Het artikel ‘Beveiligingslek banken maakte phishing mogelijk’ |
|
Henk Nijboer (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Beveiligingslek banken maakte phishing mogelijk»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de websites van banken zo eenvoudig aan te passen zijn door kwaadwillenden? Bent u er ook zo van geschrokken dat bij alle grote Nederlandse consumentenbanken dit beveiligingslek is geconstateerd?
De websites van banken dienen robuust te zijn en een veilig betalingsverkeer te waarborgen. Het is goed dat de onderzoeker het betreffende lek heeft gemeld. Dit maakt dat banken maatregelen kunnen nemen om het probleem te verhelpen. De Nederlandse banken en de overheid spannen zich in om een zo veilig mogelijke dienstverlening te leveren. De beveiliging zal in de praktijk echter nooit voor honderd procent waterdicht zijn.
De bancaire sector heeft onder meer een beleid voor responsible disclosure opgesteld en dit breed ingevoerd.2 In dit openbaringsbeleid kunnen personen die kwetsbaarheden signaleren in een bancair systeem op een verantwoordelijke wijze dit melden bij de betreffende bank, waarna het vervolgens wordt opgelost. In deze casus is gehandeld conform het door de banken opgestelde responsible disclosure beleid.
Gezien de ontwikkeling van cyberdreigingen heeft DNB de eisen die zij stelt aan onder toezicht staande instellingen wat betreft de analyse en beheersing van IT-risico’s vanaf dit jaar verzwaard. Banken moeten aantonen hun beheersprocessen continu te evalueren en (indien nodig) te verbeteren. De complexiteit van de IT-infrastructuur en de maatregelen die de detectie van en reactie op cyberdreigingen verbeteren, zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.
Is dit beveiligingslek gebruikt door criminelen voor phishingpraktijken? Volgens het artikel komen soortgelijke beveiligingslekken vaak voor; in hoeverre is die constatering correct? Bent u bekend met eerder gebruik van soortgelijke beveiligingslekken?
De banken testen zelf op beveiligingslekken en zorgen dat hun systemen regelmatig worden geüpdate. Banken nemen bij het testen voor de invoering van software mitigerende maatregelen om kwetsbaarheden in productie te voorkomen. Het probleem van de in het artikel genoemde «cross site scripting» is vaker geconstateerd en eerder aangepakt door de banken. De Betaalvereniging Nederland heeft aangegeven niet bekend te zijn met aanvallen waarin gebruik werd gemaakt van het aangekaarte lek of vergelijkbare lekken.
Wordt er gegarandeerd dat iedere consument of ondernemer die middels deze phishingpraktijken gedupeerd is snel en volledig de schade door banken vergoed krijgt?
Volgens de Betaalvereniging Nederland zal bij de aangekaarte vorm van phising er niet snel sprake zijn van grove nalatigheid. Het uitgangspunt is dat indien consumenten schade leiden, de banken de schade vergoeden tenzij er sprake is van grove nalatigheid. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u graag naar de Kamerbrief «Initiatiefnota over veilig en betrouwbaar bankieren in de 21e eeuw» d.d. 18 december 2014.(Kamerstuk 34 033, nr. 3)
Vindt u dat banken genoeg investeren in het beveiligen van hun ICT-infrastructuur? In hoeverre werken banken samen op het gebied van digitale beveiliging? Zijn banken verplicht beveiligingsproblemen die zij ontdekken te delen met concurrerende banken? Zou dit de veiligheid van online bankomgevingen ten goede kunnen komen?
Banken en andere schakels in het betalingsverkeer investeren in het beveiligen van de interbancaire infrastructuur. DNB beoordeelt als toezichthouder op de bedrijfsvoering van banken in hoeverre deze investeringen afdoende zijn. Banken bewaken zelf continu de veiligheid van hun websites en gebruiken tevens het responsible disclosure beleid hiervoor.
Het delen van informatie en samenwerking tussen banken op dit terrein vindt al plaats. Banken hebben diverse overleggen, waarin ze onderling, maar ook samen met de overheid overleggen over potentiële beveiligingsproblemen en mogelijk te nemen maatregelen. Hier wordt ook informatie gedeeld over het responsible disclosure beleid en de ervaringen hiermee.
In het verleden heeft ook DigiD vergelijkbare beveiligingsproblemen gehad; in hoeverre zijn dit soort beveiligingsproblemen uit te sluiten? Hoe kwetsbaar zijn andere overheidsloketten, zoals van gemeentes, provincies en de politie?
Dergelijke beveiligingsproblemen zijn nooit helemaal uit te sluiten. Voor het veiliger ontwikkelen, beheren en aanbieden van webapplicaties en bijbehorende infrastructuur kunnen partijen binnen maar ook buiten de overheid gebruik maken van de ICT-beveiligingsrichtlijnen voor webapplicaties van het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Deze ICT- beveiligingsrichtlijnen voor webapplicaties van het NCSC zijn in samenwerking met de Auditdienst Rijk (ADR), Logius, OWASP Nederland, Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING), Belastingdienst, diverse gemeenten en marktpartijen tot stand gekomen.3
de toename, omvang en gevolgen van muizenschade in Friesland |
|
Sander de Rouwe (CDA), Jaco Geurts (CDA), Helma Lodders (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u de artikelen «Bijna 500 meldingen muizenschade»1 en «Muizen veranderen Friesland in prairie»?2
Ja.
Weet u dat er nu al meer dan 500 meldingen bij het muizenmeldpunt van LTO Noord zijn gedaan en dat er ruim 25.000 ha schade wordt opgegeven waarvan 25% zeer zwaar vernielde percelen, waardoor er geen gras meer aanwezig is? Bent u voorts op de hoogte van satellietbeelden van Alterra, waarop goed is waar te nemen dat het grasland in vergelijking met vorige jaren ernstig beschadigd is? Hoe beoordeelt u de muizenproblematiek?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn brief van 27 januari 2015 (Kamerstuk 27 858, nr. 295).
Deelt u de zorg dat de schade door het grote aantal muizen in Noord-Nederland toeneemt? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen om deze plaag met grote financiële gevolgen een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bij de beantwoording van eerdere vragen heeft u aangegeven dat het beleid zich richt op het voorkomen van uitspoeling van nutriënten; waarom prefereert u het milieu zonder de economische gevolgen voor de ondernemers mee te nemen?
In antwoorden op eerdere Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 379) heb ik aangegeven dat het scheurverbod zich richt op het voorkómen van uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater. Daarbij heb ik aangegeven dat, milieukundig gezien, het vernietigen van de graszode in het najaar leidt tot extra stikstofverliezen in de bodem door de vertering van de vernietigde graszode en de uitspoeling van nutriënten die daar het gevolg van is. En ik heb ook aangegeven dat, landbouwkundig gezien, de kans op mislukken van de herinzaai in de herfst aanzienlijk is. In de afweging in oktober 2014 om geen vrijstelling te verlenen voor het verbod op het scheuren van grasland, zijn dus zowel milieukundige als landbouwkundige aspecten beoordeeld.
Het Wetterskip, het Friese waterschap, geeft aan dat muizen de beschermlaag van dijken beschadigen; is de mogelijke schade door muizen aan dijken meegenomen in het beleid? Kunt u aangeven wat de extra schade is aan de dijken en welke investeringen er op de korte en lange termijn nodig zijn om aan de normen uit het Deltaprogramma te voldoen?
Het is bekend dat muizen schade aan de beschermlaag van dijken kunnen veroorzaken. De «Handreiking Toetsen Grasbekledingen op Dijken t.b.v. het opstellen van het beheerdersoordeel in de verlengde derde toetsronde» van de primaire waterkeringen besteedt daar aandacht aan.
De door muizen veroorzaakte schade doet zich vooral voor aan de regionale waterkeringen van het Wetterskip Fryslan. Hiervan is ca. 450 km beschadigd. Naar schatting moet 90 km gerepareerd worden. De schade aan de primaire watering beperkt zich tot in totaal ca. 3 km, verspreid over de lengte van de kering. Het Wetterskip inspecteert de waterkeringen en herstelt de schade door het aanbrengen van klei en het verdichten van de losgewoelde toplagen van de keringen. Het Wetterskip heeft calamiteitenplannen achter de hand, waarmee schade zo nodig met door kranen aan te brengen klei, zandzakken en steenbestorting kan worden hersteld. De herstelkosten voor de primaire kering bedragen maximaal € 75.000. De mogelijke schade aan de regionale keringen bedraagt 100.000 tot 400.000 euro afhankelijk van de definitieve inspectiegegevens die volgende week beschikbaar komen.
Het streven is om de primaire waterkeringen in 2050 aan de nieuwe normen van het Deltaprogramma te laten voldoen. Aan een raming van de kosten kleven nog tal van onzekerheden. Zoals de kosten die gemaakt moeten worden om een mogelijk versnelde stijging van de zeespiegel op te kunnen vangen.
In antwoorden van de Europese Commissie op vragen uit het Europees parlement wordt expliciet vermeld dat schade door muizen niet is besproken tijdens de onderhandeling over de totstandkoming van het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn; kunt u aangeven waarom alleen schade door emelten en engerlingen is ingebracht en waarom andere schade zoals door muizen niet is ingebracht? Graag een uitgebreide toelichting.
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn brief van 27 januari 2015 (Kamerstuk 27 858, nr. 295).
Bent u bereid om zo snel mogelijk tijdens het huidige vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn herstelmaatregelen mogelijk te maken? Bent u bereid op zeer korte termijn in Brussel te pleiten voor een vrijstelling, zodat ondernemers in de gelegenheid worden gesteld de schade op een adequate wijze te beperken en herstellen? Zo ja, wilt u de uitkomsten dan delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Welke andere mogelijkheden ziet u om grasmatherstel mogelijk te maken in geval van muizenschade?
Zie antwoord vraag 6.
Vooralsnog heeft u geen landbouwkundige maatregelen toegestaan vanwege de mogelijkheid tot uitspoeling van nutriënten naar het grond- en oppervlaktewater; heeft u ook gekeken naar de gevolgen die muizenschade kan toebrengen aan de uitspoeling van nutriënten? Deelt u de mening dat door muizen ondergewoelde grasmatten in combinatie met een flinke regenbui slecht zijn voor het nitraatuitspoelingsrisico? Is de nitraatdoelstelling van 50mg/l een probleem in het getroffen gebied?
Muizen kunnen door hun graaf- en vraatwerk ervoor zorgen dat (grote) delen van de grasmat afsterven en verteren. Daardoor kan uitspoeling van nutriënten ontstaan. Dat wil echter niet zeggen dat het effect van die uitspoeling gelijk is aan de uitspoeling als gevolg van het scheuren van grasland. In het laatste geval wordt immers de hele grasmat vernietigd.
Uit eerdere metingen van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is gebleken dat de nitraatconcentratie in de getroffen regio ruim onder de norm van 50 milligram per liter grondwater ligt. Er zijn geen aanwijzingen dat de norm als gevolg van de vraat door muizen zal worden overschreden.
Desalniettemin blijft Nederland gehouden aan de maatregelen in het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn die met de Europese Commissie overeen zijn gekomen.
Welke gevolgen heeft de muizenschade volgens u voor weidegang en voor de voederkwaliteit van de percelen die ingekuild gaan worden in 2015?
Het scheuren van gras is weer toegestaan vanaf 1 februari. Door de neerslag in de afgelopen periode zijn veel percelen nog te nat om te berijden door landbouwmachines, het is te koud voor graszaad om te ontkiemen en te groeien, en de muizenplaag is nu nog niet voorbij zodat muizen terugkomen als er nieuw gras is en ook dit gras zullen aanvreten.
Het moment waarop met doorzaai of herinzaai kan worden begonnen en de weersomstandigheden daarna hebben invloed op de tijd dat er in het voorjaar weidegras beschikbaar is. De voederkwaliteit van het in te kuilen gras hoeft niet nadelig te worden beïnvloed als het gras op opnieuw ingezaaide of doorgezaaide percelen zich goed ontwikkelt.
Het artikel ‘Tegenslag in strijd tegen matchfixing’ |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op de eerdere vragen over het artikel «Tegenslag in strijd tegen matchfixing»?1
Ja.
Deelt u de mening dat op het moment dat er in Nederland legaal online sportweddenschappen gesloten worden, er vanaf dat moment toezicht moet zijn op het eerlijk verloop van die weddenschappen? Zo ja, welke rol gaat de Kansspelautoriteit (KSA) hierin spelen en in hoeverre kunnen justitiële autoriteiten ingeschakeld worden in het geval er sprake is van weddenschappen op sportwedstrijden waarvan de uitkomst op enigerlei wijze gemanipuleerd lijkt te worden? Zo, nee, waarom deelt u die mening niet en hoe kan dat wel gewaarborgd worden dat online gokken op sportwedstrijden bona fide verloopt?
Ja, die mening deel ik. De kansspelautoriteit is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de kansspelwet- en regelgeving door vergunninghouders. De kansspelautoriteit beschikt over een bestuurlijk handhavingsinstrumentarium om aan deze toezichtstaak op effectieve wijze uitvoering te geven.
Als onderdeel van de regulering van kansspelen op afstand zullen vergunninghouders worden verplicht een integriteitsbeleid te voeren waarin specifiek aandacht is voor het voorkomen van matchfixing. Aan dit integriteitsbeleid worden minimumeisen gesteld. Ook moeten de vergunninghouders over de uitvoering van hun integriteitsbeleid periodiek rapporteren aan de kansspelautoriteit. Daarbij zal in ieder geval moeten worden vermeld voor welke wedstrijden een verhoogd risico op matchfixing is geïndiceerd en of de desbetreffende weddenschappen om die reden zijn geannuleerd. Voorts zullen vergunninghouders aangesloten worden het nationaal platform matchfixing.
Hoe krijgen de KSA of andere Nederlandse autoriteiten hun informatie ten aanzien van onverwachte, ongebruikelijke en mogelijk gemanipuleerde sportweddenschappen dan wel gemanipuleerde sportwedstrijden? In hoeverre wordt daarin samenwerking gezocht met informatie afkomstig van kansspelaanbieders of samenwerkingsverbanden van kansspelaanbieders?
Ik ga er van uit dat de vragenstellers doelen op de toekomstige situatie waarin in Nederland legaal online sportweddenschappen afgesloten kunnen worden. Op grond van het wetsvoorstel kansspelen op afstand zullen in de lagere regelgeving maatregelen worden getroffen ter voorkoming van fraude en criminaliteit, waaronder ook maatregelen ter voorkoming van matchfixing.
De vergunninghouder kan alle gedragingen van spelers monitoren en daarbij ongebruikelijke patronen onderkennen. Het is dus de kansspelaanbieder zelf die zicht heeft op het spelgedrag van zijn spelers en die in staat is ongebruikelijke gokpatronen te signaleren. Vergunninghouders zullen verplicht deel moeten nemen aan een internationaal samenwerkingsverband van kansspelaanbieders.
Vergunninghouders zullen zich tevens aansluiten bij het nationaal platform matchfixing.
Kunnen de KSA of Nederlandse justitiële autoriteiten op het moment dat online kansspelen legaal worden aangeboden aanbieders van sportweddenschappen, sportverenigingen dan wel sportbonden om informatie verzoeken bij vermoedens van gemanipuleerde wedstrijden of weddenschappen? Zo ja, op welke wijze en wanneer kan die informatie worden afgedwongen? Zo nee, waarom niet en betekent dat dat de KSA bij gebrek aan die informatie ten aanzien van de controle op het online aanbod van sportweddenschappen dan feitelijk geen tandeloze tijger is?
In het kader van een strafrechtelijk onderzoek kan het openbaar ministerie gegevens opvragen. Op grond van artikel 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht kan de kansspelautoriteit in het kader van bestuursrechtelijk nalevingstoezicht inlichtingen en inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen. Op grond van het voorgestelde artikel 34k Wok worden vergunninghouders daarnaast verplicht eigener beweging informatie te verschaffen die relevant is voor het toezicht op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en vergunningvoorwaarden. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan informatie over het aantal weddenschappen dat op een bepaalde wedstrijd is afgesloten en hoeveel geld daarbij is ingezet. Op basis hiervan kan worden nagegaan of sprake is van een ongebruikelijk patroon. Ik heb geen reden aan te nemen dat vergunninghouders niet zouden willen meewerken aan het verstrekken van informatie. Immers, het niet voldoen aan de eisen zoals opgenomen in het wetsvoorstel kan een reden vormen voor de kansspelautoriteit de vergunning in te trekken (het voorgestelde artikel 31d Wok), welk risico de vergunninghouder gelet op de gedane investeringen naar verwachting niet zal willen lopen.
Een AOW-korting voor niet-werkende gezinsleden van Nederlandse werknemers bij diverse internationale organisaties in Nederland |
|
Steven van Weyenberg (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het, zoals uit gesprekken met burgers is vernomen, dat Nederlandse gezinsleden zonder eigen inkomsten uit dienstbetrekking, zelfstandige onderneming of uitkering van werknemers van verschillende internationale/volkenrechtelijke organisaties geen AOW-rechten opbouwen als gevolg van de zetelverdragen die met deze organisaties zijn gesloten? Zo ja, kunt u aangeven om welke internationale/volkenrechtelijke organisaties dit gaat?
De sociale zekerheidspositie van werknemers en hun gezinsleden is geregeld in de zetelovereenkomsten die Nederland met de volkenrechtelijke organisatie sluit. Tijdens het onderhandelingsproces over de inhoud van de zetelovereenkomst tussen de Nederlandse overheid en de volkenrechtelijke organisatie komt voor wat betreft de sociale verzekeringspositie van de werknemers en hun gezinsleden de vraag aan de orde welk stelsel van toepassing dient te zijn, het Nederlandse of dat van de betreffende internationale organisatie. Daarbij kan er óf voor het Nederlandse stelsel worden gekozen óf voor het stelsel van de internationale organisatie. De keuze voor het ene of andere stelsel omvat vervolgens de gehele sociale zekerheid en niet alleen de AOW-verzekering. Personen die onder het eigen stelsel van de volkenrechtelijke organisatie vallen, zijn met ingang van de datum inwerkingtreding van de zetelovereenkomst niet (meer) verzekerd voor de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving.
In sommige zetelovereenkomsten worden alleen (een deel van) de werknemers bij de volkenrechtelijke organisatie buiten het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid geplaatst. In andere zetelovereenkomsten worden ook de inwonende gezinsleden van de betreffende werknemers buiten het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel geplaatst. De wens van de volkenrechtelijke organisatie is hierbij doorslaggevend.
Momenteel hebben 18 van de 35 volkenrechtelijke organisaties er voor gekozen een sociale zekerheidsbepaling in de zetelovereenkomst met Nederland op te nemen, waarbij niet alleen (een deel van) de werknemers buiten de Nederlandse sociale zekerheid worden geplaatst maar ook hun inwonende gezinsleden indien deze geen arbeid in Nederland verrichten. Als de inwonende gezinsleden wel in Nederland arbeid verrichten, zijn zij wel in Nederland sociaal verzekerd.
De volgende volkenrechtelijke organisaties hebben in hun zetelovereenkomst een dergelijke bepaling:
Klopt het dat bepalingen ter zake in meer recente zetelverdragen niet zijn opgenomen? Zo ja, wanneer en waarom is ervoor gekozen dergelijke bepalingen niet meer in de zetelverdragen op te nemen?
In een aantal recente zetelverdragen, bijvoorbeeld de zetelverdragen die met de International Development Law Organization (IDLO) en het International Institute for Democracy and Electoral Assistance (IDEA), worden de inwonende gezinsleden van de medewerkers van deze organisaties niet buiten de Nederlandse sociale zekerheid geplaatst.
Mede doordat er een aantal rechtszaken is gevoerd waarin de uitsluiting van de Nederlandse inwonende gezinsleden van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel ter discussie werd gesteld, is er meer aandacht gekomen voor de positie van deze groep, ook bij de volkenrechtelijke organisaties zelf. Het beschermingsniveau dat het eigen stelsel van de volkenrechtelijke organisaties aan gezinsleden biedt, is in het algemeen beperkt. Daarnaast is het met name voor gezinsleden van de werknemer, die vóór de indiensttreding bij de volkenrechtelijke organisaties ook al Nederlands verzekerd waren, belangrijk dat er geen breuk ontstaat in hun verzekeringsopbouw en dat er continuïteit in hun verzekeringsposities is. Bovendien wordt het geen wenselijke situatie meer gevonden dat de partners en kinderen automatisch het sociale zekerheidsregime van de werknemer volgen.
Dit heeft er toe geleid dat de Nederlandse regering bij onderhandelingen over nieuwe zetelovereenkomsten thans als inzet heeft dat de in Nederland wonende gezinsleden van werknemers bij een internationale organisatie niet onder het sociale zekerheidsstelsel van de IO vallen maar onder het Nederlandse sociaal verzekeringsrecht. Overigens betekent dit niet vanzelfsprekend dat er geen zetelverdragen meer zullen worden gesloten waarin de gezinsleden van de werknemer zijn uitgesloten van de Nederlandse sociale zekerheid. Dit blijft een punt van onderhandeling met de desbetreffende volkenrechtelijke organisatie die daarbij haar eigen afweging zal maken.
Kunt u een inschatting maken van het aantal personen dat als gevolg van deze bepalingen in oudere zetelverdragen geen AOW-rechten heeft opgebouwd en als gevolg daarvan te maken heeft met een AOW-gat?
De SVB registreert pas sedert 2010 personen die op basis van een zetelovereenkomst zijn uitgesloten van de verplichte volksverzekeringen. Volgens opgave van de SVB zijn er sindsdien minder dan 20 personen geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit die zijn uitgesloten op basis van de zetelovereenkomst en niet in Nederland werken of een Nederlandse uitkering hebben.
Bent u van mening dat het ontstaan van een AOW-gat voor deze groep als redelijk en rechtvaardig kan worden beschouwd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Bent u in dat laatste geval bereid te onderzoeken op welke wijze hieraan tegemoet gekomen kan worden?
Zoals hierboven aangegeven vloeit de uitsluiting van het stelsel van Nederlandse sociale zekerheid voort uit de correcte toepassing van geldende zetelverdragen die Nederland heeft gesloten met in ons land gevestigde volkenrechtelijke organisaties. Voor die volkenrechtelijke organisaties die ook de inwonende gezinsleden buiten de Nederlandse sociale zekerheid wensten te houden, zijn de uitspraken gedaan door de Centrale Raad van Beroep en de Hoge Raad in 2013 en 2014 van belang. Daarin heeft de rechter bevestigd dat de niet-werkende gezinsleden op goede gronden zijn uitgesloten van de verplichte sociale verzekeringen in Nederland. Er bestaat een redelijke grond voor het verschil in behandeling tussen gezinsleden van werknemers van een internationale organisatie en gezinsleden van andere werknemers. Het onderscheid wordt gerechtvaardigd door een «legitimate aim», namelijk de erkenning van de onafhankelijkheid en de soevereiniteit van de internationale organisatie ten opzichte van het gastland. Ook is Nederland bevoegd rekening te houden met zijn aantrekkelijkheid als gastland voor volkenrechtelijke organisaties en mag het als uitgangspunt hanteren dat uitsluiting van premieplicht uitsluiting van verzekeringsplicht betekent. Nu de zaken die bij het Europees Hof voor de rechten van de Mens over deze problematiek aanhangig zijn gemaakt niet ontvankelijk zijn verklaard, is aan de discussie over deze problematiek een einde gekomen.
De regering ziet geen reden – anders dan in de vorm van het meewerken aan een verzoek tot verdragswijziging door een internationale organisatie op dit punt – de rechter niet te volgen.
Het bericht “Oefenwedstrijden Nederlandse teams in Spanje mogelijk gefixt” |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Oefenwedstrijden Nederlandse teams in Spanje mogelijk gefixt»?1
Ja.
Wat is de stand van zaken van het justitieel onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing in de sport in Nederland?
De aanpak van fraude in de sportbranche behelst meer dan alleen matchfixing. Het Openbaar Ministerie (OM) kijkt samen met de opsporingsdiensten in het kader van het voorbereidend onderzoek naar signalen in de sportwereld die kunnen wijzen op matchfixing of op fraude. Gedacht kan worden aan mogelijke fraude met transfergelden, illegaal gokken of belastingontduiking om vergoedingen te verhullen. Uiteraard wordt steeds gekeken of er aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
Het bekijken van de signalen in het kader van het voorbereidend justitieel onderzoek betreft een continu proces, er kan derhalve geen einddatum van dit onderzoek worden genoemd. Er kunnen geen mededelingen worden gedaan over het voorbereidend onderzoek dan wel over concrete (lopende) strafrechtelijke onderzoeken die zich in de opsporingsfase bevinden. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacybelangen van betrokkenen, liggen aan dit beleid ten grondslag.
Recent heeft de FIOD vijf verdachten aangehouden in een onderzoek naar illegaal gokken op sportwedstrijden en witwassen. Het onderzoek startte mede naar aanleiding van informatie uit Duitsland. Eén persoon wordt verdacht van mogelijke betrokkenheid in 2008 en 2009 bij matchfixing, waaronder ook wedstrijden in Nederland. Het OM heeft nadrukkelijk onderzocht of er aanwijzingen zijn dat deze verdachte nadien nog betrokken is geweest bij matchfixing, maar daarvan is tot nog toe niet gebleken.
Maken buitenlandse (oefen)wedstrijden, waaraan Nederlandse sportteams hebben deelgenomen, deel uit van lopende (internationale) onderzoeken naar matchfixing? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hier nader op ingaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over de data van het, in het artikel genoemde, International Centre for Sport Security (ICSS)? Is deze organisatie bij u bekend en hoe oordeelt u in het algemeen over de werkzaamheden van dit centrum?
Ik beschik niet over de achterliggende data van het International Centre for Sport Security (ICSS). Ik weet dat het een internationale organisatie is uit Qatar die zich richt op veiligheid in de sport, waaronder matchfixing. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over deze organisatie.
Welke acties ziet u voor uzelf teneinde matchfixing in Nederland, en bij wedstrijden waaraan Nederlandse sportteams meedoen, te bestrijden en te voorkomen en hoe is de actuele stand daaromtrent?
Vorig jaar zijn op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Spapens c.s. verschillende maatregelen aangekondigd om matchfixing te bestrijden. Deze maatregelen – op het terrein van kansspelen, sport en opsporing en vervolging en (internationale) samenwerking – worden thans geïmplementeerd door alle betrokken partijen. Zo treft ook de sportsector zelf maatregelen om matchfixing tegen te gaan.
NOC*NSF heeft in 2014 een instrumentarium ontwikkeld om matchfixing tegen te gaan, zoals regels in tuchtrecht, een Vertrouwenspunt Sport, e-learning en voorlichtingsbijeenkomsten. Ik zal NOC*NSF hierin verder ondersteunen. Daarnaast heeft de KNVB clubs opgeroepen om bij de organisatie van oefenwedstrijden stil te staan bij risico’s op manipulatie, door goed na te gaan wie wedstrijden organiseert, of de scheidsrechter via de bond is aangesteld en of de tegenstander betrouwbaar is. Clubs kunnen hiervoor altijd contact opnemen met de KNVB. In aanloop naar de volgende oefencampagnes zal de KNVB de clubs hierover uitgebreid informeren.
Het bericht dat Syrië bezig is met de ontwikkeling van kernwapens |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat nieuwe inlichtingen suggereren dat Syrië, sinds 1969 ondertekenaar van het non-proliferatieverdrag, bezig is met de ontwikkeling van kernwapens?1
Ja.
Hoe waarschijnlijk is het dat Syrië deze kerninstallatie met hulp van Hezbollah, Noord-Korea en Iran ontwikkelt?
Het IAEA concludeerde in 2011 dat het vernietigde gebouw in Dair Alzour waarschijnlijk een kernreactor is geweest die niet voor elektriciteitsproductie was uitgerust en bovendien bij het agentschap gedeclareerd had moeten worden. Voorts beschikte het IAEA over informatie dat deze reactor destijds met Noord-Koreaanse steun was gebouwd.
Het IAEA kan vanwege de veiligheidssituatie op dit moment geen aanvullend onderzoek op enige locatie in Syrië doen en het land heeft het IAEA ondanks herhaalde verzoeken niet geantwoord op vragen om informatie.
Kunt u berichten bevestigen dat de ondergrondse locatie, waar ongeveer 8.000 splijtstofstaven zouden zijn opgeslagen, gelegen is ten westen van de stad Qusayr, nog geen twee kilometer van de grens met Libanon? Hoe waarschijnlijk is het dat deze stad in handen valt van extremistische rebellen?
Het kabinet kan deze berichten niet bevestigen. Ook het IAEA heeft hierover geen informatie aan de lidstaten gegeven.
Op dit moment is het niet waarschijnlijk dat Qusayr in handen valt van extremistische rebellen. Qusayr maakt deel uit van het gebied waar het Syrische regime dominant is en de stad is belangrijk voor het regime vanwege de ligging langs de strategische verbinding van Damascus met de havenstad Tartus.
Deelt u de mening dat het belang van zelfstandige informatievergaring aangaande verdenkingen van massavernietigingswapens opnieuw werd onderstreept na de verdenkingen richting Irak in 2003? Kunt u aangeven of de Nederlandse inlichtingendiensten voldoende capaciteit hebben om deze berichten ten aanzien van Syrië zelfstandig te onderzoeken?
Het kabinet hecht aan een zelfstandige inlichtingenpositie ten aanzien van de ontwikkeling en verspreiding van massavernietigingswapens. Over de capaciteit van de inlichtingendiensten kan het kabinet in het openbaar geen mededelingen doen.
Het ernstig lijden van kalfjes na het onthoornen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Steeds meer pijnstilling bij onthoornen», waaruit blijkt dat meer dan een op de vijf boeren geen pijnbestrijding geeft omdat zij geen nut zien in het bestrijden van pijn of vanwege economische redenen?1
Ja.
Erkent u dat het onthoornen bij kalveren een ingreep is waardoor een kalf volgens Canadees onderzoek van de University of British Columbia wel tot 44 uur na de ingreep kan lijden aan ernstige pijn, zware stress, verhoogde ademhaling en hartslag?2 Erkent u dat hiermee het welzijn van kalveren ernstige schade ondervindt? Zo nee, waarom niet?
Kalveren die worden ingezet ter vervanging van de melkveestapel worden onthoornd. Dat gebeurt in de gangbare veehouderij onder andere vanwege de veiligheid voor de houder en om beschadigingen aan soortgenoten te voorkomen in de stalperiode. Met de melkveesector heb ik afgesproken dat onthoornen vanwege het veiligheidsaspect vooralsnog blijft toegestaan. Het onthoornen van kalveren is een ingreep die pijn en stress meebrengt. Daarom heb ik met de melkveesector afgesproken dat het onthoornen zo diervriendelijk mogelijk moet gebeuren (Kamerstuk 28 286, nr. 651). Dat betekent naast de wettelijk verplichte verdoving bij het onthoornen, toe te dienen door een dierenarts, ook postoperatieve pijnbestrijding. Het toedienen van pijnstilling heeft bovendien ook positieve invloed op een snel herstel.
Kunt u aangeven waarom pijnbestrijding bij het onthoornen van kalveren in Nederland op vrijwillige basis gebeurt, terwijl dit bijvoorbeeld in Noorwegen wettelijk verplicht is? Zo nee, waarom niet?
In 2013 heb ik over postoperatieve pijnbestrijding afspraken gemaakt met de sector en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). De KNMvD heeft in december 2014 een standpunt Pijnbestrijding bij lichamelijke ingrepen in de landbouwhuisdierensector uitgebracht waarin dierenartsen en veehouders worden opgeroepen om pijnbestrijding bij de uitvoering van lichamelijke ingrepen te optimaliseren. De sectororganisaties hebben via bijeenkomsten leden bewust gemaakt van het belang en nut van pijnbestrijding en handvatten aangereikt. Boeren hebben er ook belang bij dat het onthoornen goed gebeurt en dat het kalf snel herstelt. LTO ziet een sterke toename van boeren die postoperatieve pijnbestrijding geven, tot ongeveer – zoals blijkt uit de recente peiling van De Boerderij – 80% in 2015. Deze aanpak waarbij de sector haar verantwoordelijkheid neemt heeft mijn voorkeur boven regelgeving.
Erkent u dat het niet toepassen van pijnbestrijding bij 20% van de veehouders een te hoog percentage is? Bent u bereid om pijnbestrijding te verplichten en daarmee miljoenen kalveren te verlossen van ernstig lijden als gevolg van onthoorning? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik beschouw 80% niet als het eindstation. Zie verder mijn antwoord op vraag 3.
Is u bekend dat een op de vier veehouders het onthoornen zelf uitvoert? Deelt u de mening van een deel van de geënquêteerde veehouders dat dierenartsen deskundiger zijn in het onthoornen dan veehouders zelf? Bent u bereid, zolang er geen verbod op het onthoornen is, om te verplichten dat deze pijnlijke ingreep alleen door een dierenarts wordt uitgevoerd? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het onthoornen is een wettelijk toegestane handeling voor een veehouder (artikel 2.28 lid b Besluit houders van dieren).
Voorwaarde is dat de ingreep geschiedt op aanwijzing van een plaatselijk praktiserende dierenarts nadat deze een plaatselijke verdoving ten behoeve van deze ingreep heeft toegepast. Het is aan de veehouder om, indien hij vindt dat de dierenarts bekwamer is dan hijzelf in het uitvoeren van deze handeling, deze handeling door een dierenarts te laten uitvoeren. Ik zie geen reden om te verplichten dat alleen dierenartsen mogen onthoornen.
Hoe wordt art. 3 richtlijn 98/58/EG in Nederland gehandhaafd met betrekking tot het onthoornen van kalveren en de pijn die daarop volgt? Hoe frequent wordt er gecontroleerd en wordt er extra gecontroleerd bij veehouders die zelf onthoornen?
Op de melkveehouderijbedrijven die door de NVWA gecontroleerd worden, wordt in minimaal de helft van de gevallen gecontroleerd op de wijze van onthoornen. Daarbij wordt aan de hand van het logboek gecontroleerd of het onthoornen van de kalveren heeft plaatsgevonden onder verdoving door de dierenarts. Uit de controles komt het beeld naar voren dat het onthoornen op melkveebedrijven in het algemeen op correcte wijze plaatsvindt.
Welke afspraken heeft u met de sector gemaakt om het onthoornen uit te faseren? Bent u bereid om voor de evaluatie van de afspraken over het onthoornen in 2018 een tussenevaluatie naar de Kamer te sturen met daarin de stand van zaken over de gemaakte stappen door de sector? Zo nee, waarom niet?
Met de melkveesector heb ik afgesproken dat onthoornen vanwege het veiligheidsaspect vooralsnog blijft toegestaan en dat zij zoekt naar en inzet op alternatieven. Zo werkt de sector aan het versneld invoeren van hoornloze dieren (van oudsher bestaan er verschillende hoornloze rassen) en het ontwikkelen van andere houderijsystemen of vernieuwing van delen van bestaande stalsystemen waardoor onthoornen minder noodzakelijk wordt. Dat kost tijd.
Een tussenevaluatie voor de toegezegde evaluatie in 2018 vind ik derhalve niet opportuun.
Het bericht dat België radicale moslimgevangenen spreidt |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «België spreidt radicale moslimgevangenen»?1
Ja.
In hoeverre klopt het bericht dat de Belgische regering overgaat tot een «plaatsingspolitiek» teneinde de invloed van radicale predikers op medegevangenen zo klein mogelijk te houden?
Ik kan geen oordeel geven over het beleid dat door de Belgische regering wordt gevoerd.
Voor de Nederlandse situatie kan ik u aangeven dat in artikel 20a van de Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing van gedetineerden (Regeling SPOG) is bepaald dat op de terroristenafdeling gedetineerden worden geplaatst die:
tenzij uit informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een terroristenafdeling niet is geïndiceerd.
Eén van de belangrijkste doelen van de terroristenafdelingen is het tegengaan van rekrutering en radicalisering in de penitentiaire inrichtingen. Samen met onder andere de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Openbaar Ministerie wordt bezien of het huidige plaatsingsbeleid en het (de)radicaliseringsbeleid binnen detentie, waaronder het regime op de terroristenafdeling, nog verder verbeterd kan worden. Zeker nu, met de huidige ontwikkelingen in Europa en daarbuiten op het gebied van terrorisme en jihadisme, heeft dit verscherpte aandacht.
Het is staand beleid dat vreemdelingen die illegaal zijn in Nederland en die zijn veroordeeld tot een vrijheidsstraf, zo veel mogelijk direct aansluitend aan de expiratie van hun straf worden uitgezet en een inreisverbod krijgen opgelegd. Bij vreemdelingen zoals bedoeld in deze Kamervragen wordt daarop, indien zij geen rechtmatig verblijf (meer) hebben, maximaal ingezet.
Heeft u een beeld van de mate waarin en wijze waarop er in Nederlandse gevangenissen sprake is van radicalisering? Zo nee, bent u bereid hier op korte termijn onderzoek naar te laten doen?
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) beoordeelt het gedrag van alle gedetineerden. Indien gedragingen worden gesignaleerd die wijzen op radicalisering, volgen maatregelen om dit tegen te gaan. Na overleg met onder andere de politie en het Openbaar Ministerie kan plaatsing op een terroristenafdeling een maatregel zijn.
Ook de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI draagt in het algemeen bij aan het voorkomen van radicalisering door de inzet van professionele geestelijk verzorgers van alle gezindten.
Gelet op het beeld van de mate en de wijze waarop radicalisering zich voordoet in de Nederlandse penitentiaire inrichtingen acht ik een specifiek nader onderzoek op dit moment nog niet nodig.
Deelt u de visie dat niet het spreiden van radicalen een oplossing is maar veeleer de maximale isolatie van deze figuren en waar mogelijk uitzetting uit Nederland na het uitzitten van de straf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De berichten ‘Amateurclub OFC naar de top dankzij dubieuze geldschieter’ en ‘De bad boys van Young Boys’ |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over georganiseerde misdaad in de sport zoals geconstateerd in de artikelen «Amateurclub OFC naar de top dankzij dubieuze geldschieter», «De bad boys van Young Boys» en de onderzoeken van Interpol, Europol en het World Anti-Doping Agency (WADA)?1,2 Zo ja, wat is uw opvatting daarover?
Ik heb kennis genomen van die artikelen. Transparantie en goed bestuur zijn de kern van integere sportbeoefening. Sportliefhebbers moeten er op kunnen vertrouwen dat wedstrijden op eerlijke wijze verlopen en niet door criminelen worden beslist.
Worden amateursportclubs beschermd tegen criminele beïnvloeding, witwasserij, matchfixing, illegale betalingen en afpersing? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het toekomstig sportbeleid heb ik u reeds bij brief van 2 juni 2014 en bij brief van 1 december 2014 geïnformeerd over de komende wetgeving op het gebied van doping en kansspelen op afstand alsmede over de maatregelen die worden getroffen om matchfixing te bestrijden.3 Ik heb er vertrouwen in dat deze maatregelen zullen bijdragen aan een integere sportsector. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Bent u bereid breder en nader onderzoek in te stellen naar criminele beïnvloeding bij amateursportclubs?
De sportsector kan preventieve maatregelen treffen om de voedingsbodem voor criminaliteit en manipulatie te verkleinen, zoals het informeren van scheidsrechters over signalen van manipulatie bij sportwedstrijden en het attenderen van amateurclubs om stil te staan bij de risico’s op manipulatie. Bij signalen van bijvoorbeeld manipulatie kunnen scheidsrechters en sportverenigingen dit melden aan de sportbond en/of aangifte doen.
Er kunnen geen mededelingen worden gedaan over het voorbereidend onderzoek dan wel over concrete (lopende) strafrechtelijke onderzoeken die zich in de opsporingsfase bevinden. Mogelijke belangen van opsporing en vervolging, en de privacybelangen van betrokkenen, liggen aan dit beleid ten grondslag.
Wat is uw opvatting over de berichtgeving dat bij voetbalvereniging OFC een geldschieter of sponsor spelers al jarenlang geld zou betalen terwijl onduidelijk is waar deze middelen vandaan komen?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, hecht ik zeer aan het belang van integriteit in de sport.
Welke (nieuwe) wettelijke mogelijkheden zijn er binnen een verenigingsstructuur om te zorgen dat criminele beïnvloeding, integriteitschendingen en verwevenheid tussen onder- en bovenwereld in de toekomst niet langer plaatsvinden?
Vooropgesteld moet worden dat een ieder die strafbare feiten constateert hiervan aangifte kan doen.
De interne organisatie van een vereniging wordt bepaald door de wet, door haar statuten en haar reglementen. Dat biedt vele mogelijkheden om binnen een verenigingsstructuur een sportief en integer verenigingsleven te stimuleren.
De wet geeft het algemene kader voor de organisatie van een vereniging. Hierin worden bijvoorbeeld regels gegeven over de inhoud van de statuten, over het lidmaatschap, over het bestuur van de vereniging en over de algemene ledenvergadering (titel 2 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Van de wettelijke bepalingen over de verenigingen kan alleen worden afgeweken in de statuten en alleen voor zover dat is toegestaan op grond van de wet (artt. 2:25 en 2:52 van het Burgerlijk Wetboek).
Verenigingen kunnen in hun statuten en reglementen vervolgens hun eigen vereniging verder naar wens inrichten. Doorgaans treffen (sport)verenigingen daarin de benodigde maatregelen. Een goed voorbeeld in dit verband zijn de modelstatuten en het modelhuishoudelijk reglement van NOC*NSF.4 In die modelstatuten wordt bijvoorbeeld bestraffing (variërend van berisping tot royement) van leden geregeld voor handelen of nalaten in strijd met de wet, statuten, reglementen en/of besluiten van organen van de vereniging, of waardoor de belangen van de verenging worden geschaad. Ook wordt het opstellen van een Tuchtreglement mogelijk gemaakt. In het modelhuishoudelijk reglement is bijvoorbeeld een artikel opgenomen dat het bestuur de mogelijkheid geeft om richtlijnen voor sponsorschap op te stellen.
Kunt u er zorg voor dragen dat de integriteitseenheid van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) prioriteit geeft aan voorkoming van intimidatie en criminele beïnvloeding van de amateursport?
De KNVB is een private organisatie die haar eigen prioriteiten stelt. De KNVB en NOC*NSF treffen maatregelen om de voedingsbodem voor manipulatie te verkleinen. Hierover heb ik u reeds eerder geïnformeerd bij mijn brief van 2 juni 20145.
Bent u bereid de kwestie inzake amateurvoetbalclub OFC onderdeel te maken van het lopende, justitiële onderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing binnen de sport en te inventariseren welke eventueel andere amateursportclubs risico lopen op criminele beïnvloeding?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Gamen tot je niet meer kunt stoppen' |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gamen tot je niet meer kunt stoppen»?1
Ja.
Hoe duidt u de conclusie dat vier à vijf procent van de mensen tussen de 13 en 40 jaar verslaafd is aan gamen?
Door de onderzoeker wordt in het artikel aangegeven dat het om een indicatie van de omvang van problematisch gamen gaat. Deze indicatie is gebaseerd op een door de onderzoeker opgestelde vragenlijst, waarbij 9 beoordelingscriteria van de volgens de DSM5 nader te onderzoeken internetgamingstoornis het uitgangspunt vormde. De onderzoeker stelt dat «om als gameverslaafd gediagnosticeerd te worden een gesprek met een psychiater of psycholoog nodig is». Mede gelet op de wetenschappelijke discussie over (de kwalificatie van) nieuwe,
met name gedrags-, stoornissen denk ik dat enige terughoudendheid gepast is om op zo’n kwart miljoen 13 tot 40 jarigen het etiket (game)verslaafd te plakken.
Problematisch gamen gaat ook vaak samen met psychische en sociale problemen, waarbij niet altijd duidelijk is wat oorzaak en gevolg is. In de wetenschappelijke literatuur worden doorgaans in het bijzonder angst, depressie, autisme, negatief zelfbeeld, gebrek aan zelfvertrouwen en eenzaamheid aangehaald.
Hoewel niet al te gemakkelijk het etiket verslaving op gedrag geplakt moet worden is afgelopen jaren wel een trend waarneembaar waarbij het aantal mensen (meestal jonge mannen) dat een beroep doet op behandeling vanwege problematisch gamen toeneemt (van 242 in 2011 tot 529 in 20132). Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling.
In hoeverre zijn gameverslaafden voldoende bij u in beeld? Welke trend in het aantal gameverslaafden ziet u over de laatste tien jaar?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u voldoende zicht op de consequenties van gameverslaving in termen van maatschappelijke uitval en kosten? Zo ja, wat zijn die consequenties? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen?
Excessief gamen kan leiden tot verlaagde schoolprestaties en schooluitval, werkverzuim, afname van sociale activiteiten en sociale relaties. Problematisch gamen gaat ook vaak samen met psychische en sociale problemen, waarbij niet altijd duidelijk is wat oorzaak en gevolg is. Onderzoek naar de maatschappelijke kosten van gameverslaving acht ik vanwege de ongedefinieerde duiding van deze problematiek op dit moment niet opportuun.
In hoeverre heeft u in uw beleid voldoende aandacht voor preventie en voorlichting om problematisch gamen te voorkomen?
Via ZonMw lever ik een bijdrage aan het Center for Behavioral Internet Science. Dit kenniscentrum, onderdeel van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving (IVO), ondersteunt zorginstellingen, trainers, ouders, scholen, bedrijven en wetenschappers met wetenschappelijke kennis over de sociale en psychologische kant van internetgebruik. Het IVO onderzoekt sinds 2006 de ontwikkeling van internetgebruik door jongeren en heeft een zelftest ontwikkeld («Gameadviesopmaat.nl») waarmee jongeren kunnen testen of ze hun gamegedrag onder controle hebben. Bovendien bevat deze website ook informatie en tips voor ouders.
Ook heb ik het Trimbos instituut opdracht gegeven in aanvulling op de bestaande infolijnen alcohol, roken en drugs een Gamen Infolijn te ontwikkelen die telefonisch te bereiken is voor zowel gamers als hun omgeving (bijv. ouders). Daarnaast zal het Trimbos-instituut in 2015 een website ontwikkelen voor jongeren en hun omgeving over problematisch gamen. De website en de telefoonlijn zullen bijdragen aan betere preventie en voorlichting.
Daarnaast heeft het Trimbos-instituut recent de folder Gamen, Zonder Flauwekul gelanceerd. Een folder voor licht verstandelijke beperkte jongeren die (veel) gamen, een belangrijke aandachtsgroep t.a.v. gamen.
Welke rol dicht u spelontwikkelaars toe bij het voorkomen van problematisch gamen? Vindt u dat spelontwikkelaars voldoende doen om hun games «verslavingsproof» te maken? Zo ja, welke maatregelen nemen zij bij het ontwikkelen van games? Zo nee, wat zouden zij beter moeten doen?
Mijns inziens zou de (mondiale) game-industrie een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen moeten hanteren waarbij aan het (voorkomen en signaleren van) problematisch gamen adequaat invulling worden gegeven. Voor casual games, die zich kenmerken door een laag risico op problematisch speelgedrag, geldt in het algemeen dat spelontwikkelaars bewust rekening houden met verslavende kenmerken. Bij zogenaamde hard core internet video games, waarvoor een hoog risico op problematisch speelgedrag bestaat, verzuimt de game-industrie maatregelen te treffen ter voorkoming en signalering van problematisch gamen. Zoals het informeren van klanten over de verslavingsrisico’s, het inbouwen van feed back en spelonderbrekingen, het monitoren van speelgedrag en signaleren van excessief speelgedrag.
Waarom geeft het door de overheid gecofinancierde investeringsfonds Game On voor de ontwikkeling van nieuwe games geen expliciete aandacht aan preventie van gameverslaving?
Het investeringsfonds GameOn is opgericht door ondernemers en investeerders met ervaring in de game-industrie. Doel van het fonds is Nederlandse bedrijven te helpen uit de opstartfase te breken en hen te ondersteunen met zakelijke kennis in de dynamische markt voor video-games.
GameOn valt binnen de creatieve sector en kan daarom in het kader van het Topsectorenbeleid aanspraak maken op innovatiekredieten, onderzoeksfinanciering en dergelijke. GameOn heeft wel contact gehad met het Ministerie van Economische Zaken, maar dat heeft niet geleid tot investering vanuit de overheid.
Hoe speelt u bij de aanpak van eenzaamheid in op het voorkomen van problematisch gamen, aangezien gameverslaafden vaak eenzaam zijn?
Allereerst wil ik opmerken dat eenzaamheid en andere psychische en sociale problemen weliswaar van invloed kunnen zijn op het ontwikkelen van een gameverslaving, maar dat de causaliteit niet altijd duidelijk is.
Met mijn brief van 16 juli 2014 aan uw Kamer heb ik u geïnformeerd over het actieprogramma dat zich richt op het intensiveren en verankeren van de aanpak van eenzaamheid (Kamerstuk 29 538, nr. 155). Gamers zijn daarin geen specifieke doelgroep. Het programma onderkent echter wel dat eenzaamheid in iedere levensfase kan voorkomen.
De signalering van eenzaamheid bij gamers wordt bemoeilijkt omdat zij, anders dan bijvoorbeeld ouderen of zorgbehoevenden, niet automatisch contact hebben met verzorgers of hulpverleners. Het actieprogramma verbindt bij de aanpak van eenzaamheid de nulde met de eerste lijn. Deze aanpak is ook relevant voor gamers met eenzaamheidsproblemen. Er wordt onder andere een scholingsplan opgesteld voor vrijwilligers en hulp- of zorgverleners waarin zij leren hoe ze eenzaamheid kunnen signaleren en welke interventies zij kunnen inzetten.
Is er voldoende bekend over de effectiviteit van behandelingen voor gameverslaving? Zo ja, welke behandelingen worden vaak uitgevoerd en wat leveren ze op? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen?
Het veld van wetenschappelijk verslavingsonderzoek en de verslavingszorg heeft afgelopen jaren diverse interventies ontwikkeld ten behoeve van preventie, diagnostiek en behandeling en training van zorgprofessionals op het gebied van gameverslaving. Op dit moment hebben psychotherapeutische en farmacologische behandelingen een beperkt bewijsniveau. Het IVO heeft in opdracht van Resultaten Scoren een inventarisatie3 van de stand van zaken rondom gedragsverslavingen en eetverslaving in de wetenschappelijke literatuur en in de Nederlandse praktijk anno 2014 opgesteld. Daaruit blijk dat bepaalde psychofarmacologische medicatie en cognitieve gedragstherapie de meest veelbelovende effecten hebben. Ik zal mij beraden op nader onderzoek en daarop terugkomen in de tijdens het AO-Verslavingszorg toegezegde visie die u rond de zomer van dit jaar kunt verwachten.
De dreigende sluiting van de intensive care (IC) in Ziekenhuis Bethesda te Hoogeveen |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bestaan en de inhoud van bijgevoegde brief en rapport waaruit blijkt dat men al geruime tijd bezig is met het voorbereiden van de sluiting van de IC’s in Hoogeveen en Stadskanaal?1
De Treant Zorggroep heeft mij laten weten dat het bijgevoegde «rapport» een notitie voor intern gebruik is, opgesteld door de vakgroep van Intensivisten van de Treant Zorggroep. De notitie is bedoeld als discussiestuk met collega-medisch specialisten, om pas daarna, na eventuele aanpassing aan te bieden aan raad van bestuur en stafbestuur. De Treant Zorggroep heeft mij laten weten dat deze notitie geen besluitvormende status heeft, en geen door de raad van bestuur voorgesteld of vastgesteld beleid beschrijft.
De Treant zorggroep heeft aangegeven dat er op dit moment geen sprake is van sluiting van de IC’s. Op dit moment wordt er door de wetenschappelijke vereniging NVIC een nieuwe richtlijn voor IC-zorg opgesteld. Deze richtlijn is momenteel nog in ontwikkeling. Zodra de nieuwe richtlijn is vastgesteld zal het organisatiebreed beleid ten aanzien van de IC-zorg vastgesteld worden, zodanig dat het zowel voldoet aan alle eisen die er aan verantwoorde zorg gesteld worden als aan het meerjarenbeleidskader van de Treant Zorggroep; tot die tijd blijft de organisatie van de intensieve zorg zoals die nu is.
Denkt u dat, als van te voren bekend was geweest dat twee van de drie IC’s gaan sluiten, de fusie van deze drie ziekenhuizen in een heel ander daglicht had gestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich voorstellen dat personeel en bewoners van het verzorgingsgebied van de ziekenhuizen in Hoogeveen en Stadskanaal zich misleid voelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2. Er is sprake van een intern discussiestuk. Het is logisch en goed dat organisaties zich voorbereiden op toekomstige ontwikkelingen en daarover intern discussiëren.
Wat is uw reactie op de herhaaldelijke toezegging van de bestuursvoorzitter dat zorg op IC-niveau op alle drie de locaties blijft voortbestaan, terwijl de sluiting van twee IC’s gelijktijdig wordt voorbereid?2
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Bent u van mening dat ook de bestuursvoorzitter op de hoogte is geweest van het bestaan van deze stukken, of minimaal op hoogte had moeten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Vindt u de reactie van de bestuursvoorzitter waarin hij zegt niet op de hoogte te zijn van de situatie rond de IC’s in Hoogeveen en Stadskanaal geloofwaardig? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De raad van bestuur is uiteindelijk eindverantwoordelijk voor de kwaliteit en de veiligheid van de zorgverlening. Zij zullen zich ervan moeten vergewissen dat deze gewaarborgd is, zowel bij het openblijven als het sluiten van een IC. De signalen en zorgen van het personeel van de IC moet hierbij worden meegenomen.
Bent u van mening dat de situatie, zoals hierboven geschetst, getuigt van goed bestuur? Hoe ziet u de rol van de Raad van Toezicht hierbij? Bent u bereid hem hierop aan te spreken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor zover ik heb begrepen is er nog geen besluit genomen door de raad van bestuur. Wanneer men voornemens is een besluit te nemen over de toekomst van de IC in Hoogeveen, dan is het wel zaak dat dit besluit ook is voorgelegd aan de raad van toezicht. Het gaat hier immers om een belangrijk onderdeel van het ziekenhuis. Ik ga ervan uit dat de raad van toezicht zich, ook onafhankelijk van de raad van bestuur, laat informeren op dit punt en dat de raad van bestuur de raad van toezicht betrekt bij de besluitvorming.
Bent u van mening dat het verantwoord is om slechts een special care afdeling te hebben in Hoogeveen en Stadskanaal, waarbij alleen via een telefoon- of videoverbinding een intensivist in Emmen geraadpleegd kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om de zorg zodanig te organiseren, dat dit leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde zorg. Dit houdt ook in dat het zorgaanbod en de randvoorwaarden hiervoor op elkaar zijn afgestemd. Het is niet aan mij om hierover een uitspraak te doen. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van zorg. De NZa houdt toezicht op het vervullen van de zorgplicht van de zorgverzekeraar.
Bent u ook van mening dat het uiteindelijk alsnog moeten vervoeren van een patiënt naar de IC in Emmen een extra en onnodig risico voor de patiënt vormt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u dat, door dit soort trucs toe te passen, normen voor het tijdig kunnen beschikken over de juiste zorg met voeten worden getreden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
De Open Doors ranglijst christenvervolging 2015 |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de onlangs gepubliceerde ranglijst christenvervolging 2015 van de organisatie Open Doors?
Ja
Deelt u de mening dat, gezien de wereldwijde toename van christenvervolging, de verdediging van de vrijheid van godsdienst binnen het Nederlandse buitenlandbeleid een prominentere plek dient te krijgen? Zo ja, hoe gaat u hier invulling aan geven?
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is één van de prioriteiten van het Nederlands mensenrechtenbeleid en blijft onverminderd relevant. Sinds 2009 voert Nederland een bilaterale beleidsintensivering op godsdienstvrijheid uit in negen landen: China, Egypte, India, Kazakhstan, Nigeria, Sudan, Pakistan, Noord-Korea and Armenië. Grote groepen christenen hebben het moeilijk om hun geloof of levensovertuiging in vrijheid vorm te geven, maar hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Baha»í, Ahmadiyya en atheisten. Ook de mensenrechtenambassadeur besteedt waar nodig aandacht aan vrijheid van godsdienst en levensovertuiging tijdens zijn reizen.
Bent u bereid om een thematisch ambtsbericht op te stellen voor onder meer Nigeria, Kenia en China waar de christenvervolging en de vervolging van minderheden in het algemeen het afgelopen jaar flink is toegenomen?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het opstellen van ambtsberichten over herkomstlanden van asielzoekers indien de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie daarom verzoekt. De ambtsberichten worden gebruikt voor bepaling van het toelatings- en terugkeerbeleid voor asielzoekers uit het betreffende land, en als informatiebron voor de toetsing van individuele asielverzoeken. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ziet op dit moment, mede gezien de beperkte instroom van asielzoekers uit Kenia en China, geen reden om een thematisch ambtsbericht voor deze landen te verzoeken. Wel verschijnt er op korte termijn een algemeen ambtsbericht Nigeria, waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan de positie van religieuze groepen, waaronder christenen. Ook het algemeen ambtsbericht over China van december 2012 besteedt aandacht aan de positie van de verschillende religieuze groeperingen zoals Falun Gong, Islam, Katholicisme en protestantisme. Daarnaast is er een paragraaf over niet-geregistreerde kerken, zoals huiskerken.
Bent u bereid, mede na aanleiding van de bovengenoemde ranglijst, nog landen toe te voegen aan de pilot godsdienstvrijheid? Wanneer kan de Kamer de evaluatie van de pilot godsdienstvrijheid verwachten?
Afhankelijk van de uitkomst van de evaluatie zal bekeken worden of landen aan de pilot worden toegevoegd of verwijderd. De uitkomst van de evaluatie zal opgenomen worden in de mensenrechtenrapportage 2014 die in het voorjaar 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd zal worden.
De Nederlandse informatiepositie in aanloop naar de MH-17 ramp |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Hoeveel neergeschoten vliegtuigen en helikopters in Oost-Oekraïne in de periode 15 april–17 juli 2014 waren er bij het kabinet bekend?
In de periode van 15 april tot 17 juli 2014 zijn volgens onze informatie elf vliegtuigen en acht helikopters boven Oost-Oekraïne neergekomen. Omdat dit informatie is uit publieke bronnen, naar buiten gebracht door partijen met verschillende belangen, en omdat het niet de taak is van onze inlichtingendiensten om dit te onderzoeken, is een gespecificeerde en gevalideerde lijst niet te overleggen.
Kunt u een overzicht geven van alle geverifieerde en niet-geverifieerde serieuze signalen dat het luchtruim boven Oost-Oekraïne onveilig was, die bij de overheid bekend waren in de periode januari 2014–17 juli 2014?
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoekt de besluitvorming rond het bepalen van de vliegroutes. In dat kader bevraagt de OVV partijen die betrokken zijn bij de veiligheid van de burgerluchtvaart. Voor wat betreft de specifieke vraag welke informatie mogelijk beschikbaar was bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (hierna I&V-diensten), zal de OVV worden bijgestaan door de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). U bent daarover geïnformeerd in de brief van de CTIVD aan uw kamer van 22 december 2014 (kenmerk 2014/0224).
Kunt u de door onze inlichtingendiensten gevalideerde lijst van neergehaalde vliegtuigen en helikopters overleggen zoals die bekend was op het moment van de vliegramp en op dit moment?
Omdat de informatie niet gevalideerd kon worden (informatie uit publieke bronnen) door de Nederlandse inlichtingendiensten, bestaat er geen door de I&V-diensten gevalideerde lijst met neergeschoten of neergestorte Oekraïense vliegtuigen en helikopters.
Welke instanties en diensten onder verantwoordelijkheid van welke bewindspersonen beschikten in de periode januari 2014 tot en met 17 juli 2014 over welke informatie ten aanzien van de veiligheid van het luchtruim boven Oost-Oekraïne?
Ook dit aspect wordt meegenomen in het OVV onderzoek, zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2.
Kunt u het verslag van de briefing in Oekraïne van 14 juli 2014 naar de Kamer sturen?
Op 23 januari jl. is uw Kamer geïnformeerd dat het verslag zelf niet openbaar gemaakt zal worden (Kamerstuk 33 997, nr. 28). Verslagen van dergelijke briefings en andere diplomatieke contacten moeten vertrouwelijk kunnen worden geschreven en behandeld. In de beantwoording van Kamervragen is reeds de strekking van de briefing gegeven. Het verslag is ter beschikking gesteld aan de OVV in overeenstemming met de rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, ten behoeve van het lopende en onafhankelijke onderzoek.
Welke instanties en diensten hebben het verslag van die briefing wanneer ontvangen en welke acties zijn overwogen naar aanleiding van dat verslag?
Het verslag is op 14 juli ontvangen door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Defensie. De essentie van de briefing is op dezelfde dag gestuurd aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Financiën, en het Ministerie van Algemene Zaken. De rapportage heeft bijgedragen aan de oordeelsvorming ten behoeve van de Europese Raad op 16 juli 2014 op het gebied van sancties.
Kunt u alle correspondentie en de daaruit voortvloeiende maatregelen die binnen de Nederlandse overheid hebben plaatsgevonden over het neerhalen van de Antonov op 14 juli, inzichtelijk maken?
De in vraag 6 genoemde correspondentie zal wel ter beschikking worden gesteld aan de OVV in overeenstemming met de rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, ten behoeve van het lopende en onafhankelijke onderzoek, waarin de OVV wordt bijgestaan door de CTIVD.
Bij welke gelegenheden in 2014 hebben de autoriteiten van Oekraïne informatie verschaft over de veiligheid van hun luchtruim aan Nederlandse autoriteiten? Kunt u per gelegenheid meedelen wat er precies verteld is?
Over de situatie van het Oost-Oekraïense luchtruim zijn verschillende Notices to Airmen (hierna NOTAMs) uitgevaardigd door de Oekraïense luchtverkeersleiding. De NOTAM die het kortst voor het neerhalen van vlucht MH17 is uitgevaardigd, sloot een deel van het Oost-Oekraïense luchtruim beneden 9,7km (flight level 320). Actuele NOTAMs zijn beschikbaar via de website van Eurocontrol die iedereen kan inzien. Er is door de Oekraïne, naast deze NOTAMs vóór 17 juli geen informatie verschaft waarin de relatie werd gelegd met de veiligheid van het luchtruim van Oost-Oekraïne. Er is geen specifiek overleg geweest over de veiligheid van het luchtruim boven Oost-Oekraïne.
Na 17 juli is in diverse internationale overleggen door Oekraïne gesproken over het luchtruim in Oost-Oekraïne waarin uitleg werd gegeven over de stand van zaken van de veiligheid in dat luchtruim en is het luchtruim gesloten. Daarnaast geldt, dat voor de situatie op de Krim, de autoriteiten van Oekraïne in diverse Europese vergaderingen mededelingen hebben gedaan over hun luchtruim. Aangezien zowel Oekraïne als Rusland de luchtverkeersleiding claimden in dit luchtruim, ontstond een onveilige situatie. Dit is aanleiding geweest voor enkele luchtvaartmaatschappijen om het luchtruim van de Krim te mijden, dat geldt ook voor de Nederlandse vliegtuigmaatschappijen. Dit gebeurde al sinds het conflict op de Krim begin april.
Was het met de volgens u openbare kennis dat vele vliegtuigen en helikopters uit de lucht geschoten (of gevallen) waren in de maanden voor 17 juli 2014 en met de openbare kennis dat een vliegtuig op 14 juli 2014 op 6,5 kilometer hoogstwaarschijnlijk was neergehaald, verantwoord om over het gebied in Oost-Oekraïne te vliegen? Indien het verantwoord was om over Oost-Oekraïne te vliegen, waarom vlogen maatschappijen als British Airways en AirFrance dan om? Indien het onverantwoord was om over Oost-Oekraïne te vliegen, had KLM dat zelf moeten concluderen of had de overheid moeten waarschuwen?
De Oekraïense autoriteiten zijn verantwoordelijk voor hun eigen luchtruim. Feitelijk kan worden geconstateerd dat in de maanden voorafgaand aan 17 juli verschillende luchtvaartmaatschappijen over het gebied in Oost-Oekraïne vlogen. Er was geen informatie bekend van concrete dreigingen tegen de burgerluchtvaart, boven de hoogte van 9,7 kilometer (de grens die was afgekondigd in de NOTAM). Een luchtvaartmaatschappij is verantwoordelijk voor de veilige uitvoering van een vlucht en maakt hiervoor een eigen risicoafweging. Dit gebeurt op grond van officiële bekendmakingen van landen over hun eigen luchtruim, de zogeheten NOTAMs, en op grond van informatie uit andere bronnen.
De informatieposities van luchtvaartmaatschappijen kunnen derhalve van elkaar verschillen evenals de overwegingen die zij daarbij hanteren in hun besluitvorming. Dit verklaart dat sommige luchtvaartmaatschappijen wel (waaronder Air France, Virgin Atlantic en Lufthansa) en andere niet (British Airways, Korean Air) over het gebied in Oost-Oekraïne vlogen. Het neerkomen van de Antonov op 14 juli en de berichtgeving daarover heeft daarin geen verandering gebracht.
De huidige internationale systematiek ten aanzien van openstelling en gebruik van het luchtruim berust op drie belangrijke pijlers, te weten: de soevereiniteit van een land voor wat betreft de zeggenschap over het eigen luchtruim, bindende internationale regelgeving zoals het ICAO-verdrag én de eigen verantwoordelijkheid van een luchtvaartmaatschappij voor de veilige uitvoering van een vlucht. Alleen indien de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikken over concrete dreigingsinformatie met betrekking tot de burgerluchtvaart dan wordt deze gedeeld met de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen.
Zoals gezegd onderzoekt thans de OVV de besluitvorming rond het bepalen van de vliegroutes. Tevens wordt in internationaal verband, binnen ICAO gezocht naar verbetermogelijkheden van de veiligheid van de burgerluchtvaart boven conflictgebieden (zie Kamerstuk 33 997, nr. 15 en Kamerstuk 31 936, nr. 232).
Klopt het dat diensten in het verleden informatie verschaft hebben aan luchtvaartmaatschappijen over de veiligheid van het luchtruim boven gevaarlijke landen zoals Afghanistan?
De I&V-diensten doen geen onderzoek naar mondiale dreiging tegen de burgerluchtvaart en Nederlandse luchtvaartmaatschappijen, dat is niet de taak van deze diensten. Maar op het moment dat zij, op basis van andere onderzoeken, beschikken over concrete, tegen de burgerluchtvaart gerichte dreigingsinformatie, dan worden Nederlandse luchtvaartmaatschappijen daarover door hen geïnformeerd. De diensten doen dit via of in samenspraak met de NCTV.
Op welke wijze wordt op dit moment informatie over onveiligheid van gebieden als Syrië, Irak (met name gebied beheerst door ISIS, dat steeds geavanceerdere wapensystemen heeft) en Egypte (Sinaï-woestijn) gedeeld met de luchtvaartmaatschappijen?
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen geen onderzoek naar mondiale dreiging tegen de burgerluchtvaart en Nederlandse luchtvaartmaatschappijen. Wel delen zij concrete dreigingsinformatie ten aanzien van de burgerluchtvaart voorkomend uit andere onderzoeken met betrokken partijen. Voor zover de diensten beschikken over dergelijke mededelingen van andere landen dan worden deze altijd gedeeld met de luchtvaartmaatschappijen via of in samenspraak met de NCTV.
Zijn AirFrance en KLM twee onafhankelijke AOC (Airline Operator Certificate) houders of is het er slechts een?
KLM en Air France hebben beide een eigen Air Operator Certificate.
Zijn AirFrance en KLM verplicht veiligheidsgegevens uit te wisselen met elkaar?
KLM en Air France zijn niet verplicht veiligheidsgegevens (in de betekenis van gegevens over de veiligheid van het luchtruim) met elkaar uit te wisselen. KLM en Air France wisselen deze informatie wel met elkaar uit en hanteren dezelfde methodologie van risico-afweging.
Waarom dacht u eerst wel dat u informatie kon sturen over de mogelijkheden voor vervolging en berechting terwijl strafrechtelijk onderzoek nog bezig was, en is datzelfde onderzoek op dit moment het argument om het niet te doen?
Nadat de Minister van Veiligheid en Justitie een notitie had toegezegd over vervolgings- en berechtingsmogelijkheden in brede zin, is uw Kamer door het OM vertrouwelijk geïnformeerd over de stand van het onderzoek. De Minister heeft bij het algemeen overleg van 13 november 2014 toegezegd dat, wanneer het onderzoek dit toelaat, uw Kamer opnieuw langs deze weg door het OM wordt ingelicht. De Minister van VenJ zal, wanneer het internationale onderzoek dit toelaat, de Kamer alsnog middels een notitie informeren over vervolgingsmogelijkheden.
Wij achten het van het grootste belang dat het OM het onderzoek ongehinderd kan blijven verrichten.
Wat heeft het kabinet gedaan nadat NAVO-generaal Breedlove op 30 juni 2014 waarschuwde voor trainingen op de grens tussen Oost-Oekraine en Rusland met zeer geavanceerde luchtdoel raketsystemen?
De generaal ging in de persconferentie in op de aanwezigheid van zware bewapening rond de Russisch-Oekraïense grens, de vermeende verstrekking van wapens aan de separatisten door Rusland, en de training met zwaar materieel aan de oostzijde van de grens. Ten tijde van de briefing door generaal Breedlove op 30 juni was deze informatie bij Navo-bondgenoten bekend.
De informatie droeg bij aan het beeld dat Rusland in toenemende mate de separatisten steunde met wapens en daarmee het conflict aanwakkerde. Zijn opmerking ging niet specifiek over de veiligheid van het luchtruim, maar breder over de mogelijke betrokkenheid van Rusland bij het conflict in Oost-Oekraïne.
Waarom heeft u de afweging gemaakt om na de neergehaalde Antonov geen waarschuwing of signaal te geven aan luchtvaartmaatschappijen?
Over de situatie van het Oost-Oekraïense luchtruim zijn verschillende NOTAM’s uitgevaardigd door de Oekraïense luchtverkeersleiding. De NOTAM die het kortst voor het neerhalen van vlucht MH17 is uitgevaardigd, sloot een deel van het Oost-Oekraïense luchtruim beneden 9,7km (flight level 320). Actuele NOTAMs zijn beschikbaar via de website van Eurocontrol die iedereen kan inzien.
Hebben andere landen wel besloten om luchtvaartmaatschappijen te waarschuwen? Zo ja, om welke landen gaat het?
Zover bekend hebben andere landen geen waarschuwing gegeven met betrekking tot gevaren over de veiligheid van het luchtruim van Oost-Oekraïne.
Klopt het dat de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OvV) niets kan zeggen over aansprakelijkheid en schuld?
In artikel 61 van de rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid ligt uitdrukkelijk vast dat een conclusie of aanbeveling van de Onderzoeksraad niet een vermoeden van schuld aan of aansprakelijkheid wegens een voorval mag behelzen.
Klopt het dat indien het onverantwoord was om over Oost-Oekraïne te vliegen er een aansprakelijkheidsvraag op tafel ligt?
Er kan niet vooruit gelopen worden op de resultaten en eventuele daaruit voortvloeiende conclusies uit beide onderzoeken over nadere toedeling van aansprakelijkheden.
Wat is de tijdspanne van het OvV-onderzoek naar de vluchtroute en binnen welk wettelijk kader vindt het onderzoek van de OvV plaats?
De OVV is een onafhankelijke organisatie, die zelf bepaalt wanneer hij zijn rapporten publiceert. Het onderzoek naar de vliegroute van de MH17 vindt plaats binnen het kader van Annex 13 van het ICAO-verdrag. De raad verwacht het eindrapport in beginsel binnen een jaar na de crash te publiceren.
Kunt u alle brieven en gesprekken tussen OvV en regeringen openbaar maken die betrekking hebben op het inschakelen van de Commissie voor Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) voor onderzoek naar de diensten?
In september heeft de voorzitter van de OVV gesproken met de Ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de ramp met de MH17, de repatriëringsmissie en de onderzoeken van de OVV en het OM. Ook het onderzoek naar de besluitvorming rondom het bepalen van vliegroutes kwam aan de orde. Op 13 november heeft de OVV een schriftelijk verzoek tot ondersteuning vanuit de CTIVD ingediend bij de Ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij hebben dit verzoek op 21 november neergelegd bij de CTIVD. De CTIVD heeft op 6 januari de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. De brieven van de Ministers aan de CTIVD staan op de website van de CTIVD. De brieven van de Onderzoeksraad aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie staan op de website van de Onderzoeksraad1 2.
Is de OvV zelfstandig overgegaan tot het onderzoeken van de vluchtroute of heeft hierover overleg en/of afstemming met de regering plaats gevonden?
De OVV is een onafhankelijke organisatie, die zelf zijn onderzoeksagenda bepaalt. De Raad heeft op 18 juli 2014 bekend gemaakt onderzoek te doen naar de besluitvorming rondom vliegroutes.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
De plannen de beveiliging van Joodse instellingen per februari te verminderen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Joden geschokt door nieuwe aanslag»?1
Ja.
Klopt het dat de extra beveiligingsmaatregelen van Joodse instellingen, in onder meer Amsterdam, per 1 februari 2015 worden teruggeschroefd?
Er is geen sprake van afbouw van maatregelen. Sinds de zomer van 2014, na de aanslagen op het Museum in Brussel, zijn bij een aantal joodse instellingen aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen. Gezien de gebeurtenissen in Parijs is besloten op dit moment geen veranderingen aan te brengen in de huidige beveiligingsmaatregelen. Beveiligingsmaatregelen worden genomen zolang dreiging en risico daartoe aanleiding geven. In samenspraak met de joodse gemeenschap, de lokale gezagen en de NCTV wordt bezien hoe op langere termijn door middel van structurele beveiligingsvoorzieningen de weerstand van de instellingen kan worden gehandhaafd.
Begrijpt u de grote zorgen van de Joodse gemeenschap ten aanzien van hun veiligheid, zeker na de virulent antisemitische aanslag in Brussel en de recente terreuraanvallen in Frankrijk?
De zorgen van de joodse gemeenschap zijn begrijpelijk. Ik ben daarom net als de lokale gezagsdriehoeken, regelmatig in gesprek met vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap. Wij hebben gezamenlijk aandacht voor de veiligheid van de joodse gemeenschap. Zowel lokaal als vanuit het Rijk is iedereen alert.
In hoeverre erkent u dat de Joodse gemeenschap voor islamitische extremisten een specifiek doelwit vormt?
De aanslag op het Joods Museum in Brussel in mei 2014 en vorige week opnieuw bij de joodse supermarkt in Parijs illustreren dat joodse objecten doelwit zijn van aanslagen door jihadisten. De NCTV benoemt dit dreigingsaspect ook in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, dat periodiek naar uw Kamer wordt gestuurd. Op basis van dreiging en risico zijn in Nederland maatregelen genomen voor joodse objecten.
Bent u bereid de plannen te herzien en de beveiliging van Joodse instellingen in heel Nederland juist op te voeren en te verlengen? Zo nee, waarom niet?
De aanvullende maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de aanslag op het Joods Museum in Brussel blijven gehandhaafd. Er is geen sprake van afbouw van maatregelen. De huidige maatregelen zijn passend bij de dreiging en risico. Indien dreiging en risico hiertoe aanleiding geven wordt de beveiliging aangepast.
Het bericht dat de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens heeft bevestigd dat er chloorgas is gebruikt in Syrië |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) voor het eerst heeft bevestigd dat er chloorgas is gebruikt in Syrië?1
Ja, het bericht is mij bekend.
Is het kabinet, bijvoorbeeld op basis van het Nederlandse lidmaatschap van de OPCW Executive Council, in het bezit van het betreffende rapport van de OPCW dat het gebruik van chloorgas zou bevestigen?
Ja.
Beschikt u over informatie over hoe de beslissing tot stand is gekomen om dit OPCW rapport, in tegenstelling tot voorgaande rapporten, nog niet openbaar te maken en wat de motivatie daarvoor is?
Het betreft het derde rapport, gedateerd 18 december 2014, van een Fact Finding Mission (FFM), in april 2014 ingesteld door de DG OPCW, om onderzoek te doen naar de berichten over (hernieuwd) gebruik van chemische wapens in Syrië. Het rapport is verspreid onder alle lidstaten van de OPCW in Den Haag. Het is niet geheim, hoewel het niet op de website van de OPCW is geplaatst. In dit opzicht is er geen verschil met de eerste twee rapporten van de FFM.
Klopt het dat het chloorgas zou zijn ingezet in drie dorpen die in handen zijn van de oppositie en dat 32 van de 37 getuigen zouden spreken over een helikopter boven het dorp ten tijde van de aanval? Kunt u de uitspraak bevestigen van de Amerikaanse VN-ambassadeur Samantha Power dat alleen het regime gebruik maakt van helikopters?2
Reeds in zijn tweede rapport van 10 september kwam de FFM op basis van getuigenissen en beschikbare informatie, deels uit open bronnen, tot de conclusie dat er sprake is van «... a compelling confirmation that a toxic chemical was used as a weapon, systematically and repeatedly, in the villages of Talmenes, Al Tamanah and Kafr Zeta in northern Syria». Tevens concludeerde de FFM «[...] with a high degree of confidence that chlorine, either pure or in mixture, is the toxic chemical in question».
Het derde rapport bevat geen nieuwe conclusies, maar is een aanvulling op het tweede rapport en geeft gedetailleerde informatie over de toegepaste onderzoeksmethodologie en de gebruikte bronnen.
Ook de EU heeft er in enkele gemeenschappelijke verklaringen in OPCW-verband op gewezen dat alleen het Syrische regime de beschikking heeft over helikopters.
Ziet u deze informatie als bewijs dat het Syrische regime verantwoordelijk is voor de chloorgas aanval?
Onderzoek naar de schuldvraag maakte geen onderdeel uit van het mandaat van de FFM. Het klaarblijkelijke gebruik van helikopters bij de aanvallen is een sterke aanwijzing dat het Syrische regime daarvoor verantwoordelijk is. Er is echter geen sprake van hard bewijs.
Bent u het met de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk eens dat het gebruik van chloorbommen, naast in de OPCW, ook besproken dient te worden in de VN-Veiligheidsraad?
Het gebruik van chloorgas als wapen is, behalve een schending van het Chemische Wapensverdrag, tevens een schending van Veiligheidsraad-resolutie 2118 en zou derhalve ook besproken dienen te worden in de VN-Veiligheidsraad. Een formele agendering in de VN-Veiligheidsraad is echter onwaarschijnlijk gezien de opstelling van de Russische Federatie. Wel heeft een achttal leden van de VN-Veiligheidsraad het OPCW-rapport met een brief aan de VN-Veiligheidsraad gestuurd, om het op deze wijze onder de aandacht van de overige leden van de VN-Veiligheidsraad te brengen.
Klopt het dat chloorgas niet behoort tot de chemische wapens die het Syrische regime moest aangeven en vernietigen na een sarin-gasaanval op 21 augustus 2013 in Ghouta?
Ja. Chloor is als zodanig geen verboden stof en hoefde derhalve niet door Syrie te worden aangegeven. De inzet van chloorgas (of welke toxische chemische stof ook) als wapen is wel verboden onder het Chemische Wapensverdrag.
Bent u van mening dat het gebruik van chloorbommen veroordeeld kan worden op basis van de VN-Resolutie 2118 uit 2013 die bepaalt dat het gebruik van chemische wapens een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid vormt?
Zie antwoord op vraag 6.
De invoering van het minimumloon en de eerstedagmelding in Duitsland en de gigantische administratieve lasten die dat oplevert voor Nederlandse werkgevers |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat bij de invoering van het minimumloon, de regering in Duitsland ook overgegaan is tot invoering van een eerstedagmelding, waarbij werknemers de dag ervoor aangemeld moeten worden via een fax bij de Duitse autoriteiten?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de verplichtingen die voortvloeien voor Nederlandse werknemers die tijdelijk in Duitsland werken door de invoering van het Gesetz zur Regelung eines allgemeinen Mindestlohns – Mindestlohngesetz (vooral paragraaf 16 en 17) en de Verordnung zur Abwandlung der Pflicht zur Arbeitszeitaufzeichnung nach dem Mindestlohngesetz und dem Arbeitnehmer-Entsendegesetz (Mindestlohnaufzeichnungsverordnung – MiLoAufzV)?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat in een aantal sectoren, bedrijven, die in Nederland gevestigd zijn, een zeer uitgebreide eerstedagmelding moeten doen per fax? Klopt het dat werknemers verplicht zijn hun arbeidscontract in het Duits en twee jaar loonstrookjes in het Duits te tonen, op straffe van een torenhoge boete?
Het is juist dat bedrijven voor aanvang van de werkzaamheden in Duitsland een melding moeten doen en informatie moeten inzenden. Op basis van het Mindestlohngesetz zijn werkgevers verplicht aan het begin van het dienstverband een schriftelijke verklaring te overleggen aan de Duitse «Zollverwaltung» (douane) aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of het minimumloon wordt betaald. In bepaalde gevallen kan een buitenlandse werkgever dit doen door middel van een «Einsatzplanung» een overzicht van de te verwachten werkzaamheden over een periode van maximaal zes maanden. Het gaat hier bijvoorbeeld over situaties waarin de werknemer meerdere plaatsen van tewerkstelling heeft of bepaalde mobiele werkzaamheden verricht, zoals bij goederenvervoer, het vervoer van pakketten en brieven, bij afvalinzameling en stratenreiniging.
Door middel van een door de Duitse douane ter beschikking gestelde eenvoudige modelverklaring dient te worden verklaard dat het Duitse minimumloon wordt betaald. Tevens moet daarin de plaats worden aangegeven waar de onderliggende bewijsstukken daarvoor (loonstrookjes, arbeidstijdenoverzicht en arbeidsovereenkomst) gereedgehouden worden. Deze gegevens dienen in de Duitse taal beschikbaar te zijn. Vervolgens moet kort worden gemeld welke personen (naam en geboortedatum) voor welke periode naar verwachting in Duitsland werkzaam zullen zijn. Het formulier moet aan de Duitse douane gefaxt worden. Het is dus niet nodig om werknemers een kopie van de arbeidsovereenkomst en een laatste loonstrook mee te geven. Welke verplichtingen precies voor welke sectoren gelden, kunnen de betrokken sectoren bij de Duitse douane navragen.
Kunt u zeer precies uitleggen welke verplichtingen voor welke sectoren gelden, inclusief de definities van de sector en de definities in paragraaf 16 van bovengenoemde wet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven hoe hoog de maximumboetes zijn in deze wet en met hoeveel mensen de Duitse regering dit gaat controleren?
De maximale boete bij het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen uit de Duitse minimumloonwet bedraagt € 30.000, en bij het niet uitbetalen van het minimumloon € 500.000. Dit zegt uiteraard niets over bijvoorbeeld de gemiddelde hoogte van de eventueel op te leggen boetes, die in Nederland ook aanzienlijk onder het maximum ligt. De Duitse douane heeft aangegeven extra personeel te zullen gaan aannemen om de controle op het minimumloon te gaan uitvoeren. Over aantallen en inzet van dat personeel kunnen wij geen uitspraken doen.
Kunt u aangeven welke verplichtingen bedrijven hebben en hoe ze daaraan voldoen in een paar praktische voorbeelden:
De beoordeling van de geldende Duitse wet is voorbehouden aan de Duitse autoriteiten. Uit contacten met de Duitse autoriteiten is gebleken dat zij hun best zullen doen om de invoering van het minimumloon met zo weinig mogelijk complicaties te laten verlopen.
Acht u deze verplichtingen in overeenstemming met het recht van de Europese Unie of deelt u de mening dat deze verplichtingen disproportioneel zijn en indirecte en directe discriminatie zijn van buitenlandse arbeiders op de Duitse arbeidsmarkt? Bent u bereid om deze wet te laten toetsten aan gemeenschapsrecht, bijvoorbeeld door deze wet aan te kaarten bij de Europese Commissie?
Administratieve verplichtingen bij grensoverschrijdende dienstverrichting vormen zonder meer een belemmering van het vrij verkeer van diensten. Nederland hecht veel belang aan het vrij verkeer. Tegelijkertijd hecht Nederland veel waarde aan de mogelijkheden voor de lidstaten om hun wetgeving te handhaven. De komende periode wordt duidelijk hoe de Duitse wetgeving uitpakt voor het dienstenverkeer tussen Nederland en Duitsland. De Nederlandse regering volgt de situatie op de voet. Het antwoord op de vraag of sprake is van een ongerechtvaardigde handelsbelemmering is uiteindelijk aan het Europese Hof van Justitie.
Tot wie kunnen werkgevers, werknemers en zelfstandigen zich wenden als zij nadere uitleg willen over deze wetten?
Zoals hiervoor al aangegeven is de Duitse douane de aangewezen instantie om informatie over de toepassing van deze regelgeving te verstrekken.
Heeft er enig overleg plaatsgevonden tussen de Nederlandse autoriteiten en de Duitse autoriteiten over deze wet?
Ja, er zijn na het bekend worden van de wet op ambtelijk niveau (zowel via de ambassade in Berlijn, als door de diverse betrokken departementen) contacten geweest met de Duitse autoriteiten. Daarbij is erop aangedrongen om de verschillende verplichtingen helder te communiceren en de invoering/handhaving van het minimumloon in Duitsland op een soepele wijze te laten geschieden, met name waar het de administratieve verplichtingen betreft.
Klopt het dat er in Nederland gewoon gecontroleerd wordt op het minimumloon, dat hier ook iets hoger ligt dan het minimumloon in Duitsland en dat de Duitse controles dus feitelijk overbodig zijn?
In Nederland controleert de Inspectie SZW op naleving van de WML. Het in de Nederlandse Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) vastgestelde minimumloon ligt inderdaad iets hoger dan het Duitse minimumloon. Of dat dan ook betekent dat de controle van Nederlandse bedrijven in Duitsland minder prioriteit zal krijgen, is aan de Duitse autoriteiten.
Bent u bereid om contact op te nemen met de Duitse regering teneinde een uitzondering te bewerkstelligen voor mensen die in dienst zijn van een Nederlandse werkgever?
Gezien het feit dat de wet in Duitsland net is ingevoerd en zich nog een administratieve controlepraktijk moet ontwikkelen, zien wij geen aanleiding om nu al bij de Duitse autoriteiten aan te dringen op uitzonderingen. Wij wijzen er bovendien op dat ook Nederland geen categoriale uitzonderingen geeft van de controle op het minimumloon.
Wordt een Nederlandse VAR-verklaring erkend door Duitsland of moet een ZZP’er nog nadere informatie overleggen om aan te tonen dat hij zelfstandige is in Duitsland?
De VAR is een Nederlands instrument om de arbeidsrelatie te bepalen voor de Nederlandse heffingen en is niet van belang voor de Duitse heffingen. Duitsland maakt geen gebruik van een vergelijkbare verklaring als de VAR. Duitsland toetst zelfstandig of iemand werkzaamheden in dienstbetrekking, winst uit onderneming of inkomsten uit zelfstandige arbeid geniet. Deze toets vindt in het algemeen achteraf plaats.
Is de Nederlandse VAR-verklaring ook standaard in het Duits verkrijgbaar of moet iedere zelfstandige hem zelf gaan vertalen?
De VAR is niet in het Duits verkrijgbaar. Inwoners van Duitsland die in Nederland werkzaamheden gaan verrichten, kunnen gebruik maken van een VAR. Ook in die situatie is de VAR in de Nederlandse taal omdat het belang is beperkt tot de Nederlandse heffingen. Zoals uit het antwoord op vraag 12 blijkt is het in het Duits beschikbaar stellen van de VAR voor Nederlandse zelfstandigen die in Duitsland willen werken overbodig.
Is er voor de Wet invoering Beschikking geen loonheffingen (BGL; de nog steeds beoogd opvolger van de VAR), contact geweest met de Duitse autoriteiten? Kunt u uitleggen hoe de BGL, waarbij de opdrachtgever ook informatie moet verifieren, gaat werken in grensoverschrijdende situaties?
Over de BGL is geen contact geweest met de Duitse autoriteiten. De BGL is net als de VAR toepasbaar voor inwoners van andere landen die in Nederland werkzaamheden gaan verrichten. De controle ziet uitsluitend op informatie waarop de opdrachtgever zelf invloed heeft.
Het bericht dat het vonnis van de Saoedische blogger Raif Badawi uitgevoerd zal gaan worden |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van Amnesty International dat de Saoedische blogger Raif Badawi vanaf 9 januari a.s. zweepslagen zal ontvangen?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over deze zaak van 30 september 2014?2
Ja.
Welke resultaten hebben de stappen die genomen zijn in EU-verband opgeleverd?
In EU-verband is de zaak tegen Badawi meermalen aangekaart bij de Saoedische autoriteiten. Helaas heeft dit tot nog toe niet geresulteerd in herziening van het vonnis.
Bent u bereid een spoedige EU-demarche te bepleiten?
Deze zaak staat nadrukkelijk op de EU-agenda. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben de uitvoer van de lijfstraffen in EU-verband aangekaart. In een verklaring heeft EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini de uitvoer van lijfstraffen als onacceptabel bestempeld en aangegeven dat het ingaat tegen menselijke waardigheid. De HV heeft Saoedi-Arabië opgeroepen om een einde te maken aan de lijfstraf tegen Badawi.
Kunt u aangeven in hoeverre de oproep van de EU aan Saoedi-Arabië om in dialoog te blijven over mensenrechten en over individuele gevallen resultaat heeft opgeleverd?
Er zijn regelmatig contacten tussen de EU en Saoedi-Arabië op het gebied van mensenrechten. Het feit dat er regelmatig contacten plaatsvinden is een resultaat op zich. Desalniettemin streeft Nederland ernaar om deze contacten tussen de EU en Saoedi-Arabië verder te intensiveren.
Bent u bereid, nu blijkt dat de inspanning in EU-verband om uitvoering van het vonnis te voorkomen niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, direct de Saoedische autoriteiten aan te spreken op deze specifieke zaak en op de repressieve maatregelen tegen mensenrechtenverdedigers in het algemeen?
Nederland zal zich zowel bilateraal als in EU-verband actief blijven inzetten om de situatie van mensenrechtenverdedigers in Saoedi-Arabië te verbeteren. Bij ieder individueel geval vindt zorgvuldige besluitvorming plaats over de meest effectieve aanpak. Het Nederlandse kabinet heeft met afschuw kennisgenomen van de lijfstraf tegen Badawi en veroordeelt dit soort inhumane straffen. Ook heeft Nederland Saoedi-Arabië opgeroepen om de lijfstraf tegen Badawi niet uit te voeren. Hierover is diplomatiek contact met Saoedi-Arabië geweest. Onlangs werd duidelijk dat de zaak van Badawi naar het hooggerechtshof zou zijn terugverwezen.
Bent u bereid om een ultieme poging te wagen om uitvoering van dit vonnis te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u, gezien de urgentie van de uitvoering van dit vonnis, bereid om op zeer korte termijn de beantwoording van deze vragen naar de Kamer te sturen?
Gezien de snel opvolgende actuele ontwikkelingen rond de zaak Badawi is het niet mogelijk gebleken de beantwoording op zeer kort termijn naar de kamer te sturen.
Het bericht dat een Nederlandse columnist met de dood bedreigd wordt |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Kalifaatbruid kondigt aanslag op Ebru Umar aan»?1
Ja
Deelt u de afschuw en grote bezorgdheid over deze regelrechte doodsbedreiging op een met name genoemd persoon, zeker vlak na de verschrikkelijke aanslag op de vrijheid van meningsuiting in Parijs?
Ja, zeer. Ik ben daarom direct na de aanslag in Parijs in contact getreden met journalisten, columnisten, cartoonisten en cabaretiers. Op meldingen van concrete bedreiging wordt adequaat gereageerd.
Welke concrete maatregelen gaat u treffen om de maximale veiligheid van de bedreigde columnist te garanderen?
Over beveiligingsmaatregelen in concrete gevallen doe ik zoals gebruikelijk geen uitspraak. Dit zou gevolgen hebben voor de betreffende persoon alsmede voor de personen die voor de beveiliging moeten zorgdragen.
In hoeverre is de persoon die de bedreiging uit, bekend bij de politie of veiligheidsdiensten?
Lopende het onderzoek doe ik hier geen uitspraken over.
Wilt u deze vragen, gezien de ernst van de situatie en de recente ontwikkelingen, binnen 24 uur beantwoorden?
Ja.
De smokkel van wapens en munitie naar ISIS en Al Nusra, via Turkije |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van het Analytical Support and Sanctions Monitoring Team van het door de Veiligheidsraad ingestelde comité inzake Al Qaida en aanverwante organisaties?1
Ja.
Acht u het monitoringsteam van acht experts, dat dit rapport heeft opgesteld, daarbij ondersteund door de professionele staf van de Verenigde Naties, onafhankelijk en gezaghebbend?
Ja.
Acht u het rapport, dat tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met relevante VN-lidstaten, alsmede op basis van onafhankelijk onderzoek en consultaties met de private sector en NGO’s en discussies met relevante VN-actoren, inclusief de operationele missies in het Midden-Oosten, gedegen, betrouwbaar en onafhankelijk?
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding van het monitoringsteam dat de meeste wapens en munitie in handen van ISIS en Al Nusra óf veroverd zijn op het Iraakse en Syrische leger, óf gesmokkeld zijn naar ISIS en Al Nusra, «voornamelijk via routes die lopen door Turkije»?
Het verkrijgen van wapens, op welke manier dan ook, is een van de belangrijkste aandachtspunten van alle strijdgroepen in Syrië en Irak. Verreweg de meeste wapens – en zeker de zwaardere wapensystemen – die de strijdgroepen, dus ook ISIS en Al Nusra, bezitten, zijn buitgemaakt op tegenstanders of verkregen door het plunderen van Syrische (en in geval van ISIS ook Iraakse) wapenarsenalen. Ook smokkel speelt hierbij een rol. Zie ook de antwoorden op vragen 7, 9 en 10.
Hoe beoordeelt u het feit dat deze informatie niet alleen door een VN-lidstaat, maar ook de VN-missie in Irak, UNAMI, is aangeleverd?
De bronkeuze van het Analytical Support and Sanctions Monitoring Team is aan het Monitoring Team, niet aan het kabinet. Nederland vindt het in het algemeen een goede zaak dat bevindingen van VN-missies worden meegenomen bij monitoring van sancties.
Acht u het oordeel van UNAMI in deze betrouwbaar en onafhankelijk?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de smokkel van wapens en munitie via het grondgebied van NAVO-lidstaat Turkije naar terroristische organisaties zeer verontrustend is en dat Turkije hiertegen moet optreden?
Zoals al vaker is aangegeven, is de grens tussen Turkije en Syrië niet alleen lang (meer dan 800 km), maar loopt deze ook door deels onherbergzaam gebied. Ondanks inspanningen van de Turkse autoriteiten kan smokkel nooit geheel worden voorkomen.
In hoeverre is het bombarderen van ISIS «dweilen met de kraan open» als wapens, munitie en jihadisten Syrië en Irak binnen blijven stromen?
ISIS heeft door de luchtoperaties en door grondoptreden van de internationale anti-ISIS coalitie vele honderden (pantser)voertuigen en tanks verloren. Schattingen over het aantal gedode ISIS-strijders variëren maar zijn substantieel. Juist omdat ISIS op verschillende manieren aan wapens komt is het van belang dat de internationale anti-ISIS coalitie ook militair optreedt.
Bent u bereid Turkije om uitleg te vragen en aan te dringen op snel en daadkrachtig optreden tegen de smokkel?
In gesprekken met de Turkse overheid is herhaaldelijk de verzekering gegeven dat Turkije zo goed mogelijk smokkel tegen gaat.
Bent u bereid bij het monitoringsteam en UNAMI navraag te doen naar de smokkel van wapens en munitie via Turkije? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Klopt het dat u Turkije tijdens uw bezoek van 6 en 7 januari jl. geprezen heeft voor zijn rol in de strijd tegen het internationale terrorisme? Zo ja, waar was dit «bewuste compliment» op gebaseerd?2
Turkije heeft belangrijke redenen om terrorisme te bestrijden: het land is veelvuldig het doelwit geweest van aanslagen. In het verleden trof Al Qaida in Istanbul 2 synagoges, de HSBC bank en het Britse consulaat waarbij 57 doden (onder wie de Britse consul) en meer dan 700 gewonden vielen. Bovendien kampt Turkije met de dreiging van ISIS, de Turkse Hezbollah, DHKP/C en PKK. Omdat Turkije grenst aan het instabiele Irak en Syrië is de kans op aanslagen groot, getuige de aanslagen in de grensplaats Reyhanli in april 2014, en recent in Istanbul.
Turkije steunt daarom de wereldwijde aanpak van terrorisme. Turkije is samen met de VS co-voorzitter van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF). Op 23 september zaten en marge van de Algemene Vergadering van de VN, de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavusoğlu en VS Secretary of State Kerry de 5de ministeriële bijeenkomst van het GCTF voor. Turkije ondersteunt actief VNVR-resoluties 2170 en 2178 die ISIS, Al Qaida, en het Jahbat al Nusra Front veroordelen en oproepen tot hun bestrijding. Daarmee speelt Turkije een constructieve rol in de bestrijding van terrorisme, die ik heb verwelkomd. Tevens heb ik de Turkse collega’s opgeroepen om de strijd tegen het terrorisme voort te zetten.
Tot slot heb ik Turkije geprezen voor zijn opvang van intussen rond 1,6 miljoen vluchtelingen (overwegend Syriërs). Dit is een inspanning van formaat, waarvoor Turkije te weinig erkenning krijgt.
Blijft u ondanks alle berichtgeving en beschuldigingen ook met deze verontrustende bevindingen volhouden niet over aanwijzingen te beschikken over de mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak? Zo ja, waarom blijft u vasthouden aan deze «struisvogelpolitiek»?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië in Irak. Het kabinet is in dit verband ook bekend met de van het Kamerlid Omtzigt (CDA) recentelijk ontvangen documenten waaruit zou blijken dat er Turkse trucks begin vorig jaar met wapens naar Syrië zijn gereden.
Uit de genoemde documenten kan echter geen conclusie worden getrokken ten aanzien van de eindbestemming van de wapens. Daarnaast kan het kabinet niet bevestigen dat Turkije steun levert aan jihadistische organisaties. In dit verband dient te worden opgemerkt dat Turkije ISIS en Jabhat al Nusra op de nationale lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst. De rol van Turkije bij het conflict is regelmatig onderwerp van gesprek in onze bilaterale en internationale contacten.
De loondump en dreigende ontslagen bij Verian |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Is het in uw ogen ook schandalig dat zorgaanbieder Verian zijn thuiszorgmedewerkers uit Nijmegen dwingt om hun salaris met 20% te verlagen en bij weigering van deze loondump met ontslag bedreigt, zonder dat er recent een aanbestedingsprocedure is geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Een werkgever kan niet eenzijdig het loon van de werknemer verlagen. Wanneer de werkzaamheden echter wijzigen en deze werkzaamheden daardoor overeenkomen met een andere functiebeschrijving, kan een werkgever de werknemer vragen in te stemmen met functiewijziging en bijbehorende salarisschaal. De werknemer kan dit aanbod afwijzen en hoeft hier niet mee in te stemmen. Het kan dan wel betekenen dat de werkgever zich genoodzaakt ziet om ontslag aan te vragen als de oorspronkelijke functie van de werknemer komt te vervallen.
UWV beoordeelt de redelijkheid van de ontslaggrond. Dit betekent in dit verband dat:
Toepassing van het afspiegelingsbeginsel is niet aan de orde wanneer er sprake is van het geheel vervallen van een categorie uitwisselbare functies. UWV toetst dan alleen of de functies komen te vervallen en de mogelijkheid tot herplaatsing van de aan deze functies verbonden werknemers.
In de cao Verzorging Verpleging en Thuiszorg is vastgelegd welke rechten en plichten medewerkers hebben bij een reorganisatie. Als er voor de betrokken werknemers sprake is van beëindiging of wijziging in aard of omvang van de arbeidsovereenkomst of functie, is de werkgever verplicht hierover tijdig overleg te voeren met de vakbonden die bij de cao betrokken zijn. Na het overleg met de Ondernemingsraad en vakbonden stelt de werkgever het reorganisatieplan definitief vast.
Is het juridisch houdbaar voor een thuiszorgorganisatie om het personeel te dreigen met een loonsverlaging van 20% en bij weigering collectief te ontslaan? Kunt u uitgebreid toelichten op welke wetsartikelen dit precies is gebaseerd? Welke rechten en plichten hebben medewerkers in een dergelijke situatie?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de salariëring van de bestuurder van Verian, die in 2013 € 187.634 verdiende, in verhouding tot de honderden zorgmedewerkers die 20% van hun loon zouden moeten inleveren? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Het kabinet wil dat de inkomens van bestuurders van zorgorganisaties op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau komen. Daartoe is per 1 januari 2013 de Wet Normering Topinkomens (WNT) in werking getreden en onlangs is de WNT-norm verder verlaagd van 130% naar 100%. Daarbij is sprake van overgangsrecht voor bestaande contracten.
Is in uw ogen de financiële situatie van Verian zo penibel dat het bestaansrecht van de organisatie en de werkgelegenheid van thuiszorgmedewerkers op het spel staan (ondanks dat in 2013 de bestuurder € 187.634 verdiende en er een eigen vermogen is van ruim € 4 miljoen)? Kunt u uw antwoord toelichten?3 4 5
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn beantwoording van vraag 1 en 2.
Welke consequenties hebben de loondump en het ontslag van thuiszorgmedewerkers voor cliënten die huishoudelijke verzorging krijgen? Bent u bereid gemeenten die een contract hebben afgesloten met Verian per direct aan te spreken op de zorgplicht die deze gemeenten hebben ten aanzien van cliënten die huishoudelijke verzorging nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
In de Wmo 2015 is bepaald dat gemeenten zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning aan de mensen die daarop zijn aangewezen. De gemeentebesturen zijn daarbij verantwoordelijk voor de kwaliteit en de continuïteit van de voorzieningen. Daar waar dit aan de orde is zien de gemeentebesturen toe op het behouden van de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de vaste hulp. Het is in de eerste plaats aan de gemeenteraad om toe te zien op een zorgvuldige uitvoering van deze wettelijke bepalingen en het college van B en W hierop te controleren. Ik heb geen signalen ontvangen dat de door u genoemde gemeentebesturen geen of onvoldoende uitvoering geven aan de verantwoordelijkheden zoals die in de Wmo 2015 zijn bepaald.
Bent u bereid Verian terug te fluiten gezien het maatschappelijk belang dat huishoudelijke verzorging voor cliënten wordt gecontinueerd en in het belang van behoud van banen en salaris van de thuiszorgmedewerkers van Verian?
Verian dient zich te houden aan de randvoorwaarden in wet- en regelgeving die ik in voorgaande antwoorden heb aangegeven.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden in het belang van continuïteit van zorg en de werkgelegenheid binnen Verian? Zo nee, waarom niet?
Ik heb uw vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.