Ingediend | 26 februari 2018 |
---|---|
Beantwoord | 7 maart 2018 (na 9 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
Onderwerpen | belasting financiën ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z03414.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-1351.html |
In artikel 18 van het verdrag tot het vermijden van dubbele belasting, gesloten tussen Nederland en België (hierna: «het Verdrag»), zijn de heffingsrechten ten aanzien van (particuliere) pensioenen, lijfrenten, sociale zekerheidsuitkeringen en alimentatie-uitkeringen vastgelegd.
Het uitgangspunt van dit artikel betreft een woonstaatheffing. Dat betekent dat de woonstaat, België, in beginsel mag heffen over de pensioenuitkeringen uit Nederland. In lid 2 is echter een uitzondering opgenomen die erin voorziet dat Nederland, onder bepaalde andere voorwaarden (zoals de grens van € 25.000), mag heffen indien in België geen of onvoldoende belasting geheven wordt over de uitkeringen.
Door recente Belgische jurisprudentie is onduidelijkheid ontstaan over of België voldoende kan en zal heffen over de pensioenuitkeringen uit Nederland. Hierdoor zouden situaties van dubbele niet-belasting kunnen ontstaan. Nederland heeft daarom ongeveer 1300 inwoners van België die een pensioen uit Nederland ontvangen van in een kalenderjaar hoger dan bruto € 25.000 bericht dat de vrijstelling loonbelasting is komen te vervallen. Dit heeft geleid tot situaties van dubbele belastingheffing. Met recent gemaakte afspraken tussen België en Nederland is hier een oplossing voor gevonden. Ik verwijs naar mijn brief van 23 februari hierover.2
De zinsnede «indien en voor zover» heeft betrekking op de in paragraaf 2, sub a, opgenomen voorwaarde dat de opbouw van de pensioenen in het verleden fiscaal op enige wijze gefaciliteerd heeft plaatsgevonden. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het eventuele heffingsrecht van de bronstaat zich alleen uitstrekt tot pensioenen voor zover de opbouw daarvan in het verleden in die bronstaat is gefaciliteerd.
Ja, dat kan, maar met de aanpak in genoemde overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten gaan de belastingdiensten deze zorg uit handen nemen door zelf informatie uit te wisselen. Dat is de snelste manier, maar uiteraard mag men ook zelf informatie aanleveren.
Als het uit Nederland afkomstige pensioen in België onvoldoende kan worden belast en ook aan de overige voorwaarden voor bronstaatheffing wordt voldaan, heeft Nederland in beginsel het heffingsrecht over het hele pensioen dat afkomstig is uit Nederland. Er is dus geen sprake van een splitsing afhankelijk van het moment van opbouw.
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 3.
Voor de vaststelling van bronstaatheffing is niet van belang waar een dienstbetrekking vervuld wordt. De uitkeringen die (onder voorwaarden) door de bronstaat mogen worden belast, betreffen uitkeringen waarvan de opbouw fiscaal gefaciliteerd in Nederland heeft plaatsgevonden.
Ja.
Een afspraak over indexatie van deze grens met België zou een verdragsaanpassing vergen. Nederland onderhandelt al geruime tijd met België over aanpassing van het verdrag, waarbij het pensioenartikel een belangrijk onderwerp is. Gegeven de Nederlandse wens voor volledige bronstaatheffing kan het ook zo zijn dat in een nieuw verdrag in het pensioenartikel geen grens zal worden gehanteerd.
Dit betreft nationale wetgeving van België, die naar onze indruk niet in strijd is met het Verdrag. Het is internationaal niet ongebruikelijk in verdragen eenzelfde behandeling voor particuliere pensioenen als voor sociale zekerheidsuitkeringen (waaronder de AOW) af te spreken. Nederland doet dat ook in een substantieel aantal verdragen. Het huidige Nederlands verdragsbeleid is om voor alle pensioenen, inclusief de AOW, een bronstaatheffing af te spreken.
Ja, ik heb zowel van het bericht als van de toezegging van mijn ambtsvoorganger kennis genomen.
Deze toezegging is nagekomen. Vanaf het voorjaar 2017 is op ambtelijk niveau over deze kwestie overleg gevoerd met België, per e-mail, telefonisch en tijdens bijeenkomsten die in juni, november en december 2017 plaatsvonden. De Belgische autoriteiten waren voornemens om een circulaire te publiceren waarin uiteen wordt gezet hoe de fiscale situatie voor een in België woonachtige dga zal zijn wanneer deze gebruik maakt van de Nederlandse fiscale faciliteit omtrent de uitfasering van het pensioen in eigen beheer dat in Nederland is opgebouwd. Vanuit Nederland is daarbij altijd aangedrongen op een tijdige publicatie. Uiteindelijk heeft de Belgische Federale Overheidsdienst Financiën op 21 december 2017 de aangekondigde circulaire gepubliceerd.
Over de fiscale behandeling in België kan ik geen uitspraken doen, omdat de toepassing van de nationale fiscale regels in België niet onder mijn bevoegdheid valt. In plaats daarvan licht ik graag toe wat de overwegingen waren om een korting op de heffingsgrondslag te introduceren en juist geen lager tarief over de gehele grondslag. Een korting op de heffingsgrondslag is een gebruikelijke aanpak voor dit soort begunstigende maatregelen. Deze is bijvoorbeeld in het verleden ook gebruikt bij de regeling van de fiscaal gefaciliteerde afkoop van levensloop- en stamrechten. Daarnaast is de keuze voor een korting op de grondslag ingegeven door de uitvoerbaarheid van de wettelijke regeling voor de Belastingdienst. In de systemen van de Belastingdienst kan een verlaging van de heffingsgrondslag (de korting dus) relatief makkelijk worden verwerkt. Een afwijkend tarief voor een beperkt deel van de individuele belastinggrondslag vergt in de aangifte inkomstenbelasting echter meer aanpassing. Daarom is niet voor een lager tarief gekozen, maar is een korting op de grondslag in de wet opgenomen.
Ja.