Ingediend | 24 december 2021 |
---|---|
Beantwoord | 21 februari 2022 (na 59 dagen) |
Indieners | Lammert van Raan (PvdD), Christine Teunissen (PvdD) |
Beantwoord door | de Th. Bruijn , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | economie internationaal internationale samenwerking natuur en milieu organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z24215.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-1808.html |
In 2017 is op de ECT Conferentie besloten om de modernisering van het ECT te bespreken. In 2018 en 2019 is er een moderniseringsgroep opgericht die de onderhandelingen binnen het ECT coördineert en zijn de onderwerpen voor modernisering vastgesteld en goedgekeurd. In 2020 zijn de onderhandelingen van start gegaan en inmiddels hebben er negen onderhandelingsrondes plaatsgevonden. In de eerste helft van 2022 staan nog vier onderhandelingsrondes gepland en in juni 2022 hoopt het ECT een conferentie te kunnen organiseren over een principeovereenkomst, die de weg kan vrijmaken naar modernisering van het ECT.
De inzet van de EU bij het moderniseren van het ECT is om het verdrag volledig in lijn te brengen met het EU-klimaatbeleid en verplichtingen onder het Akkoord van Parijs. Het voorstel van de EU was – zoals aangegeven in uw vraag – om investeringen in fossiele brandstoffen uit te sluiten van investeringsbescherming onder het ECT. Investeringen in sommige vormen van fossiele brandstof zouden onder het EU voorstel onder voorwaarden worden uitgefaseerd in de context van het ECT. Het gaat hierbij om nieuwe investeringen in elektriciteitsproductie uit aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen, waarvoor investeringsbescherming zou blijven bestaan tot eind 2030. Daarnaast zouden investeringen in aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen die bestaande investeringen in meer vervuilende vormen van fossiele brandstoffen vervangen worden beschermd tot uiterlijk 2040.
Er is bij de andere verdragspartijen weinig steun voor dit voorstel. De Europese Commissie onderhandelt namens de EU verder om tot een oplossing te komen. Wat het kabinet betreft is het essentieel dat een gemoderniseerd ECT volledig in lijn is met de klimaatdoelstellingen van de EU. Als het EU-voorstel geaccepteerd wordt, dan vallen de investeringen in fossiele brandstoffen in de bovengenoemde gevallen nog voor een relatief beperkte periode onder de bescherming van het verdrag zoals in de vorige paragraaf uiteen gezet. Modernisering zoals voorgesteld door de EU sluit derhalve niet per direct uit dat alle investeerders in fossiele brandstoffen gebruik kunnen maken van het geschillenbeslechtingsmechanisme onder het ECT.
Om te verduidelijken dat investeringsbescherming geen negatieve invloed heeft op de beleidsruimte van overheden wil de EU het recht te reguleren in het publieke belang expliciet opnemen in afspraken over investeringsbescherming. Dit is ook onderdeel van het EU-voorstel bij de onderhandelingen over het ECT.
Er is door de EU geen interne deadline gesteld voor het bereiken van een akkoord over de modernisering van het ECT. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, wil het ECT-Secretariaat in juni 2022 een conferentie organiseren om een principeakkoord aan te nemen. Het is nu zaak dat de Europese Commissie in de aankomende vier onderhandelingsrondes in de eerste helft van 2022 probeert om een akkoord te bereiken dat volledig in lijn is met genoemde EU-inzet zoals geformuleerd in het mandaat van de Europese Raad. Mocht dan niet voldoende vooruitgang zijn geboekt, dan is voor het kabinet het moment gekomen om, bij voorkeur in EU-verband, opnieuw de balans op te maken over steun aan de moderniseringsonderhandelingen en lidmaatschap van het ECT.
Zie antwoord vraag 3.
De Nederlandse en EU inzet bij het ECT is om verouderde elementen van het verdrag te moderniseren en het verdrag volledig in lijn te brengen met de klimaatdoelen van de EU, niet om te ontkomen aan investeringsbescherming. Het recht op toegang tot de rechter is niet iets om bang voor te zijn, maar juist een belangrijk element van een rechtsstaat.
Zelfstandig uit het ECT stappen, zou betekenen dat Nederland nog voor 20 jaar aan het verdrag is gebonden ten aanzien van bestaande investeringen via de «sunset» clausule. Deze clausule bepaalt dat de bepalingen uit het verdrag na opzegging van het verdrag nog 20 jaar daarop van toepassing zijn. Daarnaast bestaat dan de situatie dat Nederland, doordat de EU partij is bij het ECT en het ECT daarmee onderdeel vormt van het Unierecht, via de band van de Unie nog steeds gebonden is aan het verdrag. Als de hervormingsonderhandelingen zouden mislukken, is het van belang dat de alternatieve beleidskeuzes een zo goed mogelijke uitkomst hebben op het klimaatbeleid en de energievoorziening. Het is daarom belangrijk dat alternatieve opties – waaronder uittreding – goed overwogen worden en actie zoveel mogelijk in EU-verband wordt ondernomen.
Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat niet alleen investeerders in de fossiele industrie gebruik kunnen maken van investeringsbescherming onder het ECT. Investeerders in andere energiesectoren kunnen dit ook. Volgens de cijfers op de website van het Energiehandvest zijn in de afgelopen tien jaar de meeste investeringsgeschillen door investeerders in hernieuwbare energie aangespannen.1
Ja, het klopt dat unanimiteit is vereist voor het soort verdragswijzingen waar de modernisering op ziet. In het Energiehandvest (artikel 36.1) is vastgelegd dat wijzigingen van het verdrag aanvaard moeten worden door alle verdragspartijen tijdens een Conferentie van Partijen.
Japan heeft aan het begin van de onderhandelingen aangegeven geen noodzaak te zien in de modernisering van het ECT, en ook andere landen hebben posities die nog ver van de EU-inzet liggen. Desalniettemin lopen de onderhandelingen door en de Europese Commissie blijft in gesprek met Japan en andere landen met als doel om hen te overtuigen van de noodzaak van modernisering van het ECT.
Zie antwoord vraag 7.
Het kabinet volgt de onderhandelingen nauwlettend en is zeer kritisch over de tot nu toe behaalde vorderingen. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, 3, en 4, onderhandelt de Europese Commissie verder met de andere verdragspartijen. Het kabinet steunt vooralsnog dit proces, in elk geval tijdens de aankomende vier onderhandelingsrondes in de eerste helft van 2022. Na die onderhandelingsrondes wil ik – bij voorkeur in EU-verband – onze opties (her)overwegen.
Het Directoraat Generaal Handel van de Europese Commissie heeft de juridische dienst van de Commissie in december 2020 gevraagd om een juridisch advies over de te volgen procedures bij uittreding van de EU en haar lidstaten uit het ECT. Het advies is verstrekt in januari 2021. Het advies is vertrouwelijk en niet gedeeld met de lidstaten.
Er is in de Raad nog niet gesproken over de juridische aspecten van uittreding. Derhalve weet het kabinet niet in hoeverre de standpunten hierover uiteen lopen. Het is duidelijk dat veel lidstaten de kritische houding van Nederland tegenover de tot nog toe geboekte resultaten van de onderhandelingen delen.
Het door u genoemde voorstel is een van de opties waarover verder onderhandeld wordt. Mocht dit voorstel worden aangenomen dan zou het naar verwachting resulteren in een situatie waarbij investeringen in EU landen in verschillende vormen van fossiele brandstof (op termijn) niet meer beschermd worden door het ECT. Volgens artikel 42 van het Energiehandvest moeten wijzingen van het verdrag door alle verdragspartijen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd worden. Nederland is partij bij het ECT. Conform de Grondwet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen zal een voorgestelde verdragswijziging van het ECT aan de Staten-Generaal worden voorgelegd voor goedkeuring. Andere verdragspartijen hebben mogelijk verschillende parlementaire procedures. Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 is het doel van de EU bij de moderniseringsonderhandelingen niet om rechtszaken te voorkomen of om alle investeerders het recht tot investeringsbescherming te ontzeggen.
Zie antwoord vraag 12.
Zie antwoord vraag 12.
De onderhandelingsteksten zijn door het Secretariaat van het ECT aangemerkt als vertrouwelijk en daarom is het niet mogelijk deze te delen. De tekstvoorstellen die de EU heeft ingediend aan het begin van de onderhandelingen zijn wel openbaar gemaakt en te vinden op de website van de Europese Commissie.3
Zoals aangegeven in Kamerbrieven met kenmerk Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 83 en Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 10 voert Nederland in beide arbitrageprocedures verweer op zowel de bevoegdheid van het arbitragetribunaal als op de inhoud van het geschil. Daarin zal ook het standpunt van Nederland worden ingebracht dat intra-EU investeringsarbitrage tussen een investeerder van een EU-lidstaat en een-EU lidstaat in strijd is met het EU-recht. Op dit verweer is nog niet beslist. Naast de ICSID-procedures lopen er procedures in Nederland en in Duitsland, waar bij de Duitse rechter de vraag voorligt of het ECT een geldige arbitrageclausule bevat in deze intra-EU context. Ook deze zaken zijn nog onder de rechter.
Het standpunt van Nederland is dat intra-EU investeringsarbitrage in strijd is met het EU-recht. Op 2 september 2021 stelde het Hof van Justitie van de Europese Unie in haar uitspraak in de zaak Republiek Moldavië v. Komstroy dat artikel 26(2)(c) van het ECT, dat ziet op het geschillenbeslechtingsmechanisme tussen een investeerder en een staat, moet worden uitgelegd als zijnde niet van toepassing op geschillen tussen een EU-lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over investeringen die deze laatste in de eerste lidstaat heeft gedaan. De EU-lidstaten en de Europese Commissie zijn in onderling overleg over hoe de EU het beste gehoor kan geven aan de uitspraak van het Hof in deze zaak ten aanzien van het ECT.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 2 en 5 is het doel van de modernisering niet om rechtszaken te voorkomen of om alle investeerders het recht tot investeringsbescherming te ontzeggen. De inzet van de EU is onder andere om het verdrag in lijn te brengen met de klimaatdoelen van de EU en het akkoord van Parijs. Onderdeel van het EU voorstel is daarom om investeringsbescherming van investeringen in fossiele brandstoffen onder het ECT op te heffen. Idealiter zou dit voorstel na een modernisering van toepassing zijn op alle verdragspartijen van het ECT, waaronder partijen van buiten de EU. Echter, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2, is er buiten de EU weinig steun voor dit voorstel.
In lijn met de Nederlandse inzet is door het arbitragetribunaal in de zaak met RWE besloten om de arbitrageprocedure zo transparant mogelijk te voeren. Dat betekent o.a. dat processtukken gepubliceerd mogen worden op voorwaarde dat vertrouwelijke of beschermde informatie wordt afgeschermd. In de procedure zal Nederland de eigen stukken zo veel mogelijk actief openbaar maken en verzoeken om actieve openbaarmaking van de processtukken van RWE, zoals het verzoek om arbitrage en de memorial,waarin de claim en verzoek om compensatie worden toegelicht. Stukken die niet officieel tot de procedure behoren, zoals stukken die vooraf zijn gegaan aan het verzoek tot arbitrage, vallen niet onder dit transparantieregime.
Zie antwoord vraag 19.
De arbitrageprocedure met Uniper is later gestart en loopt een aantal maanden achter op de procedure met RWE. Nu het arbitragetribunaal in de zaak tussen Uniper en Nederland is vastgesteld, worden binnenkort processuele beslissingen over het te voeren proces genomen. De inzet is om een vergelijkbare mate van transparantie te bereiken in de arbitrageprocedure met Uniper als is vastgesteld voor de procedure met RWE.
Uniper stelt in alle stukken de rechtmatigheid van de Wet verbod op kolen ter discussie, zonder een schadebedrag te noemen. Uit openbare bronnen blijkt dat Uniper de schade schat op circa 1 miljard euro.
De procedures die de Nederlandse Staat in Duitsland tegen RWE en Uniper heeft aangespannen, gaan over de vraag of het ECT onder het EU-recht een geldig aanbod voor arbitrage tussen een investeerder van een EU lidstaat en een EU lidstaat bevat. In deze zaak staat geen mondelinge behandeling gepland. Naar verwachting doet de rechter in de eerste helft van dit jaar nog een uitspraak. Het vonnis is openbaar, de Nederlandse staat onderzoekt of het onder Duits recht mogelijk is om, net als in de nationale procedure, eigen processtukken actief openbaar te maken.
Zie het antwoord op vraag 21. Zodra er beslissingen over het verloop van het proces zijn genomen, kunnen stukken die onderdeel van de arbitrageprocedure zijn eventueel openbaar gemaakt worden.
Een arbitragetribunaal ontleent zijn bevoegdheid aan een investeringsverdrag. Het arbitragetribunaal in de zaken met RWE en Uniper is gevraagd te oordelen over de vraag of er een schending van het internationaal recht, namelijk het ECT, heeft plaatsgevonden. Dit staat los van de vraag of de Wet verbod op kolen rechtmatig is onder nationaal recht. Over het laatste is de nationale rechter bevoegd. Het gaat hier dus om verschillende procedures op basis van een andere rechtsgrondslag.
Volgens de voorwaarden van de call for proposalsheeft de exploitant van de centrale Powerplant Rotterdam (PPR) een projectvoorstel gedaan voor de beëindiging van de productie en de ontmanteling van PPR. De exploitanten van de andere kolencentrales hebben aangegeven in dit kader geen voorstel te doen. Door de onafhankelijke adviseur van de Minister van EZK is geoordeeld dat de hoogte van de gevraagde subsidie voor de uitvoering van het projectvoorstel niet leidt tot overcompensatie van de exploitant. Dit wordt ook gecontroleerd door de Europese Commissie voordat de subsidie kan worden verleend
De call for proposalsvoor vrijwillig stoppen met gebruik van kolen staat los van de Wet verbod op kolen. Het doel van de call for proposalsis om in de periode tot 2030 aanvullend CO2 te reduceren. De call for proposalsstond daarom open voor alle producenten. Alleen de exploitant van centrale PPR heeft een voorstel tot sluiting en ontmanteling ingediend. De voorgaande Minister van EZK heeft beoordeeld of de aanvraag en het projectvoorstel aan de eisen van de call for proposals voldoet. Er is geen sprake van een overeenkomst of akkoord, maar van subsidieverlening.
Overigens is Riverstone voor de overname geïnformeerd over de Wet verbod op kolen en kon daarom bij de overname al met het toekomstige verbod op kolen rekening houden. Om die reden kan Riverstone niet stellen dan wel aannemelijk maken dat zij als gevolg van de Wet verbod op kolen schade lijdt of zal lijden.
Om uw Kamer inzicht te geven in deze adviezen en maximale transparantie te bieden heb ik de onderliggende stukken vertrouwelijk ter inzage in de Tweede Kamer gelegd zodat uw Kamer volledig zicht heeft op de onderbouwing van deze subsidie (Kamerstuk 32 813, nr. 937). Vanwege bedrijfsvertrouwelijke informatie kan ik het subsidiebesluit en de onderliggende adviezen niet openbaar maken.
Er is in een Wob-verzoek gevraagd om de communicatie tussen het Ministerie van EZK en Onyx en/of Riverstone in de periode van 1 januari 2019 tot 1 oktober 2020. De beantwoording van dit Wob-verzoek zal spoedig worden verzonden. Een ander Wob-verzoek is ingediend voor alle correspondentie van oktober 2020 tot 8 oktober 2021 tussen Onyx en/of Riverstone en het Ministerie van EZK. De beantwoording hiervan verwacht ik in het eerste kwartaal van dit jaar te versturen. Bij de beantwoording van deze beide Wob-verzoeken is de gevraagde informatie ook beschikbaar voor de Kamer.
Zie antwoord vraag 27.
Zie antwoord vraag 27.
Het nemen van nieuwe maatregelen is nodig om de klimaatdoelstellingen te bereiken. Daarbij zal een zorgvuldige belangenafweging moeten worden gemaakt tussen de verschillende belangen en belanghebbenden conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
In sommige gevallen zal het noodzakelijk zijn om in te grijpen in het recht op eigendom als dat nodig is voor het bereiken van andere doelstellingen van algemeen belang. Deze ruimte is er, maar die is niet onbegrensd. Zo speelt artikel 1 Eerste Protocol van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens een belangrijke rol, maar ook andere normen van internationaal, Europees en nationaal recht. Regulering is dus in beginsel geoorloofd, als het voldoet aan de legaliteitstoets, de legitimiteitstoets en de evenredigheidstoets (fair balance). Nieuwe wetgeving wordt ook altijd getoetst aan deze normen.
Investeringsverdragen, waaronder het ECT, bevatten geen hogere of andere standaard ten aanzien van overheidshandelen dan het Nederlandse of Europese recht. Ook daarin zijn basisregels voor fatsoenlijk overheidshandelen stevig verankerd. Discriminatoire, willekeurige en oneerlijke behandeling zijn ook onder Nederlands en Europees recht verboden, net als het feit dat ook in die rechtsordes onteigening niet zomaar is toegestaan maar aan voorwaarden is onderworpen. Het opzeggen van het ECT, zorgt er niet voor dat de overheid zomaar kan ingrijpen in eigendom. Het overheidshandelen is niet normvrij, maar blijft aan beginselen van behoorlijk bestuur onder internationaal, Europees en Nederlands recht onderworpen.
Overigens is het uitgangspunt van een rechtsstaat dat burgers en bedrijven die rechtstreeks geraakt worden door besluiten van de overheid, rechtsbescherming genieten. Dit is in Nederland geregeld via de bestuursrechtelijke en civiele rechtsgang, als mede via routes onder het internationaal en Europees recht. Een claim indienen, is niet hetzelfde als een zaak winnen. De rechter of ander relevant scheidsgerecht zal de zaak beoordelen en daar een uitspraak over doen. De Nederlandse staat dient rechtmatig te handelen. En hier ligt een belangrijke taak voor de wetgever om voorzienbaar en stabiel beleid te maken, dat toekomstbestendig is.
Zie antwoord vraag 30.
Het ECT beschermt investeringen van een investeerder van een Verdragspartij van het ECT in een andere Verdragspartij, dat wil zeggen elke vorm van activa die een investeerder in eigendom heeft of waarover hij direct of indirect zeggenschap heeft in relatie tot een economische activiteit in de energiesector. Dat zijn economische activiteiten met betrekking tot exploratie, winning, raffinage, productie, opslag, vervoer over land, transmissie, distributie, handel, marketing of verkoop van energiegrondstoffen en energieproducten, of met betrekking tot collectieve verwarmingssystemen. Hier vallen potentieel veel buitenlandse bedrijven onder die investeringen hebben in Nederland.
In reacties op het klimaatbeleid is dit niet naar voren gekomen.
Op 21 december 2021 heeft het lid Leijten (SP) schriftelijke vragen gesteld over het bericht «Energy Charter Treaty: stalled reform fuels EU fears for climate» en op 24 december hebben de leden Van Raan en Teunissen (beiden PvdD) schriftelijke vragen gesteld over het Energy Charter Treaty. Beantwoording binnen de gestelde termijn is helaas niet mogelijk in verband met de benodigde interdepartementale afstemming. De twee sets vragen zullen door het nieuwe kabinet zo snel mogelijk worden beantwoord.