Ingediend | 23 augustus 2017 |
---|---|
Beantwoord | 13 september 2017 (na 21 dagen) |
Indiener | Tom van der Lee (GL) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting financiën internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z11029.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-2696.html |
Ja. In het krantenartikel wordt verwezen naar het peer review proces van het OESO Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes (Global Forum) over informatie-uitwisseling op verzoek.2 Het Global Forum is het belangrijkste internationale orgaan dat door middel van het uitvoeren van peer reviews toezicht houdt op de naleving van internationaal overeengekomen standaarden van transparantie en uitwisseling van informatie voor belastingdoeleinden.
Nee, ik deel deze mening niet. Van stagnatie is namelijk geen sprake. Er is – ook volgens het Global Forum – juist sprake van grote vooruitgang wat betreft transparantie en uitwisseling van belastinggegevens.3 Er zijn drie vormen van uitwisseling van belastinggegevens tussen belastingdiensten: op verzoek, automatisch of spontaan. Op elk van deze gebieden is de afgelopen jaren grote vooruitgang geboekt.
In het krantenartikel wordt verwezen naar het peer review proces van het Global Forum over informatie-uitwisseling op verzoek. Bij informatie-uitwisseling op verzoek vraagt een belastingdienst aan een andere belastingdienst gegevens op over een specifieke belastingplichtige of een specifieke groep belastingplichtigen. Sinds 2009 voert het Global Forum peer reviews uit op de uitwisseling van inlichtingen op verzoek. Kern is dat beoordeeld wordt of in een land betrouwbare informatie, die voorzienbaar relevant is voor de belastingheffing van een andere (verzoekende) jurisdictie, voor belastingdoeleinden aanwezig is en tijdig beschikbaar gemaakt kan worden.
De eerste ronde van peer reviews voor informatie-uitwisseling op verzoek vond plaats in de periode 2010–2015. Daarbij zijn 125 landen beoordeeld. Nederland kreeg bij de in 2011 uitgevoerde peer review de één na hoogste beoordeling «largely compliant».4 Voor de tweede ronde van peer reviews zijn de standaarden waaraan wordt getoetst op verschillende punten nog verder aangescherpt.5 Ik noem hier met name de beschikbaarheid van informatie over uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen, de kwaliteit van de uitgewisselde informatie en de mogelijkheid om groepsverzoeken te doen.
Naast informatie-uitwisseling op verzoek heeft ook de spontane en automatische gegevensuitwisseling in de afgelopen jaren een hoge vlucht genomen. Denk met name aan de automatische uitwisseling van financiële rekeninggegevens op grond van de Common Reporting Standard (CRS), de automatische uitwisseling van Country-by-Country rapporten en de spontane en automatische uitwisseling van informatie over rulings. Dit betreffen vormen van informatie-uitwisseling die bestaan naast de informatie-uitwisseling op verzoek. Ik heb uw Kamer daar in verschillende brieven over geïnformeerd.6
Deze standaarden zijn overeengekomen in OESO- en EU-verband. Toezicht op de implementatie van de OESO-standaarden vindt voornamelijk plaats binnen verschillende peer review processen van het Global Forum. De Europese Commissie houdt toezicht op de implementatie van de Europese richtlijnen. Deze vormen van informatie-uitwisseling zijn geen onderdeel van het specifieke peer review proces over informatie-uitwisseling op verzoek waar het krantenbericht naar verwijst.
Zoals ik heb beschreven in mijn antwoord op vraag 2 is er geen sprake van stagnatie. Er is juist sprake van vooruitgang als gevolg van de nieuwe standaarden op het gebied van informatie-uitwisseling en de toegenomen volumes van uitgewisselde informatie. De OESO meldt dat gedurende de eerste review periode het aantal verzoeken om informatie is toegenomen met meer dan 60 procent. Ook verwacht de OESO dat de grote hoeveelheid automatisch- en spontaan uitgewisselde gegevens aanleiding zal geven om nog meer informatieverzoeken te doen bij andere belastingdiensten.7 Voor wat betreft de uitwisseling in het kader van de CRS zullen de eerste resultaten op korte termijn duidelijk worden, want in september 2017 worden de eerste CRS-gegevens over het jaar 2016 uitgewisseld tussen alle 49 «early adopter» jurisdicties (waaronder de EU-lidstaten). In 2018 volgen nog 53 jurisidicties die voor het eerst CRS-gegevens gaan uitwisselen over het jaar 2017.
Omdat het Global Forum voor deze ronde van peer reviews een aangescherpte standaard hanteert, zijn de uitkomsten van deze peer reviews voor informatie-uitwisseling op verzoek niet goed te vergelijken met de uitkomsten van de peer reviews uit de periode 2010–2015. Uit de rapporten maak ik op dat landen ten opzichte van de standaarden uit de eerste ronde van peer reviews grote vooruitgang hebben geboekt. Dit concludeert het Global Forum eveneens.8 Tegelijkertijd hebben sommige landen een lagere rating gekregen dan in de eerste ronde het geval was. Uit de rapporten blijkt dat deze landen met name moeite hebben om aan de standaarden met betrekking tot de beschikbaarheid van informatie over uiteindelijk belanghebbenden te voldoen. Met name deze standaarden zijn aangescherpt ten opzichte van de eerste ronde van peer reviews, zodat hieraan nog niet eerder in dezelfde mate werd getoetst. Hieruit maak ik op dat landen door het Global Forum ook daadwerkelijk worden aangesproken als zij nog niet aan de verhoogde standaarden voldoen.
Er is zeker geen sprake van politieke onwil. De voorstellen en overeengekomen standaarden in OESO- en EU-verband volgen elkaar in rap tempo op. In korte tijd moeten verschillende richtlijnen geïmplementeerd worden die samen een grote impact hebben op de Belastingdienst, burgers en bedrijven. Systemen en procedures moeten worden aangepast waarbij bij verschillende maatregelen de impact van de implementatie verder reikt dan alleen het fiscale beleidsterrein. Ik verwijs hier ook naar het antwoord op vraag 7 waarin ingegaan wordt op specifieke onderwerpen. Uitdagingen bij implementatie van nieuwe standaarden kunnen liggen op verschillende gebieden, zoals bijvoorbeeld wetgevingscapaciteit, politieke situatie, informatisering, impact op de belastingdienst of maatschappelijke discussies. Uit de rapporten maak ik op dat met name de implementatie van de standaard op het gebied van beschikbaarheid van beneficial ownership informatie voor uitdagingen zorgt.
In de praktijk blijkt het peer review proces van de OESO een effectief middel om implementatie en naleving van internationale standaarden te bevorderen. Binnen het peer review proces beoordelen landen elkaars wetgeving en uitvoering om te controleren of aan de internationale standaarden wordt voldaan. Ook Nederland levert experts die deze peer reviews uitvoeren en is een actieve participant in het Global Forum. In de gepubliceerde rapporten staan specifieke aanbevelingen die parlementen, belastingdiensten en andere overheidsorganen kunnen overnemen om beter aan de internationale standaarden te voldoen.
Daarnaast worden veel standaarden die in OESO-verband zijn overeengekomen omgezet in Europese richtlijnen. De Europese Commissie houdt streng toezicht op de implementatie van deze richtlijnen door de lidstaten.
Zie antwoord vraag 5.
Bij het in 2011 uitgevoerde peer review kreeg Nederland de één na hoogste beoordeling «largely compliant».9 De volgende peer review van Nederland staat gepland voor het vierde kwartaal van 2017. Het is de verwachting dat de peer review periode loopt tot en met 30 juni 2017. Mede met het oog op de aanbevelingen uit de eerste ronde en de verscherpte Terms of Reference voor de aankomende peer review heeft het kabinet een aantal initiatieven genomen.
Ik heb in mijn brief aan de Tweede Kamer van 17 januari 201710 het voornemen geuit tot inperking van het wettelijke fiscale verschoningsrecht van de advocaat en notaris. Ik ben het namelijk met het Global Forum eens dat het wettelijke fiscale verschoningsrecht in Nederland op dit moment te breed en ongericht is geformuleerd.11 Ik heb daarom het voornemen om de reikwijdte van het wettelijke fiscale verschoningsrecht te richten op bepaalde juridische werkzaamheden. Dit moet ertoe leiden dat de Belastingdienst over de informatie, niet zijnde de met een bepaald doel en in een bepaalde fase geproduceerde vertrouwelijke communicatie, kan beschikken om het juiste bedrag aan belasting vast te stellen. Het fiscale verschoningsrecht blijft dan gehandhaafd ter zake van bepaalde juridische werkzaamheden van de advocaat en notaris. Over de inhoud en vorm van de aanpassing is en wordt de mening van de beroepsorganisaties de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie ingewonnen. Het voorstel tot aanpassing van het wettelijke fiscale verschoningsrecht zal dit najaar ter consultatie worden voorgelegd.
In het Global Forum peer review rapport over Nederland was ook kritiek geuit op de lange duur van de kennisgevingsprocedure voorafgaande aan de uitwisseling van informatie over een specifieke belastingplichtige. In geval van internationale inlichtingenuitwisseling, verplichtte de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen om degene van wie de inlichtingen afkomstig waren voorafgaand aan het verstrekken van de inlichtingen de mogelijkheid te geven zich tegen de inlichtingenverstrekking aan de buitenlandse verdragspartner te verzetten. De belastingplichtige had ook de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan. Omdat in alle landen waarmee Nederland inlichtingen uitwisselt inmiddels voldoende waarborgen bestaan waardoor de geheimhouding van de uitgewisselde gegevens verzekerd is, is in 2013 besloten de kennisgevingsprocedure-vooraf af te schaffen met ingang van 1 januari 2014.12
Ter implementatie van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn wordt in Nederland een centraal register met informatie over uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) opgezet. Het UBO-register zal in belangrijke mate gaan bijdragen aan de beschikbaarheid van informatie over uiteindelijk belanghebbenden. Een concept wetsvoorstel voor de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden is dit voorjaar geconsulteerd. Het streven is dat in de zomer van 2018 het Nederlandse UBO-register operationeel is. Naar verwachting kan het concept wetsvoorstel begin 2018 aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Gelet op het voorgaande ziet het er naar uit dat in de peer review van Nederland nog geen rekening kan worden gehouden met deze registratie van informatie over uiteindelijk belanghebbenden.
Zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 17 januari 2017 wordt het achterhalen van uiteindelijk belanghebbenden ook vergemakkelijkt door het stellen van nadere regels aan de houders van aandelen aan toonder.13 Dit was ook één van de aanbevelingen van het Global Forum bij de eerste peer review van Nederland. In dit kader heeft het kabinet op 11 april tot 11 mei 2017 een internetconsultatie gehouden over een voorontwerp dat de identificatie van alle houders van aandelen aan toonder mogelijk maakt. De Minister van Veiligheid en Justitie streeft er naar het wetsvoorstel nog dit jaar bij de Tweede Kamer in te dienen.
De bovengenoemde initiatieven betreffen voornamelijk veranderingen in de Nederlandse wetgeving om zo te kunnen voldoen aan (toekomstige) informatieverzoeken van buitenlandse belastingdiensten. Het belangrijkste blijft echter dat belastingdiensten zich coöperatief opstellen jegens verdragspartners bij het verstrekken van informatie over belastingplichtigen en dat de verstrekte informatie kwalitatief van goede aard is. Belangrijk daarbij is dus wat andere belastingdiensten kunnen met de informatie die Nederland met hen deelt en andersom. Nederland heeft een lange traditie van fiscale inlichtingenuitwisseling; op verzoek, spontaan en automatisch. Ontvangen informatie naar aanleiding van verzoeken aan buitenlandse belastingdiensten heeft betrekking op concrete belastingcontroles en wordt daarin ook daadwerkelijk gebruikt.