Ingediend | 2 mei 2018 |
---|---|
Beantwoord | 30 mei 2018 (na 28 dagen) |
Indieners | Enneüs Heerma (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
Beantwoord door | Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie organisatie en beleid religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z08191.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2269.html |
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
De Belastingdienst maakt bij het toezicht op naleving van de fiscale wetgeving in voorkomende gevallen gebruik van signalen die binnenkomen van andere instanties en van belastingplichtigen. Dat is bij het toezicht op ANBI’s ook het geval. In de bestanden bij de Belastingdienst over ANBI’s is geen informatie aanwezig hoe vaak dat gebeurt.
Ik heb er kennis van genomen dat Nieuwsuur en andere media hierover hebben bericht.
Ja, die mening deel ik volledig.
Daarbij moet ik echter tegelijkertijd opmerken dat, wettelijk gezien, de vraag of dit dan voldoende reden kan zijn om een eventuele ANBI-status in te trekken niet op voorhand vanzelfsprekend is.
De Belastingdienst houdt in algemene zin toezicht op specifieke ANBI-gerelateerde aspecten zoals het algemeen nut karakter, de besteding van giften, de feitelijke activiteiten en de publicatieplicht. De Belastingdienst kan op basis van interne en externe signalen besluiten om een onderzoek bij een instelling uit te voeren. Een onderzoek houdt in dat getoetst wordt of een ANBI aan alle hiervoor genoemde vereisten voldoet. Daarnaast wordt er gecontroleerd op een volledige en betrouwbare administratie en of er mogelijk sprake is van fraude. De ANBI-status wordt ingetrokken indien uit onderzoek blijkt dat de feitelijke doelstelling en de feitelijke activiteiten van de instelling niet in overeenstemming zijn met het algemeen nut of de instelling de andere voorwaarden van de regelgeving niet naleeft. Het gaat dan met name om of aan de wettelijke norm van ten minste 90% het algemeen nut dienend nog wordt voldaan en overeenkomstig de daartoe bestemde gelden wordt besteed. De ANBI-status kan ook worden ingetrokken indien een bestuurder of gezichtsbepalende persoon van de instelling is veroordeeld wegens een misdrijf.
De As Soennah moskee in Den Haag heeft sinds 2008 de status van ANBI en staat inderdaad in het ANBI-register op de internetsite van de Belastingdienst
In zijn algemeenheid is de regeling voor de giftenaftrek zo dat als een instelling bij beschikking is aangemerkt als algemeen nut beogende instelling, giften gedaan aan deze instelling aftrekbaar zijn voor de inkomstenbelasting, mits aan alle voorwaarden voor de aftrekbaarheid wordt voldaan. Als mocht blijken dat de instelling niet of niet meer aan de ANBI-voorwaarden voldoet, zijn giften aan de instelling aftrekbaar voor de inkomstenbelasting totdat de intrekking van de ANBI-beschikking van de instelling op de internetlijst is gepubliceerd. Dit ter bescherming van de belangen van de donateurs.
Ik heb er kennis van genomen dat de As Soennah moskee één of meer vereiste stukken niet heeft gepubliceerd. In algemene zin is het zo dat de Belastingdienst ook toezicht houdt op naleving van de publicatieplicht door instellingen met een ANBI-status. Als bij een controle blijkt dat dit niet het geval is, kan dat een reden zijn om de ANBI-status in te trekken. Uit de praktijk blijkt dat geconstateerde omissies die voortvloeien uit de publicatieplicht nagenoeg altijd na een oproep daartoe door een instelling worden hersteld.
De Belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en verstrekt derhalve geen informatie over individuele gevallen.
Gelet op de vraagstelling is ervan uitgegaan dat de vraag betrekking heeft op het aantal intrekkingen wegens het niet-voldoen aan de publicatieverplichting van de ANBI-beschikkingen van niet-religieuze instellingen in de periode 1 januari 2014 en 31 maart 2018. Sinds 2014 zijn er 7.644 niet-godsdienstdienstige ANBI’s op de publicatieplicht gecontroleerd. Het toezicht op de publicatieplicht heeft tot 1.446 intrekkingen geleid. De redenen van intrekking is veelal omdat de instellingen waren opgeheven dan wel in liquidatie waren.
Sinds 2016 zijn er 2.955 godsdienstige ANBI’s op de publicatieplicht gecontroleerd. Daarbij zijn 1.139 omissies geconstateerd en heeft het toezicht op de publicatieplicht tot 1 intrekking geleid omdat, ondanks herhaalde waarschuwingen, niet werd voldaan aan de publicatieplicht. De overige omissies zijn hersteld of er is nog overleg over het herstel.
Ik heb er kennis van genomen dat de evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s deze passage bevat.
Indien deze instelling kan worden aangemerkt als een buitenlands publiekrechtelijk lichaam, kwalificeert deze instelling automatisch als ANBI. De definitie van het begrip ANBI is sinds 1 januari 2012 opgenomen in artikel 5b van de AWR. Op grond van artikel 5b, tweede lid, van de AWR zijn publiekrechtelijke lichamen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek1 algemeen nut beogende instellingen. De reden is dat publiekrechtelijke lichamen naar hun aard worden geacht altijd het algemeen nut te beogen. Ook buitenlandse publiekrechtelijke lichamen kwalificeren derhalve van rechtswege als ANBI.2 Hierbij speelt de Europeesrechtelijke houdbaarheid een rol. De genoemde voorbeelden in de vragen 12 tot en met 15 geven mij aanleiding te bezien of bepaalde (buitenlandse) publiekrechtelijke lichamen uitgesloten zouden moeten worden van de ANBI-status – van rechtswege – en zo ja, op welke wijze.
Zie het antwoord op vraag 12.
Zie het antwoord op vraag 12.
Zie het antwoord op vraag 12.
Zie het antwoord op vraag 12. Bij met name de onderdelen b en c van deze vraag speelt ook de bredere discussie over (onder andere) het tegengaan van ongewenste beïnvloeding vanuit onvrije landen of organisaties door bijvoorbeeld financiering van organisaties in Nederland. Om die reden zal ik hierover in overleg treden met mijn collega’s op Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken.
De Ministers voor Rechtsbescherming en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben 29 maart jl. een brief aan uw Kamer gestuurd6 over transparantie van geldstromen naar maatschappelijke organisaties en beperking van geldstromen uit onvrije landen waarin wordt ingegaan op het eerdere voorstel van een publicatieplicht voor stichtingen en op de optie van een verplichting om inzicht te geven in ontvangen donaties.
Zoals ik in de kabinetsreactie op de evaluaties van de giftenaftrek en van de praktijk rond ANBI's en SBBI's heb gemeld, hebben de Ministers voor Rechtsbescherming en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 29 maart jl. de eerdergenoemde brief aan uw Kamer gestuurd. In deze brief is ook verwezen naar de set van aanvullende maatregelen die op 4 december 2016 is aangekondigd waarvan een deel reeds in werking is getreden7. Voorbeelden hiervan zijn de versterkte diplomatieke dialoog met een aantal landen in het Midden-Oosten om transparantie rondom financieringsstromen vergroten, alsook de inmiddels opgestarte pilot binnen het Financieel Expertise Centrum (FEC).
In de hiervoor genoemde brief van 29 maart jl. is de verkenning van de Minister voor Rechtsbescherming opgenomen hoe transparantie van geldstromen naar maatschappelijke organisaties kan worden bereikt. Een tweede stap is om te bezien of geldstromen vanuit onvrije landen kunnen worden beperkt. Dit is een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gecoördineerd traject. Het streven van de Minister voor Rechtsbescherming is om rond de zomer van 2018 een conceptwetsvoorstel in consultatie te brengen. De Kamer zal na de zomer van 2018 nader over deze verkenningen worden geïnformeerd. Uit de hiervoor aangehaalde brief van 29 maart jl. wordt in ieder geval duidelijk, dat het een breder vraagstuk betreft dan alleen ANBI’s – het gaat om maatschappelijke organisaties zoals stichtingen, verenigingen en kerkgenootschappen – en dat nog invulling moet worden gegeven aan het begrip «onvrije landen».
Helaas heeft de beantwoording van de gestelde vragen meer tijd genomen.
De vragen zijn één voor één beantwoord.
Voor het kabinet staat samenhang in beleid voorop, waarbij elk van de betrokken bewindspersonen het voortouw heeft op het domein waarvoor deze verantwoordelijk is. Voor mij als Staatssecretaris van Financiën betreft dat de fiscale aangelegenheden en alle aangelegenheden inzake de Belastingdienst.