Ingediend | 8 december 2015 |
---|---|
Beantwoord | 1 februari 2016 (na 55 dagen) |
Indieners | Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie openbare orde en veiligheid organisatie en beleid religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z23851.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1606.html |
Ja.
Het Kabinet is van mening dat een effectieve aanpak van predikers die oproepen tot haat of geweld zeer van belang is. Maatregel 20F van het Actieprogramma Integrale Aanpak luidt: «Predikers uit visumplichtige landen, die oproepen tot haat en geweld, wordt een visum geweigerd». In de brief van het kabinet van 3 maart 20153 is aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. In de brief is aangegeven dat de Minister van BZ een visum kan weigeren of intrekken wanneer personen een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid, openbare orde of de internationale betrekkingen. Binnen het bestaande visumproces wordt aan de hand van de alerteringslijst en behandelrisicoprofielen bij de aanvraag al gekeken of een persoon als een bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid kan worden aangemerkt.
Het streven is om – als daar aanleiding toe is – al bij de visumaanvraag een blokkade op te werpen voor toegang tot Nederland. Daarbij moet worden opgemerkt dat bij visumaanvragen niet altijd op dat moment kan worden bepaald of er sprake is van een bedreiging van de openbare orde. Daarom blijft ook nadrukkelijk de optie beschikbaar om reeds verstrekte visa – desnoods te elfder ure – in te trekken als er zich ontwikkelingen in die context voordoen of er nieuwe informatie beschikbaar komt die de toelating van een prediker tot ons land ongewenst maakt.
Elk individueel geval wordt op zijn eigen merites beoordeeld en getoetst aan de genoemde uitgangspunten.
In generieke zin kan worden gesteld dat een visum kan worden geweigerd of ingetrokken indien een persoon een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, de openbare orde of de internationale betrekkingen. Over individuele gevallen doe ik geen uitspraken. Wel kunt u in de beantwoording op de Kamervragen van bijvoorbeeld het lid Azmani (2015Z02712) zien dat indien een ander Schengenland een visum heeft afgegeven Nederland dat land kan verzoeken om het visum in te trekken. Het is en blijft vervolgens aan de lidstaat die het visum heeft afgegeven om te beslissen of al dan niet gehoor wordt gegeven aan een dergelijk verzoek. Daarnaast kunnen de bevoegde Nederlandse autoriteiten ook zelf visa intrekken die zijn afgegeven door andere lidstaten. Deze bevoegdheid is bedoeld om lidstaten de mogelijkheid te geven visumhouders die zich aan haar grens melden dan wel reeds op haar grondgebied bevinden de toegang c.q. verder verblijf in de vrije termijn te ontzeggen indien blijkt dat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. In die gevallen dient Nederland het land van visumafgifte van de intrekking in kennis te stellen. Gegeven deze uitgangspunten heeft dit ertoe geleid dat van een deel van de aangekondigde predikers het visum is ingetrokken.
Het Kabinet is van mening dat een effectieve aanpak van predikers die oproepen tot haat of geweld zeer van belang is. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 2.
Daarnaast schetst het Kabinet in haar Beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek'4 een beleid langs drie sporen ten aanzien van problematische gedragingen van organisaties of personen die de democratische rechtsorde ondermijnen of de sociale stabiliteit aantasten. In die aanpak is ook aandacht voor het vergroten van het bewustzijn bij islamitische gemeenschappen, waaronder salafistische, van de maatschappelijke en politieke context waarin zij opereren en functioneren. Bij incidenten of sterke vermoedens of signalen van problematische gedragingen wordt men hier op aangesproken en mee geconfronteerd. Indien sprake is van daadwerkelijke wetsovertreding, wordt niet op de uitkomst van eventuele andere maatregelen gewacht en wordt strafrechtelijk opgetreden.
Op grond van Art. 2:20 BW heeft de rechtbank de bevoegdheid een rechtspersoon te verbieden en te ontbinden. Indien daartoe aanleiding is kan het openbaar ministerie een verzoek hiertoe doen. Op basis van de voorliggende feiten en omstandigheden is ten aanzien van de Stichting Al Waqf en de Al Fourqaan geen aanleiding om over te gaan tot opheffing of sluiting.