Kamervraag 2021Z16961

Het weigeren van Statenleden bij een commissievergadering.

Ingediend 1 oktober 2021
Beantwoord 22 november 2021 (na 52 dagen)
Indiener Eva van Esch (PvdD)
Beantwoord door Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA)
Onderwerpen bestuur gezondheidsrisico's provincies zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z16961.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-849.html
1. NRC, 30 september 2021, «Leden vertrouwenscommissie geweigerd wegens …
2. Wet publieke gezondheid (Wpg), artikel 58ra, lid 8.
  • Vraag 1
    Kent u de berichten «Leden vertrouwenscommissie geweigerd wegens ontbreken coronapas» en «Procedure gouverneur Limburg stilgelegd na conflict in vertrouwenscommissie»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u bevestigen dat Limburgse Statenleden geweigerd zijn bij een commissievergadering omdat zij geen coronapas konden of wilden laten zien?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat de toegangseisen van een specifieke locatie nooit een reden mogen zijn om volksvertegenwoordigers de toegang tot een officiële vergadering te ontzeggen? Deelt u de mening dat wanneer blijkt dat de coronapas desalniettemin vereist wordt om de locatie te mogen betreden naar een andere locatie moet worden uitgeweken, zodat alle leden van de commissie volwaardig deel kunnen nemen aan de vergadering?

    Het is aan decentrale volksvertegenwoordigingen om hun vergaderingen zelf te plannen en daarvoor een locatie te kiezen. Ik deel de mening dat de toegangseisen van een specifieke locatie nooit een reden mogen zijn om volksvertegenwoordigers de toegang tot een officiële vergadering te ontzeggen. Het kunnen deelnemen aan de beraadslaging is immers de essentie van het zijn van volksvertegenwoordiger. Voor volksvertegenwoordigers geldt echter geen generieke uitzondering voor het tonen van een coronatoegangsbewijs wanneer een volksvertegenwoordigende vergadering in een horecagelegenheid wordt georganiseerd. De locatie is leidend bij de vraag of dit bewijs nodig is om toegang te krijgen tot een activiteit of voorziening en de wet geldt daarbij voor iedereen. Het recht van een volksvertegenwoordiger om deel te nemen aan een vergadering is echter dermate essentieel dat het niet wenselijk is een vergadering te houden op een locatie waar op grond van artikel 58ra Wpg een coronatoegangsbewijs is vereist.
    Het is overigens mogelijk om een vergadering van een volksvertegenwoordiging in een horecagelegenheid te houden zonder de verplichting van een coronatoegangsbewijs, mits de ruimte is afgescheiden van de eet- en drinkgelegenheid waarvoor wel een coronatoegangsbewijs is vereist. Zodra de aanwezigen zonder coronatoegangsbewijs kunnen mengen met de aanwezigen met toegangsbewijs, geldt voor iedereen de verplichting om een toegangsbewijs te tonen. In dat geval is de locatie niet geschikt voor een vergadering van een volksvertegenwoordiging en dient dus een andere locatie te worden gezocht.

  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het voor de Limburgse Statenleden op dat moment geboden alternatief, een wandeling in de buitenlucht van 10 minuten met een kandidaat-gouverneur, op geen enkele wijze een volwaardig alternatief is voor deelname aan de vergadering?

    Ik heb er begrip voor dat ter plekke naar een mogelijk alternatief is gezocht, maar het hier geschetste alternatief was inderdaad geen volwaardig alternatief voor deelname aan de beraadslaging van de vertrouwenscommissie.

  • Vraag 5
    Kunt u bevestigen dat blijkens de Wet publieke gezondheid mensen die beroeps- of bedrijfsmatig een horecagelegenheid moeten betreden niet om een coronatestbewijs mag worden gevraagd?2 Kunt u derhalve bevestigen dat in dit geval het verzoek om het coronatestbewijs te tonen onwettig was?

    In de wet (artikel 58ra, lid 8, Wpg) staat dat er een uitzondering kan gelden voor personen die op een locatie beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten. Deze uitzondering is in de wet opgenomen omdat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Indien een volksvertegenwoordiger voor het uitoefenen van zijn ambt («beroep») aanwezig moet zijn op een specifieke locatie kan aanspraak worden gemaakt op deze uitzondering. Daarbij is het van belang dat de volksvertegenwoordiger zich in het kader van de uitoefening van zijn ambt («beroep») op een locatie dient te begeven en indien deze werkzaamheden niet elders verricht kunnen worden.
    Hiervan is bij een te plannen vergadering van een volksvertegenwoordigend orgaan geen sprake.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat de procedure over een nieuwe gouverneur stilgelegd had moeten worden vanwege de onjuiste gang van zaken en niet, waar het nu alle schijn van heeft, na de commotie die veroorzaakt is nadat een journalist erover bericht heeft?

    Ik constateer dat de vertrouwenscommissie tot een voorstel tot een aanbeveling is gekomen dat door alle leden van de vertrouwenscommissie wordt ondersteund. Vervolgens is dit voorstel in provinciale staten besproken met als uitkomst dat de aanbeveling tot benoeming is vastgesteld. Deze aanbeveling heb ik als Minister van BZK in ontvangst genomen, waarna ik het verloop van de procedure heb getoetst, met inbegrip van het adresseren van de ontstane situatie door de vertrouwenscommissie respectievelijk provinciale staten.
    De aanbeveling is inmiddels in de ministerraad besproken, waarna de persoon in kwestie is voorgedragen voor benoeming door Zijne Majesteit de Koning.

  • Vraag 7
    Wat is uw oordeel over wat er in Limburg is gebeurd? Deelt u de zorg dat volksvertegenwoordigers op deze manier belemmerd kunnen worden aan vergaderingen van het orgaan waarin zij gekozen zijn? Welke actie gaat u ondernemen om te voorkomen dat (lokale) volksvertegenwoordigers in de toekomst de toegang wordt ontzegd tot een vergadering van het orgaan waarin zij zijn gekozen?

    De gang van zaken is voor mij aanleiding om nog eens via voorlichting aan decentrale overheden duidelijk te maken hoe de regels in elkaar zitten, zodat daarmee bij het plannen en organiseren van vergaderingen rekening kan worden gehouden. Uitgangspunt is vanzelfsprekend dat volksvertegenwoordigers moeten kunnen deelnemen aan de beraadslaging.

  • Mededeling - 29 oktober 2021

    Hierbij deel ik u mede dat de aan mij gestelde vragen van het lid Van Esch (PvdD) over het weigeren van Statenleden bij een commissievergadering (ingezonden op 1 oktober 2021, met het kenmerk 2021Z16961) niet binnen de termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. Voor de beantwoording van de vragen is meer tijd nodig voor interdepartementale afstemming. Uw Kamer ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2021Z16961
Volledige titel: Het weigeren van Statenleden bij een commissievergadering.
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20212022-849
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Esch over het weigeren van Statenleden