Ingediend | 1 juli 2024 |
---|---|
Beantwoord | 16 september 2024 (na 77 dagen) |
Indieners | Michiel van Nispen , Mohammed Mohandis (PvdA), Inge van Dijk (CDA) |
Beantwoord door | Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur cultuur cultuur en recreatie parlement sport |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z11620.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-2566.html |
Sport kan mensen met de uiteenlopende achtergronden verbinden. Door samen sport te beleven, ontstaan waardevolle ontmoetingen die onder andere omstandigheden niet zouden plaatsvinden.
Ja, want samen kun je meer. En dat zien we bij uitstek terug in de sportwereld. Door samen te kijken, een bardienst of «fluitbeurt» te delen en met elkaar of juist tegen elkaar te sporten, kan sport bijdragen aan het versterken van die verbindingen voor de hele maatschappij.
Vrijwilligers vervullen al decennia lang een enorme waarde voor de Nederlandse sport. Mede door hun inzet is de sportvereniging betaalbaar en bestuurbaar gebleven. En hoezeer de vrijwilliger ook toegewijd en loyaal is, zijn of haar bijdrage mag nooit als vanzelfsprekend gezien worden. Ook niet wanneer in de toekomst mogelijk nieuwe gaten zouden ontstaan.
Zoals aangegeven in de brief2 van 2 april 2024 streef ik ernaar uw Kamer hier voor het wetgevingsoverleg over begrotingsonderdeel Sport en Bewegen voor het jaar 2025, nader over te informeren.
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg informeert uw Kamer naar verwachting in het vierde kwartaal van 2024 over de aanpak regeldruk vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.
De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg gaat de voorstellen van het CDA bekijken en zal in de Kamerbrief over de aanpak regeldruk aangeven in hoeverre deze voorstellen wel of niet overgenomen kunnen worden.
Het actieplan «Het onmisbare cement van onze samenleving» richt zich op drie actielijnen, waarbij de ondersteuning van verenigingen en vrijwilligers, verduurzaming en de wettelijke verankering van sport centraal staan. Op deze actielijnen reageer ik hieronder.
Ik herken het belang van de ondersteuning van verenigingen en vrijwilligers. Daarom stel ik via het Sportakkoord budget beschikbaar om het technisch-, bestuurlijk- en vrijwillig kader te versterken en zo de verenigingen te ondersteunen. Het gaat hierbij onder andere om bestuurscoaching, het opleiden van trainers of de mogelijkheid om een module vrijwilligersmanagement te volgen. Daarnaast richt ik de clubondersteuning effectiever in door een landelijk dekkend netwerk van sport- en beweegloketten op te zetten, waar clubs zich kunnen melden met hun ondersteuningsvraag. Vervolgens wordt hier een passend ondersteuningsaanbod aan gekoppeld, afhankelijk van de behoefte die een club heeft. Via de brede SPUK kunnen sportverenigingen bovendien via de gemeente clubkadercoaches of verenigingsmanagers aanvragen om hun uitvoeringskracht te vergroten.
Daarnaast heeft het lid Mohandis c.s. een motie ingediend om in samenspraak met vertegenwoordigers van sportverenigingen te komen tot een meerjarige strategie voor sportverenigingen6. In de brief van 2 april jongstleden heeft de Minister van VWS aangegeven eerst inzicht te willen krijgen in knelpunten waar sportverenigingen mee te maken hebben en te verdiepen op de genoemde thema’s door middel van onderzoek, aangevuld met gesprekken met de sector7. Zoals door mijn ambtsvoorganger in deze brief werd gecommuniceerd, verwacht ik u de voor het wetgevingsoverleg eind 2024 nader te informeren over de uitkomsten van deze analyse.
Ten aanzien van verduurzaming verwijs ik graag naar de brief van mijn ambtsvoorganger8 over de verduurzaming waarin uw Kamer reeds is geïnformeerd over de samenwerking met het Nationaal Klimaat Platform. In dit kader verken ik wat nodig is om de verduurzaming van de sportsector te blijven ondersteunen. Ook ben ik in gesprek met VSG over de coördinerende rol die de 27 VSG-regio’s hierin kunnen vervullen. De uitkomsten van deze trajecten zal ik betrekken in de meerjarige strategie zoals bij het antwoord op vraag 4 aangekondigd staat.
Tot slot beschrijft het actieplan het belang van een wettelijke basis om sport als essentieel neer te zetten. Daarbovenop doet het actieplan een aantal suggesties die zouden kunnen landen in een sportwet. Uw Kamer heeft de motie9 van de leden Van den Brink en Heerema aangenomen die de regering verzoekt de voorgenomen verkenning van een mogelijke kaderwet voor sport te koppelen aan de resultaten van de gemaakte afspraken en pas in 2026 te bezien of een sportwet noodzakelijk is. In de motie wordt overwogen dat sport en bewegen primair van de samenleving is, waarbij verenigingen, vrijwilligers en anderen de sport grotendeels van onderop organiseren en de overheid zich dus terughoudend dient op te stellen en ondersteunend dient te zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft bij Kamerbrief10 van 5 februari 2024 aangegeven vanwege deze aangenomen motie geen verdere stappen te zetten om te komen tot een sportwet. Als gevolg hiervan zal dit pas in 2026 worden bezien. Tot die tijd zal ik echter goede voorstellen om het sportbeleid te verbeteren serieus overwegen. Zeker als we daarmee de toegankelijkheid van sportaanbieders kunnen vergroten.
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst is verantwoordelijk voor de kansspelbelasting en voor de uitwerking van deze motie. Tijdens het debat over de voorjaarsnota op 4 juni jl. heeft zijn ambtsvoorganger aangegeven dat het onderzoek waar de motie om vraagt loopt. Afronding is voorzien in het derde kwartaal van 2024. De uitkomsten van dit onderzoek kunt u met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst bespreken.
Voor mogelijkheden om de geldstromen vanuit kansspelen aan de sport te vervangen verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 9.
Op dit moment ontvangt NOC*NSF een directe afdracht van de Nederlandse Loterij (NLO). Een belangrijk gedeelte van de begroting van NOC*NSF is afkomstig uit de afdracht van de NLO. Deze middelen zijn vrij besteedbaar en dragen daarmee voor een belangrijk gedeelte bij aan het realiseren van de doelstellingen die NOC*NSF nastreeft. Daarnaast ontvang NOC*NSF een financiële bijdrage van de Rijksoverheid, private sponsoren/investeerders, leden van de sportbonden zelf en bijdragen van gemeenten en provincies.
Om de sport minder afhankelijk te laten zijn van de opbrengsten uit kansspelen zou deze afdracht vervangen moeten worden door inkomsten vanuit een alternatieve bron. Vanuit de Rijksoverheid is daar op dit moment echter geen dekking voor.
Het kabinet zal de komende periode een besluit nemen over de uitwerking van maatregelen zoals genoemd in het hoofdlijnenakkoord. Los van deze vraag zie ik de grote gezondheidswaarde van sport natuurlijk ook. Bijvoorbeeld in het tegengaan van diverse ziekten11, tegengaan van eenzaamheid en bevorderen van het aantal gezonde levensjaren.
Ik heb kennis genomen van de inhoud van de open brief met de onderbouwing vanuit NOC*NSF. Op Prinsjesdag zal het kabinet de voornemens voor 2025 presenteren. Het kabinet zal op een later moment een besluit nemen over de voornemens voor 2026 en latere jaren. Daarbij zal ik mij als Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport vanzelfsprekend hard maken voor een sportlandschap waar iedereen zonder belemmering veilig kan sporten en bewegen.