Ingediend | 23 mei 2019 |
---|---|
Beantwoord | 15 juli 2019 (na 53 dagen) |
Indieners | Suzanne Kröger (GL), Tom van der Lee (GL) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
Onderwerpen | lucht natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z10369.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3458.html |
Ja.
In het kader van de bestaande koepelvergunning rapporteert Chemelot de emissies van luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen voor alle onder die vergunning vallende bedrijven. Lachgas werd in dit verband reeds gerapporteerd, maar bij de rapportage over het jaar 2017 werden significant hogere lachgasemissies opgegeven dan voor de jaren daarvoor. Pas op dat moment werd duidelijk dat de lachgasemissies van Anqore niet waren meegenomen in eerdere rapportages, maar dat die rapportages enkel lachgasemissies bevatten van de andere bedrijven op het Chemelot-terrein.
De totale emissie van lachgas van Chemelot blijkt, op grond van de cijfers over het jaar 2017, 45% hoger te liggen dan eerder was geregistreerd. Voor eerdere jaren varieert dit percentage tussen de 32% en de 55%.
De Europese Verordening betreffende instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (PRTR, Verordening 2006/166/EG) verplicht exploitanten van inrichtingen hun emissies te rapporteren aan het bevoegd gezag. Het is aan het bevoegd gezag dat verantwoordelijk is voor het verlenen van de milieuvergunning, om de door de exploitanten geleverde informatie te controleren. In dit geval is dat de provincie Limburg. In haar verklaring heeft DSM aangegeven dat het lachgas niet eerder dan over 2017 is gerapporteerd aan Chemelot, door een onbewust misverstand over de rapportageverplichting tussen DSM en USG (een gezamenlijke onderneming van enkele Chemelot-bedrijven die onder andere zorg draagt voor het verbranden van afvalgassen)3.
Die mening deel ik niet, aangezien de provincie Limburg bevoegd gezag is en indien nodig actie kan ondernemen. De provincie Limburg heeft de zaak inmiddels ook serieus opgepakt4.
Zoals hiervoor aangegeven is de provincie Limburg bevoegd gezag voor vergunningverlening van Chemelot en daarmee ook verantwoordelijk voor toezicht op de uitvoering van de vergunningvoorschriften.
Op de locatie Chemelot zijn meerdere processen waarbij lachgas (distikstofoxide) vrijkomt. In dit geval gaat het om de productie van acrylonitril, wat onder de reikwijdte van de Richtlijn industriële emissies valt. Op grond van deze Richtlijn kunnen eisen in de vergunningen opgenomen worden voor onder andere stikstofoxiden en andere stikstofverbindingen. Rapportage van lachgas is in dit verband ook geregeld, getuige de jaarlijkse melding van Chemelot van haar, zij het naar nu bekend onvolledige, lachgasemissies.
Deze omissie is eerder hersteld in de cijfers van de emissieregistratie, ook voor eerdere jaren. Deze gegevens zijn ook al verwerkt in de actualisatie van de emissieramingen voor 2020 en opgave met betrekking tot Urgenda van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) begin dit jaar (Kamerstuk 32 813 nr. 267). Daarnaast heeft het PBL in de doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 306) aangegeven wat het effect van deze nieuwe inzichten in emissiebronnen heeft op de uitstoot in 2030. Per saldo schat het PBL in dat deze nieuwe inzichten leiden tot 0,5 Mton lagere uitstoot ten opzichte van het basispad. Deze omissie leidt dus niet tot een hogere opgave voor 2020 of 2030.
Er is geen sprake van toegenomen uitstoot, maar het nu pas onderkennen van een reeds langer bestaande uitstoot. Er is daarmee ook geen wijziging in de concentraties in de lucht in Nederland. De ozonconcentratie in Nederland wordt bepaald aan de hand van metingen en is dus niet afhankelijk van kennis over emissies.
Door de intensieve gesprekken aan de Industrietafel had het Ministerie van EZK al een goed beeld van mogelijke reductiemaatregelen in de industrie. Hierbij hebben we ook gekeken naar de mogelijkheden van lachgasreductie op Chemelot. Lachgasreductie bij het bedrijf Fibrant kwam daarbij naar voren als een kostenefficiënte maatregel die tevens al vanaf het jaar 2020 reductie kan opleveren. Daarom is, vanaf december 2018, in het kader van de Urgenda-maatregelen met Fibrant gesproken over een mogelijke financiële prikkel vanuit de overheid gericht op lachgasreductie.
Zoals aangegeven in mijn brief over de uitvoering van het Urgenda-vonnis (28 juni 2019, 32813–341) zijn we tot een éénmalige financiële prikkel gekomen gericht op lachgasreductie bij het bedrijf Fibrant. Het totale investeringsbedrag hiervoor bedraagt € 42 miljoen. Op dit moment is er voor Fibrant geen enkele wettelijke verplichting of prikkel om deze reducerende maatregel nu te nemen. Daarom stelt de Staat aan Fibrant een rentevrije lening van € 30 miljoen ter beschikking om deze investering nu te doen. De lening wordt in principe volledig terugbetaald5 en daarom is dit voor de Staat verreweg de meest kostenefficiënte manier om CO2 te reduceren. De investering wordt daarnaast gefinancierd door Fibrant en DSM als grootste klant van Fibrant. Middels deze investering realiseert Fibrant een reductie van structureel 0,6 Mton CO2 eq. per jaar, waarvan 0,2 Mton CO2 eq. reeds vanaf begin 2020.
De reikwijdte van emissiehandel wordt bepaald door de Richtlijn inzake handel in emissierechten (EU 2018/410). Het meten van de lachgasuitstoot heeft geen invloed op de reikwijdte van deze Richtlijn.
De verantwoordelijkheden zijn reeds goed belegd. In het Klimaatakkoord zullen afspraken worden gemaakt over het reduceren van broeikasgassen in de industrie. Bij deze afspraken zullen ook lachgasemissies worden betrokken.
De productie van acrylonitril valt niet onder EU-ETS. Ik zal daarom niet onderzoeken wat er gebeurd zou zijn als dit wel zo zou zijn.