Ingediend | 29 januari 2021 |
---|---|
Beantwoord | 22 februari 2021 (na 24 dagen) |
Indiener | Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z01816.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-1827.html |
Ja.
In de uitspraak stelt het Hof dat een lidstaat zich, reeds voorafgaand aan het nemen van een terugkeerbesluit, ervan dient te vergewissen dat adequate opvang beschikbaar is. In de voorheen geldende uitvoeringspraktijk onderzocht de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) eerst ná het nemen van een terugkeerbesluit of er adequate opvang was om terugkeer te realiseren, onder opschorting van de terugkeer. Voor de goede orde merk ik op dat zowel voor als na de uitspraak, alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) alleen zijn teruggeleid als er adequate opvang aanwezig was in het land van herkomst. Ik ben op dit moment aan het onderzoeken wat de uitspraak betekent voor de inrichting van het terugkeerproces van amv’s.
Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ook bij amv’s vanaf 15 jaar door de DT&V onderzoek werd en wordt gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang. Amv’s vanaf 15 jaar kunnen alleen niet in aanmerking komen voor de buitenschuldvergunning voor amv’s (zoals omschreven in paragraaf B8/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
Het buitenschuldbeleid voor amv’s is in juni 2013 aangepast om amv’s die geen recht hebben op bescherming, maar van wie helder is dat zij buiten hun schuld niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, alsnog duidelijkheid te bieden.2 Wanneer uiterlijk drie jaar na de asielaanvraag blijkt dat de amv buiten zijn of haar schuld om niet kan terugkeren en de amv nog steeds minderjarig is, kan hij of zij in aanmerking komen voor een buitenschuldvergunning voor amv’s. Door het stellen van een maximale termijn van maximaal drie jaar wordt de periode waarin een amv in onzekerheid verkeert over zijn of haar verblijfsperspectief begrensd, maar tegelijkertijd rekening gehouden met de tijd die nodig is om op een aanvraag te beslissen en onderzoek te doen naar het bestaan van adequate opvang.
Bij het presenteren van dit nieuwe beleid is destijds verduidelijkt dat het buitenschuldbeleid bedoeld is voor uitzonderlijke gevallen, omdat ook in het geval van een minderjarige geldt dat wie terug wil ook terug kan, zolang er een vorm van adequate opvang bestaat.
Amv’s van vanaf 15 jaar, die buiten hun schuld om niet kunnen terugkeren, kunnen overigens wel in aanmerking komen voor de reguliere buitenschuldvergunning (omschreven in paragraaf B8/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
Nee, dit was tot aan de uitspraak niet bekend.
In het antwoord van het schriftelijk overleg van 25 januari jl. wordt gedoeld op de uitvoeringspraktijk tot de uitspraak. Inmiddels is begonnen met het intrekken van de terugkeerbesluiten van amv’s in de huidige caseload van de DT&V en vaardigt de IND in nieuwe amv-zaken voorlopig geen terugkeerbesluiten uit, totdat een besluit is genomen over eventuele aanpassingen aan het terugkeerproces voor amv’s.
Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg van 25 januari jl. was het in alle zaken, waaronder die van amv’s, de geldende praktijk om een afwijzende beschikking uit te vaardigen tegelijkertijd met een terugkeerbesluit. De DT&V heeft in alle amv-zaken waarin terugkeer aan de orde was, eerst onderzoek gedaan naar adequate opvang na het uitvaardigen van het terugkeerbesluit. Er was tot aan de uitspraak van het Hof geen aanleiding om te denken dat hiermee niet in lijn met Europese regelgeving werd gehandeld. Voor de goede orde benadruk ik dat dit met name ziet op de volgtijdelijkheid van het proces. Er zijn geen minderjarige vreemdelingen uitgezet zonder dat aan de voorwaarde is voldaan dat er sprake was van adequate opvang in het land van bestemming.
Het is niet mogelijk om vanuit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen op te maken in hoeveel procent van de gevallen een betrokkene daadwerkelijk is uitgezet na aanvang van het achttiende levensjaar. Dit zou een complexe analyse vereisen, die binnen de termijn voor beantwoording van deze vragen niet is uit te voeren. Ter beeldvorming kan ik aangeven dat vanaf 2014 tot en met 2020 de jaarlijkse instroom van amv’s in de caseload van de DT&V uit gemiddeld ca. 310 zaken bestond. De voornaamste nationaliteiten over deze periode waren de Afghaanse, Marokkaanse en Eritrese nationaliteit.4
De precieze veranderingen aan de uitvoering van het terugkeerproces voor amv’s naar aanleiding van deze uitspraak zijn nog niet uitgekristalliseerd. De uitspraak is echter bindend voor Nederland, dus er zal vanaf nu onderzoek moeten worden gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang vóórdat een terugkeerbesluit kan worden genomen ten aanzien van een amv.