Ingediend | 21 september 2023 |
---|---|
Beantwoord | 6 november 2023 (na 46 dagen) |
Indieners | Marieke Koekkoek (D66), Anne-Marijke Podt (D66), Don Ceder (CU), Joris Thijssen (PvdA) |
Beantwoord door | Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | immigratie internationaal migratie en integratie ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2023Z15629.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-352.html |
Ja, het onderzoek is bij het kabinet bekend.
Official Development Aid (ODA) fondsen dienen bij te dragen aan ontwikkelingsdoelstellingen zoals vastgesteld door de OESO. Hier heeft de Europese Commissie zich aan gecommitteerd en de Commissie dient er voor te zorgen dat de vanuit NDICI gefinancierde migratieprogramma’s die bij de OESO als ODA worden gerapporteerd voldoen aan deze richtlijnen.
Vanuit de OESO wordt jaarlijks een kwaliteitscheck gedaan voordat de activiteiten gepubliceerd worden op de website van de OESO. Indien er twijfels zijn over bepaalde activiteiten, gaat de OESO hierover het gesprek aan met de Commissie en kan de Commissie gevraagd worden om deze activiteiten uit de rapportage te verwijderen. In december 2023 wordt de OESO publicatie van de ODA-activiteiten van de CIE uit 2022 verwacht. We wachten deze en toekomstige rapportages af en zullen op basis hiervan met de Commissie het gesprek aangaan.
Het Kabinet verwelkomt het concept «Casebook on activities in the field of migration» dat de OESO recent heeft opgesteld en dat poogt meer duidelijkheid te verschaffen over of migratieprojecten wel of niet aan de ODA-richtlijnen voldoen. Het Kabinet heeft hier recent feedback op geleverd op basis van onze ervaringen met migratieprojecten en zien uit naar een finale versie als gezamenlijk richtsnoer.
Migratieprogramma’s kunnen bijdragen aan de brede samenwerking tussen de EU en een partnerland. De ODA-richtlijnen erkennen dat ontwikkelingssamenwerking deel uit kan maken van een bredere beleidsdialoog met het begunstigde land, ook op het gebied van migratie. In veel gevallen zien we dat ontwikkelings- en migratiedoelstellingen elkaar kunnen versterken. Een voorbeeld is samenwerking met herkomst en -transitlanden op het tegengaan van mensenhandel ten behoeve van de bescherming van migranten. Veilige, ordelijke en reguliere migratie is immers in ieders belang. NDICI programma’s spelen daar een belangrijke rol in.
Ja, het kabinet onderschrijft de OESO criteria. Het is van belang om aan de voorkant de verschillende doeleinden helder te formuleren, ook ten behoeve van effectieve besteding en een transparante en gelijkwaardige dialoog met partnerlanden. De Commissie geeft aan voorafgaand een indicatieve toets uit te voeren om in te schatten of aan de ODA-criteria wordt voldaan. Nederland zal de Commissie oproepen de uitkomsten van deze toets inzichtelijk te maken in de fora waar over deze programmering wordt besloten.
Het kabinet onderschrijft de richtlijnen zoals opgesteld door de OESO. Volgens de OESO moet het hoofddoel in het geval van de maritieme activiteit worden bekeken om te bepalen of reddingen op zee in aanmerking kunnen komen voor ODA. Als het hoofddoel het beschermen van grenzen is, mogen uitgaven voor reddingen op zee niet worden meegerekend als officiële ontwikkelingshulp. Als het hoofddoel het identificeren van mogelijke behoeften voor het redden van vluchtelingen op zee is, kunnen de extra kosten voor deze operaties worden gerekend als officiële ontwikkelingshulp. De financiering van de Libische en Tunesische kustwacht zal dan ook vanuit dat oogpunt door de Europese Commissie en OESO moeten worden beoordeeld.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling om vooraf gaand aan projectgoedkeuring een analyse te maken van de risico’s op het gebied van effectiviteit en mensenrechten. Deze analyse kan dan vervolgens gebruikt worden om een kader te ontwikkelen voor mitigerende maatregelen en opschorting in gevallen van aanhoudende mensenrechtenschendingen. Het kabinet zal hier bij de Europese Commissie op aandringen.
Het Kabinet acht transparantie en democratische waarborgen van groot belang. Het Kabinet zal in de EU pleiten voor verbetering van de informatievoorziening over migratieprojecten onder NDICI. Nederland zal in Brussel aandacht blijven vragen voor de OESO richtlijnen voor migratie gerelateerde activiteiten en de ODA criteria. In het kader van de mid-term evaluatie van NDICI heeft Nederland de Commissie gevraagd om inzicht in berekening van migratie gerelateerde uitgaven en inzage in de markers die worden gebruikt om uitgaven aan de migratiedoelstelling van NDICI toe te rekenen. Nederland zet zich actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten – en zal dat ook blijven doen.
Nederland is niet direct betrokken bij de genoemde projecten en is enkel indirect betrokken als lidstaat van de EU.
Zoals beschreven bij vraag 6 is Nederland niet direct bilateraal betrokken bij de financiering van deze projecten. Nederland draagt hier wel aan bij via de Nederlandse afdrachten aan de EU, waaruit het NDICI wordt gefinancierd. Momenteel draagt Nederland circa 5,9% bij aan de EU begroting.
Van misbruik is voor zover wij op dit moment weten geen sprake. De Europese Commissie heeft zich als OESO-DAC lid gecommitteerd aan de ODA-criteria. Een conclusie over of specifieke migratieprogrammering uiteindelijk als ODA zal en kan worden aangemerkt berust op het oordeel van de Commissie met een kwaliteitscheck van de OESO. In december wordt verwacht dat de OESO kwaliteitscheck over 2022 is afgerond en de ODA-activiteiten op de website zullen worden gepubliceerd. We wachten die en toekomstige rapportages af.
De vragen van de leden Koekkoek (Volt), Podt (D66), Thijssen (PvdA) en Ceder (ChristenUnie) over het onderzoek Oxfam «From Development to Detterence» kunnen met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn van vier weken worden beantwoord. Het streven is de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.