Ingediend | 8 december 2015 |
---|---|
Beantwoord | 2 februari 2016 (na 56 dagen) |
Indieners | Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
Beantwoord door | Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie openbare orde en veiligheid organisatie en beleid religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z23849.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1348.html |
Ja.
Het kabinetsbeleid zoals verwoord in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is gericht op effectieve aanpak van predikers die oproepen tot haat of geweld. In de brief van het kabinet van 3 maart jl.2 is aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. In de brief is aangegeven dat de Minister van BZ een visum kan weigeren of intrekken, of de visumverstrekkende Schengenlidstaat kan verzoeken dit te doen, wanneer personen een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid, openbare orde of de internationale betrekkingen. Elk individueel geval wordt op zijn eigen merites beoordeeld en getoetst aan deze uitgangspunten.
Dit heeft ertoe geleid dat van een deel van de aangekondigde predikers het visum is ingetrokken.
Het Kabinet is van mening dat een effectieve aanpak van predikers die oproepen tot haat of geweld zeer van belang is. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Daarnaast schetst het Kabinet in haar Beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek»3 een beleid langs drie sporen ten aanzien van problematische gedragingen van organisaties of personen die de democratische rechtsorde ondermijnen of de sociale stabiliteit aantasten.
In die aanpak is ook aandacht voor het vergroten van het bewustzijn bij islamitische gemeenschappen, waaronder salafistische, van de maatschappelijke en politieke context waarin zij opereren en functioneren. Bij incidenten of sterke vermoedens of signalen van problematische gedragingen wordt men hier op aangesproken en mee geconfronteerd. Indien sprake is van daadwerkelijke wetsovertreding, wordt niet op de uitkomst van eventuele andere maatregelen gewacht en wordt strafrechtelijk opgetreden.
Ik beschouw het weren van predikers die oproepen tot haat en geweld en daarmee een bedreiging vormen voor de openbare orde als een zorgvuldige uitvoering van het hierboven geschetste beleid, dat tevens aansluit bij de motie Bontes.
Op grond van Art. 2:20 BW heeft de rechtbank de bevoegdheid een rechtspersoon te verbieden en te ontbinden. Het openbaar ministerie is wettelijk bevoegd het verzoek daartoe doen.