Ingediend | 3 mei 2021 |
---|---|
Beantwoord | 7 juni 2021 (na 35 dagen) |
Indiener | Sylvana Simons (BIJ1) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z07342.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3048.html |
Ja.
Vanwege het vermeende discriminatoire karakter van dit voorstel, is hierover het contact met de gemeente Oegstgeest aangegaan. De betrokken wethouder heeft aangegeven dat het voorstel van de lokale CDA-fractie zag op een goede en veilige verkeersafwikkeling, waaronder mogelijke routering naar het winkelcentrum. Vanwege het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet en de bewegingsvrijheid kan nimmer sprake zijn van een verplichting een bepaalde route te volgen of een verbod een bepaalde wijk te betreden als daar geen objectieve rechtvaardiging voor is. De gemeente heeft te kennen gegeven dat van een verplichting of verbod geen sprake is.
In Nederland staat het eenieder vrij om zich te bewegen in de openbare ruimte, tenzij iemand bij of krachtens de wet zijn of haar vrijheid is ontnomen of beperkt. Het is niet ongebruikelijk dat het COA bewoners van opvanglocaties wegwijs maakt in de omgeving over voorzieningen in de buurt, zoals het centrum, de supermarkt en scholen. Daarbij kan een route worden geadviseerd. De kortste route ligt daarbij voor de hand, maar daarvan kan worden afgeweken in het kader van (verkeers)veiligheid. De route die bewoners uiteindelijk kiezen is uiteraard aan henzelf. Het COA kan en zal nooit een route verplichten dan wel verbieden, behoudens situaties waarin in het kader van de aanpak van overlastgevend gedrag een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Het COA heeft dit aan de gemeente Oegstgeest laten weten en de gemeente heeft bevestigd dat van een verplichting tot het volgen van een bepaalde route, danwel een verbod tot het betreden van de wijk geen sprake is.
Uit het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet volgt dat ieder onderscheid dat de overheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook verboden is tenzij daar een objectieve rechtvaardiging voor bestaat. Het optreden van een gemeente moet deze toets, uiteindelijk door een rechter uit te voeren, kunnen doorstaan. Het is in de eerste plaats aan het gemeentebestuur en de lokale volksvertegenwoordiging om in een concreet geval te beoordelen of aan de kaders van artikel 1 van de Grondwet wordt voldaan, eventueel gevolgd door een toetsing van de rechter.
Het is primair aan de lokale volksvertegenwoordiging om het optreden van het gemeentebestuur te beoordelen en hun gevoel daarover te benoemen. Er is in contact met het gemeentebestuur vastgesteld dat er geen sprake is van een verplichting tot het volgen van een bepaalde route, danwel een verbod tot het betreden van de wijk.
In een democratische rechtsstaat beschermt de overheid de grondrechten van haar burgers, waaronder het recht om gelijk behandeld en niet gediscrimineerd te worden en zich vrij te kunnen bewegen en verplaatsen in de publieke ruimte. In concrete gevallen zal ieder onderscheid of beperking door de overheid gewogen moeten worden (bijvoorbeeld op subsidiariteit en proportionaliteit) en uiteindelijk getoetst door de rechter.
Het aanpakken van discriminatie is een prioriteit van dit kabinet. Nog dit jaar zuilen een Nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme en een Staatscommissie tegen discriminatie en racisme worden ingesteld. In wetgeving en beleid stelt het kabinet scherpe kaders over de ontoelaatbaarheid van discriminatie en racisme.
Voor discriminatie is in Nederland geen ruimte, ongeacht op welke grond dat gebeurt.
Onder verwijzing naar eerdere antwoorden, met name de antwoorden op vragen 2 en 4, benadruk ik dat het handelen van een gemeente moet voldoen aan de eisen van het discriminatieverbod. Dat handelen kan ook gelegen zijn in de benadering en bejegening van burgers.
Er is reeds contact geweest met het gemeentebestuur in Oegstgeest over deze kwestie. Daarbij is besproken en vastgesteld dat er geen sprake is van een verplichting tot het volgen van een bepaalde route, danwel een verbod tot het betreden van de wijk.
Onder verwijzing naar eerdere antwoorden over het contact met het gemeentebestuur heb ik mij ervan vergewist dat van dergelijke uitsluiting in deze situatie geen sprake is. Mocht dat wel zijn gebleken, dan is het eerst aangewezen middel om in dergelijk contact een oproep te doen om aan het kader van artikel 1 van de Grondwet te voldoen. In zijn algemeenheid hangt de mogelijkheid van ingrijpen of toetsing af van de wijze waarop de bedoelde (vermeende) uitsluiting zou zijn gedaan. In het kader van het stelsel van interbestuurlijk toezicht bestaat de mogelijkheid van indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Dat kan echter alleen worden toegepast als een gemeente iets nalaat goed uit te voeren (handeling, resultaat, besluit) dat bij of krachtens de wet wordt gevorderd van het gemeentebestuur, hetgeen hier niet aan de orde is. Het vernietigen van een besluit van een gemeente kan alleen als er een formeel besluit ligt en dat is hier evenmin aan de orde. Overigens kan het optreden van een gemeente worden getoetst door de rechter aan onder andere de Grondwet en verdragen. Daarnaast kan over het handelen van gemeenten een klacht worden ingediend bij de Nationale ombudsman of, indien van toepassing, de gemeentelijke ombudsman
Specifiek in relatie tot de komst van een opvanglocatie en de opvang van statushouders zijn geen zaken bekend waarin soortgelijke maatregelen zijn uitgevoerd. Volledigheidshalve voeg ik daar nog aan toe dat voor iedere opvanglocatie van het COA tussen de gemeente en het COA een bestuursovereenkomst wordt gesloten. Dergelijke bestuursovereenkomsten bevatten afspraken tussen het COA en de gemeente in het kader van de vestiging en het gebruik van de opvanglocatie. De bepalingen in deze bestuursovereenkomsten worden juridisch getoetst en soortgelijke maatregelen kunnen hier derhalve nimmer een plek in krijgen.
Zie antwoord vraag 11.
Het opdrachtgeverschap van het COA is belegd bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en in dat kader worden continu gesprekken gevoerd over de uitvoering van de wettelijke taak van het COA.
Het COA heeft laten weten dat het nooit een route kan en zal verplichten dan wel verbieden. Dit standpunt wordt, in voorkomende situaties zoals in Oegstgeest, uitgedragen richting gemeenten.