderen nooit buitenspelen |
|
Vicky Maeijer (PVV), Patrick Crijns (PVV) |
|
Pia Dijkstra (D66), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Weinig ruimte, veel schermpjes; onderzoek Jantje Beton slaat alarm: aantal binnenzittende kinderen verdubbeld?»1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Wat vindt u er van dat 400.000 kinderen nooit buitenspelen?
Al geruime tijd weten we dat buitenspelen onder druk staat2. Ook deze data bevestigt dit beeld. Het feit dat een grote groep kinderen niet of zelden buiten speelt is zorgelijk.
Het is een complex probleem. Alleen goede hardware (zoals uitdagende en veilige speelplekken) is niet voldoende om kinderen naar buiten te krijgen. Complexe factoren als vrijetijdsbesteding, georganiseerd aanbod, maar ook prestatiedruk op school zijn factoren die naar voren komen als belemmering om te gaan buitenspelen3. Ik ondersteun een initiatief als het buitenspeelalarm dan ook van harte. Juist op deze manier kunnen ouders en verzorgers het bewustzijn creëren dat spelen niet alleen essentieel is, maar dat zij hierin ook een rol in hebben.
Daarnaast ondersteun en stimuleer ik gemeenten om buitenspeelbeleid te formuleren en uit te voeren. Dit doe ik via verschillende programma’s die betrokken zijn bij een gezonde buitenomgeving waarin gespeeld kan worden en waarin zowel ouders als kinderen samen naar buiten kunnen gaan. Ook agendeer ik het belang van buitenspelen en voldoende buitenspeelruimte bij andere departementen zoals bij het nationale programma Mooi Nederland van het Ministerie van BZK.
Klopt het dat er steeds minder speelplekken zijn waar kinderen veilig kunnen spelen? Zo ja, kunt u hier een cijfermatig overzicht van geven?
Er ligt een grote druk op de beschikbare ruimte, die in de toekomst alleen maar groter zal worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor afwegingen in de ruimtelijke ordening. Hier valt ook de buitenspeelruimte onder. Tussen gemeenten zijn dan ook grote verschillen te zien in hoe zij invulling geven aan buitenspelen. Dit varieert van gemeenten zonder buitenspeelbeleid tot voorbeelden in gemeenten als Utrecht en Leiden die werken met richtlijnen om voldoende ruimte voor buitenspelen te garanderen.
Het Mulier instituut meet met de «indicator sport- en speelplekken»4 hoeveel kinderen een sport- of speelplek in de buurt hebben. In 2023 hebben 77% van de gemeenten de locaties van sport- en speelplekken geregistreerd (in 2022 was dit nog 73%). Het gebrek aan (volledige) data-overzichten maakt het lastig om het beleid over en de beschikbaarheid van sport- en speelplekken in Nederlandse gemeenten goed te onderzoeken, evalueren of monitoren. Het Mulier instituut zet zich in om een zo volledig mogelijk overzicht te verkrijgen, waarbij data nog ontbreekt van zo’n 23% van de gemeenten.
De data uit deze indicator laat zien dat gemeenten speelplekken registreren, maar zegt echter niets over het verdwijnen van speelplekken. Om te garanderen dat sport, bewegen en spelen nu en in de toekomst voldoende ruimte krijgt, wordt aan de hand van de motie van de leden Leijten en van Nispen5 een onderzoek uitgevoerd om te bepalen of en op welke manier nationale sturing op sportvoorzieningen, beweegmogelijkheden, buitenspeelruimte van toegevoegde waarde en gelegitimeerd is en hoe deze sturing eruit kan of moet zien. De eerste resultaten van dit onderzoek verwacht ik eind 2024 met uw Kamer te kunnen delen.
Klopt het dat de sociale veiligheid afneemt? Zo ja, kunt u hier een cijfermatig overzicht van geven? Zo nee, hoe verklaart u dan dat het gebrek aan sociale veiligheid vaker dan in 2022 een reden voor ouders is om hun kind binnen te houden?
Voor zover bij mij bekend is geen specifiek onderzoek gedaan naar de (ervaren) sociale veiligheid tijdens het buitenspelen. Ik kan hier dan ook geen cijfermatig overzicht van geven.
In het onderzoek dat Verian in opdracht van Jantje Beton heeft uitgezet, is sociale veiligheid als geheel meegenomen. Dit is echter een breed construct dat gaat over sociale, psychische en fysieke veiligheid. Het is niet mogelijk om te interpreteren hoe de onderzoekers in dit geval de sociale veiligheid tijdens het buitenspelen hebben bedoeld en hoe de respondenten dit hebben geïnterpreteerd. Hierdoor is het lastig om te bezien of sociale veiligheid de enige reden is dat ouders hun kinderen binnen houden.
Hoe staat het met uw streven om speeltuinen inclusief te maken, zodat ook kinderen met een beperking buiten kunnen spelen?
Middels een meerjarige subsidie ondersteun ik het Samenspeelfonds (een initiatief van Jantje Beton en Stichting het Gehandicapte kind). Op dit moment zijn er in 142 gemeenten één of meerdere inclusieve samenspeelplekken gerealiseerd óf nog in ontwikkeling. Tot 2026 worden er nog eens 110–150 inclusieve speeltuinen gerealiseerd. Het doel is om tot een landelijke dekking te komen waarbij iedere gemeente een inclusieve speeltuin heeft.
Deelt u de mening dat buitenspelen een belangrijke en laagdrempelige manier is om sociale contacten te onderhouden, te bewegen en motorische vaardigheden op te doen? Zo ja, waarom zet u dan niet meer in op deze laagdrempelige manier van bewegen in het kader van leefstijlpreventie, maar zoekt het kabinet haar heil in allerlei betuttelende maatregelen?
Ik deel de mening dat buitenspelen positieve effecten heeft op voldoende bewegen, motoriek en sociale contacten ten zeerste en zet mij ook op verschillende manieren in om buitenspelen te stimuleren. Daarom ondersteun en stimuleer ik gemeenten om buitenspeelbeleid te formuleren en uit te voeren. Dit doe ik onder andere middels de Buitenspeelcoalitie, die onlangs het programma «de Buitenkans» heeft gelanceerd. Binnen dit programma worden in 2024 en 2025 25 gemeenten ondersteund om buitenspeelbeleid op te zetten en uit te voeren. Ook ondersteun ik het Samenspeelnetwerk, de Beweegalliantie en vanuit het preventieakkoord het programma Gezonde Buurten.
Bent u voornemens om u aan te sluiten bij het Buitenspeelalarm van Jantje Beton en zo meer aandacht te vragen voor het belang van buitenspelen? Zo nee, waarom niet?
Jantje Beton is een van de belangrijkste partners om buitenspelen te stimuleren en hier aandacht voor te genereren. In mijn eerstvolgende overleg met deze partij zal ik bezien hoe ik vanuit het Ministerie van VWS het belang van buitenspelen nog beter voor het voetlicht kan brengen.
Exportkredietverzekeringen voor de baggersector |
|
Christine Teunissen (PvdD), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen , Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het op 25 maart 2024 gepubliceerde rapport «Dredging destruction» van Both Ends1?
Ja.
Uw ministeries en Atradius DSB schrijven in reactie op het rapport zich niet te herkennen in de conclusie van het rapport, herkent u zich wel in de feiten? Erkent u dat er in Brazilië, Egypte, de Filipijnen, de Malediven, Mozambique en Indonesië vissers en boeren hun bestaan hebben verloren en het milieu is aangetast door de via de overheid verzekerde baggerprojecten van Boskalis en Van Oord? Zo nee, waarom niet?
Grootschalige infrastructuur- en baggerprojecten kunnen negatieve effecten voor mens, dier en milieu opleveren. De Nederlandse staat verzekert geen transacties met onaanvaardbare gevolgen voor mens, dier en milieu. Negatieve neveneffecten moeten worden voorkomen, beperkt of gecompenseerd. Het kabinet verwacht ook van Nederlandse bedrijven dat zij deze werkwijze zoals beschreven in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen toepassen. Aanvragers van een exportkredietverzekering (ekv) tekenen daarom een inspanningsverklaring. Afgifte van een ekv bij hoog risico projecten is daarnaast alleen mogelijk nadat een uitgebreide milieu- en sociale beoordeling heeft plaatsgevonden en de projecten voldoen aan internationale standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo).2 Sinds 1 januari 2022 monitort Atradius Dutch State Business (ADSB) de hoogste risico projecten gedurende de looptijd van de polis. Vaak wordt dan een onafhankelijke consultant ingezet en wordt samengewerkt binnen een consortium van banken, internationale instellingen en buitenlandse exportkredietverzekeraars.
Als er in projecten milieu wordt aangetast of het levensonderhoud van belanghebbenden wordt getroffen, dan moet volgens de internationale standaarden eerst onderzocht worden of dit in voldoende mate voorkomen kan worden, gemitigeerd kan worden en in het uiterste geval worden gecompenseerd. Compensatie dient zo te worden uitgevoerd dat het levensonderhoud van de belanghebbenden hetzelfde of beter wordt dan de situatie voor de start van een project. Dit kan door middel van bijvoorbeeld alternatieve werkgelegenheid, vervangende woonruimte en/of financiële compensatie. Compensatie voor milieuschade kan bijvoorbeeld worden bereikt door de aanleg van nieuwe natuur.
Uit de milieu- en sociale beoordelingen door ADSB blijkt dat de projecteigenaren van de in het rapport besproken projecten deze vereisten onder de internationale maatstaven goed hebben toegepast. Om die reden herkent het kabinet zich niet in het geschetste beeld van het rapport. Het kabinet benadrukt dat ook in de wereld van grootschalige baggerprojecten en het verzekeren daarvan de ontwikkeling van kennis en techniek niet stilstaat. Zo kunnen steeds vaker oude technieken op het terrein van baggeren worden vervangen met een zogenoemde «buillding with nature» aanpak en ook op dit terrein beweegt de wereld van de exportkredietverzekering mee om dit soort nieuwe meer duurzame technologieën te kunnen verzekeren.
Is Atradius DSB begonnen met de herbeoordeling van de exportkredietverzekering voor het Mozambique LNG project? Hoe kijkt u naar de huidige veiligheidssituatie van het Mozambique LNG project? Wat is de stand van zaken rondom de veiligheidssituatie en de analyse van Atradius DSB?
Ja, ADSB en de Staat zijn momenteel bezig met de herbeoordeling van de ekv voor dit project. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 15 december jl.3 heeft Nederland het recht voorbehouden om het project opnieuw te beoordelen op financiële, milieu- en sociale en veiligheidsrisico’s. Dit betekent dat het project getoetst wordt aan nationale en internationale standaarden, waaronder de IFC Performance Standards en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Daarnaast worden de aanbevelingen uit het Proximities rapport inzake de veiligheid integraal meegenomen bij de herbeoordeling.
In de Kamerbrief van 15 december jl. is eveneens aangegeven dat het kabinet uw Kamer na de afronding van het herbeoordelingsproces, binnen de geldende juridische en commerciële randvoorwaarden, zo goed mogelijk informeert over de uitkomsten hiervan en de beslissing van het kabinet hierop. Daarbij zal ook worden ingegaan op de beoordeling van de veiligheidssituatie voor zover daarover in het openbaar kan worden gecommuniceerd.
Hoe staat het met de implementatie van de aanbevelingen van het door onderzoeksbureau Proximities Risk Consultancy opgeleverde rapport, waarover u op 19 juni 2023 de Kamer heeft geïnformeerd?2
Het kabinet heeft de aanbevelingen conform de beleidsreactie van 21 februari 2023 geïntegreerd in het beleid en de uitvoering van de ekv.5 De interne procedures zijn aangepast en er is een werkinstructie opgesteld voor de beoordeling van de veiligheidssituatie. De specifieke aanbevelingen uit het Proximities rapport voor het project in Mozambique maken integraal onderdeel uit van het herbeoordelingsproces voor dit project. Uw Kamer zal hierover na afronding van dit herbeoordelingsproces nader worden geïnformeerd.
Is er een concreet en effectief plan om te zorgen dat de vissers en boeren rondom het Mozambique LNG project weer kunnen vissen en oogsten?
Om in aanmerking te komen voor een ekv dienen negatieve economische effecten conform internationale standaarden voorkomen, gemitigeerd of gecompenseerd te worden. De acties vanuit het project voor deze groepen mensen zijn vastgelegd in het zogenoemde livelihood restoration program dat gepubliceerd is op de projectwebsite.6 Onderdeel van de herbeoordeling van het Mozambique LNG-project is of dat deze aanpak voldoet aan de internationale standaarden voor de ekv.
Hoe beoordeelde Atradius DSB de publieke consultatie van de milieustudie (IEA) in het kader van het Gulhifalhu project op de Malediven nadat deze voor slechts vijf dagen online open stond tijdens de COVID-19 lockdown? Hoe is de input van de slechts zeven respondenten meegewogen?
De milieustudie waar in de vraag naar wordt verwezen is een lokaal document dat was opgesteld op basis van de nationale wet- en regelgeving van de Malediven. Tijdens de due diligence fase voor dit project heeft ADSB bepaald dat voor een ekv sprake dient te zijn van een Environmental and Social Impact Assessment (ESIA) op basis van de internationale mvo-standaarden. Deze ESIA is vervolgens opgesteld en publiek beschikbaar op de projectwebsite.7
Conform de internationale standaarden zijn er meerdere consultatiemomenten geweest met stakeholders, waaronder vissers en duikscholen. Tijdens deze gesprekken hebben stakeholders aangegeven dat zij geen negatieve effecten op hun werkzaamheden verwachten vanuit onderhavig project, maar wel van andere projecten in de omgeving. Dit is ook bevestigd tijdens het laatste monitoringsbezoek van ADSB aan de projectlocatie in juni 2023.
Hoe beoordeelde Atradius DSB de te verwachten onomkeerbare milieuverwoesting in de Malediven en de gevolgen daarvan voor de lokale economie zoals toerisme en vissers?
Het project is door ADSB beoordeeld op het voorkomen, mitigeren of compenseren van nadelige gevolgen voor mens, dier en milieu. Onderdeel van deze beoordeling is een Environmental and Social Impact Assessment (ESIA) conform internationale standaarden. De ESIA is specifiek gericht op het identificeren van milieueffecten en de ontwikkeling van strategieën om deze te mitigeren of compenseren. Deze ESIA is publiek beschikbaar op de projectwebsite.8
Volgens de ESIA zijn er maatregelen gepland om negatieve milieueffecten te minimaliseren. Waar deze effecten niet volledig vermeden kunnen worden, is voorzien in compensatieplannen die overeenkomen met internationale standaarden. Deze plannen zijn beoordeeld en voldoende bevonden door een onafhankelijke consultant en zullen regelmatig worden gemonitord om de uitvoering te waarborgen.
Het project heeft meerdere consultatierondes gehouden met lokale stakeholders, zoals beschreven in het antwoord op vraag 6. ADSB blijft alert op mogelijke tegenstrijdige visies en zorgen die naar voren kunnen komen. Deze zorgen worden vervolgens gedeeld met het project en ADSB neemt dit mee in de monitoring van het project.
Bent u bekend met de ontvoering van activisten Jhed Tamano en Jonila Castro en de klacht bij de VN rapporteur?3 Hoe zijn uw ministeries en Atradius DSB omgegaan met het nieuws van de ontvoering? Is de veiligheid van activisten meegenomen in de afgifte van de exportkredietverzekering?
Op 15 september jl. publiceerde de Filipijnse Commission on Human Rights een publieke verklaring over deze kwestie en het kabinet is bekend met berichten over de ontvoering van deze activisten. De Nederlandse ambassade staat in contact met verschillende partijen in de Filipijnen over de mogelijke toedracht en achtergrond. De Nederlandse ambassade heeft contact opgenomen met de projecteigenaar van het luchthavenproject om het belang van het waarborgen van de veiligheid van actievoerders te benadrukken. Ook heeft de ambassadeur publiekelijk aandacht gevraagd voor de kwestie en de positie van mensenrechten in de Filipijnen in het algemeen op het platform X. De ambassade heeft daarnaast gesproken met de NGO Both ENDS over deze situatie. Tot slot heeft ADSB zich ingezet naar aanleiding van deze kwestie. Zo heeft ADSB de ontvoering geadresseerd bij de projecteigenaar en betrokken financiers en de onafhankelijke consultant.
Bent u bekend met de zeer repressieve wetgeving in de Filippijnen, waar mensenrechtenverdedigers aangemerkt worden als terroristen? Hoe heeft u deze realiteit meegewogen in uw beslissing over het afgeven van een exportkredietverzekering? Welke maatregelen neemt u om te zorgen dat er geen mensenrechtenschendingen plaatsvinden in de context van het project?
De Filipijnen kennen een complexe situatie als het gaat om de positie en bescherming van mensenrechtenverdedigers. Daarom monitort de ambassade de ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten nauwgezet, inclusief het zogenoemde red-taggingvan activisten, en ondersteunt het lokale partners om deze situatie te verbeteren. Met gelijkgestemde partners, zoals de EU, zet de ambassade zich actief in om te zorgen dat mensenrechtenverdedigers hun werk kunnen doen. In het kader van de ekv-beoordeling voor het luchthavenproject is een human rights impact assessment uitgevoerd om projectgerelateerde risico’s op mensenrechtenterrein te identificeren en waar nodig maatregelen te nemen.
In welke gevallen kunt u een exportkredietverzekering intrekken? Kunt u toelichten of intrekking mogelijk is als de Nederlandse exporteur en/of de projecteigenaar mensenrechten schendt dan wel milieuschade veroorzaakt, dan wel daar aan bijdraagt, dan wel daarbij betrokken is?
Het kabinet overweegt niet om de exportkredietverzekeringen in te trekken voor deze projecten. Deze projecten zijn (of in het geval van de eventuele herstart van het LNG-project in Mozambique: worden) beoordeeld aan de hand van het vigerende beleidskader voor de ekv, o.a. op milieu- en sociale, financiële en compliance risico’s, en op basis daarvan is er ingestemd met de afgifte van een polis.
Het intrekken van afgegeven polissen is alleen mogelijk indien sprake is van verzuim, aantoonbare nalatigheid of fraude door de verzekerde partij. Schending van de polisvoorwaarden kan in het uiterste geval gevolgen hebben voor het recht op schade-uitkering onder de polis. Deze situatie is voor geen van de genoemde projecten aan de orde.
Overweegt u de exportkredietsteun voor de projecten in Mozambique, de Malediven en de Filipijnen stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe leest u dit rapport in het kader van de aangenomen motie van de leden Alkaya en Van Raan over geen exportkredietverzekeringen bij risico's op mensenrechtenschendingen of milieuschade uit 2018?4 Bent u het eens dat de uitvoering van deze motie tekort schiet? Kunt u uw antwoord toelichten?
De motie van de leden Alkaya en van Raan verzoekt de regering «er zorg voor te dragen dat iedere aanvraag voor een exportkredietverzekering waarbij de risico's op schending van mensenrechten of milieuschade te groot zijn, wordt afgekeurd ongeacht het zogenaamde gelijke speelveld en de gevolgen voor de aanvragende bedrijven». Zoals hierboven aangegeven verzekert de Nederlandse staat geen transacties met onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en milieu. Zodanige risico’s dienen te worden voorkomen, gemitigeerd of te worden gecompenseerd. Dit conform het Nederlandse milieu en sociale beleid voor de ekv, dat in lijn is met de internationale mvo-standaarden. Het kabinet handelt daarmee conform de motie van de leden Alkaya en Van Raan.
Klopt het dat de zeven in het rapport beschreven projecten waaraan exportkredietsteun is geboden niet zijn meegenomen in de beleidsevaluatie van het mvo-beleid uit 2021?5 Waarom niet?
Bij de onafhankelijke evaluatie van het mvo-beleid voor de ekv-faciliteit uit 2021 is integraal gekeken naar het mvo-beleid dat gold vanaf 2018.12 Hierbij is gekeken naar vijf transacties/casestudies, waaronder ook twee projecten in de baggersector (één transactie van Van Oord in Angola en één transactie van Royal IHC in Argentinië). Bij de selectie van de vijf cases is door de onderzoekers gestreefd een evenwichtige selectie te maken uit verschillende sectoren en risicoclassificaties. De aanbevelingen uit de evaluatie zijn doorgevoerd in de laatste herziening van het mvo-beleid voor de ekv in 2023.13 De ekv-besluitvorming over projecten uit het rapport van Both ENDS et al. vond plaats vóór de mvo-beleidsherziening in 2018 of ná afronding van de evaluatie in januari 2021 en maakt om die reden geen onderdeel uit van de selectie die de onafhankelijke onderzoeker destijds heeft gemaakt, maar waarbij dus wel andere projecten uit de baggersector zijn geëvalueerd.
Bent u het ermee eens dat, in lijn met de OESO standaarden, UNGPs, SDGs en de Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, alle relevante sociale, milieu en mensenrechten documentatie rondom de verzekerde projecten openbaar moet zijn? Bent u het ermee eens dat het mvo-beleid van Atradius DSB momenteel niet in deze eis voorziet?
De OESO Common Approaches zijn leidend op het terrein van standaarden voor transparantie bij exportkredietverzekeringen die verstrekt worden door OESO-landen.14 Daarnaast onderschrijft ADSB de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. De OESO Common Approachesen OESO-richtlijnen bepalen dat partijen transparant dienen te zijn binnen de grenzen van bedrijfsvertrouwelijke- en concurrentieoverwegingen.
In de vraag wordt gesteld dat de daarin genoemde kaders verplichten tot openbaarmaking van de documentatie. Dat is niet het geval. Wel geven deze kaders aan dat gestreefd moet worden naar transparantie met inachtneming van commerciële, juridische en andere beperkingen.
Het kabinet is van oordeel dat ADSB de verplichtingen uit de bovengenoemde internationale kaders correct toepast en wordt daarbij gesterkt door de conclusies van de beleidsevaluatie van het mvo-beleid voor de ekv uit 2021 uitgevoerd door een externe partij.15 De evaluatie stelt op dit punt dat ADSB transparant is over het mvo-beleid en de uitgangspunten van die transparantie zijn vastgelegd in een expliciet transparantiebeleid, dat ook is gepubliceerd op de website.16 De evaluator merkt hierbij op dat exportkredietverzekeraars in andere landen minder transparant zijn over hun beleid en dat ADSB op dit punt dus verder lijkt te gaan dan hun evenknie in andere landen.
Zoals hierboven aangegeven dient ADSB op basis van de OESO Common Approaches bij het openbaar maken van documenten rekening te houden met onder meer de bedrijfsvertrouwelijkheid van documentatie. Van belang hierbij is dat ADSB in de meeste gevallen geen eigenaar is van (onderliggende) documentatie. ADSB moedigt projecteigenaren aan om zo transparant mogelijk te communiceren met stakeholders, bijvoorbeeld door het opzetten van een projectwebsite. Bij de lopende onderhandelingen over de herziening van de OESO Common Approaches zet Nederland in op het opnemen van een inspanningsverplichting voor projecteigenaren om transparantie te bevorderen. Dit is ook belangrijk voor een internationaal gelijk speelveld.
Waarom kan Atradius DSB het environmental social action plan (ESAP) niet delen met de (mogelijk) getroffen gemeenschappen en maatschappelijke organisaties? Bent u bereid om in de poliswaarden van Atradius DSB op te nemen dat de ESAP publiek gedeeld wordt? Zo nee, waarom niet?
Het Environmental and Social Action Plan (ESAP) is een contractdocument dat valt onder het juridische eigendom van de financierende partijen en de projecteigenaar. ADSB heeft niet de juridische bevoegdheid om dergelijke documenten zelfstandig openbaar te maken.
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 14 moedigt ADSB projecteigenaren aan om zo transparant mogelijk te communiceren met stakeholders, bijvoorbeeld door het opzetten van een projectwebsite. Het kabinet zet zich binnen de OESO in voor een inspanningsverplichting voor projecteigenaren om transparantie te bevorderen. Dit is ook belangrijk voor een internationaal gelijk speelveld.
De ontwikkeling van de AIQ |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het Centraal Economisch Plan 2024 van het Centraal Planbureau (CPB)?1
Klopt het dat de arbeidsinkomensquote (aiq) in 2023 en in de daarop volgende jaren in deze meest recente raming van het CPB structureel lager ligt dan de aiq ten tijde van de vorige raming (concept Macro Economische Verkenning)?
Hoe duidt u deze ontwikkeling? Wat is de mogelijke oorzaak van de lagere raming?
Kunt u een overzicht geven van wanneer de aiq is gedaald?
Kunt u een overzicht geven van de ramingen waarin de aiq prognose neerwaarts is bijgesteld?
Klopt het dat de aiq momenteel onder het langjarig gemiddelde ligt?
Hoeveel is de aiq gedaald sinds 1980? Kunt u in euro’s uitdrukken hoeveel dit scheelt per werknemer?
Bent u bekend met het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) over het sociaal-economisch beleid van 1998–2002?
Wist u dat de SER heeft geadviseerd de aiq op 80 procent te handhaven?
Deelt u de opvatting van de SER dat een aiq van 80 procent duidt op een verantwoorde loonkostenontwikkeling en dat bij een arbeidsinkomensquote van 80 procent een voorspoedige ontwikkeling van de werkgelegenheid hoort?
Deelt u de opvatting dat een gezonde aiq hoger moet liggen dan de huidige stand?
Wat is de oorzaak van een afnemende aiq? Welke redenen worden hiervoor genoemd in de literatuur? In welke mate heeft winstgestuurde inflatie bijgedragen aan de gedaalde aiq sinds 2021?
Kunt u beleidsopties in kaart brengen om de aiq te verhogen?
Op welke manier kunnen rechtstreekse (directe) dienstverbanden en vaste contracten bijdragen aan een verhoging van de aiq?
Hoe hoog ligt de aiq als het minimumloon met 1,2 procent, 5 procent, 10 procent en 20 procent wordt verhoogd?