Het bericht 'Topman Vestia bouwt villa op Bonaire tussen BN'ers |
|
Eric Lucassen (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de inhoud van het bericht «Topman Vestia bouwt villa op Bonaire tussen BN'ers»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de voormalig directeur van woningcorporatie Vestia voor zichzelf een kolossale miljoenenvilla op Bonaire laat bouwen?
Mij is bekend dat de voormalig bestuurder van woningcorporatie Vestia op dit moment op Bonaire inderdaad een woning voor zichzelf laat bouwen. Van de omvang en de kosten die met deze bouw zijn gemoeid ben ik echter niet op de hoogte.
Is het waar dat deze oud-beheerder van sociale huurwoningen jarenlang bijna een half miljoen euro aan salaris opstreek?
Aan de hand van de gegevens die uw Kamer jaarlijks worden toegezonden is bekend, dat de voormalig bestuurder van Vestia in 2006 een totale bezoldiging ontving van € 447 000, waarvan € 356 000 aan beloning en € 91 000 als bijdrage aan diens pensioen.
In 2007 betrof het een totale bezoldiging van € 463 000, waarvan € 335 000 aan beloning en € 99 000 voor pensioen. Dat jaar was ook sprake van een bonusbetaling van € 29 000.
In 2008 was de totale bezoldiging € 487 000 met respectievelijk € 372 000 en € 115 000 voor beloning en pensioen.
Over 2009 bedroeg het totaal € 497 000 aan bezoldiging, waarvan € 379 000 als beloning en € 118 000 als pensioenbijdrage.
Tot slot bedroeg het volgens de jaarverslaglegging over 2010 (over 2011 zijn nog geen gegevens bekend) een totale bezoldiging van € 500 000, waarvan € 355 000 als beloning, € 117 000 voor pensioen, alsmede een bonusbetaling van € 28 000.
Kunt u ingaan op de financiële regelingen rond zijn vertrek? Krijgt de voormalig directeur een gouden handdruk, pensioenbetalingen of andere bonussen mee bij zijn vertrek? Zo ja, om welke bedragen gaat het?
Ten behoeve van de beantwoording van deze vragen is informatie opgevraagd bij Vestia. Vestia heeft mij het volgende gemeld: «De bestaande afspraken tussen de Raad van Commissarissen van Vestia en de bestuurder omtrent zijn dienstverband zijn vertrouwelijk. Wel ben ik door de raad van commissarissen geïnformeerd dat er geen vertrekregeling is overeengekomen. Door de wijze van vertrek kan de bestuurder geen aanspraak maken op een in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen vertrekregeling. Conform bestaande afspraken is bij het einde van zijn dienstverband een eerder in depot gereserveerd bedrag van EUR 3 528 000 vrijgevallen dat ziet op de afkoop van diverse eerdere aanspraken en ter dekking van het oorspronkelijke recht van de bestuurder op een eindloonregeling in het kader van zijn pensioen.»
Ik vind de hoogte van de beloning van de voormalig bestuurder zoals die blijkt uit het bij vraag 3 geschetste beeld, alsmede de omvang van de overige afspraken die uit bovenstaande informatie van Vestia blijkt, ongepast voor een woningcorporatie, ook gelet op de timing. Eerder was de hoge bezoldiging aanleiding voor een van mijn ambtsvoorgangers de Raad van Commissarissen daarover om verantwoording te vragen. Dit heeft destijds niet geleid tot een neerwaartse bijstelling van de bezoldiging, maar wel tot de toezegging van de Raad dat de rechtsopvolger van de voormalig bestuurder zal worden beloond volgens de beloningscode van de sector, dan wel volgens de dan geldende wettelijke normering. Ik zal de Raad aan deze toezegging houden. Vestia heeft mij toegezegd de (totstandkoming van de) hiervoor gememoreerde (pensioen)afspraken mee te zullen nemen bij het forensisch onderzoekwaartoe zij heeft besloten.
Deelt u mening dat de voormalig directeur van Vestia bij gebleken nalatigheid ook aansprakelijk moet worden gesteld voor de schade?
Zoals ik in mijn antwoord van 20 januari jl. op vragen van de heer Lucassen met betrekking tot onder meer de aansprakelijkheid bij woningcorporaties (kenmerk 2011Z27559 2 ook al opmerkte, is het mijn inzet dat schade die aan de volkshuisvesting is berokkend, waar mogelijk wordt verhaald op degenen die dat ernstig valt te verwijten. Dat zal in het onderhavige geval – indien verwijtbaarheid is vastgesteld – niet anders zijn. Ik ben daarbij geen partij. Betrokken corporaties, in dit geval Vestia, moeten zelf (laten) onderzoeken of de geleden schade verhaald kan worden op de daarvoor verantwoordelijke partijen binnen of buiten de corporatie, hetzij via civielrechtelijke dan wel via strafrechtelijke weg. Een dergelijk traject kan eventueel gepaard gaan met het beslag leggen op eigendommen.
Bent u bereid te onderzoeken of er in dergelijk geval ook beslag kan worden gelegd op zijn kapitale Caribische villa? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De storingen bij ING |
|
Jhim van Bemmel (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met de storingen bij de bank ING (en de reactie van ING op de vele storingen van afgelopen tijd), waardoor internetbankieren bij ING veelvuldig onmogelijk was?1
Ja.
Deelt u de mening dat de ING te allen tijde bereikbaar moet zijn voor klanten die willen internetbankieren en dat een continue toegankelijkheid goed is voor de omloopsnelheid van geld en daarmee voor de economie? Zo nee, waarom niet?
Met de leden Van Bemmel en Van Dijck ben ik eens dat een goed functionerend betalingsverkeer essentieel is. In Nederland verkeren wij in de gelukkige omstandigheid dat in het algemeen ons betalingsverkeer goed functioneert en efficiënt is ingericht, waardoor ook de kosten van betalingstransacties relatief laag zijn. Van ING heb ik begrepen dat zij, omdat zij er belang aan hechten dat hun klanten vertrouwen hebben en houden in het betalingsverkeer van ING, met regelmaat hun systeem evalueren. ING heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de oorzaken van de storingen en dit ook besproken met de Nederlandsche Bank. De recente storingen waren het gevolg van een uitzonderlijke samenloop van omstandigheden met betrekking tot menselijk falen en techniek. ING heeft een aantal verbeterpunten in techniek, processen en communicatie onderkend en is direct begonnen om deze maatregelen te implementeren.
In reactie op de vragen van de leden Van Bemmel en Van Dijck, merk ik op dat ik van ING heb begrepen dat ING reeds jaren een volledige achtervang van het internetbankieren- en betaalsysteem bezit. Dit betreft een uitwijkomgeving waarin permanent schaduwdraaiende systemen zijn geïnstalleerd. Systemen die dus een 100% kopie zijn van de primaire productiesystemen en die in noodsituaties ingezet kunnen worden. Overschakelen naar dit reservesysteem kost enige uren. Als er een incident is, heeft inzetten van het reservesysteem daarom pas zin als het probleem niet binnen enige uren verholpen kan zijn.
Het belang dat ING heeft bij het behoud van het vertrouwen van klanten is in mijn ogen verder dusdanig, dat dit op zichzelf al voldoende stimuleert tot het optimaliseren van de internetbankier-omgeving. Gelet op vorenstaande zie ik geen redenen om hier met de directie van ING verder nog over van gedachten te wisselen.
Bent u bereid een gesprek aan te gaan met de directie van ING, om duidelijk te maken dat er een back-upsysteem voor internetbankieren gerealiseerd moet worden binnen afzienbare tijd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Defensie de eerste islamitische gebedsruimte heeft geopend |
|
Marcial Hernandez (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Is het bericht waar dat Defensie de eerste islamitische gebedsruimte in Nederland op de Bernardkazerne in Amersfoort heeft geopend?1
Ja.
Hoeveel kosten heeft Defensie gemaakt met het creëren van deze islamitische gebedsruimte die het interieur heeft van een moskee en compleet is uitgerust met preekgestoelte en de juiste gebedsrichting?
Defensie heeft voor een bedrag van € 18 247,57 – uit de begroting van de Diensten Geestelijke Verzorging – een bestaande ruimte ingericht voor islamitische gebedsdiensten. De ruimte kan ook worden gebruikt voor lessen, bijvoorbeeld aan militairen die op uitzending gaan naar landen met een islamitische bevolking.
Kunt u aangeven waarom geïnvesteerd wordt in islamitische gebedsruimtes, terwijl er door de grootschalige bezuinigingen 12 000 banen worden geschrapt bij Defensie?
Op defensielocaties zijn in totaal 25 kapel-, gebeds- en stilteruimtes beschikbaar. Voor islamitische gebedsdiensten bestond een dergelijke ruimte nog niet. In mijn brief van 11 mei 2011 (Handelingen TK 2010–2011, aanhangsel nr. 2475) heb ik uiteengezet dat de Islam met hetzelfde respect wordt bejegend en dezelfde regels wordt omgeven als andere religies. De inrichting van een eigen gebedsruimte maakt daarvan deel uit.
Deelt u de mening dat Defensie na de stelselmatige pro-islam wervingsadvertenties in de media, het organiseren van symposia over islam en krijgsmacht, het aanstellen van een radicale legerimam die vindt dat er geen broederschap kan zijn tussen christenen en moslims, regelingen voor de Ramadan, halalmaaltijden en nu het openen van de eerste islamitische gebedsruimte in Amersfoort in een rap tempo aan het islamiseren is? Zo nee, waarom niet?
Nee. Onder islamisering wordt verstaan dat de maatschappij of maatschappelijke organisaties volgens islamitische principes worden georganiseerd. Hiervan is bij de krijgsmacht geen sprake. Voorts spreek ik mijn vertrouwen uit in de geestelijk verzorger als bedoeld in vraag 4. Zijn functioneren is op geen enkele wijze te duiden als radicaal en ik neem dan ook afstand van de kwalificaties die in vraag 4 zijn gebruikt.
Een anti-homoseksualiteitswet in Oeganda |
|
Jeroen de Lange (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de recente berichtgeving dat een omstreden wetsvoorstel, waarin de doodstraf voor homoseksuelen wordt bepleit, deze week opnieuw is voorgelegd aan het parlement van Oeganda?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze wetgeving in strijd is met de fundamentele rechten van de mens?
Ja. Een dergelijke wet is in strijd met de mensenrechten en de Oegandese internationale verplichtingen op dit terrein.
Gezien uw eerdere antwoorden op vragen waarin u aangaf herhaaldelijk op politiek niveau uw zorgen te hebben geuit over deze wetgeving, kunt u de Kamer op de hoogte stellen van uw recente inspanningen?2
Nederland heeft herhaaldelijk in zowel bi- als multilateraal verband de Oegandese autoriteiten erop gewezen dat een dergelijke wet in strijd is met de mensenrechten en de Oegandese internationale verplichtingen op dit terrein. De Oegandese premier heeft met een schriftelijke verklaring laten weten dat dit voorstel geen onderdeel vormt van zijn legislatieve programma en neemt hij hiervan afstand.
Op welke wijze gaat u de druk opvoeren om de Oegandese regering duidelijk te maken dat het aannemen van deze wet bijdraagt aan een klimaat van de onderdrukking tegen homo's?
Zie antwoord vraag 3.
De rol van wijlen prins Bernhard bij de Lockheed-affaire en de toegankelijkheid van verschillende archieven |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Hoe verhoudt uw stelling «Er is geen wettelijke uitzonderingspositie voor archiefstukken met betrekking tot het koninklijk huis.»1 zich tot berichten dat in de praktijk toch een uitzonderingspositie blijkt te bestaan?2
De verhouding is zodanig dat deze geen betekenis heeft voor het antwoord van 23 januari jl. op de eerder gestelde vragen.
Op grond van welke in artikel 15, lid 1 Archiefwet genoemde beperkingsmogelijkheden worden de interne aantekeningen van de commissie-Donner betreffende C.F.C. Meuser niet vrijgegeven voor 2050?3 Welke overwegingen liggen hieraan ten grondslag?
De beperkingen berusten op de drie gronden die zijn opgenomen in artikel 15, eerste lid, van de Archiefwet. Hieraan liggen overwegingen ten grondslag met betrekking tot vertrouwelijk verkregen informatie, de persoonlijke levenssfeer van personen en het intern beraad van de commissie. Deze overwegingen sluiten aan bij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2011.
Op grond van welke in artikel 15, lid 1Archiefwet genoemde beperkingmogelijkheden wordt het «verslag Meuser» (inventaris-nummer 12522) niet vrijgegeven voor 2050? Welke overwegingen liggen hier aan ten grondslag?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond van welke in artikel 15, lid 1 Archiefwet genoemde beperkingmogelijkheden wordt het deelrapport «De Meuser-Weisbrodconnectie in de Northrop-zaak» niet vrijgegeven voor 2025? Welke overwegingen liggen hier aan ten grondslag?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond van welke in artikel 15, lid 1 Archiefwet genoemde beperkingmogelijkheden worden het dagboek van E.F. Hauser en de Amerikaanse onderzoeksrapporten naar Hauser tot 2025 niet vrijgegeven? Welke overwegingen liggen hier aan ten grondslag?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond van welke in Artikel 15, lid 1 Archiefwet genoemde beperkingmogelijkheden worden de «Stukken betreffende de finalisering van het rapport en de voorbereiding van daaraan te verbinden gevolgen» (inventarisnummer 12529) pas in 2 050 vrijgegeven? Welke overwegingen liggen hier aan ten grondslag?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de in artikel 15, lid 1, sub a Archiefwet genoemde beperking op grond van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vervalt bij overlijden, zoals bijvoorbeeld vastgesteld in het zogenaamde «King-Kong-arrest»?4
Nee, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de voorzitter van de rechtbank Dordrecht van 4 december 2007.
Is het waar dat inventarissen staatsgeheim zijn tot ze beschikbaar komen in het Nationaal Archief?5 Zo ja, deelt u de mening dat dit merkwaardig is omdat – vanuit het perspectief van geheimhouding – een wezenlijk verschil bestaat tussen de inhoud van documenten en een lijst waarop deze slechts worden aangeduid? Is het mogelijk de inventarislijsten (deels) dusdanig aan te passen, dat deze openbaar kunnen worden gemaakt zonder dat het belang van de staat zou worden geschaad? Zo ja, bent u daartoe bereid? Zo nee, waarom niet?
De inventaris met betrekking tot het archief van de commissie van drie is gederubriceerd.
Derubricering is mogelijk indien de inventaris geen informatie bevat die noopt tot handhaving van de rubricering.
Wat is – naar aanleiding van de conclusies van de heer Aalders4 – de conclusie van het húidige kabinet met betrekking tot de vraag of de Tweede Kamer in 1976 beschikte over volledige informatie m.b.t. de handel en wandel van Prins Bernhard?
De Tweede Kamer beschikte in 1976 over het rapport van de commissie van drie en de kabinetsreactie daarop. Er is, gelet op de grondigheid waarmee de commissie haar werkzaamheden heeft verricht en op de zorgvuldig voorbereiding van de kabinetsreactie, geen reden aan te nemen dat de Tweede Kamer over andere stukken diende te beschikken.
Acht het huidige kabinet het mogelijk dat zich in het Nationaal Archief en/of het Koninklijk Huis Archief stukken bevinden, waarover de Tweede Kamer in 1976, gelet op de vragen die toen aan de orde waren, had moeten beschikken? Zo ja, ligt het dan in de rede dat met het openbaar maken van deze stukken niet wordt gewacht tot zij voor openbaarmaking ingevolge de Archiefwet «aan de beurt zijn», maar dat zij alsnog, zo spoedig mogelijk, met toepassing van artikel 68 Grondwet aan de Kamer worden verschaft?
Zie antwoord vraag 9.
Welke concrete afspraken bestaan er tussen directeuren van het Koninklijk Huis Archief, het Nationaal Archief en het Kabinet van de Koningin? Hoe wordt deze ingevuld? Welke afspraken hebben de directeuren in het bijzonder gemaakt over stukken die zich in het Koninklijk Huis Archief bevinden, maar het belang van de staat raken, en derhalve eigenlijk thuis horen in het Nationaal Archief?
De afspraken tussen de directeuren zijn nader omschreven in de beantwoording van vragen van de commissie door de minister-president in 2005 (Kamerstukken II 2004/5, 29 800 III, nr. 29), met name onder de punten 3, 4 en 7.
Is het waar dat stukken in het Koninklijk Huis Archief zonder toestemming van een van de leden van het kabinet vernietigd kunnen worden? Kunt u een overzicht verschaffen van personen wier toestemming voldoende is om stukken uit dit archief te vernietigen?
Ja. Het Koninklijk Huisarchief bevat een particulier archief waarop de Archiefwet niet van toepassing is.
Is het waar dat het Koninklijk Huis Archief rechtstreeks valt onder de privaatrechtelijke rechtspersoon Stichting Historische Verzamelingen Huis van Oranje?
Nee. De archieven in het Koninklijk Huisarchief zijn sinds 1968 ondergebracht in de stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau.
Is het waar dat kosten van het Koninklijk Huisarchief – direct of indirect – ten laste komen van de Rijksbegroting?
De kosten komen ten laste van de Koningin en de functionele uitgaven op Hoofdstuk I van de rijksbegroting.
Is het waar dat de Stichting Historische Verzamelingen Huis van Oranje conform haar statutaire bepaling in artikel 2, lid 1, een algemeen doel dient, te weten «het verkrijgen en beheren van roerende en onroerende zaken met betrekking tot of verband houdende met het Huis van Oranje-Nassau [...] teneinde die zaken [...] te doen dienen ten algemene nutte»? Is het waar dat in de statuten van de Stichting is geregeld dat het bestuur bepaalt wie toegang krijgt tot het archief middels een daartoe opgesteld reglement? Bent u het eens met de conclusie dat het bestuur aldus een bevoegdheid uitoefent die verbonden is met een openbaar belang: het historisch inzicht in het functioneren van de Koning als Nederlandse staatsinstelling? Zo nee, waarom niet?
De genoemde statuten kunnen volgens wettelijk voorschrift door een ieder worden geraadpleegd bij de Kamer van Koophandel. Deze bevatten het genoemde algemene doel maar geen bepalingen over een rol van het bestuur bij de toegang tot de archieven en evenmin een toelichting op de betekenis en de wijze van totstandkoming van afzonderlijke bepalingen. Zie ook het antwoord op vraag 13.
Waarom is, terwijl het Koninklijk Huisarchief door u als een particulier archief is aangeduid, in de statuten van de Stichting Historische Verzamelingen Huis van Oranje aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een substantiële en beslissende stem toegekend in de besluitvorming van de Stichting met betrekking tot, onder andere, de benoeming van bestuursleden (twee van de drie bestuursfuncties)?
Zie antwoord vraag 15.
Deelt u de mening dat de Stichting met een dergelijke rechtstreekse ministeriële invloed, mede gelet op de mate waarin de kosten van het Koninklijk Huisarchief ten laste van de Rijksbegroting komen alsmede het feit dat de Stichting een openbaar gezag uitoefent, aangemerkt dient te worden als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor de archiefbescheiden onder de reikwijdte van de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet komen te vallen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zie ook het antwoord op vraag 13 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 november 2006.
Deelt u de mening dat deze casus aanleiding is voor een herijking van het beleid voor het Koninklijk Huis Archief waarbij het publieke karakter daarvan nadrukkelijker – zoals reeds uitgesproken in o.a. de motie-Kalsbeek6 – in beschouwing wordt genomen? Bent u bereid een aanzet te doen voor deze herijking middels een schriftelijk voorstel aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
De regeling in de Archiefwet 1995 biedt geen grond voor een herijking van beleid.
Kindontvoering |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving van de Koninklijke Marechaussee?1
Ja.
Erkent u dat er jaarlijks zo’n 150 minderjarige kinderen, door onttrekking aan het ouderlijk gezag naar het buitenland verdwijnen?
Bij de Centrale autoriteit zijn in 2011 83 verzoeken om tussenkomst binnengekomen met betrekking tot internationale kinderontvoering naar het buitenland. Het betrof 72 gevallen van ongeoorloofde meename door een ouder naar een land dat is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag. In 11 gevallen was sprake van ongeoorloofde meename door een ouder naar een niet-verdragsland.
Is het waar dat de Nederlandse wetgeving geen bescherming biedt aan kinderen in geval van een concrete dreiging van ontvoering? Zo nee, waarom niet?
De relevante strafbepaling als het gaat om het optreden van politie of de Koninklijke Marechaussee is artikel 279 Sr. Deze bepaling wordt zodanig uitgelegd dat zowel het onttrekken als onttrokken houden van een minderjarige aan het wettig gezag strafbaar is. In artikel 279 Sr zijn poging tot en voorbereiding van kinderontvoering niet expliciet strafbaar gesteld. Dat is niet nodig, omdat de artikelen 45 en 46 Sr poging tot en voorbereiding van misdrijven in het algemeen strafbaar stellen (vgl. ook Kamerstukken II, 2004/05, 30 072, nr. 7, p. 7; Kamerstukken II, 2005/06, 30 491, nr. 3, p. 6). Los daarvan, wanneer een ouder in strijd met het wettelijke gezagsrecht met zijn kind naar bijvoorbeeld Schiphol reist met het doel om met het kind per vliegtuig naar het buitenland te reizen, is al snel sprake van onttrekking aan het wettelijk gezag. Aangekomen op Schiphol kan de Koninklijke Marechaussee de desbetreffende ouder aanhouden, hetgeen ook daadwerkelijk gebeurt, zoals uit de berichtgeving bedoeld in vraag 1 blijkt.
Naar mijn oordeel beschikken politie en de Koninklijke Marechaussee over voldoende juridische handvatten om bij een voorgenomen internationale kinderontvoering op te treden tegen de ontvoerende ouder.
Is het waar dat geen van de Arabische landen, met uitzondering van Egypte, het Haags kinderontvoeringsverdrag erkent?
Uit de lijst van landen die zijn aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag die staat op de website van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (www.hcch.net), blijkt dat de Arabische landen daar niet op staan met uitzondering van Marokko. Egypte is niet aangesloten bij het verdrag.
Erkent u dat de praktijk aantoont dat verdragslanden te vaak dankbaar misbruik lijken te maken van de diverse betwistbare regeltjes, waardoor er alsnog geen sprake kan zijn van een teruggeleiding volgens het Haags kinderontvoeringsverdrag?
Nee. De ervaring van de Centrale autoriteit bij internationale kinderontvoering naar verdragslanden is dat het Haags Kinderontvoeringsverdrag over het algemeen goed wordt nageleefd.
Is het waar dat, ondanks de verhoogde strafmaat ingevolge 279 tweede lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) waarbij een aanhouding bij een poging van onttrekking kan plaatsvinden, de directe poging tot ontvoering niet strafbaar blijft?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat er in feite pas kan worden opgetreden als desbetreffend misdrijf voltrokken is en het onderhavig kind zich al in het buitenland bevindt (waardoor men dus achter de feiten aanloopt)?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat Nederlandse ingezetenen (met of zonder dubbel paspoort) nog altijd hun kind op de ambassade van herkomst van desbetreffende ouder, zonder enige moeite in het niet-NL paspoort kunnen bijschrijven (en waarbij dus géén toestemming van de andere ouder vereist is)?
Het komt voor dat ouders met een buitenlands paspoort naar de ambassade of het consulaat van hun land van herkomst gaan om een paspoort van dat land voor hun kind te krijgen of bij te laten schrijven in het eigen, niet-Nederlandse, paspoort. Dit is mogelijk als het recht van het land van herkomst dat toestaat. Ik heb daar geen invloed op.
Beschikken politie en Openbaar Ministerie (OM) over een checklist met elementen die wijzen op een mogelijk komende kindontvoering, waardoor zij aan de hand van het stapelen van verkregen informatie eventuele voorbereidende handelingen aantoonbaar kunnen maken?
Ja. Reeds in 2006 is in overleg met het OM, het KLPD en het Centrum Internationale Kinderontvoering een zogeheten Baliekaart opgesteld voor politie, OM en Koninklijke Marechaussee. Hierin wordt onder meer aangegeven wat te doen in geval van een melding dat een kind mogelijk (acuut) naar het buitenland zal verdwijnen (dreiging van internationale kinderontvoering). Deze Baliekaart wordt momenteel geactualiseerd.
In het najaar van 2011 heeft het Centrum Internationale Kinderontvoering voorlichting gegeven aan de Koninklijke Marechaussee. Het Centrum Internationale Kinderontvoering en de Koninklijke Marechaussee hebben daarna gezamenlijk een «Beschrijving proces melden verdachte situatie» opgesteld. Hierin wordt onder meer aangegeven op welke wijze de medewerker van de Koninklijke Marechaussee kan handelen bij een controle bij de grensovergang van een minderjarige.
Bent u van mening dat door het direct toepassen van de artikelen 45 t/m 47 Sr. op de artikelen 279 en verder, met een daarbij duidelijk gestelde strafmaat, de opsporingsinstanties over meer concrete handvatten beschikken om bij iedere poging tot internationale kindontvoering tot aanhouding over te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Natuurcompensatie in de Westerschelde |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat naar aanleiding van de uitspraak1 van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 december 2011 – waarin de Raad onder andere stelde dat het besluit ten aanzien van de begrenzing van het gebied ter hoogte van het Rammekensschor «niet berust op een deugdelijke motivering» – geconcludeerd moet worden dat bij het inrichten van het Rammekensschor als zanddepot vorig jaar minstens 30 hectare estuariene natuur van hoge kwaliteit in de Westerschelde, in strijd met de verplichtingen onder Europees recht, verloren gegaan is?
Uit de passende beoordeling die voor de vergunning voor het zanddepot is gemaakt, blijkt welke habitattypen en vogels in dit gebied voorkwamen. Door de aanleg van het zanddepot is een deel van die waarden verloren gegaan. Omdat de locatie buiten de begrenzing viel, was er echter geen sprake van een significant effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, zodat de vergunning voor het zanddepot kon worden verleend. De afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de grens van het Natura 2000-gebied niet zonder een adequate ecologische onderbouwing gebaseerd had mogen worden op eerder getrokken grenzen (bestemmingsplan, EHS, Vogelrichtlijngebied). De gegevens uit onder andere de passende beoordeling geven aanleiding om te concluderen dat een ecologisch gemotiveerde grens ook de oostelijke helft van het Rammekensschor had moeten omvatten.
Is het mogelijk om de natuurwaarden die aanwezig waren op het betreffende deel van het Rammekensschor op die locatie te herstellen? Zo ja, hoe en wanneer bent u van plan dat te doen?
Een deel van het Rammekensschor-oost is onaangetast gebleven. Het gedeelte dat nu onder het tijdelijke zanddepot ligt, kan weer worden hersteld als het zanddepot wordt opgeheven (de door de provincie Zeeland verleende vergunning voor het zanddepot is geldig tot 31 december 2015). Momenteel wordt zorgvuldig onderzocht hoe de grens van het Natura 2000-gebied precies moet komen te liggen. Pas daarna kan worden bepaald welke rechtsgevolgen dat moet hebben en wat dat concreet betekent voor de inrichting van deze locatie (inclusief de verantwoordelijksverdeling).
Kunt u kwantificeren hoeveel hectare van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe aanwezige estuariene habitats sinds 2006 is verdwenen of significant in kwaliteit is achteruit gegaan onder invloed van de autonome neergaande trend en door ruimtelijke ingrepen buitendijks – zoals de dijkverbeteringen die door Rijkswaterstaat en het Waterschap Scheldestromen sindsdien zijn uitgevoerd en de aanleg van het zanddepot Rammekensschor?
Kwantificering is nu nog niet goed mogelijk, maar zal in het kader van het beheerplan wel moeten gebeuren.
De aanleg van het zanddepot heeft geen invloed gehad op oppervlak of kwaliteit van habitats in het Natura 2000-gebied, met name omdat het buiten het gebied ligt.
Kunt u per habitattype aangeven hoe, waar en wanneer u of de provincie Zeeland het hierbij verloren gegane natuurareaal en de verminderde kwaliteit van de beïnvloedde natuur in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe zowel kwalitatief als kwantitatief gaat compenseren?
Nee, dat kan ik nog niet, omdat dit afhankelijk is van de uitkomst van het onderzoek dat is genoemd in antwoord 2.
Houdt u in uw beleid nu al rekening met projecten, zoals de ontwikkeling van de World Class Terminal (WCT), die de komende jaren zouden kunnen leiden tot een verdere achteruitgang van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe beschermde natuurwaarden?
Met de ontwikkeling van de Westerschelde Container Terminal hoeft op dit moment nog niet specifiek rekening te worden gehouden. Als er plannen zijn die zouden kunnen leiden tot significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied, dan zullen die in een vergunningprocedure moeten worden beoordeeld. De maatregelen die nu worden genomen en voorbereid in het gebied zijn gericht op de instandhoudingsdoelstellingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de derde termijn van het algemeen overleg Natura 2000/Programmatische aanpak stikstof?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
De correctie van De Nederlandse Bank op de rentecurve januari 2012 |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «DNB past correctie toe op rentecurve januari 2012»?1
Ja.
Wat betekent deze aanpassing van de rentetermijnstructuur voor de gemiddelde dekkingsgraad in januari 2012? Wat betekent deze aanpassing voor het aantal fondsen en het aantal deelnemers dat mogelijk met een korting per 1 april 2013 te maken krijgt?
Zonder de aanpassing van de rentetermijnstructuur zou de gemiddelde dekkingsgraad in januari 2012 volgens DNB circa 4%-punt lager zijn uitgekomen. De aanpassing heeft geen gevolgen voor het aantal fondsen en het aantal deelnemers dat mogelijk met een korting per 1 april 2013 te maken krijgt.
Klopt de berekening die is gemaakt door adviesbureau Mercer, waaruit blijkt dat door deze aanpassing van de rentetermijnstructuur de gemiddelde dekkingsgraad in januari 2012 is gestegen van 95% naar 98%?
Volgens DNB bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur ultimo januari 2012 circa 99%. Zonder aanpassing zou de gemiddelde dekkingsgraad ongeveer 95% zijn geweest. Ten opzichte van de (aangepaste) rentetermijnstructuur van ultimo december 2011 is de rente in januari circa 0,1%-punt gedaald. Dat de gemiddelde dekkingsgraad desondanks ongeveer gelijk is gebleven hangt samen met de in januari opgetreden ontwikkelingen op de aandelenmarkten.
Kunt u bevestigen dat deze aanpassing van de rentetermijnstructuur geen invloed heeft op de inhoud van de herstelplannen die fondsen op 10 februari a.s. moeten inleveren?
Ja.
Is er een afspraak gemaakt om tot nader bericht de rest van het jaar driemaands gemiddelden te nemen of gaat dit per maand worden bepaald? Is dat wenselijk?
Er is afgesproken dat DNB per maand bepaalt of de marktomstandigheden reden geven tot aanpassing van de rentetermijnstructuur. In geval van marktverstoringen is aanpassing wenselijk.
Financiële problemen bij een groot schoolbestuur |
|
Metin Çelik (PvdA), Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Amarantis komt miljoenen tekort» over een Amsterdams schoolbestuur met meer dan 30 000 leerlingen?1
De berichten over de situatie bij Amarantis baren mij zorgen. Om tot een weloverwogen oordeel te kunnen komen, wordt de situatie nu grondig onderzocht.
Is het waar dat voor een verlies van tientallen miljoenen euro's wordt gevreesd en dat de situatie om die reden zeer ernstig is? Hoe werden deze tekorten veroorzaakt?
Het is aan het College van Bestuur van Amarantis om de situatie scherp te krijgen. Het CvB heeft een traject in gang gezet, waarbij de situatie, inclusief mogelijke oplossingsrichtingen, in kaart wordt gebracht. De directie Rekenschap van de Inspectie van het Onderwijs houdt namens mij hierbij de vinger aan de pols. Voor een zorgvuldig oordeel is het nog te vroeg.
Is het waar dat voor bijna tweehonderd banen wordt gevreesd?
Op dit moment is te weinig bekend om nu al conclusies te kunnen trekken. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 aangegeven heb wordt de situatie van Amarantis in beeld gebracht, inclusief mogelijke oplossingsrichtingen voor de toekomst. Hierbij wordt uiteraard ook aandacht besteed aan de personele gevolgen.
Is het waar dat Amarantis niet alleen met financiële problemen kampt, maar ook met slecht onderwijs en hoge schooluitval? Kunt u deze problemen (eventueel met cijfers) toelichten?
De Inspectie spreekt niet van «slecht onderwijs», maar van zwakke of zeer zwakke scholen/opleidingen. Op dit moment lopen er verschillende trajecten, zowel bij de vo-scholen van Amarantis als bij de bve-opleidingen. In totaal kent de vo-tak 47 afdelingen en verzorgt de bve-tak 362 opleidingen. Er zijn vier zwakke afdelingen bij in totaal drie vo-scholen onder verscherpt toezicht geplaatst. In de bve-sector is op dit moment sprake van vijf zeer zwakke opleidingen en vier opleidingen met onvoldoende examenkwaliteit. Er lopen meerdere onderzoeken waarvan de definitieve uitkomst in maart bekend is. Op 1 februari 2012 waren bij alle bve-instellingen 19 zeer zwakke opleidingen en 83 opleidingen waarvan de examinering onder de maat is. Bij Amarantis zijn in verhouding meer opleidingen zeer zwak dan bij andere onderwijsinstellingen.
De vo-scholen van Amarantis hebben de schooluitval de afgelopen jaren fors teruggedrongen, maar het uitvalspercentage ligt nog boven het landelijk gemiddelde. Het uitvalpercentage van de vo-scholen van Amarantis is gedaald van 2,9% in schooljaar 2005–2006 naar 1,6% in schooljaar 2010–2011 (betreft voorlopige cijfers). Voor de gehele vo-sector was het uitvalpercentage in 2005–2006 1,7% en in in schooljaar 2010–2011 1,0%.
Het uitvalpercentage over schooljaar 2010–2011 bij ROC Amarantis was 9,6% en ligt hiermee ruim boven het gemiddelde uitvalpercentage van ruim 8% van alle mbo-instellingen. Sinds schooljaar 2005–2006 is de uitval met 22,5% gedaald. ROC Amarantis heeft de afgelopen jaren de uitval dus aanzienlijk teruggedrongen, maar het uitvalpercentage ligt nog steeds hoog.
Hoe verklaart u de bestuurlijke chaos, waardoor nog slechts één bestuurder op zijn plaats zit?
Het moge duidelijk zijn dat in het College van Bestuur en de Raad van Toezicht van Amarantis problemen zijn ontstaan. Een verklaring hiervoor kan ik op dit moment niet geven. Op 13 februari jl. heeft de Raad van Toezicht Marcel Wintels benoemd tot interim-collegevoorzitter om orde op zaken te stellen.
Deelt u de mening dat een groot schoolbestuur met meer dan 30 000 leerlingen een risico vormt voor de onderwijskwaliteit in de regio? Zo nee, in hoeverre komt u tegemoet aan de wens van een divers aanbod van scholen binnen een regio?
Nee, een groot schoolbestuur met meer dan 30 000 leerlingen vormt in beginsel geen risico voor de onderwijskwaliteit in de regio.
Uit onderzoek is niet gebleken dat er een directe relatie is tussen de omvang van een schoolbestuur en de onderwijskwaliteit op de daaronder ressorterende scholen. Dat geldt ook voor de zogenaamde menselijke maat die ook in grotere verbanden adequaat vorm kan krijgen. De diversiteit van het aanbod van scholen binnen een regio in de zin van verschillende schoolsoorten en vakken kan door een schoolbestuur van enige omvang – en daarmee met de nodige financiële spankracht – beter in stand worden gehouden dan door een klein schoolbestuur. De Wet fusietoets in het onderwijs ziet op het zoveel mogelijk in stand houden van een divers aanbod van scholen in een regio in de zin van het behoud van keuzemogelijkheden wat betreft de denominatieve richting en pedagogisch-didactische inrichting van het onderwijs, alsook wat betreft bestuurlijke keuze.
Deelt u de mening dat scholen en schoolbesturen kleinschaliger dienen te zijn, opdat wordt voorkomen dat in één keer 30 000 leerlingen gevaar lopen wanneer sprake is van financiële problemen?
Uw mening deel ik niet. De belangrijkste voorwaarde waaraan de oplossing van de problematiek moet voldoen is de waarborging van continuïteit van kwalitatief goed onderwijs voor de leerlingen. Dit belang staat bij mij voorop.
In algemene zin zouden in geval van grote instellingen met de daaraan verbonden spankracht, financiële risico’s goed moeten kunnen worden gespreid. Aan een grote omvang kunnen in bepaalde gevallen echter ook nadelen zijn verbonden. Nadelen die wellicht in de casus van Amarantis aan de orde zijn. Zoals hiervoor al opgemerkt is het nu eerst zaak de feiten ten aanzien van Amarantis goed op een rij te krijgen.
Wat gaat u ondernemen om deze situatie onder controle te krijgen?
Het bestuur van Amarantis is verantwoordelijk voor en is bezig met het maken van verbeterplannen voor de toekomst. Deze plannen wacht ik af. Wat betreft de financiële situatie van Amarantis houdt de directie Rekenschap van de Inspectie van het Onderwijs namens mij toezicht. Op eventueel te nemen maatregelen wil ik dan ook niet vooruitlopen.
De berichten dat de Saxion Hogeschool de niet-geaccrediteerde opleiding tot CAM-therapeut blijft aanbieden |
|
Jasper van Dijk , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving rondom de opleiding tot CAM (Complementary and Alternative Medicine) therapeut, aangeboden door de Hogeschool Saxion Next?1
Ja.
Is het waar dat Saxion nog steeds een niet-geaccrediteerde hbo-opleiding aanbiedt? Zo ja, wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat er straks afgestudeerden zijn met een hbo-diploma dat niet rechtsgeldig blijkt te zijn? Zo nee, hoe worden studenten die zich per januari voor de opleiding hebben ingeschreven gecompenseerd voor de gemaakte kosten?2
De opleiding wordt verzorgd door de onbekostigde ho-instelling Saxion Next. Op 12 juli 2011 heeft de NVAO beslist dat deze hbo-bacheloropleiding CAM niet langer is geaccrediteerd. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) bepaalt dat studenten die op die datum de opleiding volgden de gelegenheid moet worden geboden deze opleiding te voltooien aan een andere instelling. Voor de studenten waarvoor dat niet mogelijk is, wordt de opleiding gedurende een redelijke afbouwperiode aan de instelling voortgezet. Van Saxion Next heb ik vernomen dat zittende studenten niet aan een andere instelling de opleiding kunnen voltooien en dat de opleiding CAM voor deze studenten daarom nog door Saxion Next wordt verzorgd. Het diploma dat deze studenten ontvangen na te zijn afgestudeerd is een wettelijk erkend en dus rechtsgeldig diploma.
Saxion Next heeft aangegeven dat sinds 12 juli 2011 geen nieuwe studenten meer zijn ingeschreven voor de hbo-bacheloropleiding CAM. Van gemaakte kosten door een nieuwe groep studenten die zich per januari hebben ingeschreven is daarom geen sprake.
Wat zijn de gevolgen voor studenten die reeds in het bezit zijn van het hbo-diploma Complementary and Alternative Medicine?
Degenen die vóór 12 juli 2011, toen de opleiding nog was geaccrediteerd, aan de opleiding CAM zijn afgestudeerd en degenen die op die datum bij de opleiding waren ingeschreven (zie vraag 2) en inmiddels zijn afgestudeerd hebben een wettelijk erkend hbo-diploma uitgereikt gekregen.
Deelt u de mening dat de informatie over de opleiding op de site van Saxion onduidelijk en misleidend is en niet goed aangeeft dat het hier wellicht een niet erkende hbo-opleiding betreft?3
Saxion Next verzorgt de hbo-opleiding CAM alleen nog voor zittende studenten. Nieuwe inschrijvingen zijn alleen mogelijk voor (bijscholings)cursussen. In de meegezonden informatie van haar website gebruikt Saxion Next de woorden «opleiding» en «deeltijd op Hbo-niveau». Hoewel daarbij ook «niet geaccrediteerd» wordt vermeld, vond ik dat Saxion Next niet voldoende transparant vermeldt dat de cursussen waarvoor inschrijving mogelijk is, geen hbo-opleidingen betreffen die leiden tot een wettelijk erkend diploma. Saxion Next heeft dit onderkend en heeft de tekst op de website inmiddels aangepast.
Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat studenten worden beschermd tegen verkeerde en misleidende voorlichting van instellingen, ook wanneer het niet-bekostigde onderwijsinstellingen betreft?
Niet bekostigde ho-instellingen moeten zich wat betreft geaccrediteerde opleidingen houden aan artikel 7.15 van de WHW waarin staat dat informatie over onderwijs wordt verstrekt die personen in staat stelt zich een goed oordeel te kunnen vormen over de inhoud en de inrichting van het gevolgde of te volgen onderwijs en de examens. Ook door raadpleging van de website van Studiekeuze 123 kunnen studenten de juiste informatie verkrijgen over dit soort opleidingen en over het opleidingenaanbod van bekostigde ho-instellingen. Deze kennisbron wordt onder studenten bekendgemaakt. Uiteraard geldt daarnaast de bepaling uit het Burgerlijk Wetboek op grond waarvan alle aanbieders van opleidingen en cursussen zich dienen te onthouden van misleidende reclame.
Het bericht 'Buskaartje te duur door truc NS' |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Buskaartje te duur door truc NS»?1
Ja.
Is het waar dat de busreizigers in het openbaar vervoer door een financiële truc van de NS tot 2,5 procent te veel voor hun kaartje betalen, dat Trans Link Systems (TLS) op deze manier uit de schulden probeert te komen en dat deze schulden door de NS voorkomen hadden kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
TLS heeft mij laten weten dat er geen sprake is van leningen door NS aan TLS, zoals het bericht suggereert. TLS geeft aan dat de initiële investeringen en de aanloopverliezen van TLS in latere jaren zijn gefinancierd door aandeelhouders. De aanloopverliezen zijn door de langere uitroltijd van de OV-chipkaart hoger dan oorspronkelijk geraamd.
Is het waar dat de NS in het jaar 2000 ruim 226 miljoen euro staatssubsidie heeft ontvangen voor de ontwikkeling van het systeem van de chipkaarten en dat hiervan slechts 25 miljoen euro bij chipkaartbeheerder TLS terecht is gekomen, dat TLS mede hierdoor ruim 133 miljoen euro verlies heeft geleden en dat de NS dit verlies nu aanzuivert door TLS peperdure leningen te verstrekken? Zo ja, is hier sprake van het achterhouden van staatssubsidie door NS en wat is er met de overige 201 miljoen euro gedaan? Zo nee, waarom niet?
Nee. Naar aanleiding van de verkoop van de aandelen Telfort en WorldOnline door NS in 2000, is tussen betrokken partijen (NS, Railinfrabeheer – nu ProRail – en de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Financiën) afgesproken dat de (private) financiële middelen (€ 1,3 mld, destijds nog HFL 3 mld) aan projecten binnen de spoorsector zullen worden besteed. Bij brieven van 16 januari en 12 februari 2001 is uw Kamer hierover geïnformeerd. Het betreft hier nadrukkelijk geen subsidie van rijkswege. Ten behoeve van de besteding is tussen NS en Railinfrabeheer een Raamovereenkomst Fonds Eenmalige bijdrage NS (FENS) afgesloten. In deze overeenkomst was het geld geoormerkt voor het realiseren van publieke belangen. Hierbij hebben partijen onder meer een bedrag van € 226 miljoen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van Electronic Ticketing (dat later OV-chipkaart is gaan heten) voor het gehele openbaar vervoer, en het spoorvervoer in het bijzonder. Deze overeenkomst heeft mijn ambtsvoorganger in 2009 naar uw Kamer gestuurd. Via kwartaalrapportages wordt uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de FENS-gelden.
NS heeft mij laten weten dat de investering van NS in TLS circa € 121 miljoen bedraagt, onder meer voor het opzetten van een backoffice. Deze valt volgens NS volledig in het programma Electronic Ticketing. Volledigheidshalve merk ik op dat uit het bedrag van € 226 miljoen ook de ontwikkeling van de OV-chipkaart bij NS is gefinancierd. Het was geenszins de bedoeling om het gehele bedrag te investeren in TLS. In september 2010 heb ik uitvoerig met uw Kamer gedebatteerd over de totstandkoming en de besteding van de FENS-gelden.
TLS geeft aan dat zij vanaf haar oprichting tot en met 2010 verlies heeft geleden. Volgens TLS bedroeg dit verlies per einde boekjaar 2010 in totaal € 85 miljoen. In 2011 is een bescheiden positief resultaat gemaakt. TLS geeft daarbij aan dat de aanloopverliezen groter zijn geweest dan oorspronkelijk geraamd door vertraging in de uitrol van de OV-chipkaart Initieel zou volgens TLS een eerste storting van € 22,95 miljoen euro voldoende zijn om van start te gaan en zouden de kosten vanaf 2006 gedekt worden uit de opbrengsten voor de dienstverlening van TLS. De initiële investering zou dan in 2014 zijn terugverdiend. TLS geeft aan dat de additionele aanloopverliezen zijn gefinancierd door aandeelhouders in de vorm van kapitaalstortingen. Dit is een totaalbedrag van € 85,86 miljoen euro. In totaal hebben de aandeelhouders daarmee € 108,81 miljoen euro in TLS geïnvesteerd, waarbij afspraken zijn gemaakt over het terugverdienen van de stortingen en rendementen. NS heeft mij laten weten dat van dit totaalbedrag € 66 miljoen van haar afkomstig is. Naast de kapitaalstortingen is volgens TLS door NS nog € 55 miljoen euro in TLS geïnvesteerd om niet. Verder geeft TLS aan dat er geen geldleningen zijn van NS aan TLS. NS bevestigt dit.
Bent u met ons van mening dat het onacceptabel is wanneer de reiziger de dupe wordt van financiële trucs? Zo ja, bent u bereid onderzoek te doen naar het handelen van NS in deze en tevens een onderzoek te doen naar alle gelden van chipkaartbeheerder TLS? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is er geen sprake van leningen door NS aan TLS.
Door middel van de FENS-rapportages, die ieder kwartaal aan uw Kamer worden verstuurd, wordt uw Kamer geïnformeerd ten aanzien van het FENS. Daaruit heeft u kunnen opmaken dat er jaarlijks accountantsverklaringen zijn afgegeven en ook aanvullende audits zijn uitgevoerd. U heeft eveneens kunnen constateren dat er eens per kwartaal op behoorlijk detailniveau aan mijn ministerie wordt gerapporteerd en dat het meeste geld al aan de projecten is uitgegeven. Ik zie dan ook geen aanleiding om onderzoek te doen naar het handelen van NS en naar alle gelden van chipkaartbeheerder TLS.
Deelt u de mening dat dit wederom laat zien dat TLS blijft falen en zijn zaken niet op orde heeft, waardoor de reiziger de dupe is, en dat TLS derhalve moet worden opgeheven? Zo nee, waarom niet?
Nee. TLS is een zelfstandige onderneming. Wel heeft TLS een centrale positie binnen het OV-chipkaartsysteem.
Naar aanleiding van de rapportage van de Commissie Permanente Structuur en Dubbel opstaptarief in de treinrailketen, en mijn reactie hierop in de brief van 7 oktober 2011 (Kamerstukken II, 23 645, nr. 481), heb ik tijdens diverse overleggen met uw Kamer aangegeven dat de positie van TLS wordt betrokken bij de vorming van een permanente structuur voor de OV-chipkaart. Overeenkomstig het rapport van de Commissie is het uitgangspunt hierbij een nadere duiding en splitsing van beleidsbepalende taken, waaronder ook het beheer van de technische standaarden, en uitvoerende taken van TLS en het onderbrengen van die taken in de op te richten organisatie. De kwartiermaker maakt hierover met de betrokken spelers (de overheden, de vervoerbedrijven en TLS) concrete afspraken.
Ik heb uw Kamer toegezegd om ten aanzien van de permanente structuur twee versies uit te werken: een «light» versie en een «heavy» versie, waarbij de rol van het Rijk aan de orde is (op welke punten is het Rijk doorslaggevend) alsmede de rol van de regio (wanneer is die aan de orde). Naar aanleiding van de recente berichtgevingen over TLS en de brief van de aandeelhouders van TLS van 20 februari jl., waarin zij hun visie geven op de toekomst van TLS in relatie tot de permanente structuur, heb ik de heer Meijdam meer tijd gegeven voor een eerste rapportage over de permanente structuur. Ik zal uw Kamer voor het AO Openbaar vervoer van 3 april aanstaande informeren over de stand van zaken hiervan.
Besluit uitvoering Crisis en herstelwet |
|
Jan van Bochove (SGP), Paulus Jansen |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de inhoud van het Besluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis en herstelwet, vierde tranche)?
Ja.
In dit besluit is onder letter D opgenomen dat in paragraaf 3 na art. 6d een art. 6e opgenomen; is dit op Almere gerichte artikel alleen bedoeld voor nieuwbouw en particulier opdrachtgeverschap?
Ja.
Wat is in dit geval de situatie voor vergelijkbare initiatieven in de bestaande bouw?
Een bestaande woning gebouwd binnen particulier opdrachtgeverschap moet net als alle andere woningen voldoen aan de voorschriften voor bestaande bouw. De in het besluit opgenomen regeling heeft slechts betrekking op de daar genoemde nieuwbouwvoorschriften. De voorschriften voor bestaande bouw worden niet genoemd en blijven dus ook in Almere gelden.
Worden de artikelen zoals die zijn opgesomd onder art. 6e voor de bestaande bouw nu wel of niet uitgesloten?
De artikelen waarin de voorschriften voor bestaande bouw zijn opgenomen worden niet genoemd in het besluit en zijn derhalve uitgesloten van het experiment.
Hoe gaat dit functioneren onder de handhaving? Is er sprake van het voortdurend administratief moeten scheiden van type woningen die wel of niet vallen onder art. 6e?
Nieuw te bouwen woningen moeten gebouwd worden volgens de verleende vergunning. Handhaving met betrekking tot de nieuwbouw vindt plaats op basis van die vergunning. Voor nieuwbouw kan er dus geen discussie zijn aan welke voorschriften moet worden voldaan.
Bestaande woningen gebouwd onder het experiment in Almere moeten voldoen aan dezelfde voorschriften als alle andere bestaande woningen in Nederland. Voor de bestaande bouw is deze vraag derhalve niet aan de orde.
Wat is de situatie als de woning gebouwd onder art. 6e wordt verkocht? Wat is dan de status: art. 6e of juist niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Wat is de situatie bij verbouw; in het bijzonder ten aanzien van het rechtens verkregen niveau, met als minimum bestaande bouw?
Bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woning gelden vanaf 1 april 2012 de voorschriften voor verbouw zoals gegeven in het Bouwbesluit 2012. De voorschriften voor verbouw verwijzen in veel gevallen naar het rechtens verkregen niveau. In geval verbouw plaatsvindt aan een woning die onder het regime van het experiment in Almere gebouwd is dan geldt ook hier het rechtens verkregen niveau. Indien de bouwer van de betreffende woning bij de bouw gekozen heeft om uit te gaan van een lager niveau dan nieuwbouw – wat is toegestaan voor zover het één van de specifiek genoemde artikelen betreft – dan zal ook het rechtens verkregen niveau overeenkomstig lager zijn. In alle gevallen zal de woning bij verbouw moeten voldoen aan de voorschriften voor bestaande bouw.
De stand van zaken binnen Charim thuiszorg |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bedoelt u in uw antwoord van 25 oktober 2011 op eerdere vragen dat u vindt dat de private verantwoordelijkheid van de sector belangrijker is dat toezicht op de kwaliteit? Zo neen, hoe legt u uw antwoord dan uit? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)?1
Met mijn eerdere antwoord heb ik willen aangeven dat deze private zorgaanbieders primair zelf verantwoordelijk zijn voor hun functioneren. Hierbij moeten zij voldoen aan geldende wet- en regelgeving. Zoals ik ook in mijn eerdere antwoord, waarnaar u verwijst, uiteen heb gezet bestaan er daarnaast voldoende mogelijkheden voor deze partijen om in te grijpen of invloed uit te oefenen als het bestuur disfunctioneert. Hierbij zijn de Raad van Toezicht, de Ondernemingsraad en Cliëntenraad in eerste instantie aan zet. Ook externe partijen zoals de verzekeraar en de banken hebben er een belang bij dat de zorgaanbieder die zij contracteren, of van een lening voorzien, goed wordt bestuurd.
Indien er sprake is van slechte kwaliteit speelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een belangrijke rol. De IGZ zal in actie komen indien zorgaanbieders niet voldoen aan wettelijke kwaliteitseisen. Het feit dat er toezicht wordt uitgeoefend laat onverlet dat de primaire verantwoordelijkheid bij de zorgaanbieder ligt. Hiernaast vraagt u naar de verantwoordelijkheid van het bestuur voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers. Specifiek met betrekking tot werkomstandigheden bestaan er waarborgen in wetgeving. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden.
Bent u de stelling dat private verantwoordelijkheid ondergeschikt is aan de kwaliteit van zorg, en dat er door u dient te worden ingegrepen zodra er blijkt dat een disfunctionerend bestuur haar verantwoordelijkheid niet neemt voor goede werkomstandigheden van werknemers, en de daaruit volgende slechte kwaliteit van zorg voor bewoners of zorgbehoevenden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u werkelijk van mening dat zorgbehoevenden kunnen wegblijven of verhuizen zodra zijn zij geen vertrouwen meer hebben in de zorginstelling? Is het niet belangrijker te zorgen dat de eerste prioriteit goede, kwalitatieve zorg is voor de bewoners van Charim, en dat zij voldoende geïnformeerd zijn over de klachtenregeling? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben groot voorstander van keuzevrijheid in de zorg. Het moet zo veel als mogelijk een keuze van de cliënt zijn naar welke zorginstelling hij of zij gaat. Wanneer het gaat om zorg in combinatie met wonen weet ik dat cliënten niet zo snel zullen verhuizen als zij geen vertrouwen meer hebben in de zorginstelling. Het is dus allebei belangrijk!
Ik vind het net als u van het grootste belang dat de bewoners van Charim goede zorg krijgen. Als de kwaliteit onder de maat is, moet de zorgaanbieder zorgen voor verbetering. De IGZ houdt hier toezicht op en zal indien nodig handhavend optreden. Ten slotte ben ik met u van mening dat het belangrijk is dat cliënten op de hoogte zijn van de klachtenregeling. Op grond van de wet klachtrecht cliënten zorgsector is de zorgaanbieder dan ook verplicht de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van de cliënt te brengen.
Hoe reageert u op het IGZ-rapport over het follow-upbezoek medicatieveiligheid van 6 oktober 2011? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Ik heb kennisgenomen van hetgeen de IGZ namens mij heeft waargenomen. Indien de IGZ van mening is dat er onvoldoende verbetering optreedt bij Charim, bijvoorbeeld omdat de Raad van Bestuur onvoldoende gehoor of urgentie geeft aan de door de IGZ opgelegde maatregelen, kan de IGZ mij adviseren om Charim een aanwijzing te geven ex artikel 8, lid 1, Kwaliteitswet zorginstellingen. Als er direct gevaar dreigt voor de veiligheid en/of gezondheid van de cliënten van Charim, kan de IGZ Charim zelf direct een bevel ex artikel 8, lid 4, Kwaliteitswet zorginstellingen geven. De IGZ ziet uit kwaliteits- en veiligheidsoverwegingen vooralsnog geen aanleiding tot ingrijpen, maar houdt de uitvoering van de met de Raad van Bestuur besproken verbeteracties nauwlettend in de gaten.
Hoe reageert u op de verslechterde punten, schaart u dit onder «private verantwoordelijkheid» of deelt u de mening dat hier sprake is van gevaarlijke zorgsituaties als het gaat om medicatieveiligheid? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid in te grijpen bij Charim thuiszorg na het verschijnen van dit schokkende rapport van de Inspectie? Zo nee, moeten er eerst ernstige ongelukken gebeuren voordat u inziet dat er nu direct ingegrepen moet worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u ervan kennisgenomen dat tijdens de uitzending van Een Vandaag van 7 november jl. de hoofdinspecteur Verpleging en Langdurige Zorg van de Inspectie sprak over onderzoek dat gedaan zou zijn naar melding van mishandeling en een medewerker geschorst zou zijn? Is het u bekend dat de Inspectie in het geheel geen onderzoek deed naar melding van diverse mishandelingen tegen meerdere bewoners en dat er ook geen medewerkster geschorst is? Kunt u dit toelichten en wilt u toelichten waarom er geen onderzoek door de IGZ is gedaan?3
De IGZ heeft geen formele meldingen over mishandeling bij Amandelhof ontvangen. Wel zijn er een tweetal signalen ontvangen over mishandeling. De melder heeft hier geen formele melding van gemaakt, waardoor specifieke informatie ontbrak om deze signalen te onderzoeken. Wel heeft de IGZ deze signalen in algemene zin betrokken bij het toezicht op Charim. Ook is op meerdere momenten in de gesprekken met de Raad van Bestuur hier rekenschap over gevraagd en is er aangedrongen op onderzoek en maatregelen. Dat was waar naar mijn weten de hoofdinspecteur op doelde. De Raad van Bestuur heeft op grond hiervan allerlei acties in gang gezet, waar onder gesprekken met medewerkers.
Controleert de Inspectie ook andere locaties van Charim? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze controles, en welke locaties zijn in de tweede helft van 2011 bezocht?
In november en december 2011 zijn11 locaties kort onaangekondigd bezocht als follow up op eerdere algemeen toezichtbezoeken aan Charim.
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de verslagen van deze bezoeken.
Tevens is in november gesproken met de Raad van Bestuur over een risicoscan voor alle locaties en is er gesproken over een plan van aanpak.
De conclusie van al deze bezoeken is dat er sprake is van verbetering maar dat dit zeker nog niet voldoende is.
In januari 2012 is een uitgebreid toezichtbezoek gebracht aan locatie de Meent van Charim. Ook hier was het oordeel dat er zichtbaar hard werd gewerkt maar dat men nog niet aan de normen voldoet. Een andere aspect waar de organisatie mee aan de slag moet is de cultuur binnen de organisatie, deze uit zich zowel richting medewerkers als richting bewoners.
De nieuwe bestuurder is hiervan doordrongen en heeft bij de inspectie aangegeven hiermee aan de slag te gaan.
De cliëntenraad geeft aan ze positief is over de toekomst maar dat men wel verwacht dat dit tijd kost.
Gaat de Inspectie opnieuw vervolginspecties instellen? Zo ja, op welke locaties? Zo nee, waarom niet?
Ja, in maart zal wederom het thuiszorgonderdeel van Charim worden bezocht, evenals de locatie Amandelhof.
Heeft de Inspectie contact met zorgverzekeraar Agis over de forse problematiek binnen Charim? Zo ja, wat houdt dit contact in? Kunt u de Kamer hierover informeren?
Tussen de IGZ en de betrokken zorgverzekeraar is contact geweest. Het zorgkantoor heeft te kennen gegeven geen klachten te ontvangen over de kwaliteit van zorg. Tevens is tijdens de contacten het zorgkantoor geïnformeerd over de inspectiebezoeken die plaats gaan vinden.
Bent u bereid de Arbeidsinspectie naar aanleiding van het verloop van personeel en hun ontslag binnen Charim in te zetten? Zo ja, wanneer gaat u de Arbeidsinspectie inschakelen? Zo nee, waarom niet?
In mijn eerdere antwoorden (zie ook Aanhangsel 744) ben ik al uitvoerig ingegaan op de verantwoordelijkheidsverdeling inzake ondermeer het personeelsbeleid bij zorginstellingen en het ontbreken van een rol daarbij voor VWS. Dat is ook hier weer aan de orde.
Het rapport over de werkomstandigheden dat de Raad van Bestuur van Charim in opdracht heeft gegeven, is inmiddels verschenen. Daarin staat vermeld dat, naast de Inspectie voor de Gezondheidszorg, ook de Inspectie SZW actief betrokken is bij Charim.
Erkent u dat Charim, als lid van Actiz, zich niet houdt aan de klachtregeling omdat zij geen klokkenluidersregeling heeft? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Uit uw vraagstelling maak ik op dat u doelt op de klokkenluidersregeling als onderdeel van de Zorgbrede Governancecode. Die code is een vorm van zelfregulering van de sector. Het is dan ook aan die sector om op naleving van de sectorregeling toe te zien en desnoods sancties op te leggen voor niet-naleving.
Vinden er brandoefeningen plaats in Charim? Bent u bereid hier onderzoek naar te doen, en de Kamer hierover te informeren?
Zoals u eerder gemeld (TK 2010–2011, Aanhangsel 2911) ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid bij de zorginstelling. De betrokken gemeente heeft als eerstelijns toezichthouder de taak de zorgorganisatie te controleren op het voldoen aan de wet-en regelgeving over brandveiligheid en het brandveilig gebruik van het gebouw. Uit navraag bij Zorggroep Charim blijkt dat bij de Zorggroep Charim regelmatig brandoefeningen worden gehouden. Zo zijn op de locatie Amandelhof het afgelopen jaar twee ontruimingsoefeningen gehouden op 18 juli 2011 en 17 augustus 2011. Dit onder toezicht van branddeskundigen van de Veiligheids Regio Utrecht (VRU). Om bewoners niet onnodig te belasten worden ook zo genoemde TableTop oefeningen gehouden. Op basis van casuïstiek worden hierbij theoretische brandoefeningen gehouden met de inzet van bedrijfshulpverlening met uitgebreide evaluatie achteraf. De instelling laat zich hierbij door een extern expertisecentrum bijstaan dat tevens belast is met de certificeringen rond brandveiligheid volgens een vastgesteld rooster.
In 2011 heeft Charim voor al haar locaties een zogenoemde risico inventarisatie en evaluatie (RI&E) opgesteld. Met de uitkomsten daarvan heeft Charim plannen van aanpak opgesteld om invulling te geven aan een brandveilige omgeving op de zorglocaties.
Ik heb begrepen dat met de brandweer Zeist de afspraak is gemaakt in 2012/2013 alle locaties op basis van regulier toezicht te toetsen op brandveiligheid.
Vindt u het verantwoord dat er op een locatie van Charim in de nacht maar één bedrijfshulpverlener voor 150 bewoners verantwoordelijk is, waarvan er 40 bewoners zijn die niet als zelfredzaam worden beschouwd (psychogeriatrische bewoners)? Bent u bereid hier maatregelen te treffen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen, waarin u meedeelde dat locatie Amandelhof over een geldige gebruikervergunning beschikt? Bent u ermee bekend dat Charim nooit een gebruikersvergunning heeft gehad voor een verpleeghuisfunctie voor psychogeriatrische patiënten? Wilt u toelichten waarop u uw eerdere antwoord gebaseerd heeft?4
De huidige gebruikersvergunning voor deze locatie is in 2001 afgegeven met een, naar aanleiding van een toezichtcontrole, aangebrachte administratieve aanpassing in 2006. Bij de toetsing van de aanvraag voor een gebruikersvergunning en de vervolgcontroles daarop beoordeelt het bevoegd gezag (betrokken gemeente) het brandveilig gebruik van het gebouw, rekening houdend met het risicoprofiel van de in zorg zijnde cliënten (al dan niet bedgebonden). Met de afgifte van de gebruikersvergunning was dit voor mij een waarborg dat met deze risicogroep rekening is gehouden. In 2011 heeft in het kader van regulier toezicht controle plaats gevonden door de brandweer Zeist op deze locatie . Op basis van de uitkomsten daarvan heeft de instelling in 2011, in goed overleg met de brandweer, diverse brandveiligheidsmaatregelen genomen die op 31 oktober 2011 zijn afgerond. Door de VeiligheidsRegio Utrecht (VRU) is op 31 oktober 2011 een eindcontrole daarop uitgevoerd. In het verlengde is op 16 september 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning inzake brandveilig gebruik van Amandelhof bij de gemeente Zeist ingediend. Op 21 december is door deze gemeente de ontwerpbeschikking «Omgevingsvergunning brandveilig gebruik» afgegeven. Deze is met ingang van 22 december 2011 ter inzage gelegd voor een periode van 6 weken bij de VRU. De instelling wacht nu de definitieve beslissing van de gemeente af. De instelling heeft van de gemeente tot nu toe geen op- of aanmerkingen mogen ontvangen en verwacht binnenkort een positieve beslissing van de gemeente te mogen ontvangen.
Wat is de stand van zaken over het onafhankelijke onderzoek dat Charim ingesteld heeft? Bent u van oordeel dat een onafhankelijk onderzoek ingesteld door een instelling over het functioneren van de instelling de schijn van partijdigheid tegen heeft, omdat uiteindelijk de instelling gaat over de openbaarheid van het onderzoek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het verslag van een inventariserend onderzoek naar gevoelens van onveiligheid en gevallen van intimidatie binnen Zorggroep Charim door Griffioen Organisatieadvies en Arbo Unie is op 9 februari 2012 verschenen. Het rapport kon via diverse (zorg)nieuwswebsites worden gedownload. Er is mijns inziens dus geen sprake van onwil tot publiceren. Ik ben niet met u van oordeel dat een onafhankelijk onderzoek ingesteld door een instelling over het functioneren van de instelling per definitie altijd de schijn van partijdigheid tegen heeft. In een uitvoerige reactie geeft de Raad van Bestuur van Charim aan de kritiek zeer serieus te nemen en worden maatregelen aangekondigd om de organisatiestructuur en -cultuur te verbeteren. Er heeft ook een wisseling plaatsgevonden binnen de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht.
Is het waar dat Charim dit onderzoek niet wil publiceren? Zo ja, gaat u maatregelen treffen om te voorkomen dat dit onderzoek in de doofpot belandt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Bent u bereid de rapportage van het onafhankelijk onderzoek dat Charim heeft ingesteld naar aanleiding van de interne kritiek naar de Kamer te sturen, voorzien met een reactie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 16.
Bent u bekend met het feit dat de nieuwe voorzitter van de Raad van Toezicht oud-bestuurder is van een van de oude voormalige fusie onderdelen van Charim? Is deze constructie mogelijk in het kader van de governance code van de gezondheidszorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
De governancecode is een initiatief van de brancheorganisaties. Volgens de Zorgbrede governancecode van de brancheorganisaties (hierna: de code) is een voormalig lid van de Raad van Bestuur van een zorgorganisatie gedurende een periode van drie jaar na het beëindigen van zijn functie niet benoembaar tot lid van de Raad van Toezicht. De nieuwe voorzitter van de Raad van Toezicht van Charim is tot 2001 – elf jaar geleden dus – lid geweest van het toenmalige bestuur van de het voormalige fusie onderdeel Zeisterwoude. Ik zie hier vooralsnog dus geen strijdigheid met de governancecode.
Ik ga er van uit dat de persoon met de juiste competenties in betrokkenheid moet worden benoemd. Tegelijk kan ik mij voorstellen dat een dergelijke benoeming vragen oproept. Daarom is het belangrijk dat de daadwerkelijke verbetering zichtbaar wordt.
De lobby van de sigarettenindustrie |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichten over de succesvolle lobby van de sigarettenindustrie in Nederland?1
Ja.
Bent u van mening dat Nederland zich in alle opzichten houdt aan de richtlijnen van de World Health Organization (WHO) ten aanzien van de beïnvloeding van het tabaksbeleid door de tabakslobby?2 Zo nee, in welke opzichten niet, en waarom niet? Zo ja, waaruit blijkt dat?
De guideline in het kader van artikel 5.3 FCTC vraagt aan verdragspartijen terughoudendheid en transparantie te betrachten in de interactie met de tabaksindustrie. Nederland is destijds akkoord gegaan met deze guideline, onder het voorbehoud dat contacten tussen rijksoverheid en de tabaksindustrie in principe mogelijk moesten blijven. Dat uitgangspunt hanteer ik en mijn ambtenaren in mijn tabaksontmoedigingsbeleid. Het gevraagde overzicht van contacten tussen mijn ministerie en de tabaksindustrie heb ik eerder verstrekt in Kamervragen van 1 december 2011 en 31 januari 2012.
Op wie hebben deze «guidelines»van de WHO volgens u betrekking? Bent u van mening dat in Nederland alle door de WHO bedoelde instanties en functionarissen zich aan de richtlijnen van de WHO houden? Kent u geen voorbeelden van door de WHO bedoelde instanties en functionarissen die wel contact hebben gehad met de tabaksindustrie en/of de tabakslobby?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre houdt Nederland zich aan de aanbeveling van de WHO, onder 17 (Recommendations: «Establish measures to limit interactions with the tobacco industry and ensure the transparency of those interactions that occur»?) Kunt u in dit verband, zoals u reeds eerder heeft toegezegd, nu een compleet overzicht geven van de contacten met de tabaksfabrikanten en tabakslobby in de afgelopen drie jaar? Welke contacten hebben plaatsgevonden, waar en met wie?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zal volgens u de opvatting van de tabaksindustrie zijn over het beleid in Nederland, waaronder het verruimen van het rookverbod en het beëindigen van de vergoeding van stoppen-met-roken-programma’s via het basispakket? Is er contact geweest met de tabaksindustrie en/of de tabakslobby voordat het besluit tot deze maatregelen is genomen? Zo ja, wanneer, en met wie?
Over het besluit om een uitzondering te maken op het rookverbod in de horeca en de vergoeding van stoppen-met-roken programma’s te beëindigen, is vooraf geen contact geweest met de tabaksindustrie. Ik ben dan ook niet op de hoogte van hun opvattingen over deze maatregelen.
Onderdeel van het beleid in Nederland is ook dat de boetes op overtreding van het rookverbod in de horeca zijn verdubbelt. Ook hierover is geen overleg geweest en ik ben dus ook niet op de hoogte van hun opvatting over deze maatregel.
Deelt u de mening dat roken een verslaving vormt en er derhalve geen sprake is van een vrije keuze om al dan niet te roken? Welke rol heeft de overheid ten aanzien van preventie van ernstige aandoeningen tengevolge van roken?
Roken is schadelijk en verslavend. Stoppen met roken is daarom niet gemakkelijk, maar de verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de roker zelf. Daarnaast probeer ik te bevorderen dat jongeren geheel niet beginnen met roken. In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid van 25 mei 2011, heb ik aangegeven welke taken en verantwoordelijkheden op het terrein van preventie bij de rijksoverheid liggen. Het gaat daarbij vooral om taken op het terrein van gezondheidsbescherming, het tijdig onderkennen van gezondheidsrisico’s, het toegankelijk maken van betrouwbare kennis en informatie, en samen met andere partijen meer mogelijkheden creëren voor mensen om gezonder te kunnen leven. Dit geldt ook ten aanzien van aandoeningen die het gevolg zijn van roken.
Welke bijdrage levert de tabaksindustrie aan de Nederlandse economie? Vindt u het behoud van deze bijdrage belangrijker dan de gezondheidswinst die op termijn is te behalen door een beleid dat is gericht op het drastisch verminderen van het aantal rokers in Nederland?
Mijn beleid op het terrein van tabaksontmoediging wordt op geen enkele manier beïnvloed door de overwegingen die te maken hebben met de bijdrage van de tabaksindustrie aan de Nederlandse economie.
Een aanhouding voor ontucht op een kinderdagverblijf in Vlissingen |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Man aangehouden voor ontucht op kinderdagverblijf in Vlissingen»?1
Ja.
Kunt u nader inzicht verschaffen in de omstandigheden die geleid hebben tot de aanhouding in verband met ontucht op het kinderdagverblijf in Vlissingen?
Naar aanleiding van een aangifte van seksueel misbruik van een 3-jarig meisje, is een medewerker van een kinderdagverblijf als verdachte aangemerkt en door de politie aangehouden. In het belang van het onderzoek is het niet mogelijk om hierover nadere informatie te geven.
Welke initiatieven zijn er ondernomen om ouders van kinderen op het kinderdagverblijf te informeren over de ontstane situatie? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze initiatieven?
De driehoek van de gemeente Vlissingen (burgemeester, officier van justitie en teamchef politie) heeft in de loop van 7 februari 2012 in overleg met de Stichting Kinderopvang Walcheren (KOW) en de GGD besloten die avond een informatiebijeenkomst te organiseren voor de ouders of verzorgers van kinderen die op kinderdagverblijf De Tuimelaar hebben verbleven sinds de betreffende medewerker daar werkzaam was. Tijdens de bijeenkomst is informatie verstrekt door de KOW, de burgemeester van Vlissingen, de politie en de GGD. Voorts waren er medewerkers van slachtofferhulp aanwezig en hulpverleners van Emergis, de Zeeuwse instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Tijdens de bijeenkomst – en later die avond ook via een persbericht van de politie en via de site van KOW – is bekend gemaakt dat vanaf woensdag 8 februari 2012 een telefonische informatielijn van de GGD werd geopend.
Op 8 februari 2012 is een tweede informatiebijeenkomst in Vlissingen gehouden voor ouders en verzorgers, die op 7 februari 2012 verhinderd waren. In de gemeenten Middelburg en Veere zijn op 9 februari 2012 kleinschaliger informatiebijeenkomsten gehouden, omdat de verdachte in het verleden kortstondig op kinderdagverblijven in die gemeenten heeft gewerkt. In totaal hebben enkele honderden ouders en verzorgers de informatiebijeenkomsten bezocht. Ruim honderd mensen hebben de eerste dagen naar het informatienummer van de GGD gebeld. De KOW heeft verder aan de ouders van alle bij de KOW ingeschreven kinderen, dus ook van kinderen van andere kinderdagverblijven, een informatiebrief gestuurd. Het kabinet is het eens met de gekozen aanpak.
Welke vervolg stappen overwegen de politie en het Openbaar Ministerie in deze? Op welke wijze zal het onderzoek worden voortgezet? Houdt u toezicht op een voortvarende voortgang van het onderzoek?
Direct na de aanhouding van de man en de daarop volgende dagen heeft de politie onder leiding van de officier van justitie een groot aantal onderzoekshandelingen verricht. Dat onderzoek heeft niet geleid tot een verdere onderbouwing van de verdenking. Ook zijn bij de politie geen nieuwe aangiftes binnengekomen. Omdat er onvoldoende reden was de verdachte nog langer vast te houden, heeft de officier van justitie op 10 februari 2012 besloten hem die dag in vrijheid te stellen. Het is in het belang van het onderzoek niet mogelijk om over de inhoud van het onderzoek dat sindsdien is voortgezet, mededelingen te doen.
Op welke wijze zullen de ouders op de hoogte gehouden worden van nieuwe ontwikkelingen in deze zaak? Houdt u toezicht op een adequate informatievoorziening?
Tijdens de informatiebijeenkomsten in Vlissingen is de ouders en verzorgers van kinderen op het kinderdagverblijf toegezegd, dat zij op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen in deze zaak. Zo zijn de ouders op 10 februari 2012 door middel van een brief van de burgemeester van Vlissingen op de hoogte gebracht van de invrijheidstelling van de verdachte. Daarna heeft het Openbaar Ministerie een persbericht uitgebracht. Zoals vermeld in antwoord 3, is het kabinet van mening dat de informatievoorziening adequaat is.
Maakt u haast met het implementeren van de aanbevelingen van de Commissie Gunning met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang?
Ja. Een dezer dagen zal ik u informeren over de kwaliteitsagenda in de kinderopvang. Deze kwaliteitsagenda is in overleg met de kinderopvangsector (ondernemers en ouderorganisatie) opgesteld en heeft als doel om met alle betrokken partijen de kwaliteit van de kinderopvang naar een hoger plan te tillen.
Wat is de stand van zaken wat betreft de kwaliteitsagenda waarover u sprak tijdens het algemeen overleg voor kinderopvang van 23 november 2011? Is de branche al gekomen met voorstellen zoals afgesproken? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
In mijn brief over de kwaliteitsagenda wordt aangekondigd dat het «vierogenprincipe» op basis van een advies van de Brancheorganisatie Kinderopvang en de ouderorganisatie BOinK wettelijk zal worden verankerd. Doel van deze maatregel is de veiligheid in de kinderopvang te vergroten en de kans op misbruik te verkleinen. De oudercommissies zullen over de invulling van het «vierogenprincipe» adviesrecht krijgen. Kinderdagverblijven met maximaal zes kinderen zullen een uitzonderingspositie krijgen: zij moeten hun oudercommissie wel om advies over de omgang met het principe vragen, maar er hoeft niet altijd iemand extra in het dagverblijf aanwezig te zijn.
In hoeverre acht u de optie, waarover u sprak tijdens het genoemde algemeen overleg, waarschijnlijk dat de overheid uiteindelijk het initiatief zal moeten nemen om te komen tot verbetering omdat de branche zelf op onderdelen tekort schiet? In hoeverre is het waarschijnlijk dat u uiteindelijk komt met regelgeving?
In de brief met de kwaliteitsagenda staat aangegeven dat het «vierogenprincipe» wettelijk zal worden verankerd. Deze wettelijke verankering is in overleg met de kinderopvangsector tot stand gekomen. Ik zal het advies van de Brancheorganisatie kinderopvang en de ouderorganisatie BOinK over het «vierogenprincipe» nader uitwerken in wet- en regelgeving.
Het bericht 'Buskaartje te duur door truc NS' |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Buskaartje te duur door truc NS»?1
Ja.
Is het waar dat de NS in het jaar 2000 226 miljoen ontving om in de ontwikkeling van de OV-chipkaart te steken? Zo nee, welk bedrag ontving de NS dan? Zo ja, klopt het dat van dit bedrag maar circa 25 miljoen daadwerkelijk in Trans Link Systems (TLS) is gestoken?
Nee. Naar aanleiding van de verkoop van de aandelen Telfort en WorldOnline door NS in 2000, is tussen betrokken partijen (NS, Railinfrabeheer – nu ProRail – en de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Financiën) afgesproken dat de private financiële middelen (€ 1,3 mld, destijds nog HFL 3 mld) aan projecten binnen de spoorsector zullen worden besteed. Bij brieven van 16 januari en 12 februari 2001 is uw Kamer hierover geïnformeerd. Het betreft hier nadrukkelijk geen subsidie van rijkswege. Ten behoeve van de besteding is tussen NS en Railinfrabeheer een Raamovereenkomst Fonds Eenmalige bijdrage NS (FENS) afgesloten. In deze overeenkomst was het geld geoormerkt voor het realiseren van publieke belangen. Hierbij hebben partijen onder meer een bedrag van € 226 miljoen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van Electronic Ticketing (dat later OV-chipkaart is gaan heten) voor het gehele openbaar vervoer, en het spoorvervoer in het bijzonder. Deze overeenkomst heeft mijn ambtsvoorganger in 2009 naar uw Kamer gestuurd. Via kwartaalrapportages wordt uw Kamer geïnformeerd over de besteding van de FENS-gelden.
NS heeft mij laten weten dat de investering van NS in TLS circa € 121 miljoen bedraagt, onder meer voor het opzetten van een backoffice. Deze valt volgens NS volledig in het programma Electronic Ticketing. Volledigheidshalve merk ik op dat uit het bedrag van € 226 miljoen ook de ontwikkeling van de OV-chipkaart bij NS is gefinancierd. Het was geenszins de bedoeling om het gehele bedrag te investeren in TLS. In september 2010 heb ik uitvoerig met uw Kamer gedebatteerd over de totstandkoming en de besteding van de FENS-gelden.
Is het waar dat TLS sinds haar oprichting 133 miljoen euro verlies heeft geleden? Zo ja, klopt het dat dit verlies wordt opgevangen door van NS geld te lenen? Zo ja, welk rentepercentage wordt daarover berekend?
TLS geeft aan dat zij vanaf haar oprichting tot en met 2010 verlies heeft geleden. Volgens TLS bedroeg dit verlies per einde boekjaar 2010 in totaal € 85 miljoen. In 2011 is een bescheiden positief resultaat gemaakt. TLS geeft daarbij aan dat de aanloopverliezen groter zijn geweest dan oorspronkelijk geraamd door vertraging in de uitrol van de OV-chipkaart. Initieel zou volgens TLS een eerste storting van € 22,95 miljoen euro voldoende zijn om van start te gaan en zouden de kosten vanaf 2006 gedekt worden uit de opbrengsten voor de dienstverlening van TLS. De initiële investering zou dan in 2014 zijn terugverdiend. TLS geeft aan dat de additionele aanloopverliezen zijn gefinancierd door aandeelhouders in de vorm van kapitaalstortingen. Dit is een totaalbedrag van € 85,86 miljoen euro. In totaal hebben de aandeelhouders daarmee € 108,81 miljoen euro in TLS geïnvesteerd, waarbij afspraken zijn gemaakt over het terugverdienen van de stortingen en rendementen. NS heeft mij laten weten dat van dit totaalbedrag € 66 miljoen van haar afkomstig is. Naast de kapitaalstortingen is volgens TLS door NS nog € 55 miljoen euro in TLS geïnvesteerd om niet. Verder geeft TLS aan dat er geen geldleningen zijn van NS aan TLS. NS bevestigt dit.
Kunt u uitsluiten dat bus- en tramkaartjes duurder worden door de in het bericht genoemde constructies? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is er geen sprake van leningen door NS aan TLS.
Een antihomoseksualiteitswet in Oeganda |
|
Alexander Pechtold (D66), Wassila Hachchi (D66), Pia Dijkstra (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA), Leers , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen waarin u ingaat op de positie van Nederland ten aanzien van een mogelijke antihomoseksualiteitswet in Oeganda, ook in relatie tot homoseksuele Oegandese asielzoekers in Nederland en homoseksuele asielaanvragers?1 2 3
Ja.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat in Oeganda opnieuw (een versie van) het wetsvoorstel aan het parlement is voorgelegd waarin de doodstraf wordt bepleit voor homoseksuelen?4
Ik acht het voorliggende initiatiefwetsvoorstel niet acceptabel.
Is de positie van het kabinet sinds deze antwoorden in mei 2011 op bepaalde punten gewijzigd? Zo ja, kunt u aangeven op welke punten en waarom?
Neen.
Hoe zult u uw ernstige zorgen overbrengen aan de hoogste vertegenwoordiger van Oeganda in Nederland, en aan de Oegandese autoriteiten?
Nederland heeft herhaaldelijk in zowel bi- als multilateraal verband de Oegandese autoriteiten erop gewezen dat een dergelijke wet in strijd is met de mensenrechten en de Oegandese internationale verplichtingen op dit terrein. De Oegandese premier heeft met een schriftelijke verklaring laten weten dat dit voorstel geen onderdeel vormt van zijn legislatieve programma en neemt hij hiervan afstand.
Is er een EU-demarche uitgevoerd bij de Oegandese autoriteiten waarbij de ernstige zorgen van de EU omtrent deze wetgeving zijn geuit? Zo nee, gaat u hier op aandringen?
Ja.
Wat is uw inschatting van de haalbaarheid van dit voorstel in het Oegandese parlement en de mogelijke reactie daarop van de Oegandese regering?
Mocht deze wet door het parlement worden aangenomen, dan moet de president vervolgens hieraan zijn goedkeuring verlenen. In het geval dat hij zijn instemming onthoudt, kan volgens de Oegandese grondwet het Parlement op basis van een tweederde meerderheid alsnog de wet aannemen.
Welke concrete stappen kunt u verder nemen en zult u verder nemen op het moment dat deze wet een feit is?
Het is te vroeg hierop vooruit te lopen.
Bent u, gezien de urgentie van de problematiek en het deze week ter tafel komen van het wetsvoorstel, bereid deze vragen binnen 72 uur te beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord. Vanwege de noodzakelijke afstemming tussen de verschillende departementen was beantwoording binnen de door u gevraagde termijn helaas niet mogelijk.
De vergoeding van orthopedische schoenen van jonggehandicapten |
|
Sadet Karabulut , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat iedereen zoveel mogelijk geacht wordt om naar vermogen te werken? Zo ja, vindt u het wenselijk dat jonggehandicapten die naar vermogen werken op de dagbesteding deze dagbesteding moeten opzeggen, omdat zij geen noodzakelijke voorzieningen van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV), de zorgverzekering of de gemeente verstrekt krijgen om naar vermogen mee te kunnen blijven doen?1
Wij delen de mening dat iedereen zoveel mogelijk geacht wordt om naar vermogen te werken. Wanneer jonggehandicapten dagbesteding volgen is de instelling bij wie de jonggehandicapte deelneemt verantwoordelijk voor het scheppen van de randvoorwaarden die het deelnemen aan de dagbesteding mogelijk maken.
Acht u het wenselijk dat het UWV alleen orthopedische schoenen wil verstrekken aan jonggehandicapten wanneer er sprake is van een dienstverband met loonbetaling? Bent u bereid om ook voor jonggehandicapten – die naar vermogen werken zonder loonbetaling – de noodzakelijke orthopedische schoenen te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Zorgverzekeringwet kunnen verzekerden in aanmerking komen voor een vergoeding van orthopedische schoenen, waaronder ook verzekerden die deelnemen aan dagbesteding.
Overeenkomstig de (wettelijke) systematiek kunnen er ook situaties zijn waarin het UWV dergelijke schoenen vergoedt. Dit kan aan de orde zijn op grond van de Wet WIA en de Wet Wajong. Het moet dan gaan om situaties waarin de schoenen nodig zijn voor een persoon die arbeid in dienstbetrekking verricht of gaat verrichten en de schoenen moeten zijn geïndiceerd voor vrijwel uitsluitend het gebruik in de werksituatie.
Iemand die dagbesteding doet, verricht geen arbeid in dienstbetrekking. Uitgaande van de taak van het UWV – toeleiding naar de arbeidsmarkt – vinden we het niet wenselijk de wet te wijzigen om UWV ook in andere situaties voor dit soort verstrekkingen verantwoordelijk te maken.
Het rapport 'Belofte maakt schuld? Scheiden ook' |
|
Joël Voordewind (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het deze week «Marriage week» is, en in dit verband het rapport «Belofte maakt schuld? Scheiden ook» (Eindrapportage opinieonderzoek over het belang van investeren in duurzame relaties) is gepresenteerd?1
Ja.
Wat is uw reactie op één van de conclusies uit het rapport dat: «draagvlak voor overheidsinvestering in preventieve sfeer groeit naarmate besef van maatschappelijke gevolgen toeneemt»?
Ik herken deze conclusie. In algemene zin constateer ik dat er een breed maatschappelijk draagvlak is voor het investeren in preventieve ondersteuning, zeker als het gaat om jeugdigen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de totale maatschappelijke kosten van echtscheiding in Nederland?
Het is belangrijk dat de gevolgen voor kinderen van spanningen in de relatie tussen hun ouders zoveel mogelijk beperkt worden. In mijn beleid is een van de drie speerpunten de volgende: we gunnen ieder kind dat als het volwassen is, het een relatie kan hebben en onderhouden. Dat leert het als kind en kijkt het af van de omgeving en dus vaak in het gezin van zijn ouders. Maar anderzijds maken relaties en relatievorming deel uit van het privédomein van individuele burgers. De overheid moet zich hierbij terughoudend opstellen.
Mijn waarneming is dat er een groeiend besef is dat spanningen tussen ouders en eventuele echtscheiding belangrijke negatieve gevolgen kunnen hebben voor kinderen. Ik agendeer dit onderwerp binnen het beleid rond kwaliteit in de zorg voor jeugd. Een toenemend aantal Centra voor Jeugd en Gezin besteedt aandacht hieraan. Ik heb niet de indruk dat een landelijk onderzoek naar de totale maatschappelijk kosten van echtscheiding in Nederland een toegevoegde waarde heeft als het gaat om het ondersteunen van de verantwoordelijkheid van gemeenten in deze.
In een handreiking voor gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin die ik rond de zomer van 2012 publiceer wordt aandacht besteed aan de gevolgen van relatieproblemen tussen ouders en de wijze waarop Centra voor Jeugd en Gezin op dit terrein een rol kunnen spelen.
Het programma Family Factory is één van de initiatieven waarover in in deze handreiking informatie is opgenomen.
Family Factory/de tijd van je leven wordt uitgevoerd in 51 gemeenten. Het programma wordt in het kader van het ZonMW-programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin verder ontwikkeld en onderzocht. In het najaar van 2012 zal de evaluatie van het door ZonMw uitgevoerde programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin beschikbaar komen. Ik zal uw kamer tegen die tijd deze evaluatie doen toekomen.
Welke mogelijkheden ziet u om meer bekendheid te geven aan de maatschappelijke kosten van echtscheidingen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke stappen worden er door het kabinet genomen om ouders te ondersteunen die een scheiding willen voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid dit jaar met een vervolg op de nota gezinsbeleid «De Kracht van het Gezin» uit 2008 van het voormalige programmaministerie Jeugd en Gezin te komen en naar de Kamer te sturen? Zo ja, wanneer kunnen wij deze nota verwachten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet voornemens om met een vervolg op de nota gezinsbeleid «De Kracht van het Gezin» uit 2008 te komen. De impuls die deze nota gegeven heeft wordt op verscheidende betrokken ministeries uitgevoerd. Op onderdelen van het gezinsbeleid wordt de Kamer door de daarvoor verantwoordelijke bewindspersoon geïnformeerd.
De verantwoordelijkheid voor de kinderopvang, het kindgebonden budget, de kinderbijslag en de tegemoetkoming ouders thuiswonende gehandicapte kinderen is belegd bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op 8 februari 2012 heeft u een brief ontvangen van de minister van SZW over de herziening van de kindregelingen. Ter zake van de combinatie arbeid en zorg ligt momenteel een wetsvoorstel ter behandeling in de Tweede Kamer met voorstellen voor flexibeler toepassingsmogelijkheden van de regelingen uit de Wet arbeid en zorg en de Wet aanpassing arbeidsduur (wetsvoorstel modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden).
Bent u ervan op de hoogte dat in de Gezinsnota is aangeven dat bestaande buitenlandse programma’s of cursussen op het gebied van voorlichting aan brede groepen (jonge) ouders, specifiek gericht op het bevorderen van conflicthantering en onderlinge communicatie ook in de Nederlandse context bruikbaar zijn? Hoeveel procent van alle Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)»s biedt een programma of cursus op dit gebied aan? Deelt u de mening dat CJG’s tot taak hebben actief te verwijzen naar bestaande relatiecursussen? Hoeveel procent van de CJG’s verwijst actief naar bestaande cursussen?
Zoals in de Gezinsnota staat aangegeven dat wordt bezien of bestaande buitenlandse programma’s of cursussen gericht op het bevorderen van conflicthantering en onderlinge communicatie ook in Nederlandse context bruikbaar zijn. De uitkomsten hiervan zullen beschikbaar komen voor gemeenten en Centra voor Jeugd en Gezin in de handreiking die ik hiervoor in mijn beantwoording heb genoemd.
CJG’s hebben tot taak ouders en jeugdigen te ondersteunen op het terrein van opvoeden en opgroeien. Het verwijzen naar een relatiecursus kan daartoe behoren.
Hoeveel gemeenten hebben inmiddels deelgenomen aan het programma van Family Factory/ de tijd van je leven?2 Is hiervan al een evaluatie bekend? Zo ja, is het mogelijk de resultaten hiervan naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke (fiscale) maatregelen zijn er mogelijk om de drempels weg te nemen voor deelname aan relatiecursussen?
Er bestaan geen fiscale mogelijkheden om drempels voor deelname aan relatieondersteunende cursussen weg te nemen. Gezien het financieel-economische klimaat zie ik geen mogelijkheden om hiervoor alsnog in te kunnen voorzien.
De berichtgeving dat er wederom problemen zijn met de vaargeul tussen Holwerd en Nes op Ameland |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Pauline Smeets (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Herkent u de problematiek ten aanzien van de breedte en diepte van de vaargeul van en naar Ameland zoals beschreven in de Leeuwarder Courant van 2 februari j.l.? Zo ja, heeft u stappen ondernomen om deze problematiek te verhelpen?
Ik herken de problematiek. Een deel van de vaargeul voldoet niet aan de vereiste breedte en diepte. Bij specifieke omstandigheden, in het bijzonder de combinatie laagwater en oostenwind, kunnen de gevolgen hiervan voor de veerdienst merkbaar zijn. Rijkswaterstaat zet zich maximaal in voor een goede verbinding van en naar Ameland en heeft maatregelen getroffen om dit probleem te verhelpen. Direct na het bekend worden van de problematiek is de opdrachtnemer een contractuele korting opgelegd die nog steeds voortduurt. In overleg met de opdrachtnemer, de rederij Wagenborg Passagiersdiensten en gemeente Ameland is voorts een proef uitgevoerd met een andere baggermethode om tot een verbetering te komen van de vaargeulsituatie. Deze baggermethode heeft helaas niet tot het gewenste resultaat geleid. De opdrachtnemer is begin februari gesommeerd om op zo kort mogelijke termijn alsnog aan de vereiste maatvoering te voldoen met de reguliere baggermethode.
Bijkomende omstandigheid was dat het vaarwegonderhoud op deze vaarroute tussen 31 januari en 20 februari opgeschort moest worden door de forse ijsgang op de Waddenzee. Zowel de veerboten als het in te zetten materieel ten behoeve van het vaarwegonderhoud ondervonden hiervan hinder. De vaarroute naar Ameland is met ijsbrekers open gehouden. Direct na beëindiging van de overmachtsituatie zijn de werkzaamheden hervat en heeft de opdrachtnemer meer materieel op dit knelpunt ingezet.
Ik ben duidelijk niet tevreden met de ontstane situatie. Ik heb dan ook begrip voor het standpunt dat de reder en gebruikers innemen voor wat betreft de toestand van de betreffende vaargeul.
Heeft u de nodige maatregelen getroffen om verbetering te bewerkstelligen? Kunt u toelichten waaruit deze maatregelen hebben bestaan? Zou u kunnen toelichten of u tot nu toe tevreden bent over eventuele vorderingen in de aanpak van de vaargeulproblematiek?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven in welke mate welke argumenten leidend zijn in de prioritering van de aanpak van deze problematiek?
Het is de taak van Rijkswaterstaat om zorg te dragen voor een goede verbinding van en naar Ameland. Daarbij staan de doelen «vlot» en «veilig» steeds centraal. De weersomstandigheden en morfologische ontwikkelingen spelen echter ook een grote rol in wat wel en niet kan en wettelijke kaders zoals de Derde Nota Planologische Kernbeslissing Waddenzee en de Natuurbeschermingswet zijn, gezien het gebied, strikt leidend. Voor de aanpak van het knelpunt zijn afdoende financiële middelen beschikbaar.
Kunt u aangeven op welke termijn de vaargeulproblematiek is verholpen? Kunt u deze termijn ook daadwerkelijk toezeggen?
Op basis van de planning van de opdrachtnemer is de verwachting dat de vaargeul binnen enkele weken weer aan de vereiste maatvoering voldoet. Een harde toezegging hierover kan ik echter niet geven.
Kunt u aangeven of u de genoemde oplossing in het artikel, het herstellen van de oude vaargeul, wilt gaan uitvoeren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De optie waar u op doelt betreft het geforceerd doorbaggeren van een nabijgelegen zandplaat. De opsteller van het plan verwacht dat hiermee het oorspronkelijk stromingspatroon kan worden hersteld waardoor de aanslibbingsproblematiek zal afnemen. De Natuurbeschermingswet evenals de Derde Nota Planologische Kernbeslissing Waddenzee staan een dergelijke ingreep niet toe. Rijkswaterstaat is gehouden om de morfologische ontwikkelingen te volgen. Een onnatuurlijke ingreep is niet toegestaan en kan onvoorspelbare effecten hebben voor omliggende geulen. Ik ben dan ook niet voornemens deze optie uit te voeren.
Vindt u dat er voldoende communicatie is met belanghebbenden als de gemeente Ameland, bewoners en de rederij over de – al dan niet in gang gezette-aanpak van de vaargeulproblematiek? Kunt u aangeven in welke vorm en met welke frequentie de communicatie tot nu toe is verlopen?
Zowel met Wagenborg Passagiersdiensten als het College van B&W van Ameland is frequent contact. Bij bijzondere omstandigheden wordt direct contact gezocht om de rederij en het college te informeren over de actuele situatie van de vaargeul en de stappen die Rijkswaterstaat zet. Regulier overleg met de gemeente en rederij vindt tevens plaats tijdens het zogenaamde COBA – Commissie Overleg Boten Ameland. Hierin komt eventuele problematiek uitvoerig aan de orde. Dit overleg vindt iedere twee maanden plaats.