Ingediend | 8 september 2017 |
---|---|
Beantwoord | 23 oktober 2017 (na 45 dagen) |
Indiener | Sandra Beckerman |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | bodem natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z10793.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-246.html |
Met de wijziging van de Mijnbouwwet per 1 januari 2017 is een bredere invulling gegeven aan het belang van veiligheid en daarmee aan de mijnbouwmaatschappijen de opdracht dit op een adequate wijze te adresseren in hun winningsplan. Indien er bij de mijnbouwmaatschappij het vermoeden bestaat dat er veranderingen en/of overschrijdingen ten opzichte van bestaande winningsplannen te verwachten zijn, moet er een gewijzigd winningsplan ingediend worden. SodM zal daar scherp op toezien.
In het kader van de behandeling van een aantal ingediende gewijzigde winningsplannen heb ik onder andere aan SodM advies gevraagd met specifiek de vraag of voor die winningsplannen de totale productie binnen de door mij vergunde maximale productie is gebleven. In haar adviezen van juni 2017 aan mij heeft SodM aangegeven dat voor Hardenberg-Oost, Monster en Maasdijk is geconstateerd dat de maximaal vergunde productie is overschreden.
Uit de casus over de maximaal toegestane productie in de gasvelden Hardenberg-Oost, Monster en Maasdijk blijkt dat in de instemmingsbesluiten met de winningsplannen niet duidelijk genoeg is aangegeven hoe de maximale productie vastgesteld is. Hiervoor zijn verschillende methodieken. Daarom bezie ik vanuit mijn rol als vergunningverlener hoe de randvoorwaarden in mijn instemmingsbesluiten op de winningsplannen zodanig geformuleerd kunnen worden, dat het zowel voor de mijnbouwmaatschappijen als de omgeving helder is wat op dit punt wel of niet is toegestaan op basis van het instemmingsbesluit.
Ik ga er niet van uit dat hier sprake is van een structureel probleem. Zoals ik eerder in mijn brief van 14 april 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 348) heb aangegeven ligt een groot aantal winningsplannen voor bij mijn ministerie die in afwachting van de wijzigingen van de Mijnbouwwet waren aangehouden. Deze winningsplannen zijn inmiddels in behandeling genomen en uitgezet voor advies bij de wettelijk adviseurs.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Het is aan SodM om toezicht te houden op hetgeen ik vastleg in mijn instemmingbesluit met het winningsplan. Onderdeel van dit toezicht is dat indien de toezichthouder van mening is dat niet meer gewonnen wordt conform hetgeen vastgelegd is in het instemmingsbesluit, SodM passende maatregelen kan nemen.
Ik heb u eerder met mijn brief van 14 april 2017 (Kamerstuk 33 529, nr. 348) geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de winningsplannen.
Ik heb kennis genomen van het genoemde artikel, maar de in het artikel weergegeven reactie van NAM herken ik niet.
Zie antwoord vraag 1.
Ja, ik ben op de hoogte van deze motie.
SodM monitort de gaswinning structureel. Ik wil daarbij nogmaals benadrukken dat alle productiegegevens per veld maandelijks aan mij verstrekt moeten worden door de mijnbouwmaatschappij en deze gegevens vervolgens worden gepubliceerd op de website www.nlog.nl.
Inderdaad is op 2 augustus 2017 voor Maasdijk en Monster een nieuw winningsplan ingediend. Vanuit mijn taak als vergunningverlener behandel ik ingediende winningsplannen en leg op basis van alle adviezen voorwaarden op aan de instemming met een winningsplan. SodM handhaaft de uitvoering van het winningsplan op basis van deze voorwaarden.
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 3 heeft SodM in haar advies over de eerder genoemde winningsplannen aangegeven dat de maximaal vergunde productie is overschreden. Deze adviezen van SodM zijn openbaar en worden gedurende de behandelingsprocedure van het winningsplan ter inzage gelegd en een ieder kan daar zienswijzen op indienen. Ook worden er door mijn ministerie informatieavonden georganiseerd, waarbij alle informatie nogmaals wordt gepresenteerd.
Zoals eerder in deze beantwoording aangegeven, heb ik SodM advies gevraagd over de winningsplannen. Hierbij heb ik SodM ook gevraagd mij te adviseren over de vraag of de bodemdaling nog binnen de vergunde ruimte is gebleven en of het seismisch risico niet is toegenomen. Voor Hardenberg-Oost heeft SodM in haar advies aangegeven dat de laatst gemeten bodemdaling binnen onzekerheidsmarges van de voorspelling in het winningsplan uit 2011 valt en de voorkomens tot de laagste risicocategorie in de Seismische Risico Analyse horen. Voor Monster/Maasdijk heeft SodM aangegeven dat de bodemdaling binnen de vergunde ruimte is gebleven. Met betrekking tot het door NAM bepaalde seismisch risico voor het winningsplan Monster/Maasdijk geeft SodM in zijn advies aan van mening te zijn dat het seismisch risico in een categorie hoger ligt dan zoals bepaald door NAM. Dit betekent dat er extra eisen aan de monitoring gesteld zullen worden en NAM een seismisch-risicobeheersplan moet opstellen.
Risico’s dienen geadresseerd te worden in het winningsplan. Dit winningsplan wordt voor advies voorgelegd aan onder meer SodM en de Tcbb. Ik heb geen reden om te twijfelen aan hun deskundigheid en acht het niet noodzakelijk een apart onderzoek te laten uitvoeren. Bewoners zullen in het kader van de behandeling van het winningsplan worden geïnformeerd.
Op 8 augustus 2017 heeft SodM een vooraankondiging gedaan van een last onder dwangsom door SodM aan NAM van EUR 0,50 per Nm3, die na afloop van de hersteltermijn uit deze drie voorkomens wordt gewonnen, met een maximum van 2 miljoen euro.
Per 1 januari 2017 is de Mijnbouwwet gewijzigd, waarbij de onafhankelijke positie van SodM verder is verstevigd. Verder heb ik de afgelopen twee jaar ruimte gegeven aan de Inspecteur-Generaal der Mijnen om SodM capacitair en kwalitatief te versterken. Daarnaast is SodM bezig voor alle sectoren binnen de mijnbouw de staat van de sector in kaart te brengen, op basis waarvan de toezichtsarrangementen op maat ingericht zullen worden.
Het lid Beckerman (SP) heeft vragen gesteld over de overschrijdingen van de gasproductie ten opzichte van de winningsplannen (ingezonden 14 augustus 2017, kenmerk 2017Z10793). De leden Bosman en Azmani (beiden VVD) hebben ook over het zelfde onderwerp vragen gesteld (ingezonden 14 augustus 2017, kenmerk 2017Z10795). Vanwege de benodigde afstemming met Staatstoezicht op de Mijnen kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar de vragen uiterlijk 1 oktober 2017 te beantwoorden.