Ingediend | 4 mei 2020 |
---|---|
Beantwoord | 31 augustus 2020 (na 119 dagen) |
Indieners | Laura Bromet (GL), Suzanne Kröger (GL) |
Beantwoord door | Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's lucht natuur en milieu zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2020Z07910.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-3930.html |
Ja.
De studies waar onder vraag 1 naar verwezen wordt, betreffen zogeheten ecologische studies, waarbij niet gecorrigeerd wordt voor andere mogelijke verklaringen voor een verschil in sterftekans. Dit type onderzoek heeft daarom slechts een signaalfunctie. Luchtverontreiniging wordt onder andere in deze ecologische studies in verband gebracht met grotere kwetsbaarheid voor COVID-19. Het RIVM geeft hierover aan dat dergelijke hypotheses aannemelijk lijken, maar in hoeverre er een causaal verband is tussen luchtverontreiniging en het infectierisico en de ernst van het verloop van een COVID-19 infectie is momenteel niet bekend op basis van beschikbaar onderzoek.
Volgens het RIVM zit er een grote onzekerheid aan de genoemde 20% waarde in de studie van de World Bank Group. De gebruikte methodologie van de World Bank Group report is vanuit epidemiologisch onderzoeksperspectief niet afdoende om deze conclusie te kunnen trekken.
Wel is bekend dat in het algemeen geldt dat verhoogde concentraties luchtverontreiniging leiden tot een verhoogd risico op ziekte en sterfte. In het beleid tegen verdere verspreiding van de ziekte en bescherming van de bevolking tegen COVID-19 is het zaak dat, overal, maar ook in gebieden met hogere luchtverontreiniging mensen zich goed aan de vigerende COVID-19 maatregelen houden en mogelijke risico’s mijden. De overdracht van mens-op-mens is namelijk de stuwende kracht achter de snelle verspreiding van SARS-CoV-2.
Zie antwoord vraag 2.
De stuwende kracht achter de snelle verspreiding van SARS-CoV-2 is de mens-op-mens overdracht. Het kan zijn dat luchtverontreiniging hieraan bijdraagt, al is het verband tussen de kwetsbaarheid voor SARS-CoV-2 en luchtverontreiniging momenteel niet bekend op basis van beschikbaar onderzoek.
Er zijn meerdere factoren die de kwetsbaarheid voor COVID-19 kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld onderliggend lijden (zoals obesitas, hart- en vaatziekten, COPD).
Het is mij bekend dat dit gebied eerder ook door varkenspest en Q-koorts getroffen is. Voor de regio is dit schrijnend. De situatie rond luchtkwaliteit is, ook in Noord-Brabant, in beeld. Het RIVM monitort voor het hele land de concentraties van fijn stof en ammoniak met metingen en met berekeningen op basis van gedetailleerde jaarlijkse emissiegegevens.
Zoals tevens aangegeven in mijn brief van 4 mei jongstleden in antwoord op de Kamervragen van het lid Van Esch (PvdD) (kamerstuknummer 2667) zal uw Kamer geïnformeerd worden over welk onderzoek er in internationaal verband uitgevoerd zal worden naar de relatie tussen luchtkwaliteit en COVID-19.
Zoals ook door de Minister van LNV is aangegeven in haar brief «COVID-19 en mogelijke relatie met dieren» van 22 april jongstleden, is het RIVM gevraagd een verkenning uit te voeren naar de onderzoeksmogelijkheden aangaande de relatie luchtkwaliteit, veehouderijen en COVID-19. Dit betreft een complex vraagstuk. We zijn met het RIVM in gesprek over de onderzoeksmogelijkheden. Nadat deze in kaart zijn gebracht zullen mijn collega’s van LNV en VWS en ikzelf besluiten of en zo ja, welke onderzoeken we willen uitzetten bij het RIVM. Daarbij worden de regionale partijen zoals de provincie Noord-Brabant en de GGD betrokken. Uw Kamer wordt daarover geïnformeerd.
In het kader van de wettelijke monitoring en beheersing van de luchtkwaliteit volstaat het huidige Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit. In het kader van het Schone Lucht Akkoord ben ik in overleg met partijen over de mogelijke inzet van extra mobiele meetstations in combinatie met sensornetwerken. Daarnaast staat het derden vrij om lokaal aanvullende metingen te (laten) verrichten als daar behoefte aan is.
Zie mijn antwoord op vraag 6.
De concentraties van fijn stof, ammoniak en endotoxinen zijn in gebieden met intensieve veehouderij verhoogd. Echter, niet alleen de veehouderij heeft invloed op de luchtkwaliteit. Er zijn ook andere bronnen van luchtverontreiniging, zoals verkeer en industrie. Zie verder mijn antwoord op vraag 6.
Zoals ook aangegeven in mijn eerdere antwoorden is de overdracht van mens-op-mens de stuwende kracht achter de snelle verspreiding van het virus en de huidige uitbraak. Het is daarom in de eerste plaats zaak dat overal, ook in gebieden met hogere luchtverontreiniging, mensen zich goed aan de vigerende COVID-19 maatregelen houden en mogelijke risico’s mijden.
Het is bekend dat verhoogde concentraties luchtverontreiniging in het algemeen leiden tot een verhoogd risico op ziekte en sterfte. Daarom heeft het verbeteren van de luchtkwaliteit ten behoeve van de gezondheid mijn volle aandacht. Met het Schone Lucht Akkoord zet het kabinet samen met decentrale overheden in om voor alle inwoners van Nederland de luchtkwaliteit te verbeteren zodat de gezondheidsschade door luchtvervuiling minder wordt.
Binnen het SLA wordt ingezet op de belangrijkste bronnen van luchtverontreiniging voor de impact op gezondheid zoals verkeer, landbouw houtstook en industrie.
De maatregelen in het kader van de stikstofaanpak, de verduurzaming van de veehouderij (middels stalinnovaties) en het Klimaatakkoord zullen eveneens bijdragen aan de verbetering van de luchtkwaliteit.
Hierbij bericht ik u dat de Kamervragen van de leden Kröger en Bromet (beiden GroenLinks) over het verband tussen luchtvervuiling en het infectierisico van COVID-19, niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord kunnen worden. De reden voor het uitstel is dat de beantwoording zorgvuldige interdepartementale afstemming vergt, alsmede afstemming met het RIVM.