Ingediend | 12 december 2014 |
---|---|
Beantwoord | 10 februari 2015 (na 60 dagen) |
Indieners | Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
Beantwoord door | Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie openbare orde en veiligheid religie staatsveiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z22980.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-1255.html |
Ja.
In de kabinetsreactie op het briefadvies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) «De kaders van de rechtsstaat. Over buitenlandse financiering van moskeeën en gebedshuizen», d.d. 25 september jl. (Kamerstuk 29 614, nr. 35), onderschrijft het Kabinet de constatering van de RMO dat elke geloofsgemeenschap de vrijheid heeft financiering aan te trekken, zowel van binnen als buiten de Nederlandse grenzen, ten behoeve van een moskee, kerk of tempel. Het als zodanig verbieden van buitenlandse financiering van geloofsuitoefening is niet aan de orde, behalve voor zover er sprake is van financiering van geweldsuitoefening of onrechtmatige dan wel criminele praktijken. Financiering van gebedshuizen door organisaties die op de EU-lijst van terroristische organisaties staan is onmogelijk, omdat hun financiële tegoeden worden bevroren. De Nederlandse overheid speelt vanwege het recht op vrijheid van godsdienst geen rol bij het aannamebeleid van imams door moskeebesturen, op voorwaarde dat de Nederlandse regels en wetten worden nageleefd.
Zie antwoord vraag 2.
In Oostenrijk is de relatie tussen kerk en staat anders vormgegeven dan in Nederland. Er zijn religieuze gemeenschappen met een erkende status, die onder meer recht hebben op overheidssubsidie voor hun interne aangelegenheden. Het Oostenrijkse wetsvoorstel introduceert nu het afzien van buitenlandse financiering als voorwaarde voor erkenning door de overheid.
Binnen het Oostenrijkse systeem biedt het wetsvoorstel dus de mogelijkheid buitenlandse geldstromen aan banden te leggen. Dit is erop gebaseerd dat aan de status van «erkend geloof» rechten zijn verbonden (onder meer subsidie voor bouw gebedshuizen en betaling van voorgangers), maar dat dit ook plichten met zich meebrengt. Het wetsvoorstel voegt aan deze plichten het verbod op buitenlandse financiering toe.
Binnen de Nederlandse context, waar kerk en staat op grotere afstand van elkaar staan, ook financieel, is dit als zodanig niet toepasbaar. Van een verbod op buitenlandse financiering kan pas sprake zijn bij het door de overheid aanbieden van financiering van de interne aangelegenheden van een religieuze gemeenschap. Daarnaast moet bedacht worden dat het Oostenrijks wetsvoorstel geen absoluut verbod van buitenlandse financiering betekent. Binnen het Oostenrijkse systeem kunnen alleen erkende geloven op buitenlandse financiering worden aangesproken.
Voor wat betreft de invloed van Turkije in Nederland worden op initiatief van Nederland gesprekken gevoerd met de Turkse autoriteiten, om tot nadere afspraken te komen over de ambities en invloed vanuit de Turkse overheid richting de Turkse gemeenschap in Nederland. Van onze kant wordt bij deze gesprekken steeds aangedrongen op transparantie.
Zie antwoord vraag 4.