Ingediend | 14 november 2023 |
---|---|
Beantwoord | 14 december 2023 (na 30 dagen) |
Indiener | Suzanne Kröger (GL) |
Beantwoord door | Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
Onderwerpen | natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z19130.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-607.html |
Het klopt dat er een langdurig contract is, waardoor EPZ een indirecte relatie heeft met Rusland. EPZ heeft deze indirecte relatie geëvalueerd. EPZ is daarbij helaas tot de conclusie gekomen dat er op de korte termijn geen alternatief is. We onderschrijven de conclusie van EPZ. Tegelijkertijd hebben we ook geconstateerd dat het, met het oog op de voorgenomen bedrijfsduurverlenging en de mogelijke bouw van twee nieuwe kerncentrales, wenselijk is te onderzoeken of en hoe we de indirecte afhankelijkheid van Rusland kunnen doorbreken en welke afwegingen daarbij zijn te maken. Wij zullen onder meer kijken naar het ontwikkelen van alternatieven om zoveel mogelijk gebruikt uranium te hergebruiken en ook de consequenties van eventueel niet-opwerken zullen nader in beeld gebracht worden.
Daarnaast is het kabinet op doorlopende basis in gesprek met partners binnen en buiten de EU over het verhogen van de druk op Rusland met nieuwe sanctiemaatregelen. Wat het kabinet betreft liggen alle opties op tafel, waarbij oog gehouden dient te worden voor leveringszekerheid en EU-eenheid.
In antwoord op uw eerdere vragen is aangegeven dat er geen vervoersvergunningen van kracht zijn die het mogelijk maken om nucleair materiaal uit Rusland naar EPZ te vervoeren. Hier is op dit moment nog steeds geen sprake van. EPZ heeft in haar brief gemeld dat in het gehele proces van het opwerken van gebruikte splijtstof één stap wordt uitgevoerd door een Russische subcontractor. Deze subcontractor levert met haar diensten het product vervolgens aan de leverancier van EPZ. Deze leverancier, die niet in Rusland zit, levert vervolgens de nucleaire brandstof aan EPZ. Voor dat vervoer is een vervoersvergunning noodzakelijk die door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) wordt verleend. Alleen in het geval zich een weigeringsgrond voordoet, bijvoorbeeld als het algemene veiligheidsniveau van het vervoer onvoldoende is of als er sprake is van sancties, kan de ANVS weigeren een vervoersvergunning af te geven. Van een dergelijke weigeringsgrond is op dit moment echter geen sprake.
In de beantwoording van eerdere Kamervragen is reeds aangegeven dat EPZ een indirecte relatie met Rusland heeft, welke dateert van voor de start van de oorlog. Tegelijkertijd is daarbij aangegeven dat EPZ deze indirecte relatie evalueert, waarvan de uitkomsten hierboven zijn toegelicht.2
EPZ heeft in 2019 een contract afgesloten met een Europese (niet-Russische) partij. EPZ heeft dus geen directe contracten met een partij uit Rusland. Het gaat hierbij om een processtap in het hergebruik van gebruikte brandstoffen. De Russische militaire agressie startte op 24 februari 2022. In reactie hierop heeft de EU sancties ingesteld om hier tegen op te treden. In 2019 golden er derhalve, net als nu, geen sancties voor de bewerking en transport van nucleaire brandstof vanuit Rusland. Voor de Europese partij was het dus mogelijk om een contract te sluiten met een Russische subcontractor.
Wij hechten eraan te benadrukken dat er geen onjuiste uitspraken zijn gedaan. Zoals hierboven aangegeven is op 14 februari jl. en op 11 mei jl. in de beantwoording van eerdere Kamervragen aangegeven dat EPZ de indirecte relatie met Rusland evalueert.
In de beantwoording van Kamervragen is aangegeven dat er geen afhankelijkheid bestaat van Russisch uranium voor de elektriciteitsproductie. In dezelfde beantwoording is ook reeds aangegeven dat EPZ de indirecte relatie met Rusland evalueert. De indirecte afhankelijkheid ziet niet op uranium voor elektriciteitsproductie, maar op het hergebruik van uranium en de daarmee gepaard gaande vermindering van het radioactieve afval en inzet van natuurlijke grondstoffen. Tegelijkertijd is, zoals hierboven ook aangegeven, geconstateerd dat het wenselijk is te onderzoeken of en hoe we de indirecte afhankelijkheid kunnen doorbreken.
Het gaat om een processtap in het hergebruik van splijtstof. EPZ stelt in haar brief dat er de komende jaren nog geen alternatief is voor de specifieke stap voor het geschikt maken van het gebruikte uranium voor hergebruik. Het is een complex proces en er bestaan voor dit proces momenteel geen direct vergelijkbare alternatieven.
Er bestaat wel een andere manier voor het omgaan met gebruikte splijtstof en dat is directe opslag. Dit zou betekenen dat geen hergebruik plaatsvindt van de gebruikte splijtstoffen. Echter, dit houdt in dat de manier waarop nu de Nederlandse infrastructuur voor de opslag van radioactief afval is ingericht aanzienlijk veranderd zou moeten worden. Zoals in de beantwoording van het schriftelijke overleg is geschetst is dat dit op de korte termijn niet realiseerbaar.
Zoals in de beantwoording van het schriftelijk overleg4 en hierboven is gemeld, zal bekeken worden of er alternatieven zijn voor deze stap ten behoeve van het hergebruik van gebruikte uranium. Hierbij zal ook de evaluatie die EPZ heeft uitgevoerd getoetst worden.
EPZ zal ook zelf onderzoek doen naar de brandstofcyclus, waaronder of de huidige brandstofcyclus met opwerking kan worden voortgezet na 2033. Dit is onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies die EPZ gaat uitvoeren in het kader van een mogelijke bedrijfsduurverlenging.
Zie antwoord vraag 8.
Het kabinet doet in zijn algemeenheid geen uitspraken over bedrijfsvertrouwelijke informatie. Het kabinet is bekend met wat de Oekraïense regering aangeeft over MSZ Machinery Manufacturing Plant JSC.
In een volgende actualisering van het beleidskader voor de opwerking van radioactief afval zullen de bevindingen van de evaluatie van EPZ, evenals de aangekondigde acties om naar alternatieven te kijken die in de beantwoording van het schriftelijk overleg zijn gemeld meegewogen worden.
Vanuit het kabinet geldt nog steeds de voorkeur om verbruikte splijtstof op te werken. Zeker ook met de komst van eventuele nieuwe kerncentrales is dit de meest gewenste manier, omdat daarbij minder radioactief afval ontstaat en hergebruik wordt bevorderd. Zoals hierboven aangegeven zal bekeken worden of en hoe we de indirecte afhankelijkheid van Rusland kunnen doorbreken. Hierbij zullen de consequenties van eventueel niet-opwerken nader in beeld gebracht worden.
Zover bij ons bekend maken zowel kerncentrale-exploitanten in Frankrijk als Japan gebruik van het opwerken en hergebruiken van uranium. Op welke wijze zij dit precies doen is bij ons niet bekend en is bovendien bedrijfsvertrouwelijke informatie.
De vragen van het lid Kröger (GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Klimaat en Energie, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het gebruik van Russisch uranium door de Kerncentrale Borssele (ingezonden op 14 november 2023 met het kenmerk 2023Z19130) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De indirecte relatie van EPZ met Rusland is ingewikkeld en belegd bij verschillende departmenten. Voor de zorgvuldige beantwoording van de vragen is daarom interdepartementale afstemming vereist en mogelijk ook feitelijke afstemming met EPZ. Ik zal de antwoorden op de vragen zo spoedig mogelijk naar uw Kamer verzenden. Deze brief stuur ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.