Ingediend | 12 augustus 2016 |
---|---|
Beantwoord | 7 september 2016 (na 26 dagen) |
Indieners | Martijn van Helvert (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
Beantwoord door | Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15257.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3443.html |
Ja.
Ik heb begrip voor de zorgen van inwoners in de omgeving over dergelijke berichtgevingen. Echter, het Belgische Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) heeft aangegeven dat de kwaliteit van de onderdelen niet in het geding is en dat er daarom ook geen gevaar voor omwonenden is. Het FANC geeft aan dat het gaat om onderdelen die de juiste kwaliteit hebben en tijdens de productie ook de juiste productieprocessen hebben doorlopen. Echter, het dossier over de productie van de onderdelen was onvolledig (één productiestap is eenmaal herhaald nadat deze in eerste instantie niet volledig was uitgevoerd zonder dat dit gedocumenteerd is).
Ja, de ANVS heeft op 12 augustus 2016 contact gehad met het FANC. Hierbij heeft het FANC toelichting gegeven over het gevolgde onderzoekstraject, over specifiek welke onderdelen het ging en over het toezicht van het FANC op dit onderzoekstraject. De ANVS is in mei 2016 al in internationaal verband geïnformeerd over de onregelmatigheden. Eerst door de Franse toezichthouder Autorité de Sûreté Nucléaire (ASN) toen de onregelmatigheden bij de Creusot smederij werden ontdekt. Later ook door het FANC toen bleek dat bij enkele onderdelen in de kernreactor Tihange 2 afkomstig van deze smederij in Frankrijk het dossier over de productie onvolledig was. Zowel ASN als het FANC hebben hier meerdere keren ook op hun website over gecommuniceerd.
Tijdens het Algemeen Overleg van 24 mei 2016 (Kamerstuk 32 645, nr. 84) heb ik met uw Kamer gesproken over de bevindingen in de Creusot smederijen en de eventuele aanwezigheid van onderdelen in Belgische kerncentrales met onvolledige of onjuiste productiedossiers. Zoals ik toen heb aangegeven was het onderzoek indertijd nog niet zover dat er conclusies getrokken konden worden. Op 22 juni 2016 heeft het FANC op zijn website in meer detail gecommuniceerd over de desbetreffende problematiek, de eerste onderzoeksconclusies en de gevolgen hiervan voor de veiligheid. De communicatie van het FANC van 8 augustus 2016 waar het hierboven genoemde artikel over schrijft, betreft de afronding van het onderzoek, is een herhaling/bevestiging van de conclusies van juni dit jaar en geeft een toelichting op de verificatie en inspecties op de eerdere onderzoeksresultaten. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven concludeert het FANC dat de kwaliteit van de onderdelen zelf niet ter discussie staat. Er zijn op dit moment dan ook geen inzichten die aanleiding geven om extra contact te zoeken met de Belgische overheid. Wel heb ik aan de ANVS gevraagd om de zaak rondom de onregelmatigheden bij de Creusot smederij te blijven volgen en mij te informeren wanneer er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen die voor de veiligheid van Nederlandse burgers van belang zijn.
Nee, die relatie is er niet. De waterstofvlokken waar u op doelt, bevinden zich in de circa 20 centimeter dikke wand van het reactorvat. De onregelmatigheden in het productiedossier ter zake hebben geen betrekking op het reactorvat zelf maar op interne onderdelen die in het reactorvat gesitueerd zijn. Het zijn dus geen onderdelen van het reactorvat zelf en de productie hiervan bij de Creusot smederij had geen relatie met het productieproces van de reactorvaten zelf.
In het Algemeen Overleg van 24 mei jongstleden (Kamerstuk 32 645, nr. 84) heb ik uw Kamer geïnformeerd over een landelijke communicatiewerkgroep in samenwerking met de veiligheidspartners die werkt aan het actualiseren van de risico- en crisiscommunicatie en aan een herzien communicatieplan voor stralingsincidenten. De gesprekken over het maken en verder uitwerken van de verschillende werkafspraken in dit verband lopen nog.
Ik vind het hierbij van belang dat de rol van de regionale veiligheidsregio’s duidelijk is en dat zij de juiste afspraken hebben, met zowel de ANVS als met partners over de grens, om op tijd en zonder omweg de juiste informatie en duiding te ontvangen en hierover naar behoefte te kunnen communiceren. Daarnaast wordt ook onderzocht waar nu precies de behoeften en hiaten zitten in de kennis die mensen over dergelijke ongevallen hebben. Onderzoek zoals dat recent door het RIVM is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS levert hier waardevolle input voor. Ik verwacht uw Kamer binnenkort meer concreet te kunnen informeren over de afspraken op het gebied van communicatie waar u naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 24 mei jl. (Kamerstuk 32 645, nr. 84) op hebt aangedrongen.