Ingediend | 13 oktober 2015 |
---|---|
Beantwoord | 27 november 2015 (na 45 dagen) |
Indieners | Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie defensie internationaal religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z19012.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-705.html |
Ja
Zie antwoord op vraag 3.
Er is geen sprake van een ontwikkeling. Bij koninklijk besluit van 20 oktober 1916 is reeds de wijze bepaald waarop islamitische militairen bij de Nederlandse krijgsmacht de eed afleggen. Dit heeft te maken met het feit dat militairen uit (het toenmalige) Nederlands Indië veelal moslim waren. Militairen zweren of beloven trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Die eed/belofte is dan ook anders dan de ambtseed van politie en ambtenaren. Militairen roepen het Opperwezen (eed) of hun eigen geweten (belofte) in als getuige. Dat maakt dat de eed ook kan worden afgelegd door militairen die een ander geloof belijden dan het Christendom, zoals het Jodendom, de Islam en het Hindoeïsme op een wijze die voor hen bindend is.
Zie antwoord op vraag 3.