Ingediend | 19 augustus 2021 |
---|---|
Beantwoord | 22 november 2021 (na 95 dagen) |
Indiener | Leonie Vestering (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | bodem landbouw natuur en milieu organisatie en beleid planten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z14411.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20212022-851.html |
Het bericht meldt dat in Nederland 10,3 kilogram werkzame stof per hectare wordt gebruikt in 2018. Dit is in Europa het hoogst.
Het is niet duidelijk waarop dit getal is gebaseerd. Het is namelijk niet bekend hoeveel gewasbeschermingsmiddelen er in Nederland gebruikt zijn in het jaar 2018 en het jaar 2019. Het CBS voert elke vier jaar een enquête uit om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de agrarische sector in beeld te brengen. De meest recente gegevens zijn van het jaar 20163.
Er is inmiddels een traject gestart in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030, waardoor het mogelijk wordt om de gebruikscijfers jaarlijks in te winnen en te publiceren.
Volgens het Compendium voor de Leefomgeving is in 2019 in Nederland de afzet van gewasbeschermingsmiddelen afgenomen naar 9,2 miljoen kg werkzame stof, dat is 1% minder dan het jaar ervoor. Dat betekent een afname met 129.000 kilogram.
De inzet in Nederland is – zoals uw Kamer weet – gericht op het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen, het verbinden van land- en tuinbouw met natuur en nagenoeg geen emissie naar het milieu en nagenoeg geen residuen op voedselproducten in 2030. Dit is een fundamentele, langjarige transitie, waarbij het effect van de verschillende acties – die nu worden uitgevoerd in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 – niet direct zichtbaar is. Daarbij past het om naar meerjarige trends te kijken in plaats van naar verschillen in de afzet tussen twee kalenderjaren.
Er is een dalende trend te zien in de periode 2011 tot en met 2019 in de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen op de Compendium voor de Leefomgeving.
Bovendien is het gebruik en de afzet van gewasbeschermingsmiddelen afhankelijk van verschillende factoren, zoals de gewassen die worden geteeld, de mate waarin ziekten, plagen en onkruiden voorkomen en de weersomstandigheden. Dit heeft ertoe geleid dat bij de Europees geharmoniseerde risico-indicatoren gekozen is voor een referentieperiode van drie opeenvolgende kalenderjaren (2011 tot en met 2013) in plaats van één kalenderjaar.
Recent zijn de Nederlandse trends van de Europees geharmoniseerde risico-indicatoren gepubliceerd4. Hieruit blijkt in Nederland een dalende trend in de periode 2011 tot en met 2019 voor de groep werkzame stoffen met het hoogste risicoprofiel en een stijgende trend voor de groep werkzame stoffen met het laagste risicoprofiel.
Zie antwoord vraag 1.
Het gebruik en de afzet van gewasbeschermingsmiddelen is, zoals ik het antwoord op vraag 1 en 2 heb aangegeven, afhankelijk van verschillende factoren, zoals de gewassen die worden geteeld, de mate waarin ziekten, plagen en onkruiden voorkomen en de weersomstandigheden.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1 en 2 voor het tweede deel van uw vraag.
De verkoop van de gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie is volgens Eurostat in 2019 6% lager dan in 20186.
Nee, dat kan ik niet. Er zijn namelijk op dit moment geen bruikbare gegevens om de verschillende lidstaten in de Europese Unie goed met elkaar te vergelijken.
Er ligt een voorstel voor een verordening betreffende statistieken over de landbouwinput en -output. Dit voorstel is gericht op stroomlijning en verbetering van het Europees systeem van landbouwstatistieken. Verordening (EG) 1185/2009 betreffende statistieken over pesticiden wordt in dit proces meegenomen (Kamerstuk 22 122 nr. 3080).
Deze gegevens zijn op dit moment nog niet beschikbaar. De afzetgegevens worden in het voorjaar 2022 gepubliceerd en de gebruikscijfers worden naar verwachting begin 2022 gepubliceerd door het CBS.
De verkoop van gewasbeschermingsmiddelen is afhankelijk van verschillende factoren (zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3). Deze factoren zijn ook van invloed op de totale verkochte hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie.
De inzet in Nederland op het terrein van gewasbeschermingsmiddelen is op dit moment gericht op het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen, dat vergt tijd (zie ook het antwoord op vraag 1 en 2). Tegelijkertijd blijven we ons inzetten om ook nu al het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen en te verlagen. Daarbij verwacht ik veel ook van de samenwerking met alle stakeholders in ons Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030.
Uit het bericht van Eurostat blijkt dat de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen in Denemarken in 2019 met 42% is afgenomen ten opzichte van 2011.
Elke lidstaat in de Europese Commissie kan binnen de kaders van Richtlijn 2009/128/EG gewasbeschermingsmiddelenbeleid formuleren dat aansluit bij wijze waarop gewassen kunnen worden geproduceerd in de lidstaat, waaronder het beschikbare pakket aan gewasbeschermingsmiddelen en maatregelen om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden.
De grootste daling van de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen in Denemarken is in de periode 2012–2014 blijkt uit de Deense geharmoniseerde risico-indicator7. Een mogelijke verklaring hiervoor is het introduceren van een gedifferentieerde heffing op de aankoopprijs van gewasbeschermingsmiddelen.
Zoals u weet, heb ik de van Boer tot Bord-strategie verwelkomd, omdat deze op hoofdlijnen overeenkomt met het kabinetsbeleid. Daarbij is het goed te benoemen dat de kwantitatieve doelen in deze strategie voor de Europese Unie als geheel gelden, en niet per lidstaat. Nederland draagt hieraan op het terrein van gewasbescherming o.a. bij via het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030.
De Europese Commissie is nu bezig met het uitwerken van de van Boer tot Bord-strategie in concrete voorstellen. Deze zal ik op zijn merites beoordelen. Ik zal uw Kamer zoals gebruikelijk daarover informeren via het BNC-fiche.
Het klopt dat Frankrijk zich voor heeft genomen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen met 50% in 2025 ten opzichte van 2015 met «le plan Écophyto II+». Dit is de wijze waarop Frankrijk invulling geeft aan Richtlijn 2009/128/EG.
Ik heb u in het antwoord op vraag 8 aangegeven dat elke lidstaat in de Europese Unie een eigen invulling geeft aan de hierboven genoemde richtlijn. Voor Nederland is het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 daarin leidend.
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 richt zich op het realiseren van drie strategische doelen: 1) weerbare planten en teeltsystemen, 2) het verbinden van land- en tuinbouw met natuur en 3) nagenoeg geen emissies naar het milieu en nagenoeg geen residuen op voedselproducten. Dit noem ik radicaal anders. Er staan (tussen)doelen in het uitvoeringsprogramma voor deze strategische doelen. Hiervan is milieulast er een (zie hoofdstuk 3). De betrokken partijen zijn zich ervan bewust dat bepaalde (tussen)doelen nog nader geconcretiseerd moeten worden. Hiervoor zal de uitkomst van het traject voor het opzetten van de monitoring van het uitvoeringsprogramma worden gebruikt (zie bijlage 1).
Ik heb aangegeven dat ik verwacht dat de hierboven genoemde doelen een drastische daling van de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen tot gevolg zal hebben. Wel zal ik de trend daarin volgen met de gegevens over het gebruik en de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen.
Ik heb uw Kamer in het tweeminutendebat over de Landbouw- en Visserijraad van 11 en 12 oktober 2021 op 7 oktober jl. gezegd waarom ik de aangenomen motie van het lid Vestering heb ontraden (Kamerstuk 21 501-32 nr. 1346). In deze motie wordt de regering verzocht, kwantitatieve tussendoelen te stellen voor de uitfasering van het gebruik van pesticiden, aangevuld met een plan om boeren te helpen bij de benodigde omschakeling nogmaals aangegeven. We zijn bezig met het realiseren van de strategische doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Een van deze strategische doelen is nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op voedselproducten. Het is aan het volgende kabinet om te beslissen hoe om te gaan met deze motie.
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 10 en 11.
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 voorziet in het jaarlijks monitoren van de voortgang aan de hand van relevante indicatoren. Er wordt op dit moment gewerkt aan het opzetten daarvan. Hierbij zal gekeken worden welke indicatoren bruikbaar zijn om de voortgang van het proces en het realiseren van de doelen te meten. Er is afgesproken om de bestaande indicatoren te gebruiken voor het realiseren van de (tussen)doelen van de waterkwaliteit, zoals de doelen uit de nota «Gezonde Groei, Duurzame Oogst» die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
De Bestrijdingsmiddelenatlas laat een dalende trend zien voor de ecologische waterkwaliteitsnormen. Het aantal normoverschrijdingen van de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm ligt in 2019 op ongeveer 40% en van de maximaal aanvaardbare concentratie milieukwaliteitsnorm ligt in 2019 op ongeveer 60%.
Ik verwacht de eerste resultaten van de jaarlijkse monitoring in het najaar 2022. Ik zal uw Kamer daarover uiteraard informeren.
Ik heb vraag 1 en 2 voorzien van een gecombineerd antwoord. Ik heb uw vragen zo spoedig als mogelijk beantwoord.
De vragen van het lid Vestering (PvdD) van 19 augustus 2021 over het nagenoeg gelijkblijvende gebruik van landbouwgif, ondanks beloftes voor een drastische afname (kenmerk 2021Z14411), kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De vragen zullen zo spoedig mogelijk worden beantwoord.