Ingediend | 4 april 2024 |
---|---|
Beantwoord | 16 mei 2024 (na 42 dagen) |
Indieners | Roelien Kamminga (VVD), Bente Becker (VVD) |
Beantwoord door | Gerrit van Leeuwen |
Onderwerpen | cultuur cultuur en recreatie internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z05756.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1753.html |
Ja.
Het kabinet is zeer teleurgesteld dat het Grondwettelijk Hof in Oeganda de Anti-Homosexuality Act niet onconstitutioneel heeft verklaard. Hoewel enkele elementen uit de wet ongrondwettelijk zijn verklaard en dus zullen worden verwijderd uit de wetstekst, blijft de Anti-Homosexuality Act verder van kracht. De wet is discriminerend, leidt tot uitsluiting en kan leiden tot geweld.
Ja, het kabinet is van mening dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling is. Vorig jaar heeft het kabinet, in reactie op het invoeren van de wet, dan ook aanpassingen doorgevoerd in de ontwikkelingssamenwerking met Oeganda.
Zo heeft het kabinet de directe steun aan de centrale Oegandese overheid stopgezet door af te zien van financiering van het Justice Law and Order(JLOS) programma en door beurzen voor overheidsvertegenwoordigers onder het Orange Knowledge Programma op te schorten. Zie verder de antwoorden op vragen 5–7.
Nederland is veelvuldig in contact getreden met de Oegandese regering in aanloop naar de totstandkoming van de wet (zie ook antwoorden op Kamervragen van het lid Klink met kernmerk 2023Z05176 d.d. april 2023).
Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in september 2023, en marge van de AVVN in New York, haar zorgen over deze wetgeving kenbaar gemaakt aan de Oegandese Minister van Buitenlandse Zaken. Ook in de periode tussen aanname van de wet en de uitspraak van het Hof heeft de waarnemend Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dit gedaan in een gesprek met de Oegandese Minister van Justitie in februari 2024. Daarnaast heeft de Minister van Buitenlandse Zaken daags na de uitspraak van het Hof de teleurstelling van het kabinet in persoon kenbaar gemaakt aan de vice-president van Oeganda. Ook op ambtelijk niveau wordt in contact met Oegandese overheidsvertegenwoordigers doorlopend aandacht gevraagd voor de negatieve gevolgen van de wet en worden onze zorgen overgebracht. Tevens is samen met andere EU-lidstaten na de uitspraak van het Hof een verklaring gepubliceerd waarin wordt benadrukt dat de wet tegen internationale mensenrechtenwetgeving in gaat en de EU zich zal blijven inzetten voor alle Oegandezen, ongeacht seksuele oriëntatie of gender identiteit.
De betreffende vertegenwoordigers van de Oegandese overheid hebben aangegeven dat ze ons standpunt begrijpen en accepteren, maar dat ze ook te maken hebben met een parlementair proces en de uitspraak van hun rechterlijke macht. Zij zijn ook kritisch op de reacties van Nederland en andere Westerse landen op het instellen van de wet. In diplomatiek contact wordt gewezen op de invloed van Westerse groepen die lobbyen voor de totstandkoming van deze wetgeving en tevens op de «dubbele standaarden» die Westerse landen zouden hanteren door zich kritisch uit te spreken over de wet.
Het kabinet heeft, middels de voorgenoemde aanpassingen in de ontwikkelingssamenwerking, de directe steun aan de centrale Oegandese overheid stopgezet. Zo is, als ook genoemd in het antwoord op vraag 3, de financiering van het Justice Law and Order(JLOS) programma stopgezet en zijn de beurzen voor overheidsvertegenwoordigers onder het Orange Knowledge Programma opgeschort.
Nederland investeerde over de periode van 2013–2023 gemiddeld 60 miljoen euro per jaar in Oeganda. Deze investeringen worden gedaan via multilaterale instellingen, de Wereldbank, internationale ngo’s, lokale ngo’s en de private sector. De bijdragen aan VN organisaties die ook actief zijn in Oeganda (bijv. UNHCR) zijn hierin niet meegenomen.
In de periode 2013–2023 heeft Nederland in totaal 73,3 miljoen euro geïnvesteerd op het gebied van veiligheid en rechtsorde. 17,8 miljoen euro hiervan betrof directe steun aan de centrale Oegandese overheid door middel van het Justice Law and Order(JLOS) programma. De Nederlandse investeringen op het gebied van veiligheid en rechtsorde hebben over de jaren positieve resultaten opgeleverd. Bijvoorbeeld, in 2021 hebben bijvoorbeeld 352.000 mensen toegang tot recht verkregen via met Nederlandse steun tot stand gekomen centra waar politie, openbaar aanklagers en rechtbanken samenkomen en beschikbaar zijn voor publiek. In een brief aan uw Kamer op 19 oktober 2022 zijn u de laatst behaalde resultaten van het JLOS-programma toegekomen.
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 5. In reactie op de aanname van de Anti-Homosexuality Act heeft het kabinet in 2023 het Orange Knowledge Programme beurzen voor Oegandese overheidsvertegenwoordigers gepauzeerd, alsook de gesprekken met de Oegandese overheid over mogelijke vervolgsteun aan JLOS gestaakt.
Door de steun aan JLOS te stoppen heeft het kabinet het signaal afgegeven dat Nederland opkomt voor het waarborgen van mensenrechten en in het bijzonder van lhbtiq+-personen. Ook wordt hiermee voorkomen dat Nederland instituties steunt die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze wet.
Nee. Het kabinet is van mening dat het stopzetten van andere programma’s (die de Oegandese centrale overheid niet rechtstreeks steunen) de Oegandese bevolking juist zal benadelen. O.a om die reden vindt het kabinet het stopzetten van programma’s met lokale en internationale organisaties gericht op andere thema’s, zoals de opvang in de regio, de private sector en voedselzekerheid, niet wenselijk. Dit zou ook niet in het belang zijn van Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om het bieden van perspectief aan migranten en vluchtelingen in de regio om de noodzaak om door te reizen te verkleinen. Het kabinet vindt het belangrijk om het maatschappelijk middenveld (waaronder organisaties die opkomen voor de rechten van lhbtiq+), ngo’s en multilaterale organisaties zoals de Verenigde Naties te blijven steunen. Zij werken onder andere aan projecten die de negatieve effecten van deze wet mitigeren of die bijdragen aan inclusieve toegang tot recht en gezondheid. Ook zijn deze organisaties actief op het gebied van andere prioriteiten als het voorkomen van radicalisering of illegale geldstromen.
Het kabinet heeft de projecten met directe (financiële) steun aan de centrale Oegandese overheid reeds stopgezet in 2023.
Ja, het kabinet steunt de lhbtiq+-gemeenschap in hun streven naar een menswaardig bestaan in Oeganda. Het kabinet blijft daartoe ook projecten steunen die de positie lhbtiq+-gemeenschap en het maatschappelijk middenveld versterken.
Zowel het ministerie in Den Haag als de Nederlandse ambassade in Kampala overleggen doorlopend met partners die in de Oegandese context werken om de situatie van de lhbtiq+-gemeenschap te verbeteren. Hierbij staan de behoeften van de Oegandese lhbtiq+-gemeenschap voorop.
Vanuit verschillende partnerschappen ondersteunt het kabinet diverse activiteiten in Oeganda, die zich richten op het verbeteren van de positie en gelijke rechten van de lhbtiq+-gemeenschap in Oeganda, alsmede hun toegang tot gezondheid, incl. op hiv/aids. Zo ondersteunt Nederland vanuit het budget voor Mondiale Gezondheid en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten twee programma’s die bijdragen aan toegang voor de lhbtiq+-gemeenschap tot de publieke gezondheidszorg en aan de gecoördineerde reactie van het maatschappelijk middenveld op de wet en de bredere anti-lhbtiq+-sentimenten in de samenleving.
Vanuit het Mensenrechtenfonds werkt de Nederlandse ambassade in Oeganda nauw samen met mensenrechtenorganisaties die zich inzetten voor het beschermen van mensenrechtenverdedigers, door o.a. financiële, juridische en logistieke steun te verlenen aan deze mensenrechtenverdedigers die in direct gevaar verkeren.
Hiernaast staat de Nederlandse ambassade in Kampala in contact met de lhbtiq+-gemeenschap in Oeganda en steunt deze. Zo reikte de Nederlandse ambassade in december nog een ambassade Mensenrechtentulp met bijgaande financiële ondersteuning uit aan een lhbtiq+-mensenrechtenverdediger die samenwerkt met ouders van lhbtiq+-personen om meer begrip en bondgenoten voor de gemeenschap te genereren.
Daarnaast steunt de ambassade, samen met andere donoren, een programma dat zich richt op het bredere maatschappelijk middenveld. Dit programma levert een bijdrage aan de versterking van de democratische waarden en de bescherming en bevordering van de maatschappelijke ruimte en de mensenrechten. Gezien de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld en na aanname van de Anti-Homosexuality Act heeft Nederland eind 2023 besloten om de bijdrage aan dit programma te verhogen.
Zie antwoord vraag 8.
Het besluit van de Wereldbank van 8 augustus 2023 is nog altijd van kracht. De Wereldbank werkt samen met de Oegandese overheid aan maatregelen om discriminatie en uitsluiting in door de Wereldbank gefinancierde projecten te voorkomen. Die onderhandelingen zijn grotendeels afgerond. De uitspraak door het Hof zal hierop enige invloed hebben, omdat sommige problematische clausules van de oorspronkelijke wet nu ongrondwettelijk zijn verklaard. De Wereldbank werkt ook aan een mechanisme om te toetsen of de te nemen maatregelen in de praktijk ook effectief zijn.
Het kabinet wil deze onderhandelingen en de toets afwachten, zodat kan worden vastgesteld of deze in voldoende mate bescherming bieden.
Alle internationale organisaties en bilaterale ontwikkelingspartners in Oeganda nemen het risico op discriminatie en uitsluiting als gevolg van de anti-homoseksualiteit wet serieus. Onder leiding van de Wereldbank en VN stemmen zij onderling af hoe zij discriminatie en uitsluiting het beste kunnen voorkomen in hun programma’s. Daarbij worden ook mensenrechten- en lhbtiq+-organisaties actief betrokken. Ook internationale en bilaterale ontwikkelingspartners houden, net als Nederland, rekening met het niet benadelen van de Oegandese bevolking in de afweging tot het eventueel stopzetten van programma’s.
In antwoord op uw eerdere vragen, dat u op 4 juli 2023 is toegekomen (2023Z09656), is het kabinet hier reeds op ingegaan. Sindsdien is de situatie in Oeganda binnen de Equal Rights Coalition meermaals besproken, meest recent tijdens de internationale diplomatie-werkgroep van 20 maart jl.
Leden van de Equal Rights Coalition hebben onder andere afspraken gemaakt over het bilateraal adresseren van de zorgen over de wet en het onderling delen van de uitkomsten hiervan. Zo is ook informatie uitgewisseld tussen een aantal lhbtiq+-gezanten en mensenrechtenambassadeurs van gelijkgezinde landen.
Ja, de Anti-Homosexuality Act is, zoals ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten verklaard heeft, in strijd met diverse internationale verdragen op het gebied van mensenrechten waar Oeganda partij is. In het bijzonder het strafbaar stellen van consensuele seksuele relaties, en de mogelijke toepassing van de doodstraf daarop. Nederland heeft de zorgen hierover op diverse momenten en niveaus opgebracht – zie tevens het antwoord op vraag 4 – en zal dit blijven doen.
Er is doorlopende intensieve samenwerking met gelijkgezinde bilaterale partners en multilaterale partners en VN over de druk op de lhbtiq+-gemeenschap en de gevolgen van de wet. Daarbij gaat het om gezamenlijke analyses, delen van informatie over de gevolgen van de wet en ondersteuning aan de lhbtiq+-gemeenschap, en over de dialoog met de overheid.
Ja, het kabinet ziet het risico op precedentwerking. In verscheidene landen zijn homoseksuele handelingen strafbaar onder het strafrecht. Daarnaast neemt het aantal landen met antihomowetgeving helaas niet af, maar juist toe. Voorbeelden van landen waar discussies worden gevoerd over dergelijke wetten of uitsluiting van lhbtiq+ in zijn algemeenheid zijn Burundi, Ghana, Ethiopië, Kenia, Malawi, Mali, Niger, Senegal, Tanzania en Zambia.
Het meest recente voorbeeld in Afrika, vergelijkbaar met Oeganda, betreft Ghana. De Ghanese bevolking ontvangt ontwikkelingshulp via maatschappelijke organisaties. In Ghana ligt het voorstel tot deze wetgeving nog bij de rechterlijke macht. In dit proces moet nog een uitspraak worden gedaan en moet de wet nog worden ondertekend door de President.
Het kabinet is van mening dat elke actie afgestemd moet worden met de betreffende lhbtiq+-gemeenschap. Zij kennen zowel hun eigen behoeften als de lokale contexten het beste en derhalve weegt hun advies zwaar voor het kabinet.
Zie antwoord vraag 15.