Kamervraag 2020Z12168

Afspraken met Griekenland over de opvang van minderjarige asielzoekers

Ingediend 25 juni 2020
Beantwoord 17 juli 2020 (na 22 dagen)
Indiener Attje Kuiken (PvdA)
Beantwoord door Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen internationaal internationale samenwerking migratie en integratie tijdelijk verblijf
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z12168.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3555.html
  • Vraag 1
    Vanaf wanneer treden de afspraken met Griekenland over de opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in werking?1 Waarom ontbreekt in het Memorandum of Understanding (MoU) een begindatum?

    In tegenstelling tot verdragen treden MoU’s niet in werking. Het MoU bevestigt per direct de reeds gemaakte afspraken. Op 18 juni jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ondertekening van het Memorandum of Understanding betreffende dit initiatief.2

  • Vraag 2
    Waarom wordt het elders genoemde aantal van 500 te plaatsen kinderen niet in het MoU genoemd? Betekent dit dat er ook meer of minder kinderen geplaatst kunnen worden?

    Het MoU biedt de kaders voor de verdere uitwerking van het programma op basis van wat ik eerder met mijn Griekse collega overeen ben gekomen. Uitgangspunt is de 48 opvangplekken voor alleenstaande minderjarige asielzoekers. Bij het opstellen van deze plannen is uitgegaan van een gemiddelde verblijfsduur van drie maanden hangende de asielprocedure. Op basis hiervan is de verwachting dat er in drie jaar 500 alleenstaande minderjarigen kunnen worden geholpen. Een deel van de alleenstaande minderjarigen komt bijvoorbeeld in aanmerking voor gezinshereniging, in Griekenland of elders, en zal dus daar de uitkomst van de procedure afwachten. Anderen zullen in Griekenland de asielprocedure doorlopen, waarna, afhankelijk van de uitkomst van de procedure, elders een traject wordt ingezet gericht op integratie (in combinatie met begeleid of zelfstandig wonen) danwel terugkeer. Het uiteindelijke aantal is afhankelijk van onder meer de ontwikkeling van de snelheid van de Griekse asielprocedure en de samenstelling van de groep alleenstaande minderjarigen die zal worden opgevangen. In geval van individuele bijzondere omstandigheden, zoals kinderzwangerschappen, gezondheids- en/of verslavingsproblemen, kan de gemiddelde verblijfsduur hoger uitvallen.

  • Vraag 3
    Welke praktische stappen zijn er na de ondertekening van het MoU gezet die moeten gaan leiden tot het plaatsen van genoemde asielzoekers? Welke stappen moeten er nog worden gezet voordat deze kinderen daadwerkelijk geplaatst gaan worden?
  • Vraag 4
    Vanaf welke datum zullen concreet de eerste asielzoekers op basis van dit MoU geplaatst worden?
  • Vraag 5
    Is het al bekend waar de locatie van de opvangvoorziening komt? Zo ja, waar is die locatie? Zo nee, waarom niet?
  • Vraag 6
    Welke NGO gaat de opvanglocatie beheren? Waarom wordt er niet gekozen voor een Griekse NGO met kennis van zaken over het voogdijsysteem en de praktijk in Griekenland?
  • Vraag 7
    Hoe beoordeelt u de stelling in het artikel van De Groene d.d. 18 juni, van mevrouw Eirini Agapidaki (Greek Special Secretary for the Protection of Unaccompanied Minor Asylumseekers) dat er een lang traject nodig is voor een shelter voor 48 kinderen in het licht van uw brief van 7 mei jl., dat «op korte termijn 48 alleenstaande minderjarige asielzoekers veilige opvang krijgen, bekostigd door Nederland' (Kamerstuk 27 062, nr. 111)?
  • Vraag 8
    Hoe ziet de hulp bij het opzetten van een voogdijprogramma er concreet uit? Hoe wordt het probleem van onvoldoende beschikbare voogden in Griekenland, aangepakt? Wat is het verschil tussen deze intenties en de huidige samenwerking tussen NIDOS en de Griekse autoriteiten binnen het al langer bestaande European Guardianship Network?

    Het bestaande Griekse voogdijprogramma kent in de praktijk vele uitdagingen en behoeft diverse verbeteringen. Concrete afspraken over de exacte activiteiten om deze te realiseren moeten nog worden bevestigd. In de besprekingen die hebben geleid tot het MoU is al een aantal ideeën naar voren gekomen die ook in het MoU worden benoemd, waaronder de versterking van het trainingsprogramma en de begeleiding van voogden, het opzetten van een monitorings- en evaluatiesysteem en het opzetten van een klachtenprocedure.
    Nidos heeft de afgelopen jaren in verschillende (afgeronde én nog lopende) Europese projecten samengewerkt met diverse Europese partners, waaronder ook uit Griekenland. Het betrof mede door de EU gefinancierde projecten gericht op EU-brede samenwerking bij het verbeteren van de kwaliteit van voogdij en opvang. Deze projecten waren noch zijn specifiek gericht op het opzetten van een Grieks voogdijprogramma voor amv’s. Wel zijn in het kader van deze projecten onder meer algemene aanbevelingen opgesteld en instrumenten ontwikkeld op het gebied van voogdij en opvang. Het European Guardianship Network (EGN), waarvan NIDOS lid is, is hier een voorbeeld van. Dit netwerk is in maart 2019 opgericht en bevindt zich in de opstartfase. Het wordt gefinancierd door de Europese Commissie in een 3-jarig project. EGN heeft als doel de ontwikkeling en verbetering van de voogdij over amv’s in de lidstaten van de EU en het verbinden van de instanties die deze voogdij uitvoeren. De leden en partners van het netwerk streven ernaar om nauw samen te werken aan de verwezenlijking van deze doelen. Dit doen zij door middel van het uitwisselen van good practices, expertise en andere relevante informatie over gemeenschappelijke uitdagingen en grensoverschrijdende aspecten.
    Het ligt in de rede dat in het kader van het nieuwe Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband op deze eerdere initiatieven en resultaten wordt voortgebouwd en dat ook de opgebouwde netwerken actief worden benut. Tegelijkertijd biedt het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband een inhoudelijk breder programma en is het daarmee aanvullend op de hierboven genoemde Europese projecten. Bovendien is het nadrukkelijk gericht op de situatie in Griekenland, de hervormingen die daar worden doorgevoerd en de Griekse partner die deze moet realiseren.

  • Vraag 9
    Hoe wordt uw eerdere belofte dat de kinderen in de voorzieningen psycho-sociale zorg, onderwijs, gezondheidszorg, juridische bijstand en andere vormen van hulp krijgen die vereist zijn voor hun welzijn en ontwikkeling, in de praktijk van de opvangvoorziening geborgd? Wat is de rol van de Nederlandse NGO hierbij?

    Hierover vinden gesprekken met zowel de Griekse autoriteiten als met beoogde uitvoeringspartners. Daarbij wordt gekeken naar de praktische ervaringen en expertise van de ngo’s op dit vlak. Ik verwacht de komende weken meer duidelijkheid te krijgen over de uitvoering en de inbedding in het bredere Griekse beleid.

  • Vraag 10
    Wat wordt bedoeld met de opmerking in het MoU dat het doel van het voogdijsysteem ook terugkeer naar het land van herkomst kan zijn? Wat is de rol van Nederland hierbij?

    Net als in Nederland geldt ook in Griekenland dat asielaanvragen van amv om verschillende redenen afgewezen kunnen worden. Gezien de samenstelling van de populatie AMV in Griekenland en de (lage) erkenningspercentages van een deel van de betreffende nationaliteiten is dit in een aantal gevallen ook waarschijnlijk. Zo ligt het erkenningspercentage voor minderjarigen uit Pakistan en Bangladesh onder de 3%. In dat geval dient Griekenland zorg te dragen voor hun terugkeer. Dat kan ook aan de orde zijn bij de groep amv die in dit programma worden opgenomen. Voor Nederland is hierin geen rol voorzien. Griekenland krijgt via IOM en Frontex ondersteuning op het gebied van terugkeer.

  • Vraag 11
    Hoe gaat u waarborgen dat er binnen drie jaar daadwerkelijk opvang is voor 500 kinderen? Waar moeten de kinderen naartoe als de gemiddelde doorlooptijd van 3,5 maand voorbij is? En waar gaan de kinderen naartoe als ze 18 jaar zijn geworden? Staan ze dan op straat? Wat is in dit verband uw reactie op het bericht dat Griekenland 11.000 erkende vluchtelingen waaronder gezinnen met kinderen na statusverlening uit de opvang zet?

    Ten aanzien van de toelichting op de gemiddelde doorlooptijd, verwijs ik u kortheidshalve naar de beantwoording van vraag 2.
    Nieuwe wetgeving in Griekenland bepaalt dat statushouders de opvang binnen een maand moeten verlaten. Doel hiervan is om ruimte te creëren in de overvolle opvangvoorzieningen. Hoewel het is te verwelkomen dat Griekenland de doorstroming uit de centrale opvangvoorzieningen probeert te bevorderen, onderstreept dit des temeer de noodzaak voor Griekenland om te investeren in een adequaat integratiebeleid inclusief huisvestiging. Griekenland is pas recent een de facto bestemmingsland geworden. Voor en zelfs tijdens de migratiecrisis van 2015–2016 werd de Griekse asielstatus slechts in beperkte mate verleend: 1.975 personen in 2014, 4.025 in 2015 en 2.710 in 2016. Inmiddels zijn deze aantallen fors toegenomen: van 10.450 in 2017 tot 17.355 statushouders in het afgelopen jaar. Dit illustreert tevens dat de investeringen in het Griekse asielsysteem hun vruchten hebben afgeworpen. De verwachting is dan ook dat deze aantallen in 2020 nog verder zullen oplopen, mede vanwege de nieuwe Griekse asielwetgeving. Het probleem dat statushouders vanuit Griekenland illegaal danwel op een Grieks reisdocument voor erkende vluchtelingen doorreizen naar andere EU-lidstaten en daar opnieuw asiel aanvragen bestaat al langer, maar dreigt hiermee groter te worden. Bekend is dat Griekse statushouders momenteel dagelijks 200 a 250 reisdocumenten bij de Griekse autoriteiten aanvragen waarmee zij drie maanden binnen Schengen kunnen reizen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, constateert dan ook een toename van inreizen van statushouders. Bij het ontwikkelen van een integratiebeleid, wordt Griekenland steun aangeboden vanuit de Europese Commissie en de IOM. Daarnaast heeft de Nederlandse ambassade enkele activiteiten op het gebied van integratie ontplooid.

  • Vraag 12
    Kunt u, mede gezien het gebrek aan een aantal concrete afspraken in het MoU, garanderen dat hetgeen u in het notaoverleg van 3 juni jl. over asiel en migratie bevestigde, te weten dat de daadwerkelijke opvang (na de aankondiging van de plannen op 23 april) «geen weken of maanden mag duren» nog altijd in de praktijk bewaarheid zal worden? Zo nee, waarom niet en wanneer lukt dit dan wel?

    Het MoU bevestigt de eerder overeengekomen uitgangspunten en legt deze vast. Daarmee biedt het een duidelijk kader waarbinnen het programma nader wordt ontwikkeld en uitgevoerd.3 Voor de verdere invulling van deze kaders verwijs ik u kortheidshalve naar de beantwoording van voorgaande vragen, in het bijzonder vragen 7 tot en met 9.

  • Vraag 13
    Waarom kiest u ervoor om alle verantwoordelijkheid voor de opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland te laten en het verzoek om het land te ontlasten door een deel van deze kinderen over te nemen, af te wijzen?

    Ik heb uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over de afweging die het kabinet heeft gemaakt om niet deel te nemen aan de oproep om een groep amv te herplaatsen uit Griekenland.4 In plaats daarvan heb ik mede naar aanleiding van een specifiek verzoek van mijn Griekse ambtgenoot, aangeboden bij te dragen aan een structurele verbetering van de situatie van amv’s in Griekenland.5 Dit zal bestaan uit drie elementen: 1) het opzetten van een voogdijvoorziening in Griekenland, 2) het opzetten en organiseren van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers en 3) het bieden van hulp bij het begeleiden van alleenstaande minderjarigen nadat zij de asielprocedure hebben doorlopen. Zoals ik in het notaoverleg van 3 juni jl. heb toegelicht ben ik mij er van bewust dat er veel nodig is om de situatie in Griekenland daadwerkelijk te verbeteren. Dit initiatief wordt door zowel mijn Griekse ambtgenoot als de Europese Commissie en relevante internationale organisaties gezien als een belangrijke bijdrage daaraan.
    Over de verdere voortgang zal ik uw Kamer op periodieke basis blijven informeren.

  • Vraag 14
    Waarom zou, aangezien de situatie van asielzoekers al geruime tijd ook naar uw mening zorgelijk is en ondanks het feit dat Griekenland al jaren doorlopend ondersteund is bij het verbeteren van opvangomstandigheden, het programma op basis van het MoU nu wel tot substantiële verbetering gaan leiden?

    Zie antwoord vraag 13.

  • Mededeling - 17 juli 2020

    Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Kuiken (PvdA), van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over afspraken met Griekenland over de opvang van minderjarige asielzoekers (ingezonden 25 juni 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2020Z12168
Volledige titel: Afspraken met Griekenland over de opvang van minderjarige asielzoekers
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-3555
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Kuiken over afspraken met Griekenland over de opvang van minderjarige asielzoekers