Ingediend | 1 oktober 2021 |
---|---|
Beantwoord | 24 november 2021 (na 54 dagen) |
Indieners | Daniel Koerhuis (VVD), Peter Valstar (VVD) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z16952.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-815.html |
Ja.
Op 1 november jl. was de totale bezetting bij het COA, inclusief de Afghaanse evacués op Defensielocaties, ruim 34.000. Daarmee zijn alle reguliere opvangplekken bezet en wordt nu verschillende vormen van noodopvang ingezet.
De opvangcapaciteit van het COA staat om verschillende redenen onder grote druk. Allereerst zorgen recente geopolitieke ontwikkelingen voor een toenemende asielinstroom. Naast de situatie in Afghanistan bestaan er ook zorgen dat de situatie in Libanon, Belarus en Turkije tot een toenemende asielinstroom zullen leiden. Bovendien arriveren steeds meer nareizigers in het kader van gezinshereniging naar ons land. Zij konden eerder niet reizen vanwege de internationale reisbeperkingen in verband met COVID-19. Ten slotte levert de inzet van gemeenten om bijna 12.000 vergunninghouders die momenteel in de opvang verblijven te huisvesten helaas onvoldoende resultaat op. Daarvan verblijft ruim de helft langer dan de afgesproken termijn in de opvang.
Overigens is goed om te benoemen dat vreemdelingen recht op opvang behouden tot het einde van de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen na de negatieve beslissing op de asielaanvraag, of na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg als beroep is ingediend. Na het einde van die termijn gaat COA in beginsel over tot ontruiming (behoudens uitzonderlijke omstandigheden zoals een acute medische noodsituatie of vorst, of omdat mogelijk op korte termijn weer recht op opvang ontstaat op last van de rechter), of wordt vreemdelingenbewaring voorbereid als dat aan de orde is. Uitgeprocedeerde asielzoekers zijn dus beperkt debet aan de hoge bezetting van opvangplekken in het COA.
Sinds het versoepelen van de Covid-19 maatregelen neemt de totale Europese instroom van asielaanvragen sinds mei van dit jaar weer toe en gaat deze instroom geleidelijk terug naar het oude niveau. De Nederlandse asielinstroom laat een vergelijkbare trend zien, al ligt de stijging van de instroom over de afgelopen weken hoger dan in vergelijking met veel andere Europese lidstaten. Belangrijke uitzondering in deze trend is Oostenrijk, dat gekenmerkt wordt door een beduidend hogere stijging over de afgelopen weken.
In de Nederland bevinden zich nu ruim 2.100 Afghaanse evacués. Het is niet bekend hoeveel Afghaanse evacués zich in alle EU-lidstaten bevinden.
Het COA heeft de afgelopen jaren doorlopend geprobeerd om het aantal beschikbare opvangplekken aan te laten sluiten bij de capaciteitsprognose. Met dat doel zijn de leden van de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) in november 2019 al gevraagd om extra opvanglocaties en het verlengen van aflopende locaties. Dit laatste is goed gelukt, het eerste niet.
Met het toenemen van de asielinstroom, het grotere aantal nareizigers dat naar Nederland kwam en het achterblijven van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten, nam de bezetting in de COA-opvang vanaf mei 2021 geleidelijk toe. In de zomer werd duidelijk dat op korte termijn extra capaciteit nodig was. Zeker in combinatie met de komst van de Afghaanse evacués. Hierop heb ik, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 24 augustus jl. een brief gestuurd aan de commissarissen van de Koning, gedeputeerden, burgemeesters en wethouders om aandacht te vragen voor de nijpende situatie bij het COA en om op te roepen om extra opvangplekken te realiseren of om huisvesting van vergunninghouders in gemeenten te versnellen.
Hierop zijn de gesprekken met de medeoverheden de afgelopen maanden geïntensiveerd en hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ikzelf provincies en gemeenten met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders.
De IND heeft in de afgelopen anderhalf jaar enorme inspanningen geleverd om de opgelopen asielachterstanden terug te dringen. De oude voorraad die per 1 april 2020 aan de Taskforce was toebedeeld is nagenoeg weggewerkt, behoudens een klein aantal zaken waarbij sprake is van langdurige beslisbelemmering. Het streven is er op gericht dat de IND eind 2021 in 90% van de aanvragen beslist binnen de wettelijke termijn. Door de hogere dan verwachte asielinstroom in combinatie met de crisis in Afghanistan blijft de druk binnen de IND onverminderd hoog. Voor het eerste kwartaal 2022 is het de verwachting dat de IND ca. 6.400 aanvragen moet beslissen en afronden om niet buiten de wettelijke termijn te lopen. Dit is een majeure opgave waarbij het noodzakelijk is dat aanvullende maatregelen genomen worden. De ervaring die is opgedaan en de lessen die geleerd zijn bij de Taskforce onder andere op het gebied van schriftelijk horen en telehoren zullen hier zeker in meegenomen worden. Daarnaast zal een deel van de capaciteit van de Taskforce in vaste dienst worden genomen bij de IND om kennis en kunde niet te verliezen en ook in 2022 het werkaanbod het hoofd te bieden. De risico’s met betrekking tot de gevolgen van nieuwe corona-maatregelen, krapte op de arbeidsmarkt en mogelijk hogere instroom worden nauwlettend in de gaten gehouden
In asielraming van begin 2021 werd rekening gehouden met een dalende asielinstroom in combinatie met een uitstroom conform de taakstelling huisvesting vergunninghouders. Het actuele beeld laat echter een hogere instroom en een lagere uitstroom zien, dan waarmee werd gerekend tijdens het opstellen van de begroting.
De asielraming wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid opgesteld met betrokken partners uit de migratieketen. Deze raming wordt twee maal per jaar bijgesteld in september en februari. Bij het opstellen van deze raming is ook rekening gehouden met de COVID-beperkende maatregelen en de afbouw daarvan. Aangezien hier geen ervaringscijfers van zijn, is dit echter zeer lastig om te ramen.
Ja het klopt dat met de lagere raming er ook een lagere toerekening aan ODA bij BHOS is ter hoogte van € 198,6 mln. Dit heeft enerzijds te maken met de lager verwachte bezetting bij het COA als gevolg van een lagere instroom, met de verwachting dat de taakstelling huisvesting van vergunninghouders door gemeenten wordt behaald en anderzijds met het feit dat te veel asielzoekers langer dan een jaar verblijven in de opvang. Vooralsnog leidt dit niet tot financiële problematiek met betrekking tot de opvang.
Met betrekking tot de toerekening aan ODA (beheerd door BHOS) zijn afspraken gemaakt door het kabinet passend binnen de regels van de OESO op dit terrein. Bij de komende begrotingsmomenten zal het kabinet op basis van de actuele raming bezien of de toerekening aan ODA moet worden verhoogd en of er daarnaast aanvullende (financiële) middelen noodzakelijk zijn.
Zoals reeds bij vraag 5 beantwoord zijn de gesprekken die ikzelf, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, met provincies en gemeenten over geïntensiveerd. We hebben met klem gevraagd om op zeer korte termijn locaties aan te dragen voor (tijdelijke) asielopvang of (tijdelijke) huisvesting van vergunninghouders. Naar aanleiding van deze oproep heeft het COA sinds eind augustus jl. ruim 6.500 extra opvangplekken in gebruik genomen. Daarvan is 80% tijdelijk beschikbaar voor een periodes die uiteenlopen van vier weken tot zes maanden.
De meerjaren productie prognose geeft onder andere een verwachting aan van de in- en uitstroom van de COA-opvang. De wijze waarop deze opvang wordt georganiseerd of vorm krijgt, is geen onderdeel van deze prognose.
Gemeenten die bereid zijn opvang te realiseren, of dat nou reguliere of tijdelijke (nood)opvanglocaties zijn, ben ik zeer erkentelijk. Gemeenten gaan vrijwillig akkoord met het openen van een opvanglocatie binnen de gemeentegrens, maar staan er uiteraard niet alleen voor. Vanuit het Rijk ontvangen zij een financiële uitkering op basis van het Faciliteitenbesluit. Daarnaast, en misschien wel belangrijker nog, ondersteunt het COA zowel voorafgaand aan de realisatie van een locatie als tijdens vestiging van de locatie gemeenten bij de communicatie richting omwonenden.
Op dit moment is ongeveer een derde van de bewoners van de COA-opvang vergunninghouder. In totaal zijn dat bijna 12.000 vergunninghouders, waarvan meer dan de helft langer dan veertien weken wacht op huisvesting in een gemeente. Door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, het COA en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) worden verschillende maatregelen genomen om de achterstand op het realiseren van de taakstelling uitplaatsing vergunninghouders in te lopen.
Daarnaast zijn door het COA en het RVB locaties in eigendom geïnventariseerd die met spoed gereed kunnen worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders. Het gaat concreet om de inzet van zogeheten tussenvoorzieningen, waarbij het Rijk verantwoordelijkheid zal nemen voor de grond en de bebouwing met tijdelijke units. Het realiseren van dergelijke tussenvoorzieningen duurt echter enige tijd. Het is daarom niet goed in te schatten hoeveel vergunninghouders de komende periode uitstromen uit de opvangcapaciteit.
Twee keer per jaar wordt op basis van de (verwachte) asielinstroom, het (verwachte) inwilligingspercentage van de asielaanvragen en het (verwachte) aantal personen dat in het kader van gezinshereniging naar Nederland komt een taakstelling vergunninghouders vastgesteld. Voor de tweede helft van 2021 is deze taakstelling 11.000 plaatsingen en voor de eerste helft van 2022 is de taakstelling 10.000 plaatsingen.
Afgesproken is dat asielzoekers die een verblijfsvergunning krijgen (zogeheten vergunninghouders), binnen 14 weken na vergunningverlening worden gehuisvest door gemeenten. Door een tekort aan geschikte en betaalbare woningen stagneert de doorstroom. Om gemeenten te faciliteren in hun huisvestingstaak heeft de rijksoverheid, samen met de provinciale tafels, verschillende initiatieven opgezet. Zo ondersteun ik gemeenten met het huisvesten van grote gezinnen vergunninghouders. Daarnaast is een hotel en accommodatieregeling gestart, om vergunninghouders voor wie er nog geen huisvesting is georganiseerd, tijdelijk onderdak te bieden in de gemeente. Daar kunnen zij ook starten met integratie en participatie. Verder heeft het Ministerie van BZK 50 miljoen euro beschikbaar gesteld voor gemeenten om meer passende huisvesting voor aandachtsgroepen te realiseren. Daarvan is 18 miljoen euro gereserveerd voor de huisvesting van statushouders in tussenvoorzieningen of andere vormen van (tijdelijke) huisvesting waarmee extra wooneenheden aan de bestaande voorraad worden toegevoegd.
Met deze instrumenten moet de doorstroom van vergunninghouders teruggebracht worden naar de streeftermijn van 14 weken.
Over de stand van zaken bij de pilot in Castricum heb ik recent Kamervragen van de VVD beantwoord (kenmerk 2021Z15037). Wat betreft de pilot in Haarlemmermeer waren ten tijde van de tussenevaluatie (december 2020) twee locaties geselecteerd. De gemeente was op dat moment in gesprek met corporaties en vastgoedorganisaties over de exploitatie. Op dit moment wordt de eindevaluatie van de serie pilots opgemaakt, waaruit zal blijken wat de belangrijkste knelpunten waren bij het realiseren van de flexwoningen.
In de regio Rotterdam–Rijnmond heeft de Veiligheidsregio het initiatief genomen om de regiogemeenten per aanbiedingsbrief van 28 oktober jl. uit te nodigen om gebruik te maken van de pilotregeling «tussenvoorzieningen voor statushouders». Dit initiatief bevindt zich hiermee in de opstartfase.
De nieuwe pilots waar u in uw vraag naar verwijst, werkt de Minister van BZK op dit moment uit in samenwerking met gemeenten en provincies in de vorm van tussenvoorzieningen. Het kabinet heeft 15 miljoen EUR beschikbaar gesteld om de meest kansrijke en snel te realiseren projecten financieel te ondersteunen.
Vanuit het Rijksvastgoedbedrijf wordt intensief meegezocht naar locaties voor opvang van asielzoekers en (tijdelijke) huisvesting van statushouders, onder andere in de vorm van flexwoningen. Aan de Provinciale Regietafels heeft het Rijksvastgoedbedrijf aangegeven welke mogelijkheden zij zien voor het gebruik van hun percelen dan wel Rijksvastgoed ten behoeve van asielopvang of huisvesting van statushouders (in de vorm van tussenvoorzieningen) in de betreffende provincie. Ik waardeer de inzet van het RVB om deze mogelijkheden verder vorm te geven en daarnaast ook gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van eigen locaties.
Vreemdelingen die een asielaanvraag indienen, hebben volgens Europese en nationale wet- en regelgeving recht op opvang. Dat recht houden zij in beginsel tot het einde van de wettelijke vertrektermijn van 28 dagen na de negatieve beslissing op de asielaanvraag, of na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg als beroep is ingediend. Ook is er een groep veilige landers die een 0-dagen vertrektermijn krijgen en dus geen recht hebben op opvang na een negatieve beslissing op de asielaanvraag. Na het einde van vertrektermijn gaat COA in beginsel over tot ontruiming (behoudens uitzonderlijke omstandigheden zoals een acute medische noodsituatie, vorst, omdat mogelijk op korte termijn weer recht op opvang ontstaat op last van de rechter of het vertrek binnen zeer afzienbare tijd gerealiseerd kan worden), of wordt vreemdelingenbewaring voorbereid als dat aan de orde is. Op 1 oktober 2021 zaten 240 personen in de COA-opvang die, hoewel dat juridisch mogelijk is, op dat moment nog niet ontruimd of in bewaring waren gesteld.
Daarnaast biedt het COA onderdak aan op zogeheten terugkeerlocaties. Concreet gaat het om de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel en een vijftal gezinslocaties (GLO) verspreid over het land. In de VBL biedt het COA onderdak aan verwijderbare personen die medewerking verlenen aan vertrek, maar niet binnen de vertrektermijn van 28 dagen Nederland kunnen verlaten of waarvan de DT&V het vertrek binnen in beginsel 12 weken kan realiseren. Op 1 november 2021 zaten ca. 110 personen in de VBL. In de GLO’s verblijven gezinnen met minderjarige kinderen zonder rechtmatig verblijf waar, omwille van humanitaire redenen, onderdak wordt geboden. Op 1 november 2021 zaten ca. 850 personen in de GLO’s.
Voor de terugkeer van vreemdelingen, zowel naar derde landen als bij een Dublinoverdracht naar een andere lidstaat, gelden – evenals voor andere reizigers – in vrijwel alle gevallen vereisten op het gebied van test en/ of vaccinatie ten aanzien van COVID-19. Medewerking aan een COVID-test kan niet worden afgedwongen. In de praktijk gebeurt het veelvuldig dat vreemdelingen niet willen meewerken aan een COVID-test. Voor meer informatie over dit onderwerp verwijs ik naar de brief die ik op 8 november jl. aan uw Kamer heb gestuurd.3
Het kabinet werkt met gelijkgezinde landen aan een sterker Schengen, om het Schengengebied toekomst- en crisisbestendiger te maken. De inzet van alle gesprekspartners is er op gericht om Schengen in de huidige vorm te versterken om de bestaande ruimte van vrij verkeer te behouden. Daarvoor moet worden gekeken naar gebleken tekortkomingen van Schengen die ertoe leiden dat verschillende lidstaten het al geruime tijd noodzakelijk achten interne grenscontroles toe te passen. Het kabinet constateert tekortkomingen in de vorm van secundaire migratiestromen en niet goed functionerende asielprocedures en onvoldoende inzet van alternatieven voor interne grenscontroles. Prioriteiten voor het kabinet zijn daarom het versterken van de buitengrenzen, het verbeteren van analyse en risico-gestuurde monitoring aan de binnengrenzen, het versterken van de governance van het Schengengebied en het versterken van waarborgen in tijden van crisis. Ten aanzien van dit laatste punt wordt ook gekeken naar het verankeren van handelingsperspectief in de Schengengrenscode wanneer sprake is van grootschalige secundaire migratiestromen binnen het Schengengebied. Dit is nader toegelicht in het BNC-fiche dat uw Kamer heeft ontvangen naar aanleiding van de publicatie van de Schengenstrategie.4
De hiervoor genoemde standpunten worden ook richting de Commissie gezamenlijk met gelijkgezinde lidstaten uitgedragen, in aanloop naar de publicatie van het voorstel tot wijziging van de Schengengrenscode, dat de komende maanden verwacht wordt.
Ja.
Hierbij deel ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat de schriftelijke vragen van de leden Valstar en Koerhuis (beiden VVD), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Asielzoekerscentra bomvol: «We zitten tegen crisisnoodopvang aan»» en «Afghanen de druppel» (ingezonden 1 oktober 2021) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.