Ingediend | 30 augustus 2019 |
---|---|
Beantwoord | 2 oktober 2019 (na 33 dagen) |
Indieners | Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z16151.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-197.html |
Het kabinet deelt uw mening dat het belangrijk is dat de Afghaanse overheid de vrijheid van religie en de positie van alle minderheden, waaronder die van christenen, waarborgt.
In het ambtsbericht is aangegeven dat religieuze minderheden, vrijwel uitsluitend etnische Hazara sjiieten, doelwit waren van aanvallen door gewapende groeperingen. Bij die aanvallen tegen Hazara’s vielen veel slachtoffers. Hazara’s demonstreerden in de verslagperiode van het ambtsbericht tegen de onveiligheid en beschuldigden de Afghaanse overheid ervan dat deze onvoldoende de veiligheid garandeerde in bepaalde provincies.
In het Algemeen Ambtsbericht wordt op pagina 63 gemeld dat wetshandhavers niet in staat of bereid zijn tot ingrijpen in het geval mensen die afwijken van religieuze of sociale normen slachtoffer dreigen te worden van mishandeling vanwege conservatieve opvattingen of intolerantie. Ook speelt mee dat anders- en niet-gelovigen zich onthouden van juridische stappen uit angst voor vergelding.
Het ambtsbericht meldt op pagina 81 dat Hindoes en Sikhs slachtoffer waren van illegale bezetting en inbeslagname van hun land, maar dat zij zich onthielden van juridische stappen, uit angst voor vergelding.
Zie antwoord vraag 2.
De Afghaanse wet biedt zeer beperkte ruimte aan aanhangers van andere religies dan de islam om hun geloof uit te oefenen. Op pagina 63 van het ambtsbericht wordt ingegaan op de juridische en sociale belemmeringen die niet-moslims ondervinden bij de uitoefening van hun geloof en hoe wetshandhavers met hen omgaan. Op pagina 82 wordt nader ingegaan op de positie van christenen, onder wie bekeerlingen.
Nederland hecht groot belang aan het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, zoals onder meer neergelegd in artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de mens. Bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging is een speerpunt in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het onderwerp vrijheid van religie en levensovertuiging staat jaarlijks op de agenda van de EU-Afghanistan mensenrechtendialoog. Daarnaast zet Nederland ook bilateraal in op dit onderwerp. In februari jl. bezocht de Mensenrechtenambassadeur bijvoorbeeld Afghanistan. Daar sprak zij o.a. over vrijheid van godsdienst en levensovertuiging met overheid, mensenrechtenexperts, journalisten, maatschappelijk middenveld en de internationale overheid. Ik ben voornemens om in de loop van volgend jaar de Speciaal Gezant religie en levensovertuiging te vragen naar Afghanistan te gaan om daar met overheid en maatschappelijke organisaties te spreken over vrijheid van religie en levensovertuiging.
Sinds de val van de Taliban in 2001 wordt er van overheidswege geen strenge interpretatie van de soennitische islam opgelegd aan de gehele bevolking, noch is er sprake van strenge kledingvoorschriften voor vrouwen en van het opleggen en uitvoeren van hadd-bestraffingen op basis van de sharia door de Afghaanse overheid (zie pagina 52 van het algemeen ambtsbericht). Het klopt dat de laatste openbare kerk in Afghanistan in 2010 is gesloten, maar er zijn geen wettelijke beperkingen voor religieuze minderheidsgroepen om gebedshuizen op te richten.
Op pagina 63 van het Algemeen Ambtsbericht is aangegeven dat de vrijheid van religie en levensovertuiging wordt «gehinderd door geweld tegen en discriminatie van religieuze minderheden en hervormingsgezinde moslims» en op pagina 82 is vermeld dat christenen aangaven «hun geloof thuis uit te oefenen om maatschappelijke afwijzing en vervolging te vermijden».
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. Deze citaten uit het Algemeen Ambtsbericht moeten in samenhang gelezen worden met andere citaten uit het ambtsbericht die beperkingen aangeven waar aanhangers van religies anders dan de islam mee geconfronteerd worden. Zie in dit verband bijvoorbeeld hetgeen over de positie van Hindoes en Sikhs op pagina 81 wordt gemeld alsmede mijn antwoord op de vragen 2,3 en 7.
Zie antwoord vraag 8.
De feitelijke situatie voor anders- en niet-gelovig wordt in het ambtsbericht voldoende beschreven. Ik zie geen reden het ambtsbericht aan te passen.
Het Open Doors-rapport is een rapport zonder concrete voorbeelden van strafvervolging of ernstige vormen van discriminatie van christenen in Afghanistan, ook niet in geanonimiseerde vorm. Derhalve geeft de inhoud van het rapport mij, onder verwijzing naar voetnoot 428 van het ambtsbericht met hierin de Open Doors Afghanistan landeninformatie en mijn antwoorden op vragen 2, 4 en 7, geen aanleiding om de tekst van het ambtsbericht aan te passen.
Zie antwoord vraag 11.