Ingediend | 8 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 2 juni 2020 (na 25 dagen) |
Indiener | Frank Futselaar |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z08222.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-2978.html |
Ja.
De wetenschappelijke betekenis van de KDW'en wordt door het kabinet erkend. In de Kamerbrief waarin het kabinet de structurele aanpak presenteert (Kamerstuk 35 334, nr. 82), wordt onder meer, via de streefwaarde, ingezet op het niet meer overschrijden van de KDW en daarnaast wordt tevens is gezet op maatregelen gericht op natuurversterking en -herstel. Daarmee is de aanpak in lijn met de policy-brief van het PBL en wordt de definitie van de KDW, zoals gehanteerd door Van Dobben e.a. (2012)3, onderschreven. Of de technische briefing van het PBL onduidelijkheid heeft opgeroepen, kan ik niet beoordelen.
Realisatie van de doelen van de Vogel- en de Habitatrichtlijn, het in een gunstige staat van instandhouding brengen en het houden van beschermde soorten en habitats vraagt om meer maatregelen dan alleen het terugdringen van de stikstofdepositie. Daarom zijn integrale oplossingen nodig, zoals ik in mijn brief van 24 april jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 82) heb aangegeven. Dit betekent echter naar mijn oordeel niet dat maatregelen om de stikstofdepositie terug te dringen vervangen kunnen worden door andere maatregelen.
In beginsel is het bereiken van de KDW vanuit het natuurperspectief altijd positief. Dan is immers met wetenschappelijke zekerheid te stellen dat er geen sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van een gebied als gevolg van stikstofdepositie. Momenteel wordt, met inschakeling van dr. Bobbink, onderzoek gedaan naar de vraag of (duurzame) natuurmaatregelen soelaas kunnen bieden voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen in die situaties waar de KDW (nog) niet wordt onderschreden. Als de resultaten beschikbaar zijn, zal die worden betrokken in de aanpak van de stikstofproblematiek.
Ja, dit is juist. Op basis van de tabel «Depositie per gebied (Aerius 2018)»5 kan worden geconcludeerd dat in 2018 op circa 78% van de hectares met stikstofgevoelige habitats sprake was van een overschrijding van de KDW. Het kabinet streeft er inderdaad naar om in 2030 op ten minste 50 procent van de hectares met stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden de stikstofdepositie onder de kritische depositiewaarden (KDW) te brengen.
Het maatregelenpakket uit de brief van 24 april (Kamerstuk 35 334, nr. 82) leidt tot een brede reductie van stikstofdepositie: in alle gebieden zal de stikstofdepositie dalen. Zowel ammoniak als stikstofoxiden leggen behoorlijke afstanden af, waardoor bronmaatregelen per definitie de stikstofdeken verlagen en daarmee tot (substantiële) stikstofvermindering in alle Natura 2000-gebieden leiden. De genomen maatregelen hebben dus ook positieve effecten op gebieden die in 2030 niet onder de KDW gebracht kunnen worden. Ook voor deze gebieden wordt goed in kaart gebracht welke combinatie van natuur(herstel)maatregelen en aanvullende stikstofreductiemaatregelen nodig zijn om verslechtering te voorkomen en te komen tot het dichterbij brengen van realisatie van de instandhoudingsdoelen. Daarnaast geldt dat de inzet van de structurele aanpak niet na 2030 niet stopt. Als onderdeel van de reguliere monitoring en bijstellingssystematiek zal periodiek bepaald worden welke maatregelen er nodig zijn om ook na 2030 te werken aan natuurherstel en -versterking en reductie van stikstofdepositie.
De structurele aanpak verlaagt de stikstofdepositie in alle gebieden. Er vindt in veel gebieden ook herstel plaats, wat eraan bijdraagt dat de stikstofgevoelige natuur in een gunstige staat van instandhouding wordt gebracht. Daarmee is deze aanpak niet in strijd met de Habitatrichtlijn. Ook wordt zo voorkomen dat de gesuggereerde insteek in de gebiedsgerichte aanpak zal optreden. Met een monitorings- en bijsturingssystematiek wordt bovendien bijgehouden of de condities voor behoud en herstel van instandhouding worden behaald en of het maatregelenpakket of de streefwaarde bijstelling behoeven.
Het klopt dat de formulering «streefwaarde» aangeeft dat de depositiedoelstelling geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting betreft, waarbij deze zo zal worden vormgegeven dat deze gericht is op het doel tot het reduceren van stikstofdepositie op daarvoor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het hanteren en in regelgeving vastleggen van een streefwaarde is naast een bewerkstelliging van de verplichtingen die volgen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn ook een belangrijke stip aan de horizon voor stikstofuitstotende sectoren. Het geeft richting aan het ambitieniveau van het programma en biedt zo ook duidelijkheid over de langjarige inzet van het kabinet. Dat er geen resultaatsverplichting is, betekent niet dat de inspanning ook minder zal zijn. Sterker nog: door wettelijke verankering ontstaat er de verplichting om continu te bezien of de verwachting blijft dat de streefwaarde wordt behaald. Als dat niet het geval is, dienen hier extra maatregelen voor genomen worden. Met een robuust en geloofwaardig pakket van maatregelen zet het kabinet volop in om de streefwaarde te realiseren.
Aan de streefwaarde als zodanig is niet het identificeren en uitgeven van ruimte voor economische ontwikkelingen gekoppeld of een verdeling van ontwikkelruimte die ontstaat wanneer overbelasting van stikstofdepositie wordt teruggebracht. Ook hierdoor verschilt de huidige aanpak wezenlijk met die van het PAS.
Ja.