Ingediend | 31 juli 2020 |
---|---|
Beantwoord | 10 augustus 2020 (na 10 dagen) |
Indiener | Barry Madlener (PVV) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | landbouw natuur en milieu organisatie en beleid stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z14440.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3690.html |
Ja.
Er is geen sprake van het ontbreken van een onderbouwing. Cijfermatige basis voor de tijdelijke regeling zijn de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), zoals weergegeven in de publicatie Mest en Mineralen 2018.2 Op basis van de cijfers van het CBS zijn de referentie voor 2018 en de beoogde reductie voor 2020 vastgesteld. Voor de toedeling van de beoogde reductie naar melkveebedrijven wordt in de regeling een onderscheid gemaakt naar grondsoort en bedrijfsintensiteit. Deze differentiatie is afgeleid van een notitie van Wageningen Economic Research, die op mijn verzoek is opgesteld en die ik openbaar heb gemaakt.3 Dit heeft geresulteerd in normen, waarvan ik de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gevraagd heb om te valideren of deze normen inderdaad zullen leiden tot de beoogde reductie van stikstofemissie in de melkveehouderij. Ook dit advies is, zoals alle adviezen van de CDM, openbaar beschikbaar.4 Tot slot heb ik, in reactie op vragen vanuit sectororganisaties, een toelichting op de totstandkoming van de normen op rijksoverheid.nl geplaatst.5
Door openbaarmaking van alle stukken die ten grondslag liggen aan de normen uit de regeling, voor zover die niet al openbaar waren, geef ik volledige openheid. In aanvulling daarop heb ik ingestemd met een gesprek tussen mijn ministerie en de stichtingen Agri Facts en Stikstof Claim om hen nader toe te lichten hoe de normen tot stand zijn gekomen.
Het in deze vraag geschetste beeld werp ik verre van mij. Met de structurele aanpak van de stikstofproblematiek beoogt het kabinet juist een duurzaam perspectief aan boeren te bieden (Kamerstuk 35 334, nr. 82). Zowel door boeren die willen stoppen daarbij met middelen te ondersteunen als door boeren die willen blijven te helpen om waar nodig om te schakelen naar een emissiearme vorm van landbouw.
Dit heb ik al gedaan. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op vragen 2 en 3.