Ingediend | 3 december 2015 |
---|---|
Beantwoord | 15 december 2015 (na 12 dagen) |
Indieners | Jasper van Dijk , Wassila Hachchi (D66) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | bestuur natuur en milieu rijksoverheid stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z23448.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-868.html |
De teleurstelling van een aantal oud-medewerkers betrof voornamelijk de toepassing en criteria van de coulanceregeling. Dat hiermee emoties gepaard gaan, begrijp ik. Enkele oud-medewerkers hadden kritische vragen over de duur van het historische onderzoek. Desalniettemin is er een brede wens en bereidheid van oud-medewerkers om mee te werken aan het RIVM-onderzoek.
Er zijn wel gedetailleerde vragen gesteld en die zijn ter plekke beantwoord.
Zoals ik in mijn brief van 1 december jl. (Kamerstuk 34 300X, nr. 65) aan uw Kamer heb gemeld, wordt het hele onderzoek inzake chroomhoudende verf transparant, voortvarend maar ook zorgvuldig aangepakt. Ik betreur het wantrouwen jegens het RIVM, waarvan de onafhankelijkheid en deskundigheid wettelijk zijn verankerd. Bovendien wordt het onderzoek aangestuurd door de paritaire commissie onder leiding van de heer Vreeman en is er nauw overleg met de centrales van overheidspersoneel. Daarnaast wordt het onderzoek wetenschappelijk getoetst door een klankbordgroep. Deze klankbordgroep bestaat uit deskundigen die zijn voorgedragen door belanghebbenden, waaronder de vakbonden en betrokken letselschadeadvocaten. Zoals gebruikelijk in wetenschappelijk onderzoek zullen de resultaten en conclusies van deelonderzoeken ook nog worden getoetst door externe (internationale) deskundigen. Met de paritaire commissie en klankbordgroep wordt frequent besproken of en op welke manier het onderzoek kan worden versneld zonder dat dit ten koste gaat van de zorgvuldigheid. Daarnaast blijven de bij het onderzoek betrokken partijen de dialoog zoeken met de mensen om wie het werkelijk gaat en staat een goede informatievoorziening voorop.
De bijeenkomsten zijn essentieel om (oud)medewerkers bij de uitvoering van het onderzoek te betrekken. Frustraties en kritische vragen maken duidelijk op welke punten verder moet worden gesproken om achterliggende vragen te verhelderen.
Voor de beide bijeenkomsten zijn 900 oud-medewerkers uitgenodigd, die geregistreerd zijn bij het informatiepunt van het CAOP. Het enige criterium was dat deelneming openstond voor «oud-medewerkers». Aan beide bijeenkomsten hebben in totaal ongeveer 150 oud-medewerkers deelgenomen.
Zie antwoord vraag 5.
In de volgende standvanzakenbrief, die eind januari 2016 is voorzien, verwacht ik u meer inhoudelijke informatie over het onderzoek te kunnen verstrekken.