Ingediend | 15 januari 2016 |
---|---|
Beantwoord | 3 maart 2016 (na 48 dagen) |
Indieners | Stientje van Veldhoven (D66), Pia Dijkstra (D66), Kees Verhoeven (D66), Fatma Koşer Kaya (D66) |
Beantwoord door | Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
Onderwerpen | natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z00639.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1689.html |
Ja
Er zijn gevallen bekend waarbij kleding niet is geëtiketteerd volgens de etiketteringsvoorschriften uit de Textielverordening 1007/2011. Artikel 12 van deze verordening geeft voorschriften met betrekking tot textielproducten met niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong. De aanwezigheid van deze delen dient op het etiket of merk te worden vermeld met de uitdrukking «Bevat niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong». Om hoeveel producten het gaat is niet bekend.
In 2014 vond er door de Europese Commissie een evaluatie plaats van de Textielverordening op grond waarvan de Commissie zou besluiten om de Textielverordening al dan niet te wijzigen. Vanuit Nederland is ingebracht dat de labelling begrijpelijker zou moeten zijn voor de consument en dat op kleding en textielproducten waarin bont is verwerkt moet komen te staan «bevat bont». Verder is gevraagd om de Zwitserse etiketteringsmethode in beschouwing te nemen als de verordening wordt gewijzigd. In Zwitserland moet in het etiket staan welke diersoort er in de textielproducten of kleding is verwerkt, de productiewijze ervan en welk land van herkomst het dierlijk product heeft. Op grond van de binnengekomen reacties van de lidstaten heeft de Commissie echter besloten om de verordening niet te wijzigen.
Het onderwerp is ook aangekaart bij de brancheorganisaties van Nederlandse kleding- en textielsector waarmee sinds begin 2014 overleg is over het onderwerp dierenwelzijn. Met de brancheorganisaties is de afspraak gemaakt dat zij met hun leden zullen bekijken hoe zij consumenten beter kunnen informeren over het gebruik van echt of imitatie bont en van angorawol (zie mijn brief d.d. 18 december 2014, vergaderjaar 2014–2015, kamerstuk 28 286, nr. 777). De gemaakte afspraak heeft tot op heden nog niet tot concrete resultaten geleid. Het thema dierenwelzijn wordt ook onderdeel van het convenant Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen dat de sector wil sluiten met de overheid, vakbonden en enkele NGO’s. De inzet van de Nederlandse overheid is onder andere dat voor consumenten bij aankoop van kleding of textiel duidelijk en direct zichtbaar moet zijn of er bont, angorawol of andere product(en) van dierlijke oorsprong in zitten. Zie ook mijn brief d.d. 1 februari 2016, vergaderjaar 2015–2016, TK 26 485, nr. 216.
Voor wat betreft uw vraag over gevaarlijke stoffen in consumentenproducten verwijs ik u naar de Warenwet waarin expliciet gemeld wordt dat producten geen gevaar voor de volksgezondheid mogen vormen bij normaal en te verwachten gebruik. Een aanpassing van de etiketteringsvereisten is daarmee niet relevant omdat het al verboden is producten te verhandelen wanneer deze stoffen in zodanige concentraties aanwezig zijn dat zij een gevaar vormen voor de volksgezondheid.
Nederland heeft reeds een poging ondernomen in 2014 ten tijde van de evaluatie van de Textielverordening 1007/2011. Zie het antwoord op vraag 2.
Zoals ik in antwoord op vraag 2 al gemeld heb is verhandelen van producten die bij een normaal of te verwachten gebruik een gezondheidsrisico vormen niet toegestaan. Naar mijn mening is het daarom niet nodig om hier Europees extra aandacht aan te geven.
Burgers in Nederland mogen verwachten dat het toezicht en de handhaving van voldoende intensiteit en effectiviteit zijn. Dit laat onverlet dat de producent verantwoordelijk is voor de veiligheid van het door hem geleverde product. Dit betekent ook dat hem bekend moet zijn dat zijn product geen schadelijke stoffen boven de vastgestelde normen bevat.
Ik heb de NVWA verzocht haar risico-inschatting van het onderzoek van Kassa te laten toetsen door het RIVM. Dit instituut heeft naar de risico-inschatting van de NVWA gekeken en concludeert dat de beoordeling door de NVWA aannemelijk is. Ik hecht er hierbij aan te benadrukken dat de beoordelingen worst-case hebben plaatsgevonden; dit betekent dat ook bij de hoogst mogelijke blootstellingen nog geen gezondheidseffecten verwacht worden. De NVWA voert op dit moment een formele risico-beoordeling uit, waarbij ook aanvullende informatie, zoals de in de uitzending van Kassa! genoemde Italiaanse rapporten in de overwegingen worden meegenomen.
De gevonden concentraties liggen niet boven de geldende wettelijke normen en vormen naar de mening van de NVWA en het RIVM geen gezondheidsrisico. Terugroepen is daarom niet aan de orde. Wanneer de NVWA in haar risicobeoordeling tot de conclusie komt dat de jassen wel een risico inhouden voor de volksgezondheid zal de toezichthouder op passende wijze actie ondernemen.
Zie antwoord vraag 4.
De NVWA dient te kijken naar het complete product als het om handhaving van de geldende normen gaat. Uiteraard moet hierbij altijd gekeken worden of de producten ondanks dat zij aan de norm voldoen niet toch nog een risico voor de volksgezondheid vormen. Dat is in dit geval beoordeeld en de NVWA heeft geconstateerd dat hiervan geen sprake is.
Ik deel de mening dat de NVWA niet alleen de wet moet handhaven maar ook moet kijken of een product dat zoals bijvoorbeeld in dit geval als geheel wel voldoet aan de wettelijke eisen en normen daarenboven op onderdelen ook veilig is. Dat was in deze casus het geval. Ik vind voor deze casus dan ook dat de NVWA voldoende geacteerd heeft en zie geen reden om de financiering van de NVWA op basis van deze casus uit te breiden.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
De NVWA voert op dit moment een formele risico-beoordeling uit. hierover wordt eind maart een advies verwacht dat via het normale kanaal (website NVWA) gepubliceerd zal worden.
Het is helaas niet gelukt de vragen te beantwoorden voor het Algemeen overleg Duurzaamheid en milieu.
De vragen van de Kamerleden Koşer Kaya (D66), Verhoeven (D66), Van Veldhoven (D66) en Pia Dijkstra (D66) over het bericht «Bontkragen van kinderjassen vol schadelijk gif» (ingezonden 15 januari 2016) (2016Z00639) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat de interdepartementale afstemming die nodig is voor de beantwoording van de vragen meer tijd vraagt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.