Het bericht dat Schiphol in 2007 aan een vliegramp is ontsnapt |
|
André Elissen (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Schiphol in 2007 ontsnapt aan een vliegramp»?1
Ja.
Wat zijn de redenen dat het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (de Raad) bijna vier jaar na het optreden van het incident is verschenen?
De Raad is zelf verantwoordelijk voor de planning van haar rapporten. In dit kader wil ik verwijzen naar pagina 21 van het rapport waar nader wordt ingegaan op de ontstane vertraging. Kern daarvan is dat de OvV besloot het interne LVNL-rapport en de reactie daarop van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat af te wachten.
Hoe beoordeelt u de rol van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) na het optreden van het incident? Vindt u, net als De Raad, dat de IVW zijn taak als toezichthouder niet volledig heeft ingevuld? Zo ja, wat gaat u doen om de IVW in het vervolg wél goed te laten optreden? Zo nee, waarom niet?
De IVW is naar aanleiding van dit voorval direct actief opgetreden. Vervolgens heeft de IVW overleg gevoerd met de LVNL op basis van het onderzoeksrapport van de LVNL van juni 2008, waarin de interne procedures en het gebruik van baancombinaties tegen het licht zijn gehouden en waarin is vastgelegd hoe LVNL daar in de toekomst mee om zal gaan. Als vervolg daarop worden inmiddels op basis van de jaarlijkse audits concrete afspraken gemaakt met de LVNL.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat er niets schriftelijk vastgelegd is tijdens de verschillende overleggen die IVW en de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) met elkaar hebben gevoerd? Geeft dit vertrouwen in de wijze van handelen van de IVW en de LVNL? Zo ja, waarom vindt u dat?
De IVW vindt verslaglegging van overleggen zeer belangrijk. Normaal gesproken gebeurt dit ook altijd. Helaas is er geen verslag van het overleg op
5 september 2008, het overleg waar de Onderzoeksraad aan refereert. Van het toezichtoverleg IVW/LVNL op 24 september 2008, een vervolg op het overleg van 5 september 2008, is wel een verslag gemaakt. Zie ook pagina 18 van het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. De verslaglegging zal in de toekomst worden gecontinueerd. Ik twijfel niet aan de wijze van handelen van de IVW en LVNL nu is gebleken dat er in een geïsoleerd geval geen verslaglegging heeft plaats gevonden. In dit kader wil ik ook verwijzen naar het antwoord op vraag drie ten aanzien van de jaarlijkse audits, waar afspraken schriftelijk worden vastgelegd.
Hoe beoordeelt u het feit dat belangrijke veiligheidsinstructies over convergerend baangebruik door het management van de LVNL slechts mondeling zijn verstrekt?
De veiligheidsinstructies voor convergerend baangebruik zijn schriftelijk vastgelegd in operationele handboeken (VDV) van LVNL. Het management van de LVNL heeft in aanvulling hier op, het operationele personeel onder meer bij de reguliere trainingen voor het onderhouden van vaardigheden en bij het werkoverleg gewezen op de noodzaak van het volgen van bestaande en vastgelegde procedures. De instructies zijn dus niet alleen mondeling, maar ook schriftelijk verstrekt en het belang er van wordt door het management onderstreept.
Hoe beoordeelt u de reactie van de LVNL, zoals opgenomen in het rapport van de Raad? Heeft u aan de hand van deze reactie het gevoel dat de LVNL het incident serieus neemt en zich daadwerkelijk wil inzetten voor optimale veiligheid? Zo ja, hoe komt het dan dat de LVNL pas bij de plaatsing van een nieuwsbericht1 aan wil geven de verantwoordelijkheid te erkennen en maatregelen te zullen treffen?
Zoals bij eerdere vragen aangegeven heeft LVNL op basis van eigen onderzoek al ver voor de plaatsing van het nieuwsbericht maatregelen genomen. LVNL neemt het incident en ook het rapport van de OvV aantoonbaar zeer serieus.
LVNL is verantwoordelijk voor de separatie tussen vliegtuigen. Een luchtverkeersleider volgt daarbij de voorschriften, maar daarbinnen is ruimte voor zelfstandigheid en afwegingen in de operationele context. LVNL erkent dat op dit punt voor verkeersleiders onduidelijkheid kan ontstaan, onderzoekt de interne voorschriften voor de verkeersafhandeling op onduidelijkheden en past deze waar nodig aan.
Verwacht u dat er een cultuuromslag bij de LVNL nodig is om de beleidsagenda luchtvaartveiligheid uit te kunnen voeren? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat er extern beter toezicht op (het management van) de LVNL wordt gehouden?
Het bestuur van de LVNL hecht grote waarde aan de veiligheid in de luchtvaart. Safety management en onderzoek naar incidenten staan daarbij centraal. Op basis daarvan is duidelijk dat het veiligheidsbewustzijn op een hoog niveau staat binnen LVNL.
Op pagina 21 wordt door de OvV aangegeven dat door LVNL direct na het voorval een intern onderzoek is gestart om herhaling te voorkomen. Een cultuuromslag is derhalve niet aan de orde. Met betrekking tot het externe toezicht verwijs ik naar het antwoord op vraag 5. LVNL is een belangrijke partner, ook bij de uitvoering van de beleidsagenda.
Turkse bombardementen in Noord-Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Wat zijn naar uw inlichtingen de politieke doelstellingen van de Turkse regering met het veelvuldig bombarderen, zeker 132 doelen sinds 17 augustus 2011, van doelen in Iraaks-Koerdistan?1
De Turkse aanvallen zijn een reactie op aanslagen van de terroristische PKK in juli en augustus, waarbij meer dan 20 Turkse militairen het leven verloren. De Turkse regering hoopt met deze operaties de harde kern van de PKK, die zich in het Kandil-gebergte in Noord-Irak schuilhoudt, een slag toe te brengen. Hierbij zijn volgens mediaberichten in ieder geval zeven burgerdoden gevallen. Eventuele beschadiging van de Iraakse infrastructuur kan ik vooralsnog niet bevestigen.
Is het waar dat zeker zeven Irakese burgers bij de luchtaanvallen zijn gedood?2 Is het tevens waar dat wegen en bruggen in Noord-Irak zijn vernietigd door de luchtaanvallen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de voorzitter van het parlement van de Koerdische regio in Irak dat de Amerikaanse autoriteiten de bedreiging van het Iraakse grondgebied hebben genegeerd?3 Indien neen, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van de Iraakse regering om te voorkomen dat er vanaf Iraaks grondgebied terroristische aanslagen worden gepleegd op de buurlanden.
Deelt u de mening dat deze aanvallen in strijd zijn met het internationaal recht? Indien neen, waarom niet?
De Nederlandse regering is geschokt en betreurt de slachtoffers als gevolg van het geweld. Vaststaat dat vanuit Irak Koerdische aanvallen hebben plaatsgevonden op Turks grondgebied. Aangezien de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties geen maatregelen heeft genomen tegen deze aanvallen, kan Turkije zich beroepen op het recht op zelfverdediging, mits deze maatregelen onder meer overeenstemmen met eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Is het waar dat ook Iran een maand geleden aanvallen uitvoerde op Noord-Irak? Kunt u bevestigen dat Turkije en Iran overleg voeren of afspraken maken over acties in het noorden van Irak?4 Kunt u dat toelichten?
Er zijn onbevestigde berichten dat er in juli gevechten hebben plaatsgevonden tussen Iraanse legereenheden en de zogenaamde PJAK («Party of Free Life of Kurdistan»). Eventuele afspraken tussen Turkije en Iran over acties in Noord-Irak kan ik niet bevestigen.
Zijn deze aanvallen naar uw oordeel een gevaar voor het behoud van de territoriale eenheid van Irak, waar Turkije zich volgens uw brief van 12 maart 2010, voor inzet?4 Deelt u de opvatting dat dit probleem de regio blijvend destabiliseert? Zo ja, op welke wijze denkt u dat dit kan worden opgelost?
Voor zover de Turkse acties van beperkte duur zijn, hoeft de territoriale eenheid van Irak of de regionale stabiliteit niet in gevaar te komen. Niettemin is van belang dat de Turkse regering in nauw overleg blijft met de Iraakse autoriteiten, waaronder de «Koerdische Autonome Regio».
Bent u bereid de Turkse regering op te roepen onmiddellijk met deze militaire interventie te stoppen? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de opvatting dat het periodiek bombarderen van delen van Noord-Irak, zoals al jarenlang gebeurt, een oplossing van de Koerdische kwestie niet dichterbij brengt?5 Indien neen, waarom niet? Zo ja, waarom wel?6
Ik ben van mening dat militaire middelen niet toereikend zijn om de Koerdische kwestie op te lossen. Ook verbetering van de sociale en economische positie, en waarborging van de politieke en culturele rechten van de Koerdische minderheid in Turkije zijn belangrijke factoren. Van belang is hervatting van de «Democratische Opening», waarbij de Turkse regering met dialoog een oplossing voor dit vraagstuk zoekt. Het Kabinet zal in contacten met de Turkse overheid aandacht voor dit onderwerp blijven vragen.
Bent u bereid bij de Turkse autoriteiten aan te dringen op een onmiddellijke democratisering van de Koerdische delen van Turkije, waarbij vrijlating van de gekozen Koerdische politici een eerste vereiste is en waarbij ook opstandelingen in Irak moeten worden betrokken teneinde een vreedzame oplossing dichterbij te brengen? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
De exploitatie van buitensportaccommodaties door gemeenten en sportstichtingen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Sport en btw: de wedstrijd van de dag»?1 2
Ja.
Deelt u de constatering van de auteur dat de rechtspraak van de Hoge Raad3 met zich meebrengt dat de Belastingdienst het recht op aftrek van omzetbelasting van gemeenten en sportstichtingen slechts mag uitsluiten als sprake is van een symbolische vergoeding, waarbij niet noodzakelijk is dat de vergoeding kostendekkend moet zijn? Wat vindt u van de gevolgtrekking dat de Hoge Raad daarmee heeft uitgesloten dat de vergoeding van sportverenigingen gelijk moet zijn aan een vast percentage van de investeringen?
Nee, ik deel niet de opvatting dat de aftrek van omzetbelasting van gemeenten en sportstichtingen slechts mag worden uitgesloten als sprake is van een symbolische vergoeding. Afgezien van de gevallen waarin de vergoeding zodanig laag is dat voor de heffing van omzetbelasting niet meer kan worden uitgegaan van een prestatie in het economische verkeer, bestaan er ook situaties waarin een normale (c.q. meer dan symbolische) vergoeding wordt berekend maar desalniettemin aftrek moet worden geweigerd. Dit soort gevallen doen zich voor als sprake is van omzetbelastingconstructies die vallen binnen de termen van het leerstuk misbruik van recht. Hiervan is sprake als is voldaan aan twee voorwaarden. Ten eerste moeten de betrokken handelingen ertoe leiden dat in strijd met het doel van de btw een belastingvoordeel wordt toegekend. Ten tweede moet uit een geheel van objectieve factoren blijken dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat belastingvoordeel te verkrijgen. Bij de beantwoording van de Kamervragen van 20 april 2011, heb ik in de beantwoording aangegeven dat het bij de hier bedoelde misbruiksituaties bijvoorbeeld gaat om de sale- en leasebackstructuur. Het kan dan gaan om een geval waarin een sportvereniging (bijv. een tennisvereniging) zelf eigenaar is van sportvelden en bijbehorende voorzieningen en de tennisvelden en/of de kleedruimten met aftrek van voorbelasting wil renoveren. Een sportvereniging heeft volgens de wet geen recht op aftrek van voorbelasting voor de renovatiekosten. De activiteiten van de sportvereniging aan de leden zijn namelijk vrijgesteld van btw. Om toch recht op aftrek te creëren worden de sportvelden en het clubgebouw door de vereniging geleverd of verhuurd aan een door de vereniging zelf opgerichte stichting, die de renovatie voor haar rekening neemt. De stichting trekt de btw op de renovatiekosten af en stelt de sportvelden en de bijbehorende voorzieningen weer als geheel als sportaccommodatie tegen een lage vergoeding met berekening van btw ter beschikking aan de vereniging. Op die wijze wordt kunstmatig aftrek gecreëerd waar die er volgens de wetgeving niet zou moeten zijn, omdat de velden en de bijbehorende voorzieningen gebruikt worden voor de van btw vrijgestelde sportbeoefening door leden van de vereniging. Een vergelijkbare misbruiksituatie doet zich voor als gemeenten samen met sportverenigingen vergelijkbare structuren aangaan om aftrek op de renovatie van het clubgebouw te realiseren. Een voorbeeld hiervan is dat de sportvereniging de clubgebouwen verhuurt aan de gemeente die deze clubgebouwen samen met de sportvelden weer met berekening van btw ter beschikking stelt aan deze sportvereniging. Als deze opzet is gekozen om ervoor te zorgen dat de gemeente btw-aftrek kan claimen voor de renovatie van de clubgebouwen en er overigens geen andere reële economische redenen zijn voor die opzet, dan meen ik dat sprake is van een btw-constructie die alleen of overwegend is opgezet om fiscale redenen.
Herinnert u zich in uw antwoorden op vragen van 20 april 20114 waarin u hebt aangegeven in de uitvoeringssfeer nadere aanwijzingen te geven, waarbij de toepassing van het Sportbesluit wordt uitgebreid. Wanneer zal dit gewijzigde besluit gepubliceerd worden?
Ja, ik kan mij mijn antwoord op de vragen van 20 april 2011 goed herinneren.
Daarin heb ik aangegeven in de uitvoeringssfeer nadere aanwijzingen te geven, waarbij de toepassing van het Sportbesluit wordt uitgebreid. In dit kader zijn op 11 juli 2011 conform de normale procedure voor de totstandkoming van beleidsbesluiten op ambtelijk niveau opgestelde conceptrichtlijnteksten voor commentaar naar verschillende belangenorganisaties gestuurd. De procedure waarbij deze concepten strikt vertrouwelijk voor commentaar naar belangenorganisaties en andere ministeries worden gestuurd, geldt voor beleidsbesluiten op fiscaal gebied. De beoordelaars van de conceptbeleidsbesluiten krijgen zo de kans om technisch-inhoudelijk commentaar te leveren teneinde de conceptversies mee te helpen te verbeteren. Daarmee wordt op constructieve en doelmatige wijze in de conceptfase van een beleidsbesluit bijgedragen aan de totstandkoming van fiscaal beleid. Inmiddels zijn de commentaren van de verschillende belangenorganisaties op deze conceptrichtlijnen ontvangen en heeft een overleg over deze commentaren met deze organisaties plaatsgevonden. Daarbij is afgesproken dat de conceptrichtlijnen naar aanleiding van deze commentaren zullen worden bijgesteld en nogmaals voor commentaar aan deze organisaties zullen worden gestuurd. Ten aanzien van deze bijgestelde conceptrichtlijnen kan ik meedelen dat de gedachte wordt losgelaten om bij de invulling van het begrip «symbolische vergoeding» eventueel aan te sluiten bij een bepaald percentage van de kosten van sportaccommodaties. De definitieve richtlijnen zullen naar mijn verwachting begin oktober op de daartoe gebruikelijke wijze in de Staatscourant worden gepubliceerd.
Klopt het dat u voornemens bent het Sportbesluit zo aan te passen dat gemeenten om aftrek van omzetbelasting te krijgen een vergoeding moeten vragen van 2,5% van de bruto stichtingskosten voor sportvelden en 5% van de bruto stichtingskosten voor sportkantines en kleedruimtes, waarbij alle lopende exploitatiekosten tevens in de vergoedingen moeten worden meegenomen? Wat moet er worden verstaan onder stichtingskosten? Moeten hierin ook de kosten worden meegenomen waarop geen btw drukt zoals de kosten van grondverwerving?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot bovengenoemd arrest van de Hoge Raad, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat gekeken moet worden naar de prijs die gangbaar is voor het ter beschikking stellen van sportaccommodaties?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat dit voor de meeste sportverenigingen een extreme verhoging van de huurprijs betekent van vele honderden procenten? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat voor bestaande sportaccommodaties gemeenten de huurprijs moeten vaststellen op basis van de WOZ-waarde en voor nieuwe sportaccommodaties op basis van het investeringsbedrag? Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat gemeenten een veel hogere huurprijs moeten vragen aan nieuwe sportverenigingen dan aan bestaande sportverenigingen? Op welke wijze wordt rekening gehouden met het feit dat de investeringskosten regionaal of lokaal sterk kunnen verschillen, bijvoorbeeld door verschillen in de kosten van de grond en de mogelijkheden om te bouwen op de grondsoort? Moeten verenigingen in het westen van het land nu meer gaan betalen dan elders?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de Belastingdienst in lijn met het nieuwe Sportbesluit adviseert om de door de gemeente te vragen huur te compenseren door middel van subsidies? Is het juist dat als gemeenten een subsidie verstrekken om de gebruikersvergoeding te bekostigen, deze subsidie dan belast is met btw als de exploitatiesubsidie is bedoeld om te bewerkstelligen dat alle exploitatielasten worden gedekt? Deelt u de mening dat hierdoor onnodig gemeentelijke gelden worden rondgepompt, waardoor er bovendien een ongewenste verstrengeling ontstaat tussen privaatrechtelijke gelden en publiekrechtelijke gelden? Is het ten slotte niet bij wet verboden om privaatrechtelijke en publiekrechtelijke bedragen te verrekenen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de nieuwe regels grote sportverenigingen bevoordelen ten opzichte van kleine sportverenigingen, aangezien iedere sportvereniging onafhankelijk van het aantal leden een sportveld nodig heeft met kleedkamers, sanitaire faciliteiten en opslagruimtes?
Zie antwoord vraag 3.
Moeten andere sectoren waar het verlaagde btw-tarief (gedeeltelijk) geldt, zoals sociaal-culturele activiteiten, bibliotheken, schouwburgen en musea, nu ook gaan vrezen dat zij met dergelijke eisen in percentages geconfronteerd zullen worden?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat hoogbejaarde ouderen in Delft al weken hun huis niet uit kunnen door liftwerkzaamheden |
|
Fleur Agema (PVV), Eric Lucassen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het bericht1 dat tientallen hoogbejaarde flatbewoners die slecht ter been zijn drie weken lang niet naar buiten kunnen omdat hun lift wegens onderhoud buiten werking is?
Het klopt dat Woonbron de (enige) lift van het woongebouw in vijftien werkdagen renoveert (vervanging besturing, liftmachine en cabine interieur) in de periode van 15 augustus tot en met 2 september. Corporaties hebben de plicht ervoor te zorgen dat de installaties in hun woongebouwen goed functioneren. Voor de uitvoering van de renovatiewerkzaamheden is het noodzakelijk dat de lift wordt uitgeschakeld. De corporatie heeft een aantal maatregelen getroffen om de overlast voor bewoners te beperken:
Deelt u de mening dat het te gek voor woorden is dat ouderen, die vrij zijn om te gaan en staan waar zij willen maar afhankelijk zijn van hulpmiddelen zoals rollators, op deze manier in hun vrijheid beperkt worden? Snapt u dat het voor hen voelt alsof ze in de gevangenis zitten terwijl ze niks hebben misdaan?
Het uitschakelen van de lift betekent een beperking voor het dagelijks functioneren van de bewoners, maar is tegelijk onvermijdelijk. Zie verder het antwoord op vraag 1 voor de daarom door de corporatie getroffen maatregelen.
Hoe beoordeelt u de reactie van woningbouwvereniging Woonbron die stelt dat hier maatwerk wordt geleverd? Hoe gaat u bewerkstellingen dat er alsnog, en met spoed, een noodlift geplaatst wordt?
Het plaatsen van een noodlift is praktisch gezien niet mogelijk in dit woongebouw. De voordeuren van de woningen zijn gesitueerd in een inpandige corridor. De lift is inmiddels op 31 augustus na afronding van de renovatie weer in gebruik genomen.
Op welke wijze gaat u Woonbron aanspreken op deze schandalige en kennelijk louter uit financieel oogpunt genomen beslissing en ervoor zorgen dat zij nooit meer hoogbejaarde ouderen van hun vrijheid berooft?
De getroffen tijdelijke maatregelen wegens liftrenovatie zijn een zaak tussen huurders en verhuurder. Gezien het huurders aangeboden maatwerk (zie vraag 1) zie ik geen reden de corporatie op haar handelen aan te spreken.
Bent u bekend met de beantwoording door toenmalig staatssecretaris Bussemaker van vragen van eerste ondertekenaar in een vergelijkbare situatie?2 Deelt u de mening dat verdere maatregelen kennelijk wel nodig zijn? Deelt u de mening dat het antwoord dat dit een zaak tussen «huurder en huiseigenaar» is tekortschiet, omdat er kennelijk in ons land woningcorporaties zoals Woonbron actief zijn?
Ja, ik ken de beantwoording van eerdere vragen over liften bij ouderenhuisvesting. Ook ik zie nu geen reden voor verdere maatregelen op basis van het handelen van de huiseigenaar.
Foute compensatie bij de ex-post risicoverevening |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is u bekend dat de ex-post verzekering in 2007 niet goed is gegaan door een fout van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)?1
Het is mij bekend dat er in de ex post compensatie binnen de risicoverevening 2007 een fout is opgetreden. Dit betreft de hogekostencompensatie (HKC) over 2007.
Kunt u aangeven wat er precies fout is gegaan in de verrekeningstabel, en hoe dit is veroorzaakt? Kunt u aangeven waarom het zo lang heeft geduurd voor de fout is vastgesteld? Welke garantie heeft u dat de foute berekening niet opnieuw zal optreden?
Het gaat om de verrekenpercentages die golden voor de tarieven van ziekenhuizen in 2007. Deze verrekenpercentages worden gebruikt om de ingediende declaraties te corrigeren voor de zogenaamde opbrengstverrekeningen. De verrekenpercentages hebben als doel om de gehanteerde tarieven en het volume (PxQ) te laten aansluiten bij het ziekenhuisbudget. Bij de origineel in rekening gebrachte tarieven was er ook al een verrekenpercentage, maar dat leidde niet tot aansluiting op het budget. Ieder ziekenhuis heeft tot 2008 een verrekenpercentage gehad.
Deze verrekenpercentages over 2007 zijn voor vrijwel alle academische ziekenhuizen en het Oogziekenhuis te hoog vastgesteld. In de opgave voor de HKC 2007 wordt door zorgverzekeraars gebruik gemaakt van deze verrekenpercentages. Doordat de verrekenpercentages te hoog waren hebben zorgverzekeraars teveel kosten in de HKC ingebracht. De fout is ontstaan doordat in de onderliggende berekeningen abusievelijk is uitgegaan van gegevens over 2006 in plaats van 2007. De juiste verrekenpercentages over 2007 leiden dus tot een lagere schadelast en een lagere inbreng in de HKC. Dit werkt vooral door bij zorgverzekeraars die een relatief groot marktaandeel hebben bij academische ziekenhuizen.
De bijgestelde verrekenpercentages over 2007 zijn in april 2009 door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aan het College voor zorgverzekeringen (CVZ) opgeleverd. Pas naar aanleiding van een bezwaarschrift van een zorgverzekeraar naar aanleiding van de definitieve vaststelling van de risicovereveningsbijdragen 2007, bleek dat er een discrepantie was tussen opbrengstverrekeningen op basis van verrekenpercentages en de (vaste) bedragen die reeds verrekend waren tussen zorgverzekeraars en aanbieders. Dit bleek het gevolg te zijn van een onjuiste vaststelling van de verrekenpercentages van academische ziekenhuizen en het Oogziekenhuis.
In het traject van afrekening van de opbrengstresultaten zijn afspraken gemaakt over de aanlevering van gegevens tussen de NZa en CVZ en over de controle op de juistheid daarvan. Daarbij speelt de externe accountant ook een rol.
Naar aanleiding van de genoemde fout zijn er al aanvullende afspraken gemaakt over een audit op de gegevens. Of verdere intensivering noodzakelijk is, zal ik in de komende tijd in overleg met de NZa en CVZ onderzoeken.
Kunt u aangeven hoe de fout sinds 2007 financieel heeft doorgewerkt in de ex-post compensaties bij de zorgverzekeraars? Welke bedragen zijn er per zorgverzekeraar jaarlijks onjuist toegewezen of niet uitgekeerd?
Er is geen doorwerking naar de ex post compensaties ná 2007. De fout heeft voor wat betreft de ex post compensatie uitsluitend effect op 2007.
Heeft de verrekeningsfout in 2007 gevolgen gehad voor de vastgestelde premies door zorgverzekeraars in de afgelopen vier jaar? Zo ja, is dit aan te geven in percentages van de premiehoogte? Is er als gevolg van de niet goed vastgestelde ex-post risicoverevening sprake (geweest) van oneigenlijke concurrentie voor- en/of nadelen?
De HKC 2007 is in september 2010 voor het eerst toegepast in de tweede voorlopige vaststelling. Op dat moment konden voor zorgverzekeraars voor het eerst het effect van de HKC zien. Dit betekent dat de fout geen gevolgen zal hebben gehad voor de premieberekeningen over 2008, 2009 en 2010. Mogelijk heeft bij de premieberekening voor 2011 de fout een effect gehad, omdat daarbij is uitgegaan van het vereveningsresultaat 2007 inclusief de foutief vastgestelde HKC. Premieberekeningen zijn echter gebaseerd op veel meer factoren dan alleen het effect van de HKC van drie jaar eerder. Mijn inschatting is dan ook dat het effect beperkt is.
Zullen er financiële verschuivingen tussen verzekeraars plaatsvinden als de NZa nieuwe verrekeningspercentages heeft vastgesteld, en het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) voor alle verzekeraars opnieuw de hogekostencompensatie 2007 vaststelt?
Ja, dat valt wel te verwachten.
Kunt u uiterlijk binnen vier weken, voordat de zorgverzekeraars de premies voor 2012 moeten vaststellen, aangeven wat de financiële gevolgen van een correcte herberekening voor de individuele zorgverzekeraars bij de risicoverevening 2012 zijn?
De herberekening, en daarmee het exacte inzicht in de financiële gevolgen, kan pas plaatsvinden als er nieuwe, correcte verrekenpercentages beschikbaar zijn. Deze nieuwe verrekenpercentages moeten vervolgens gebruikt worden om nieuwe HKC-opgaves te doen. Dit zal enige tijd in beslag nemen en niet binnen vier weken kunnen gebeuren.
Echter, inmiddels zijn alle zorgverzekeraars al wel geïnformeerd over de voorlopige – onder voorbehoud van een accountantscontrole – nieuwe verrekenpercentages. Zorgverzekeraars kunnen berekenen hoe hun inbreng in de HKC wijzigt. Hiermee kunnen zorgverzekeraars een indicatie krijgen van de financiële effecten en dit meenemen in hun premieberekening over 2012.
Geweld tegen de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politievakbond ziet geweld wéér stijgen»?1
Ja.
Deelt u de mening van de politievakbond ACP dat maatregelen om geweld tegen de politie in te dammen niet lijken te werken? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot uw inzet en de resultaten met betrekking tot het programma Veilige Publieke Taak? Zo nee, waaruit blijkt dan dat deze maatregelen wel werken?
Uit de 2-meting van het programma Veilige Publieke Taak2 blijkt – in tegenstelling tot andere groepen van overheidswerknemers – dat het aantal slachtoffers van agressie en geweld bij de politie de afgelopen jaren onveranderd hoog is gebleven (zie antwoord 3). Er hebben zich echter wel verschuivingen voorgedaan: er is een daling op het gebied van fysiek geweld, maar van een stijging van intimidatie en discriminatie. Dit lijkt een gevolg van het meer proactief optreden van politieambtenaren. Door een grotere bewustwording van de norm dat agressie en geweld onacceptabel zijn, door de ervaren ondersteuning van leiding en collega’s en een zerotolerancebeleid wordt er eerder opgetreden. Conform de uitvoeringsregeling «Geweld tegen politieambtenaren» – die februari 2010 in werking is getreden – worden politieambtenaren gestimuleerd om agressie en geweld te melden en te registreren. Dit leidt tot een verhoging van het aantal aangiftes. Agressie en geweld worden daardoor meer zichtbaar. Zowel ten aanzien van het doen van aangifte als de verdere afhandeling van dit soort incidenten is echter wel verbetering te realiseren. In de eerdergenoemde 2-meting geven minder medewerkers dan in 2007 aan dat er maatregelen in de eigen organisatie zijn getroffen voor het altijd doen van aangifte door de werkgever van ernstig ongewenst gedrag, voor het geven van een reactie naar de dader en voor het verhalen van de schade op de dader.
Kunt u over de afgelopen vijf jaar cijfers geven over het aantal keren dat er geweld tegen politiefunctionarissen is gepleegd en het aantal keren dat politiefunctionarissen hun vuurwapen hebben moeten gebruiken?
In de afgelopen vijf jaar zijn verschillende onderzoeken naar de beleving van agressie en geweld tegen politiefunctionarissen uitgevoerd. Uit de 2-meting van het programma Veilige Publieke Taak2 blijkt dat het slachtofferschap bij de politie stabiel is gebleven: in 2007 was 73% van al het politiepersoneel met publiekscontacten slachtoffer, in 2009 68% en in 2011 73%. De frequentie van het aantal incidenten dat politiepersoneel meemaakt is ook stabiel gebleven. Er hebben zich echter wel verschuivingen voorgedaan: er is een daling op het gebied van fysiek geweld, ten koste van een stijging van intimidatie en discriminatie. Hoewel er geen landelijke registratie is van het vuurwapengebruik door de politie blijkt uit onderzoek3 dat het vuurwapengebruik – met letsel tot gevolg – door de politie niet is toegenomen.
Ziet u verband tussen enerzijds verruwing van de samenleving in het algemeen en geweld tegen te politie in het bijzonder en anderzijds het klaarblijkelijk toegenomen vuurwapengebruik door de politie? Zo ja, hoe ziet u dit verband? Zo nee, welke redenen ziet u wel voor dit vuurwapengebruik?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw mening over het pleidooi van de voorzitter van de politievakbond ACP dat de politie preventief geweld zou mogen toepassen dan wel dat de geweldsbevoegdheid van de politie verruimd zou moeten worden?
De politie is bevoegd geweld te gebruiken wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Dit betekent overigens niet dat geweld pas mag worden toegepast als er geweld tegen politiemensen wordt gebruikt. In bepaalde situaties kan het noodzakelijk zijn om gepast geweld toe te passen om te voorkomen dat een situatie onnodig escaleert. Daarnaast heeft de politie de bevoegdheid om in bepaalde, in de ambtsinstructie omschreven, gevallen het vuurwapen te gebruiken om een verdachte aan te houden indien die zich aan zijn aanhouding probeert te ontrekken. Het gebruik van geweld moet echter altijd worden getoetst aan de algemene beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Binnen deze kaders heeft de politie voldoende bevoegdheden om adequaat op te kunnen treden. Ik zie dan ook geen noodzaak om de geweldsbevoegdheid te verruimen.
Verschilt de bevoegdheid van de Nederlandse politie om (preventief) geweld te mogen gebruiken van die bevoegdheid bij politiekorpsen in andere landen van de Europese Unie? Zo ja, op welke wijze?
Hoewel er weinig internationaal vergelijkende studies zijn van politiegeweld kan uit een lopend onderzoek4 voorlopig worden geconcludeerd dat de meeste landen van de Europese Unie overeenkomen wat betreft wet- en regelgeving omtrent de politietaak, de geweldbevoegdheden, de meldplicht en de training.
De toename van zelfdodingen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het aantal zelfdodingen opnieuw is toegenomen? Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is?
Helaas heb ik moeten constateren dat het absolute aantal suïcides over 2010 ten opzichte van 2009 is gestegen. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bedraagt het absolute aantal suïcides 1600 over het jaar 2010, terwijl dit aantal over het jaar 2009, 1525 bedroeg.
Ook het gemiddeld aantal suïcides is in 2010 (9,6 per 100 000 inwoners) gestegen ten opzichte van het gemiddeld aantal suïcides in 2009 (9,2 per 100 000 inwoners). De stijging van het gemiddelde aantal over 2010 (met 0,4 per 100 000 inwoners) is wel iets minder dan de stijging van het gemiddelde aantal over 2009 (met 0,5 per 100 000 inwoners).
Gezien mijn inspanningsverplichting om het aantal suïcides met vijf procent per jaar te verminderen, betreur ik deze stijging zeer. Overigens is niet alleen in Nederland een stijging waar te nemen van het aantal suïcides in de afgelopen (drie) jaren. Als we kijken naar het gemiddelde aantal suïcides per 100 000 inwoners in 27 Europese landen over de jaren 2007 tot en met 2009 dan is er ook sprake van een stijging van het gemiddelde aantal suïcides. De gemiddelde aantallen suïcides zijn over de jaren 2007 tot en met 2009 respectievelijk 9,9, 10,2 en 10,3 (bron. http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/health/public_health d.d. 8 september 2011).
Ik heb geen verklaring voor de stijging van het aantal suïcides over de afgelopen drie jaren. Waarschijnlijk speelt de economische crisis daarin ook een bepaalde rol, zo menen onderzoekers van het Britse medische tijdschrift The Lancet (bron: The Lancet, Volume 378, issue 9 786, pag. 124–125). Van belang hierbij is verder dat een aantal uiteenlopende factoren van invloed is op suïcide; onder meer psychologische factoren, de aanwezigheid van een psychische stoornis, persoonlijke omstandigheden, etnische achtergrond en cultuur en genetische kwetsbaarheid. Gezien de complexiteit van het samenstel aan factoren dat van invloed is op het aantal suïcides en het gegeven dat het aantal suïcides ook Europees gezien de afgelopen drie jaar een stijging laat zien, denk ik niet dat een onderzoek naar de precieze oorzaken van die stijging toegevoegde waarde heeft.
Wat is uw reactie op het feit dat dit het derde achtereenvolgende jaar is waarin de zelfdodingen zijn gestegen? Welke verklaring heeft u hiervoor?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de oorzaken te inventariseren en de Kamer hierover schriftelijk te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van psychiater Jan Mokkenstorm dat de drempel om hulp te zoeken moet worden verlaagd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de financiële drempel in de vorm van de eigen bijdragen weg te nemen? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Personen die suïcidaal zijn en hun naasten kunnen sinds de start van de Stichting 113online in 2009 op een laagdrempelige manier en zonder kosten zich wenden tot directe hulpverlening. De Stichting 113online biedt onder meer online en telefonisch crisiscounseling en de mogelijkheid om te chattherapie te volgen. Ook is er een mogelijkheid van het volgen van zelfhulptherapie online en doorverwijzing naar de reguliere ggz. Doordat die hulp ook anoniem geboden kan worden, is dit bij uitstek een vorm van laagdrempelige hulpverlening.
Voor anonieme hulpverlening is het dus mogelijk om op een zeer laagdrempelige manier hulp te krijgen. Voor de niet-anonieme hulpverlening zal per 2012 een eigen bijdrage worden geïntroduceerd van € 100 voor interventies onder de 100 minuten per kalenderjaar en € 200 voor interventies boven de 100 minuten per kalenderjaar.
Personen die op grond van de Wet Bopz gedwongen zijn opgenomen en jongeren onder de 18 jaar, zijn uitgezonderd van deze maatregel. Deze maatregel is al versoepeld ten opzichte van de eigen bijdragemaatregel in het regeerakkoord. Ook de DBCs crisis en – indirecte tijd zijn uitgezonderd van deze eigen bijdrage. Ik ben op dit moment niet bereid de financiële drempels nog verder te verlagen.
Bent u bereid onderzoek te doen en in gesprek te gaan met deskundigen over de risico’s dat het opwerpen van drempels door middel van eigen bijdragen in de Geestelijke Gezondheidzorg (GGZ) zullen leiden tot een verdere stijging van het aantal zelfdodingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer schriftelijk informeren over de resultaten?
Tijdens het Algemeen Overleg van 30 juni jl. heb ik toegezegd dat ik de eventuele effecten van de eigen bijdrage op zorgmijding zal onderzoeken. In oktober zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de precieze onderzoeksopdracht.
Deelt u de mening van Ad Kerkhof, hoogleraar Suïcidepreventie (Vrije Universiteit), dat meer geïnvesteerd moet worden in preventie en voorlichting? Zo ja, op welke wijze zorgt u hiervoor? Zo nee, beschouwt u, naast stoppen-met-rokencampagnes en voorlichting over verantwoord alcoholgebruik, ook suïcidepreventie als betutteling?1 2
Sinds het verschijnen van de Beleidsagenda Suïcidepreventie (Tweede Kamer, 2007–2008, 22 894, nr 172) is meer geïnvesteerd in suïcidepreventie en verbetering van de kwaliteit van zorg. Ook in de Jaarrapportage Vermindering Suïcidaliteit 2010 (Tweede Kamer, 2010 -2011, 22 894, nr. 296, pag. 6), die ik begin 2011 naar de Tweede Kamer heb gezonden, is vermeld welke producten zijn verschenen op het gebied van suïcidepreventie. Daaruit mag duidelijk zijn dat ik suïcidepreventie niet beschouw als een vorm van betutteling. Op het terrein van voorlichting ben ik op dit moment aan het onderzoeken of de mediarichtlijn van de Ivonne van der Venstichting moet worden herzien. Met voorlichting over suïcidepreventie moet prudent worden omgegaan in verband met het risico op kopieergedrag.
Deelt u de mening dat het feit dat zelfdoding als doodsoorzaak wedijvert met kanker en hart- en vaatziekten, het discriminerende karakter van de eigen bijdragen specifiek gericht op geestelijke gezondheidszorg onderstreept? Zo nee, waarom niet?3
De zeer grote groei van de uitgaven in de ggz-sector dwingt tot het treffen van maatregelen binnen die sector. De keuze voor een eigen bijdrage in de ggz is geen kwestie van willekeur, maar een inhoudelijke keuze op grond van een zorgvuldige analyse en afweging op grond van de situatie in deze sector. In de tweedelijns ggz worden veel mensen met een milde problematiek behandeld die beter in de eerstelijns ggz behandeld kunnen worden. Dat is mede het gevolg van het ontbreken van een eigen bijdrage in de tweedelijns ggz, die voor de eerstelijns ggz wel verplicht is. De eigen bijdrage in de tweedelijns ggz vergroot het kostenbewustzijn van patiënten. Voor het herstel van deze weeffout in deze sector acht ik een deugdelijke grondslag voor de eigen bijdrage in de tweedelijns ggz aanwezig.
Bent u bereid de versoepeling per 1 april 2011 van de meldingenprocedure suïcides en suïcidepogingen met ernstig letsel terug te draaien, gelet op het belang van voldoende zicht op de omstandigheden waaronder suïcides plaatsvinden voor het terugdringen ervan? Zo nee, waarom niet?4
Nee, ik ben niet bereid de herijkte suïcidemeldingenprocedure voor suïcides terug te draaien. Deze meldingenprocedure is met ingang van 1 mei jl. van kracht geworden en wordt in 2012 geëvalueerd. In deze herijkte meldingenprocedure worden alle suïcides gemeld aan de IGZ, een deel op casusniveau en een deel in de vorm van geaggregeerde informatie. Tevens verwijs ik voor de gewijzigde meldingenprocedure naar de antwoorden op Kamervragen van het lid Bouwmeester (Tweede Kamer, 2009–2010, Aanhangsel 2875).
Deelt u de mening dat bezuinigingen in de zorg onmiddellijk moeten worden teruggedraaid, indien aantoonbaar zou blijken dat deze tot meer sterfgevallen leiden? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken welke bezuinigingen in deze categorie vallen? Is dit niet het offeren van mensenlevens om uw bezuinigingsdoelstellingen te halen?
Zie antwoord vraag 5.
De opnamestop bij verpleeghuisorganisatie Plantein |
|
Renske Leijten |
|
Wat is u reactie op het bericht dat verpleeghuisorganisatie Plantein een tijdelijke opnamestop heeft moeten instellen door een tekort aan budget uit de AWBZ? Is hier naar uw oordeel sprake van een tekort in de financiering of heeft de instelling het geld niet goed beheerd?1
Ik ben op de hoogte van genoemd knelpunt in de financiering, dat inmiddels is opgelost. Ik heb de Tweede Kamer hierover geïnformeerd in antwoord op vragen van de Kamerleden Jacobi, Monasch en Wolbert (PvdA) over de getroffen maatregelen van een verpleeghuis te Sneek (uw kenmerk 2011Z15232).
Vindt u het wenselijk dat zorginstellingen gedwongen worden mensen te weigeren, doordat zij niet uitkomen met hun totaalbudget? Zo nee, vindt u het in het licht van deze ontwikkeling verstandig om uw beleid van vergroting van de risicodragendheid voort te zetten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik sta ervoor dat mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben. Het wel of niet adequaat zijn van het budget speelt zich af op het niveau van zorgkantoorregio’s. Daarvoor heb ik de nodige kaders gesteld. Het zorgkantoor maakt in de regio afspraken met diverse zorginstellingen om in de zorgkantoorregio de zorg te kunnen leveren die cliënten nodig hebben. De instelling, die meer «zorgvraag» heeft dan «productieafspraken», dient zich te richten tot het zorgkantoor. Het spreekt daarbij voor zich dat alleen de afgesproken productie gehonoreerd kan worden. Er is geen sprake van een beleid van vergroten van risicodragendheid.
Deelt u de mening dat een opnamestop om verliezen te beperken ongunstig is voor patiënten die zorg nodig hebben? Zo nee, waarom voert u een beleid dat de behoefte van patiënten ondergeschikt maakt aan de financiële problematiek en afwegingen van een zorginstelling? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het noodzakelijk dat cliënten die zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben. Daarvoor gelden bepaalde regels, zoals ik die in het antwoord op vraag 2 heb geschetst. De NZa heeft mij in mei geadviseerd te wachten met eventuele maatregelen tot haar advies van september. Eerst zullen zorgkantoren conform de gebruikelijke gang van zaken bezien of bij eventuele schaarste van het regiobudget eventuele ruimte van andere zorgkantoren ingezet kan worden. Ik zal me na het advies hierover van de NZa in september gaan beraden over oplossingen van eventuele regionale problemen, die niet op andere wijze zijn te voorkomen.
Deelt u de mening van de heer Lugies (Plantein) dat het probleem ligt bij de jaarlijkse verdeling van AWBZ-geld, waardoor zorginstellingen niet uitkomen met hun totaalbudget? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Nee, die mening deel ik niet. Zie daarvoor het antwoord op vraag 2 en 3.
Deelt u de mening van de heer Lugies dat het totaalbudget van zo’n 1 miljard euro voor de regio Friesland al jaren structureel te weinig is? Zo nee, met welke gegevens onderbouwt u dit? (2)
Deze vraag is in onderzoek. Ik hecht daarbij grote waarde aan een onafhankelijk en objectief oordeel. De NZa heeft mij gemeld dat het regiobudget Friesland inderdaad de laatste jaren gekneld heeft en dit jaar opnieuw knelt. De constatering dat sprake is van een knellend budget klopt derhalve. Hiervoor zijn tot op heden oplossingen gezocht door zorgkantoren onderling. Vraag is wat de oorzaak is. In dat licht heb ik onderzoek in gang gezet over een herverdeling van bestaande middelen over zorgkantoren. De NZa verdeelt al enkele jaren de groeimiddelen op basis van de geïndiceerde vraag over de zorgkantoorregio’s. In het voorjaar van 2012 zal worden bezien of een aangepast verdeelmodel kan worden toegepast. Hierbij zal ook rekening worden gehouden met de voorgenomen uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de verdeling van het AWBZ-geld, zodat opnamestops om financiële redenen in zorginstellingen voorkomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb dit onderzoek reeds in gang gezet. Ik verwijs u naar het antwoord bij vraag 5.
De negatieve effecten van de langstudeerdersboete op deeltijdopleidingen |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Einde van de deelstudies in zicht»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de in dit bericht (en de bijbehorende televisie-uitzending) gerapporteerde effecten van nieuwe regels, zoals de langstudeerdersboete, op deeltijdopleidingen?
Ik ben van mening dat het voorbarig is nu al van gerapporteerde effecten van de langstudeerdersmaatregel op deeltijdopleidingen te spreken. Ik ga deze maatregel monitoren, inclusief het effect hiervan op deeltijdopleidingen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat deeltijdopleidingen per definitie langer duren dan voltijdopleidingen, maar desondanks een grote waarde vertegenwoordigen voor onze kenniseconomie? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat deeltijdopleidingen van grote waarde zijn. Maar, ik stel tegelijkertijd vast dat deeltijdopleidingen niet per definitie langer duren dan voltijdopleidingen. Deeltijd betekent niet per definitie halftijd. Uit cijfers van het CBS blijkt dat de verblijfsduur van voltijd- en deeltijdstudenten in het hoger beroepsonderwijs niet sterk uiteenloopt. In het wetenschappelijk onderwijs doen deeltijdstudenten over het algemeen wel langer over hun opleiding. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) schrijft niet voor dat deeltijdopleidingen per definitie langer moeten duren. De WHW bevat een onderscheid tussen voltijd- en deeltijdopleidingen, maar bepaalt niet hoe de programma’s door de instellingen ingericht dienen te worden. Onderwijsinstellingen hebben verschillende keuzes gemaakt bij de vormgeving van de deeltijdopleidingen. Wat daarbij opvalt, is dat het bij deze groep opleidingen, meer dan bij voltijdse studies, aan de student wordt gelaten om in eigen tempo te studeren. Dat deeltijdstudenten in het wo er veelal langer over doen, heeft mede te maken met de keuzes van instellingen over de inrichting van de deeltijdopleidingen in het wo.
Deelt u de mening dat deeltijdopleidingen op dit moment disproportioneel geraakt worden door de systematiek van de langstudeerdersboete? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Er is bij de behandeling van de Wet langstudeerders een motie van de heer Ganzevoort (GroenLinks) aangenomen waarin de regering verzocht wordt om in overleg met de sector vóór 1 september 2012 een regeling te treffen die disproportionele gevolgen voor deeltijdstudenten voorkomt. Ik heb aangegeven dat geen enkel kabinet en geen enkele bewindspersoon zal verdedigen dat beleid en wetgeving disproportionele gevolgen met zich zouden mogen meebrengen. Dat is wat iedereen altijd tracht te voorkomen. Verder heb ik aangegeven dat ik eerst in een bredere verkenning ga bezien of de definitie van deeltijd in de WHW aangepast moet worden. De definitie is nu namelijk heel ruim geformuleerd. Als uit deze verkenning blijkt dat er sprake is van disproportionele gevolgen, zal ik daarop bij u terugkomen. En zoals vermeld in het antwoord op vraag 1, ga ik de langstudeerdersmaatregel monitoren.
Wat gaat u doen om deze weeffout in de langstudeerdersmaatregel op korte termijn te herstellen?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Nog meer Europees geld voor de Palestijnse Autoriteit |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Kent u het bericht «EU verhoogt steun aan Palestijnen»?1
Ja.
Wilt u onderschrijven dat Europa, dat midden in een enorme economische crisis verkeert, helemaal geen honderden miljoenen Euro's moet overmaken naar de corrupte Palestijnse autoriteit? Zo neen, waarom niet?
De EU-bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit (PA) is onderdeel van het internationale beleid ter ondersteuning van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces.
Deelt u de mening dat de oorverdovende stilte van de Palestijnse autoriteit over de terroristische aanvallen uit Palestijns gebied op Israël aantoont dat deze «autoriteit» stilzwijgend die aanvallen gedoogt? Onderschrijft u ook dat een dergelijke «autoriteit» helemaal nooit geld uit Europa moet ontvangen?
De PA is op de Westelijke Jordaanoever actief in de bestrijding van terreur en geweld, in nauwe samenwerking met Israël. Mede om die reden is financiering van de PA wenselijk.
Vindt u ook dat de door de Europese Commissie gegeven verklaring, dat het geld wordt overgemaakt «vooruitlopend op het ontstaan van een Palestijnse staat», het Palestijns streven naar eenzijdige onafhankelijkverklaring alleen maar in de kaart speelt? Deelt u de mening dat dit uiterst ongewenst is?
Welke mogelijkheden heeft u om zich tegen deze onwenselijke subsidie te verzetten en hoe gaat u dat doen?
Het bericht dat de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren (LVB), (aspirant)donoren zal adviseren om niet langer bloed of plasma te geven |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren (LVB), (aspirant)donoren zal adviseren om niet langer bloed of plasma te geven?1 2
In Nederland hebben we een prima bloedvoorziening van zeer hoge kwaliteit. Ik ben oprecht trots op de voorziening zoals we die kennen. Ik realiseer me ook dat een dergelijke bloedvoorziening alleen in stand kan worden gehouden dankzij vele vrijwillige donoren die bereid zijn hun bloed om niet te doneren voor mensen die afhankelijk zijn van bloed en bloedproducten. Ik heb dan ook veel respect voor deze donoren.
Dat de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren (LVB) donoren overweegt te adviseren om niet langer bloed of plasma te doneren vind ik ondoordacht en onverantwoordelijk. De LVB overweegt dit omdat zij het niet eens is met de hoogte van de salariëring van de leden van de Raad van Bestuur van Sanquin.
Ik kan mij voorstellen dat mensen de salarissen van de leden van de Raad van Bestuur van Sanquin buitenproportioneel vinden. Ik vind ook dat het om erg hoge bedragen gaat. Dit zal anders worden voor toekomstige bestuurders van Sanquin. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, heeft de Raad van Toezicht van Sanquin ermee ingestemd dat de beloningscode bestuurders in de zorg (BBZ) als grondslag voor de beloningsstructuur voor nieuwe leden van de Raad van Bestuur zal worden gehanteerd. Bij de invulling van de laatste vacature binnen de Raad van Bestuur van Sanquin is daar ook uitvoering aan gegeven. Het nieuwe lid van de Raad van Bestuur is ingeschaald volgens de BBZ. Echter noch de BBZ, noch de komende normeringswet richt zich op reeds bestaande arbeidscontracten. Het zal dus nog een tijd duren voordat álle bestuurders een inkomen hebben dat gebaseerd is op de BBZ, maar dat is (juridisch) onontkoombaar.
Ik kan er begrip voor opbrengen dat niet iedereen zich kan vinden in het beleid omtrent de honorering van bestuursleden, maar om vervolgens donoren op te roepen geen bloed en plasma meer te doneren gaat mij een stap te ver. Als donoren dat advies daadwerkelijk opvolgen dan dupeert dat patiënten die op bloed en bloedproducten zijn aangewezen. Ik betreur het dat de LVB een dergelijk advies overweegt uit te brengen.
Overigens, heb ik recent ook een brief ontvangen van de Landelijke Donorraad en Donor Vereniging Nederland als reactie op de door de LVB veroorzaakte commotie rondom het salaris van de Raad van Bestuur van Sanquin. Deze donoren laten een duidelijk tegengeluid horen. Zij zijn van mening dat de discussie rondom de salarissen van de bestuursleden van Sanquin is voorbehouden aan de politiek. Zij betreuren de handelwijze van de LVB en vinden de oproep aan donoren om te stoppen met bloeddonatie ongepast en onverantwoord. De Landelijke Donorraad en Donor Vereniging Nederland Bloeddonatie geven in hun brief aan dat de patiëntenzorg in Nederland van levensbelang is en nooit als politiek pressiemiddel mag worden ingezet.
Hoeveel bloeddonoren hebben de afgelopen twee maanden hun bloeddonorschap opgezegd en hoeveel meer is dat in vergelijking met de maanden ervoor? Wanneer deze informatie niet bekend is, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
In juni 2011 zijn 4550 donoren uitgeschreven. 764 daarvan hebben op eigen verzoek hun donorlidmaatschap opgezegd (bijvoorbeeld in verband met verhuizing naar het buitenland of wijziging van de afnamelocatie). In juli 2011 zijn 3437 donoren uitgeschreven, waarvan 721 op eigen verzoek. De door Sanquin uitgeschreven donoren worden uitgeschreven op grond van bijvoorbeeld medische redenen of omdat de desbetreffende donor geruime tijd niet te bereiken was.
Het aantal donoren dat in augustus 2011 is uitgeschreven is op dit moment nog niet bekend. Wel is door Sanquin bijgehouden hoeveel uitschrijvingen hebben plaatsgevonden in verband met klachten omtrent de salariëring van de bestuursleden vanaf 30 juli jl. (de datum waarop de publicaties van de LVB plaatsvonden). Tot en met week 33 (dus drie weken) waren dat in totaal 166 donoren.
Per jaar worden er gemiddeld 40 000 donoren (dit is ongeveer 10% van het totale donorbestand) uitgeschreven om verschillende redenen. Het totaal aantal geregistreerde donoren is in 2010 met ca. 2000 toegenomen ten opzichte van 2009, namelijk van 404 184 in 2009 naar 406 127 in 2010 (een donor wordt geregistreerd na de eerste keer bloed geven).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bloeddonoren niet stoppen met het geven van bloed of plasma, omdat zij boos zijn over de topsalarissen van de Raad van Bestuur van Sanquin?
Ieder verlies aan donoren is te betreuren. Ik kan en wil echter donoren niet tegenhouden die willen stoppen met doneren van bloed, om wat voor reden dan ook. Het doneren van bloed blijft een vrijwillige zaak. Wel hoop ik dat donoren die ontevreden zijn hun onvrede niet zullen uiten via een boycot die de patiënten treft. Ik ben het met hen eens dat de bestuursleden van Sanquin veel verdienen. Ik kan mij ook voorstellen dat het tempo van de aanpassing van de salariëring sommigen te langzaam gaat, maar ik heb geen (juridische) instrumenten tot mijn beschikking om in reeds bestaande contracten in te grijpen. Zoals in vraag 1 aangegeven zal het salaris van toekomstigebestuursleden wel worden genormeerd.
Bent u bereid de brandbrief die de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren naar u heeft verzonden naar de Kamer te sturen, tezamen met uw inhoudelijke reactie? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik zal u de brief en mijn reactie toesturen.
Bent u bereid de heer Buunen, voorzitter van de Raad van Bestuur, die in 2010 € 258 000 excl. pensioenpremie en sociale lasten heeft ontvangen en de heer De Wit, vice-voorzitter Raad van Bestuur, die in 2010 € 226 000 excl. pensioenpremie en sociale lasten heeft ontvangen, te vragen hun salaris in te leveren tot aan minimaal de Balkenendenorm? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Bij Sanquin is de norm gesteld dat nieuwe bestuursleden conform de BBZ beloond moeten worden. De BBZ is alleen van toepassing verklaard op nieuwe arbeidsovereenkomsten. Binnenkort wordt de wet normering topinkomens (WNT) op Sanquin van toepassing. Op grond daarvan kan evenmin worden ingegrepen in bestaande arbeidsovereenkomsten.
Vindt u niet ten principale dat bestuurders van dergelijke publieke voorzieningen onder een reguliere CAO zouden moeten vallen net als verpleegkundigen, leraren, hulpverleners en andere mensen die werkzaam zijn in de publieke sector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
Ten algemene vind ik dat de bestuurders van Sanquin – net als andere werkenden – gehonoreerd moeten worden in overeenstemming met de zwaarte van de functie en met inachtneming van het loongebouw van de sector waarin ze werkzaam zijn. Het gegeven dat werknemers in de semi-publieke sector werken, mag er niet toe leiden dat de relatie met de functiezwaarte en het sectorale loongebouw in de honorering wordt losgelaten. Ik vind dan ook niet ten principale dat bestuurders van dergelijke publieke voorzieningen onder een reguliere CAO zouden moeten vallen. Wel ben ik van mening dat de hoogte van de beloningen van bestuurders binnen de zorg aan banden moet worden gelegd. Vandaar ook de afspraak dat nieuwe bestuursleden, in dit geval Sanquin, ingeschaald worden op basis van de BBZ en dat Sanquin onder de werkingssfeer van de WNT wordt gebracht.
Het is de Raad van Toezicht van Sanquin die het salaris van de Raad van Bestuur van Sanquin vaststelt. De Raad van Toezicht van Sanquin is van mening dat het aansturen van een organisatie met een dergelijke omvang en met producten die qua veiligheid en betrouwbaarheid zo gevoelig zijn, kwaliteiten vergt die vergelijkbaar zijn met vaardigheden die nodig zijn voor het besturen van academische ziekenhuizen. Voor het aantrekken van leden van de Raad van Bestuur is daarom door de Raad van Toezicht een honorering vastgesteld die op vergelijkbaar niveau ligt. Deze vergelijking is ook terug te vinden in de arbeidsvoorwaarden van alle Sanquin medewerkers, die de CAO-ziekenhuizen volgen.
De vergoeding op basis van de verdeelmaatstaf buitenwater |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het waar, dat de vergoeding op basis van de verdeelmaatstaf buitenwater in het gemeentefonds per gemeente gemaximeerd is op 10 000 ha.?1
Ja.
Om welk bedrag per gemeente gaat het maximaal bij de verdeelmaatstaf buitenwater?
Om een bedrag van 0,35 miljoen euro.
Hoeveel gemeenten hebben meer dan 10 000 ha. buitenwater?
Het betreft 19 gemeenten.
Deelt u de mening, dat de maximering zeer nadelig kan uitpakken bij samenvoeging van gemeenten, waarvan er twee of meer tenminste 10 000 ha. buitenwater hebben? Hoe vaak heeft een dergelijke situatie zich de afgelopen tien jaar voorgedaan?
Bij gemeentelijke samenvoegingen in de afgelopen jaren, waarbij twee of meer betrokken gemeenten tenminste 10 000 ha. buitenwater hadden, is mij niet bekend dat bij de betreffende gemeenten sprake is geweest van een problematisch financieel nadeel als gevolg van de maximering van de uitkering op basis van de maatstaf buitenwater.
Wat is de reden van de maximering? Wat is de basis voor het getal van 10 000 ha.?
Tot maximering is besloten om bij de verdeling van het gemeentefonds aan te kunnen sluiten bij de kosten van gemeenten. Bij de maatstaf buitenwater is vooral gedacht aan extra kosten die gemeenten ondervinden in verband met de kustligging (ruimtelijke ordening, beheer stranden, enzovoort). Omdat het buitenwater zich soms ver buiten de kust uitstrekt, kent de maatstaf daarom een maximum, teneinde excessieve bedragen te vermijden.
Zijn er verdeelmaatstaven voor het gemeentefonds die op vergelijkbare wijze gemaximeerd zijn?
Nee.
Bent u bereid de maximering te betrekken bij de herijking van het gemeentefonds?
Gezien de verwaarloosbaarheid van het financiële nadeel van samenvoegingen van in ieder geval twee gemeenten met meer dan 10 000 ha. buitenwater wordt het niet nodig geacht de maximering expliciet te betrekken bij de herijking van het gemeentefonds.
‘Curaçao wil gevangenen uit Bonaire terugsturen’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoeveel gevangenen uit Bonaire zijn opgesloten in een gevangenis op Curaçao?1 Hebben deze gevangenen de misdaden waarvoor ze zijn veroordeeld gepleegd op Bonaire of op Curaçao?
Er zijn thans 22 personen afkomstig uit Bonaire gedetineerd in de gevangenis in Curaçao. De betreffende gedetineerden hebben delicten gepleegd op Bonaire.
In hoeverre zijn de misdaden door de gedetineerden uit Bonaire gepleegd voor de transitie van 10 oktober 2010 in het land de Nederlandse Antillen? Kunt u aangeven of er gedetineerden uit de BES-eilanden na de transitie in gevangenissen op Curaçao en Sint-Maarten zijn beland? Zo ja, om hoeveel gedetineerden gaat het?
De betreffende gedetineerden hebben de delicten gepleegd vóór 10 oktober 2010 in het land de Nederlandse Antillen. Daarnaast is één gedetineerde uit de Justitiële Inrichting in Bonaire om veiligheidsredenen (tijdelijk) overgeplaatst naar de gevangenis in Curaçao.
Kunt u verklaren waarom deze gevangenen nog steeds vastzitten in een gevangenis op Curaçao en niet in een gevangenis op Bonaire? Wanneer verwacht u dat deze gevangenen naar Bonaire worden overgeplaatst?
Curaçao biedt op dit moment een tijdelijke oplossing voor gedetineerden die uit veiligheidsoogpunt niet direct op Bonaire konden worden geplaatst. Het betreft een groep van 22 gedetineerden die hun delicten vóór 10 oktober 2010 hebben gepleegd op Bonaire en ook vóór die datum veroordeeld zijn onder Nederlands Antilliaans recht. De Minister van Justitie van Curaçao heeft bij mij aangegeven dat deze situatie niet langer verantwoord is en heeft mij verzocht bij te dragen aan een oplossing. Aangezien een verder verblijf in detentie op Curaçao of Bonaire vanwege dringende redenen van veiligheid van vijf gedetineerden onverantwoord is, heb ik – mede vanuit het oogpunt van slachtoffers en nabestaanden – besloten hen vóór 22 december 2011 gefaseerd over te plaatsen naar Nederland. Zodra de nieuwbouw van de gevangenis op Bonaire gereed is (2015) en daarmee de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen gegarandeerd zijn, zullen deze gedetineerden naar Bonaire worden overgebracht. De overige 17 gedetineerden zullen te beginnen op 5 september 2011 gefaseerd overgeplaatst worden naar Bonaire. Aangezien Curaçao een tijdelijke oplossing biedt voor de gedetineerden die niet direct op Bonaire kunnen worden geplaatst, betaalt Nederland aan Curaçao een bedrag van maximaal 720 000 Nederlands Antilliaanse guldens voor de huisvesting van deze gedetineerden gedurende de periode tot 22 december 2011. Alle 22 gedetineerden zullen de laatste periode van hun detentie op Bonaire doorbrengen.
Zijn er in de aanloop naar 10 oktober 2010 afspraken gemaakt over gedetineerden van de BES-eilanden die vastzitten op Curaçao of Sint-Maarten? Zo ja, kunt u deze toelichten en daarbij vermelden welke eventuele kosten verbonden zijn aan deze afspraken en wie deze betaalt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De minister van Veiligheid en Justitie is formeel niet verantwoordeljjk voor de tenuitvoerlegging van vonnissen gewezen onder het Nederlands Antilliaans recht. Een verzoek tot overdracht van gedetineerden was en is mogelijk op grond van artikel 40 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden.
Zijn er ook gevangenen die inwoner van Curaçao zijn en die in Nederland gevangen worden gehouden voor een misdaad gepleegd op Curaçao? Zijn er voorts ook gevangenen die om een andere redenen in Nederland vastzitten, maar eigenlijk op Curaçao in een gevangenis thuishoren? Zo ja, om hoeveel gevangenen gaat het en bent u voornemens om hen, in lijn met de argumentatie van de Curaçaose minister van Justitie Wilsoe, terug te sturen naar Curaçao?
Er verblijven drie gedetineerden in gevangenissen in Nederland die afkomstig zijn uit Curaçao en die daar ook zijn veroordeeld. Deze gedetineerden verblijven daar op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Een verzoek tot overdracht van deze gedetineerden naar Curaçao is dan ook niet aan de orde.
Een exorbitante fee van €450 miljoen betaald door een pensioenfonds uit pensioengelden |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Paul Ulenbelt , Carola Schouten (CU), Ino van den Besselaar (PVV), Elbert Dijkgraaf (SGP), Marianne Thieme (PvdD), Roos Vermeij (PvdA), Jesse Klaver (GL), Wouter Koolmees (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam in het kort geding van het pensioenfonds van de metaalelektro (PME) tegen de Nederlandse Bank (DNB): «Zo blijkt dat PME samen met een ander pensioenfonds € 450 miljoen aan kosten van vermogensbeheer aan Mn Services heeft voldaan, een bedrag dat DNB als exorbitant hoog aanmerkt, dat sterk afwijkt van de basisfee van ongeveer € 12 miljoen en dat grotendeels niet kan worden verantwoord door Mn Services?»1
Ja, ik heb kennisgenomen van deze passage in de uitspraak. Ik wil hierbij aantekenen dat volgens informatie van PME, bevestigd door DNB, deze passage een essentiële typefout kent. In plaats van: «een bedrag dat DNB als exorbitant hoog aanmerkt» had hier moeten staan: «een bedrag dat DB als exorbitant hoog aanmerkt». DB is hier het Dagelijks Bestuur van PME. De betreffende opmerking is terug te vinden in de notulen van de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 16 november 2008.
Welk oordeel heeft u over twee pensioenfondsen die zo’n bedrag uitgeven aan vermogensbeheer (wat overigens gezien de rest van de uitspraak als totaal weggegooid geld beschouwd moet worden: er moest immers extra worden afgeschreven op de portefeuille)?
Het is voor mij als minister niet mogelijk om een oordeel te vormen over deze kwestie. In de Pensioenwet is bepaald dat alleen de toezichthouders, DNB en AFM, de bevoegdheid hebben om informatie op te vragen bij pensioenfondsen. Op basis van die informatie kunnen zij zich een oordeel vormen over de situatie bij een pensioenfonds. Het is vervolgens aan de toezichthouder om de nodige maatregelen richting een pensioenfonds te treffen. De toezichthouders hebben bij de uitoefening van hun toezicht een geheimhoudingsplicht. Dat betekent dat zij de vertrouwelijke gegevens die ze hebben verkregen bij de uitoefening van hun taken niet naar buiten mogen brengen. Dat betekent dat noch ik noch DNB of AFM in het openbaar een uitspraak mag doen over de situatie bij een individueel fonds.
Daarnaast merk ik op dat het bestuur van PME beroep heeft aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Ook al gelet daarop is terughoudendheid van alle betrokken partijen van belang.
Welke middelen en mogelijkheden hebben actieven en gepensioneerden van het pensioenfonds PME, wanneer zij de uitspraak lezen en zich realiseren dat dit hun pensioengeld is?
Individuele deelnemers hebben zelf geen directe bevoegdheden indien zij een vermoeden van onzorgvuldig of onjuist handelen hebben door het bestuur van het fonds. Wel kunnen zij dit bij het verantwoordingsorgaan aankaarten. Alle pensioenfondsen zijn verplicht om een verantwoordingsorgaan in te stellen. In het verantwoordingsorgaan zijn de werkgevers, de werknemers en de pensioengerechtigden vertegenwoordigd.
Indien het verantwoordingsorgaan signalen krijgt over onjuist handelen van het bestuur kan zij hierover in overleg treden met het bestuur. Als ultimum remedium kan het verantwoordingsorgaan als het van oordeel is dat het bestuur niet naar behoren functioneert en het bestuur geen maatregelen hieromtrent neemt, zich wenden tot de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam.
Herinnert u zich dat u op 20 april 20112 aan de Kamer schreef: «Ik ben er voorstander van dat fondsen over deze kosten (van vermogensbeheer) rapporteren, bijvoorbeeld in het jaarverslag, op hun website etc»?
Ja.
Herinnert u zich dat bij herhaling bijna Kamerbreed is aangedrongen op grotere kostentransparantie?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om op korte termijn aan de pensioenfederatie te vragen hoe ver zij is met standaard rapporteren over de kosten van vermogensbeheer, zoals toegezegd in april/mei van dit jaar, de stand van zaken terug te rapporteren aan de Kamer en aan te geven of de pensioenfondsen in uw ogen voldoende actie ondernemen?
De pensioenfederatie heeft mij laten weten dat onder leiding van een stuurgroep uitvoeringskosten wordt gewerkt aan een handreiking uitvoeringskosten over het boekjaar 2011. Eind september wordt deze intern gerapporteerd, waarbij in de huidige planning de handreiking medio november openbaar wordt. Op dat moment zal ik bezien of eventuele aanvullende maatregelen nodig zijn.
Fouten in het computersysteem van de politie |
|
Ronald van Raak |
|
Waarom staan zeker 8 000 personen die zijn overleden in de computersystemen van de politie?1
Het onderzoek «De Staat van Informatie» van de Wetenschappelijke raad voor het Regeringsbeleid (WRR) vormt de basis voor berichtgeving in de media. De onderzoekers hebben het voorbehoud gemaakt dat uit het onderzoek niets valt af te leiden over de werking van het operationele HKS. Het onderzoek was namelijk gericht op het landelijk onderzoeksbestand van HKS, een archiefbestand. De berichtgeving in de media lijkt ten onrechte uit te gaan van de veronderstelling dat de conclusies zien op het operationele deel van het HKS waardoor betrokken burgers mogelijk last ondervinden.
De WRR heeft voor haar onderzoek gebruik gemaakt van per jaar «bevroren» landelijke onderzoeksbestanden van de dienst IPOL van het KLPD. Deze gegevens zijn vanwege hun aard niet getoetst op actualiteit in het operationele HKS-systeem, Het gaat om jaarlijkse extracten uit HKS, momentopnames die bestemd zijn voor statistische- en onderzoeksdoeleinden ter verkrijging van strategische inzichten. Zo kan het dus zijn dat er in de «bevroren» bestanden over de periode 1996–2008 verdachten voorkomen die thans zijn overleden of vrijgesproken. Het gaat dus uitdrukkelijk niet om tot individuen herleidbare (politie)gegevens.
Aangenomen mag worden dat de 8 000 personen van wie bekend is dat zij zijn overleden en de 2 800 personen die zijn vrijgesproken, juist wél uit het operationele HKS zijn verwijderd. Betreffende personen hebben namelijk een code gekregen waardoor de gegevens automatisch binnen de wettelijke termijn worden verwijderd.
Wat het operationele deel van het HKS betreft geeft de politie aan dat wijzigingen niet in alle gevallen snel en accuraat worden ingevoerd. Ik hecht er aan dat de gegevens in het belang van de burger actueel en juist zijn. De korpsen zullen hiervoor zorg dragen.
Waarom staan zeker 2 800 personen die zijn vrijgesproken ten onrechte als verdachte of crimineel in de computersystemen van de politie?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gevolgen kan het hebben voor mensen, dat zij ten onrechte als verdachte of crimineel in de computersystemen van de politie staan en hoe kunnen zij worden geholpen om deze gevolgen ongedaan te maken?
Uit de beantwoording van de vragen 1 en 2 moge blijken dat de betrokkene van een opname in een bevroren bestand geen negatieve gevolgen ondervindt.
Op basis van artikel 25 van de wet Politiegegevens kan op verzoek van betrokkene worden meegedeeld of en zo ja welke deze persoon betreffende politiegegevens zijn vastgelegd. Betrokkene kan dan op basis van artikel 28 van de wet Politiegegevens een verzoek doen aan de verantwoordelijke korpsbeheerder om de hem of haar betreffende politiegegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, onvolledig of niet ter zake dienend zijn. De verantwoordelijke korpsbeheerder neemt dan een beslissing op het verzoek en zorgt dat een beslissing tot verbetering aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.
Hoe kunnen mensen die ten onrechte als verdachte of crimineel staan geregistreerd uit de computersystemen van de politie worden gehaald?
Zie antwoord vraag 3.
Welke fouten staan er nog meer in het computersysteem van de politie? Welke maatregelen gaat u nemen om deze fouten zo spoedig mogelijk uit de computersystemen te verwijderen?
Ik verwijs naar de beantwoording van vraag 2.
HKS maakt onderdeel uit van het aanvalsplan ICT van de politie. Voor de langere termijn geldt dat het HKS zal deel gaan uitmaken van de nieuw te vormen basisvoorziening politie.
Het overschatten van besparingen door meer marktwerking |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het u bekend dat De Nederlandsche Bank (DNB) door het grotere marktwerkingrisico wil dat zorgverzekeraars per 2012 meer eigen vermogen aanhouden?1
Ja, DNB heeft 4 juli jl. de minister van Financiën geadviseerd om gelet op het totaalpakket aan maatregelen, waardoor het risicoprofiel van zorgverzekeraars zal toenemen, de solvabiliteitseis te verhogen van 9 naar 11 procent van de schadelast in 2012.
Klopt het dat de DNB de solvabiliteitseis verhoogt van 9% naar 11%, waardoor de zorgpremie per verzekerde met ongeveer 40 euro zal stijgen?
Nee, de minister van Financiën besluit over de verhoging van de minimumvereiste solvabiliteitsmarge voor (basis)zorgverzekeraars. DNB heeft de minister van Financiën geadviseerd om de solvabiliteitseis te verhogen van 9 naar 11%. In de brief die Uw Kamer op 5 september jl. ontving staat het voornemen van de minister van Financiën vermeld om het advies van DNB over te nemen.
Het extra kapitaal dat zorgverzekeraars door de verhoging moeten aanhouden bedraagt € 720 miljoen. Als zorgverzekeraars dit extra kapitaal volledig via de premie zouden financieren, dan leidt dit tot een opwaartse premiedruk van circa € 25 per verzekerde, ervan uitgaande dat de helft – door de zogenaamde 50/50-regeling – via de inkomensafhankelijke bijdrage wordt opgebracht. Mede gelet op de huidige kapitaliseringsgraad van zorgverzekeraars (de solvabiliteitsratio ligt gemiddeld boven de 200%) verwacht ik echter niet dat dit zal gebeuren.
Deelt u de verwachting van Zorgverzekeraars Nederland dat zorgverzekeraars een veiligheidsmarge boven de verplichte solvabiliteit zullen aanhouden?
Om te voorkomen dat een onvoorziene verslechtering van de financiële situatie van een verzekeraar de belangen van de polishouder schaadt, kunnen zorgverzekeraars een veiligheidsmarge in acht nemen. Hoe groot deze marge moet zijn zal de zorgverzekeraar zelf moeten bepalen aan de hand van de geïdentificeerde risico's.
Klopt het dat de totale buffer van zorgverzekeraars, het «dode geld» in de zorg, door deze hogere eisen structureel met tussen de 500 miljoen en 1 miljard euro zal stijgen?
Door de stijging van de solvabiliteitseis met 2 procentpunt van 9 naar 11% zal de minimaal vereiste solvabiliteitsbuffer toenemen met € 720 miljoen.
Overigens zou ik de term «dood geld» niet willen gebruiken. Deze solvabiliteitsbuffer dient wel degelijk een belangrijk doel. Immers, door de borging van de financiële soliditeit van de zorgverzekeraars worden polishouders beter beschermd. Voorts ligt het geld niet dood op de plank. Het mag binnen prudentiële grenzen belegd worden zodat er ook een beleggingsrendement op behaald kan worden.
Hoe kunt u in 2015 90 miljoen euro en structureel 330 miljoen besparing hebben ingeboekt voor het vergroten van de marktwerking via uitbreiding van het B-segment en afschaffing van de ex-post verevening, terwijl het extra marktrisico nu al leidt tot minstens 500 miljoen euro aan stijgende zorgkosten door de hogere solvabiliteitseisen?
Zorgverzekeraars kunnen de verhoging van het solvabiliteitsvereiste (gedeeltelijk) vertalen in een premieopslag. Die opslag is tijdelijk totdat het gewenste solvabiliteitsniveau is bereikt. Bij het antwoord op vraag 2 heb ik al aangegeven dat gemiddeld zorgverzekeraars al ruim aan de nieuwe solvabiliteitseis van 11% voldoen. De uitgavenbesparing van 330 miljoen euro is structureel. Deze bedragen zijn gebaseerd op berekeningen zoals het CPB heeft gemaakt in de notitie «Analyse economische effecten financieel kader».
Heeft u de besparingsopbrengst door de uitbreiding van marktwerking niet overschat mede omdat de extra kosten om het marktrisico af te dekken niet zijn meegerekend?
Zie het antwoord op vraag 5. De zorguitgaven stijgen niet als gevolg van de hogere solvabiliteitseis. Zoals geschetst bij het antwoord op vraag 5 kan er wel een tijdelijk effect op de zorgpremie ontstaan afhankelijk van de huidige solvabiliteitspositie van verzekeraars.
ESBL-producerende bacteriën |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «ESBL-enzym van kip naar ziekenhuis»?1
Ja.
Deelt u de mening van onderzoeker Mevius dat ESBL-enzymen, rechtstreeks uit de intensieve veehouderij in ziekenhuizen zijn terecht komen? Zo nee, waarom niet?
De Gezondheidsraad heeft in haar advies «antibiotica in de veeteelt en antibiotica resistentie bij mensen» van 31 augustus 2011 geconcludeerd dat het zeer aannemelijk is dat er overdracht van ESBL-genen plaatsvindt vanuit de dierhouderij naar de mens. Uit onderzoek blijkt dat identieke ESBL-genen zijn aangetoond in bacteriën die aangetroffen zijn in pluimvee en op rauw kippenvlees en in bacteriën die afkomstig zijn van patiënten.
De Gezondheidsraad merkt echter ook op dat deze ESBL-producerende bacteriën ook aangetroffen worden bij gezelschapsdieren en bij wilde dieren. Dit betekent dat deze bacteriën ook voorkomen in het milieu.
Deelt u de mening van de onderzoeker dat de enzymen zich blijken te kunnen verplaatsen door de voedselketen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet uitgesloten dat ESBL-producerende bacteriën die kunnen voorkomen op rauw vlees of groenten zich via de voedselketen verder kunnen verspreiden. In welke mate dit kan plaatsvinden is niet bekend.
Is het waar dat waar sprake is van een 100% overeenkomst tussen in het ziekenhuis aangetroffen ESBL-enzymen en die uit de veehouderij, besmet voedsel in ziekenhuizen de oorzaak moet vormen, gegeven het feit dat veehouders separaat worden opgenomen en de besmetting niet zouden moeten kunnen verspreiden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Personen die contact hebben met levende varkens of vleeskalveren dienen conform de MRSA-richtlijn voor ziekenhuizen in isolatie te worden verpleegd totdat MRSA-dragerschap is uitgesloten, maar dit houdt geen verband met eventueel ESBL-dragerschap van patiënten. Besmetting van (rauwe) voedingsmiddelen met ESBL-producerende bacteriën kan leiden tot transmissie van ESBL-genen naar de darmflora van de mens. Het gaat daarbij dus niet specifiek om voedsel dat in ziekenhuizen wordt geconsumeerd. Daarnaast spelen directe overdracht van dier op mens en transmissie via het milieu mogelijk ook een rol in de verspreiding van ESBL-genen maar het relatieve belang van de verschillende routes is nog onduidelijk. Dit is ook geconstateerd door de Gezondheidsraad.
Is het waar dat er in Belgische ziekenhuizen jaarlijks meer dan 2 600 patiënten sterven als gevolg van een MRSA besmetting?2 Hoeveel Nederlandse sterfgevallen in ziekenhuizen worden veroorzaakt door MRSA/ESBL besmettingen?
Het genoemde aantal sterfgevallen in Belgische ziekenhuizen kan ik niet bevestigen. Een Europese studie, gebaseerd op gegevens verzameld in 2007, laat zien dat bloedvergiftiging door MRSA jaarlijks tot 50 extra doden leidt in België. Bloedvergiftiging door ESBL-producerende E. coli bacteriën die resistent zijn tegen bepaalde antibiotica resulteert jaarlijks in 15 doden in België. Deze aantallen zijn alleen gebaseerd op bloedvergiftiging en betrouwbare gegevens over andere infecties zijn niet beschikbaar. Deze aantallen zijn dus aanzienlijk lager dan de beschreven 2 600 sterfgevallen.
In Nederland wordt geschat dat jaarlijks 7 mensen sterven als gevolg van een bloedvergiftiging door MRSA en 37 mensen sterven als gevolg van een bloedvergiftiging door ESBL producerende E. coli.
Bent u bereid ziekenhuizen te verplichten alleen gecertificeerd MRSA/ESBL-vrij voedsel toe te laten tot het ziekenhuis? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Nee, zie ook antwoord vraag 4. Er zijn geen aanwijzingen dat voedsel in ziekenhuizen de oorzaak is van infecties met MRSA of ESBL-producerende bacteriën bij mensen. Mensen kunnen met MRSA en ESBL-producerende bacteriën gekoloniseerd zijn voordat zij worden opgenomen in het ziekenhuis. Een goede verhitting van voedsel voorkomt overdracht van ESBL in de ziekenhuiskeuken. Dit beaamt ook Prof. Mevius in het door u geciteerd bericht.
Een verbod op voedsel besmet met MRSA/ESBL of een verplichte certificering «MRSA/ESBL vrij» voor voedsel liggen daarom op dit moment dan ook niet voor de hand. Wel zijn uiteraard steeds alle hygiënevoorschriften van toepassing voor de productie en bereiding van voedsel, waardoor het risico van overdracht van pathogene bacteriën wordt geminimaliseerd of zelfs weggenomen. Dit blijft de eerste inzet om overdracht van ESBL-producerende bacteriën via voedsel te voorkomen, niet alleen in ziekenhuizen maar ook in de gehele voedselketen.
Bent u bereid het gebruik van kip uit de intensieve veehouderij in ziekenhuizen te verbieden, zolang er geen sluitende certificering bestaat voor MRSA/ESBL-vrije producten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u met onderzoeker Mevius van mening dat toename van ESBL-producerende bacteriën vooral veroorzaakt wordt door overmatig antibioticagebruik in de intensieve veehouderij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hiertegen harde maatregelen te treffen? Aan welke maatregelen denkt u?
Het is waarschijnlijk dat het gebruik van antibiotica bijdraagt aan de prevalentie van ESBL-producerende bacteriën. Dit is ook aangegeven in het advies van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad stelt verder dat de oorzaken van de plotselinge toename van de prevalentie van ESBL-producerende bacteriën onbekend zijn. De Staatssecretaris van EL&I en ik hebben aan de Kamer aangegeven dat de hoeveelheid antibiotica in de veehouderij drastisch moet verminderen. Zo moet er in 2013 een reductie hebben plaatsgevonden van 50% ten opzichte van 2009.
In december 2010 hebben de Staatssecretaris van EL&I en ik u geïnformeerd over de manier waarop deze reductie behaald moet worden. Daarnaast hebben we u op 22 september jl. geïnformeerd over de maatregelen die wij zullen treffen naar aanleiding van het gezondheidsraadadvies (Tweede Kamer 29 683, nr. 104).
Bent u met onderzoeker Mevius van mening dat halvering van het gebruik van antibiotica in de veehouderij in 2015 niet voldoende zal zijn en dat er ingrijpende hygiënemaatregelen op de boerderij noodzakelijk zullen zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u de vermindering van het antibioticagebruik in de veehouderij sneller doen verlopen? Aan welke verplichte extra hygienemaatregelen op de veehouderijen denkt u?
Halvering van het antibioticagebruik in 2013 zal naar verwachting niet alle problemen oplossen. Dit is dan ook pas het begin. Verdere reductie is noodzakelijk. Voor een verdere aanpak is ook het structureel werken aan verbetering van de diergezondheid cruciaal. Onder andere door aanpassing van stalsystemen en fok van robuustere dieren. Deze aanpak leidt tot structureel minder gebruik van antibiotica. In het kader van de uitwerking van de agenda voor verduurzaming van de veehouderij is er veel aandacht voor deze aspecten.
Bent u op basis van het onderzoek van Mevius bereid een heffing op te leggen aan de veehouderij voor de maatschappelijke kosten die ontstaan als gevolg van overmatig antibioticagebruik? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze?
Nee. De dierenarts is gehouden aan zorgvuldig veterinair handelen. Hierin past geen overmatig gebruik van antibiotica. De overheid heeft het toezicht geïntensiveerd op dierenartsen en veehouders die zich niet aan de regels houden voor wat betreft zorgvuldig antibioticagebruik.
Bent u naar aanleiding van het onderzoek van Mevius bereid een duidelijk onderscheid aan te brengen tussen antibiotica die mogen worden toegepast in de veehouderij en antibiotica die mogen worden toegepast in de humane gezondheidszorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze?
Ja, de Gezondheidsraad heeft hier recentelijk een advies over uitgebracht. De Staatssecretaris van EL&I en ik hebben op 22 september jl. een brief aan de Kamer gezonden hoe dit advies door ons wordt opgevolgd (Tweede Kamer 29 683, nr. 104).
De zorgen van de ANWB over de gevolgen van de aangekondigde OV bezuinigingen |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Kent u het bericht «Leefbaarheid stad in gevaar»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de zorgen die de ANWB uit over de gevolgen van de door u voorgenomen bezuinigingen op het openbaar vervoer voor wat betreft de bereikbaarheid van en de luchtkwaliteit en de parkeermogelijkheden in de grote steden?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de vrees van de ANWB dat Park & Ridevoorzieningen in gevaar komen bij gebrek aan goed aansluitend openbaar vervoer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Kent u het rapport van PricewaterhouseCoopers (PWC) waarin sprake is in het artikel «Halvering buslijnen dreigt»?2
Ja. In het artikel in de Spits wordt overigens ten onrechte de indruk gewekt dat er een nieuw onderzoek is gepubliceerd. Mijn ministerie heeft samen met de stadsregio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden drie verkenningen uitgevoerd.
Het gaat om (1) een rapport van PWC over de mogelijkheden tot efficiencyverbetering bij de gemeentelijke vervoerbedrijven, (2) een rapport van Conquist over rationalisering van de openbaar vervoernetwerken en (3) een rapport van NEA waarin twee scenario’s voor prijsverhoging in het openbaar vervoer op effecten worden beoordeeld. Deze verkenningen heb ik uw Kamer toegezonden met mijn brief van 6 juni 2011 (TK 23 645, nr. 452) en hierover heb ik met uw Kamer gedebatteerd op 23 juni 2011.
Kunt u aangeven hoe de bereikbaarheid, de luchtkwaliteit en de parkeermogelijkheden in de grote steden zich ontwikkelen, in het door PriceWaterhouseCoopers geschetste scenario dat de helft tot tweederde van de buslijnen in de grote steden verdwijnt? Zo nee, bent u bereid onderzoek te laten doen om die gevolgen te kwantificeren?
De hoofdlijn uit mijn brief van 6 juni 2011 is, dat het mogelijk is om de bezuinigingstaakstelling voor de stadsregio’s Amsterdam, Rotterdam en Haaglanden verregaand te realiseren door een andere inrichting van het ov-netwerk en een andere organisatie van de exploitatie.
Een belangrijke conclusie die ik uit de verkenningen trek is dat tram en metro in de drie grote steden als hoofdassen moeten functioneren met een hoge(re) snelheid en een grote(re) frequentie. Het busvervoer is hierop aanvullend.
Dit vereist een kritische herbezinning op dun bezette ontsluitingslijnen (in de grote steden vaak buslijnen) ten gunste van het versterken van belangrijke verbindingen of hoofdassen (in de grote steden vaak tram of metro). Hiervan zullen grote groepen reizigers profiteren die dagelijks van huis naar werk en terug gaan. Ervaringen in het buitenland met deze aanpak zoals in Jönköping in Zweden, laten zien dat dit kan leiden tot een toename van het gebruik van het openbaar vervoer. Hiermee zijn ook, in antwoord op vraag 2, de bereikbaarheid van en de luchtkwaliteit in de stad gediend.
Aanvullende maatregelen zoals Park & Ride-voorzieningen (P&R) voor auto en fiets langs de hoofdassen zijn een noodzakelijke ondersteuning. Ik zie daarom niet in waarom deze aanpak P&R-voorzieningen in gevaar brengt, zoals in vraag 3 aan de orde wordt gesteld. Sterker nog, door het OV meer te concentreren op hoofdassen, wordt het juist makkelijker om dit soort P&R voorzieningen bij de OV knooppunten te realiseren. Dit is ook in reactie naar de ANWB gemeld.
De verkenningen zijn overigens geen blauwdruk, maar vragen uitwerking die alleen door de stadsregio’s kan plaatsvinden. Dit geldt voor de inrichting en exploitatie van het lijnennet, de kwaliteit die zij nastreven en de prijs die zij daarvoor van de klant vragen.
Herinnert u zich dat u op 21 juni 2011 aan de Kamer schreef: «Indien zich belangrijke veranderingen voordoen in Libië zal worden beoordeeld of het op dat moment wel mogelijk is de Libische autoriteiten om medewerking in deze zaak te verzoeken.»?1
Ja.
De Nederlandse overheid wil de openingen die de ontwikkelingen in Libië bieden, zoveel mogelijk benutten om voortgang te boeken in deze tragische kwestie. Daarover is onlangs gesproken met de grootouders van I.A. In dat gesprek is toegezegd om de zaak onder de aandacht te brengen bij het nieuwe bewind in Libië, zodra zich een mogelijkheid voordoet. Hierbij is wel de kanttekening geplaatst dat Libië op dit moment een uiterst turbulente en fragiele periode doormaakt en er nog geen sprake is van een optimaal functionerende overheid.
Bent u bereid om bij contacten met het nieuwe bewind in Libië te pleiten voor snelle uitlevering, zodat recht gedaan wordt in deze zaak?
De Nederlandse overheid blijft alert op mogelijkheden om uitlevering te realiseren. Vooralsnog verbiedt de Libische wetgeving echter de uitlevering van eigen onderdanen. Veel landen kennen een dergelijk verbod. Hoewel er een nieuw bewind is in Libië, heb ik niet de verwachting dat dit op korte termijn anders zal zijn.
Bent u bereid om het besluit om de vader niet op de nationale opsporingslijst te plaatsen te heroverwegen?
Aangezien bekend is dat betrokkene nog steeds in Libië verblijft, ziet het Openbaar Ministerie geen aanleiding dit besluit te heroverwegen. Ik verwijs hieromtrent naar de beantwoording van de door de leden Omtzigt en Van Toorenburg gestelde vragen, ingezonden op 17 juni 2011 (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2851).
Welke andere inspanningen doet u op dit moment om ervoor te zorgen dat deze man opgespoord wordt?
Het Openbaar Ministerie heeft nauwelijks mogelijkheden betrokkene in Libië op te sporen, omdat het aldaar geen opsporingsbevoegdheden heeft.
Doordat er nog geen geïnstitutionaliseerde samenwerking met het nieuwe Libische bewind bestaat en mede gelet op de voortdurende onduidelijke situatie in het land, zijn er op dít moment geen andere mogelijkheden dan het plaatsen van een nationale en internationale signalering in het opsporingsregister. Deze signaleringen hebben reeds plaatsgevonden.
De veroudering van het HKS-register |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Kent u het bericht «Register politie hopeloos verouderd»?1
Ja.
Klopt het dat de gegevens in het zogenoemde herkenningsdienstsysteem (HKS) zijn verouderd, vaak geen accurate voorstelling van zaken geven en er dus personen ten onrechte te boek staan als verdacht en crimineel? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te nemen om ervoor te zorgen dat het systeem zo snel mogelijk weer helemaal «actueel» is?
Ik verwijs hierbij naar de beantwoording van de vragen 1 en 2 van het lid Van Raak (SP), vraagnummer 2011Z16386.
Op welke termijn zal het nieuwe systeem, dat het verouderde HKS moet vervangen, in gebruik worden genomen?
Het oude HKS zal opgaan in de nieuwe basisvoorziening Politie. Deze volledige transitie zal enkele jaren in beslag nemen.
Op welke wijze zal ervoor gezorgd worden dat de foute gegevens niet «meeverhuizen» naar het nieuwe systeem?
Voor zover er sprake is van «foute»gegevens zullen de korpsen het bestand voor
conversie schonen.
Deelt u de mening het herstel van de fouten niet nog jaren mag duren maar dat er zo spoedig mogelijk sprake moet zijn van een accuraat systeem? Zo ja, kunt u hiervoor een concrete deadline aangeven?
Zie de beantwoording van de vragen 3. en 4.