Ingediend | 7 maart 2024 |
---|---|
Beantwoord | 5 april 2024 (na 29 dagen) |
Indiener | Claudia van Zanten (BBB) |
Beantwoord door | Gräper-van Koolwijk |
Onderwerpen | cultuur cultuur en recreatie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z03696.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1432.html |
De spelregels voor de bis-periode 2025–2028 lagen al in de zomer van 2023 vast. Met het openen van het aanvraagloket voor bis-subsidies op 1 december 2023 was het juridisch en vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur niet meer mogelijk de spelregels aan te passen. Voor de periode na 2028 kan dat wel, maar dat is niet aan mij als demissionair bewindspersoon.
Wel kan ik u meer inzicht geven in de omgang met en de betekenis van de drie codes. Voor de periode 2025–2028 is aan instellingen gevraagd de drie codes van de sector (Governance Code Cultuur, Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie) te onderschrijven. Hiermee bevestigen we een staande praktijk van de sector zelf. De drie codes zijn echter niet gelijksoortig. De Governance Code Cultuur schrijft bijvoorbeeld wel een aantal do’s en dont’s voor. Een voorbeeld is dat er eisen zijn aan een instelling wat betreft de professionaliteit van de organisatie, hoe deze bestuurd wordt en hoe er verantwoord wordt. En wat betreft de Fair Practice Code is er bijvoorbeeld een norm gesteld die toeziet op een eerlijke beloning van werkenden in de culturele sector.
Waar het gaat om de Code Diversiteit en Inclusie wil ik nogmaals benadrukken dat de invulling van deze code niet dwingend is en er geen normen zijn gesteld. Instellingen zijn vrij in de manier waarop ze de code invullen en welke keuzes zij hierin maken. Voor het cultuurbestel na 2028 zal opnieuw afgewogen worden op welke manier we met de drie codes, en de waarden die deze vertegenwoordigen, omgaan. In dat kader benoem ik graag ook nog eens dat diversiteit en inclusie brede begrippen zijn die zich richten op een belangrijke basis van het cultuurbeleid: toegankelijkheid van cultuur voor iedereen en overal in Nederland.
Het is mij bekend dat er lokale overheden zijn die in hun beleid aandacht hebben voor diversiteit en inclusie. Dit past bij de eigen verantwoordelijkheid van de decentrale overheden ten aanzien van het cultuurbeleid en de instellingen die zij in dit kader (mede) financieren. De mate van dwingendheid is daarbij een afweging die thuishoort in de gemeenteraad of provinciale staten. Dit ook gezien de onderlinge verschillen binnen Nederland. Wat nodig is voor een toegankelijke cultuursector is immers niet overal in Nederland en voor elke instelling hetzelfde. Het past daarom binnen het cultuurbeleid en de omgang met de code dat lokale overheden een eigen invulling en maatregelen kennen.
Het culturele veld is op verschillende manieren geïnformeerd over de bis-periode 2025–2028. Onder andere door middel van de website cultuursubsidie.nl, de kamerbrief Uitgangspunten Cultuursubsidies 2025–2028, nieuwsbrieven, een online live informatiebijeenkomst en uiteraard door middel van het publiceren van de ministeriële regeling van OCW en het beoordelingskader van de Raad voor Cultuur. De omgang met en status van de codes, waaronder de Code Diversiteit en Inclusie, is hierbij uitgelegd en geduid. Daarbij is gemeld dat het aan instellingen zelf is om te bepalen welke doelstellingen zij hebben om deze code (al dan niet verder) te implementeren en hoe zij die doelstellingen willen bereiken. Er is dus geen harde norm gesteld over naleving van de Code Diversiteit en Inclusie.
Ook is benadrukt dat deze code in het licht van het profiel van elke instelling apart wordt meegewogen als één van de wegingsaspecten bij de beoordelingscriteria «maatschappelijke betekenis» en «toegankelijkheid». Voor elke instelling en binnen elke categorie gelden immers weer andere uitdagingen op het gebied van diversiteit en inclusie. Het verbeteren van toegankelijkheid van cultuur vraagt namelijk niet overal in Nederland en voor elke discipline hetzelfde. Diversiteit en inclusie kunnen bijvoorbeeld iets anders vergen van een klassiek orkest dan van een hiphop-instelling. Ook kan de opgave op het gebied van diversiteit en inclusie verschillen per gemeente en regio. Een filmfestival in Rotterdam kan zich hierin bijvoorbeeld voor andere opgaven gesteld zien dan een theatergezelschap in Maastricht, een design-instelling in Eindhoven of een dansgezelschap in Groningen.
Eerder noemde ik al, in lijn ook met mijn eerdere brief aan uw Kamer, dat ingrijpen op het lopende aanvraag en beoordelingsproces juridisch gezien niet kan. Culturele instellingen konden tussen 1 december 2023 en 31 januari dit jaar hun aanvragen indienen op basis van in de zomer van 2023 vastgelegde spelregels. Instellingen zijn toen al gestart met het opstellen van hun plannen voor de bis 2025–2028. Ten tijde van het aannemen van de motie door uw Kamer, op 23 januari jl., waren er al aanvragen van instellingen ontvangen en was het sluiten van het loket zeer nabij. In het belang van het gelijke speelveld binnen de procedure en vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur kon en kan aanvullende communicatie niet meer worden gegeven.
De subsidieaanvragen worden beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria zoals deze zijn opgenomen in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en in het beoordelingskader van de Raad voor Cultuur:
De aanvragen van instellingen voor een bis-subsidie worden beoordeeld en gewogen door commissies met onafhankelijke experts uit het culturele veld, samengesteld door de Raad voor Cultuur. Zoals ik aangaf loopt dat proces momenteel. De raad brengt vervolgens advies aan mij uit over de aanvragen. Ik verwacht dit begin juli van dit jaar.
Aangezien de Code Diversiteit en Inclusie niet voorschrijft hoe instellingen inhoudelijk invulling aan de code moeten geven, wordt er reeds conform de motie van uw Kamer gehandeld. Voor een beter begrip hiervan zal ik wat dieper ingaan op de weging van de aanvragen van instellingen in het licht van de beoordelingscriteria en hoe de Code Diversiteit en Inclusie hierin betrokken wordt. Bij de beoordeling van de criteria spelen namelijk meerdere aspecten een rol.
Het criterium «toegankelijkheid» wordt beoordeeld aan de hand van aspecten zoals landelijke spreiding en digitale beschikbaarheid van het aanbod van een instelling, evenals het vergroten van de fysieke toegankelijkheid van locatie(s) van de instelling en een goed prijsbeleid. Bij de beoordeling van dit criterium wordt -in het licht van de Code Diversiteit en Inclusie- ook meegewogen welke inspanningen er zijn om de diversiteit van het publiek te vergroten, en welke drempels daartoe (letterlijk en figuurlijk) worden weggenomen om cultuur toegankelijk te maken voor iedereen in Nederland.
Het criterium «maatschappelijke betekenis» wordt beoordeeld aan de hand van op welke wijze de artistieke of inhoudelijke activiteiten van de instelling bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken of aan andere maatschappelijke sectoren. Ook speelt bij het beoordelen van dit criterium een rol in hoeverre de instelling regionaal of lokaal geworteld is. Dit houdt in dat de instelling goed zichtbaar en toegankelijk dient te zijn in de eigen stad of provincie en dat de instelling daar ook samenwerkingen aangaat met culturele en maatschappelijke organisaties. In het licht van de code D&I wordt gekeken hoe een instelling invulling geeft aan het bereiken van een divers publiek, bijvoorbeeld door een diverse programmering, diverse partners en diversiteit binnen de organisatie zelf. Ook hier gaat het om toegankelijkheid van en verbondenheid met cultuur voor iedere Nederlander. Iets wat voor elke instelling en in elke regio een andere opgave en uitwerking kan betekenen.
In het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid worden – naast subsidies via de Bis en fondsen – projectsubsidies verstrekt. Bij aanvragen van projectsubsidies wordt niet gevraagd om de Code Diversiteit en Inclusie -en de andere twee codes- te onderschrijven.
Deze onderbouwing is nu nog niet te geven, omdat de beoordeling van de aanvragen door de Raad voor Cultuur nog niet is afgerond. Begin juli zal de Raad voor Cultuur zijn adviezen publiceren. De instellingen ontvangen met Prinsjesdag de beschikkingen voor de periode 2025–2028. Uw Kamer zal per brief geïnformeerd worden over de besluiten, waarmee ook in beeld is hoe de subsidies over het land zijn gespreid. Hierbij gaat het erom niet alleen te kijken naar de vestigingsplaats van instellingen maar ook naar waar hun culturele activiteiten in het land plaatshebben.
Ik verwacht dat spreiding van functies en activiteiten terug te vinden zal zijn in de nieuwe bis-periode. Daarnaast ben ik met de fondsen nadrukkelijk aan het kijken hoe de komende periode geografische spreiding en daarmee de regionale impact en toegankelijkheid van cultuur kan worden vergroot.
Op 7 maart 2024 heeft het lid Van Zanten schriftelijke vragen gesteld over Diversiteit en inclusie in de bis. Tot mijn spijt is beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk, omdat het verzamelen van informatie voor de beantwoording nog enige tijd vergt. Ik zal de vragen binnen de daarvoor geldende termijn van 6 weken beantwoorden.