Ingediend | 28 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 23 januari 2019 (na 26 dagen) |
Indieners | Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z24806.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1263.html |
Ja.
C. is op 16 augustus 2018 in Spanje gearresteerd. Een consulair medewerker van de Nederlandse ambassade in Madrid heeft C. voor het eerst bezocht op 26 september 2018. Een tweede bezoek vond plaats op 22 november 2018. In november 2018 is C. daarnaast bezocht door een vrijwilliger van Reclassering Nederland. In januari 2019 is C. wederom worden bezocht door een vrijwilliger van Reclassering Nederland. Ook heeft hij recent een bezoek ontvangen van Stichting PrisonLAW.
Kwetsbaarheid kan zijn gelegen in diverse factoren. Leeftijd (minderjarigheid) is zo’n factor. C. verblijft in een Spaanse justitiële jeugdinstelling. Vanwege de minderjarigheid van C. is hij vaker bezocht dan gebruikelijk is op basis van het beleid inzake gedetineerdenbegeleiding bij (volwassen) Nederlandse gedetineerden in een Europees land (t.w. een keer per detentie). De duur van het voorarrest speelt hierbij geen rol.
C. ontvangt consulaire bijstand in het kader van gedetineerdenbegeleiding buitenland. De gedetineerdenbegeleiding bestaat uit verschillende onderdelen; bezoeken aan C. zijn een onderdeel daarvan. In het geval van C. heeft de ambassade, naast het bezoekcontact met C. zelf, ook regelmatig contact met de lokale advocaat van C en met verschillende Spaanse autoriteiten, waaronder de jeugdinstelling waar C. verblijft en het openbaar ministerie. Verder informeert het ministerie de door C. aangewezen contactpersoon in Nederland en faciliteert de ambassade het contact tussen het Nederlandse en Spaanse openbaar ministerie over eventuele vervroegde vrijlating.
Gedetineerden worden conform afspraak met PrisonLAW niet actief op mogelijke bijstand door deze organisatie gewezen. Wel wordt PrisonLAW genoemd in de voor gedetineerden bestemde brochure «Gearresteerd in Spanje». Op het moment dat PrisonLAW eind november 2018 concludeerde dat hun juridische bijstand toegevoegde waarde voor C. zou kunnen hebben, in aanvulling op de bijstand door de Spaanse advocaat, en het ministerie daarover benaderde, heeft het ministerie de contactpersoon van C. onmiddellijk in contact gebracht met PrisonLAW. Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, een andere subsidiepartner van het ministerie, is, zoals bij het antwoord op vraag 2 genoemd, ook betrokken bij de begeleiding van C.
Op basis van de waarneming tijdens bezoeken aan C. in de jeugdinstelling en het contact met de directie van de jeugdinstelling is er geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake zou zijn van een onveilige situatie.
De Nederlandse ambassade in Madrid heeft contact met de Spaanse autoriteiten, waaronder de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie. Ook is er contact met de Spaanse advocaat van C. De ambassade heeft de Spaanse autoriteiten gewezen op de mogelijkheid dat C. – in afwachting van een uitspraak van de rechter – op basis van Kaderbesluit 8293 buiten de jeugdinstelling kan verblijven en naar Nederland kan terugkeren. Het Nederlandse Openbaar Ministerie is bereid hieraan in het geval van C. mee te werken. De betreffende Nederlandse en Spaanse officieren van Justitie staan hierover met elkaar in contact.
Op 31 oktober 2018 ontving ik de vragen uit Schriftelijk Overleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over mijn brief van 8 oktober 2018 inzake het verzoek van Stichting PrisonLAW om beëindiging subsidierelatie (Kamerstuk 30 010, nr. 40). Bij brief van 29 november 2018 (Kamerstuk 30 010, nr. 41) zijn de vragen beantwoord. Onder meer omdat er dubbelingen zitten in de vragen van de verschillende fracties en op sommige vragen in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen is geantwoord, is er voor gekozen niet alle vragen separaat te herhalen. Wel is met de brief van 29 november en de eerdere brieven over hetzelfde onderwerp alle relevante en beschikbare informatie over het onderwerp verstrekt.
Deze schriftelijke vragen zijn separaat en zo spoedig mogelijk beantwoord.