Ingediend | 12 november 2014 |
---|---|
Beantwoord | 25 november 2014 (na 13 dagen) |
Indieners | Joël Voordewind (CU), Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z20342.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-673.html |
Ja.
In de Kamerbrief van 7 oktober 2014 (Kamerstuk 19 637 ,nr. 1900) heb ik toegelicht waarom voor asielaanvragen van Irakezen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim, Diyala en Babil een besluitmoratorium is ingesteld. De situatie in deze delen van Irak is volatiel en onoverzichtelijk. Onder deze omstandigheden is het voor de IND veelal niet mogelijk om bij een asielverzoek te beoordelen of de betrokken asielzoeker het risico loopt op vluchtelingrechtelijke vervolging of een risico zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Ook is het niet mogelijk op zorgvuldige en op feiten gebaseerde wijze vast te stellen of in deze delen van Irak, voor een bestendige periode, sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de EU-Kwalificatierichtlijn (2011/95). In andere woorden, of de mate van willekeurig geweld in die provincies voor een bestendige periode dusdanig is dat een burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op ernstige bedreiging van zijn leven. Onder deze omstandigheden is het instellen van een besluitmoratorium een passende beleidsmaatregel. Kern van het besluitmoratorium is dat de wettelijke beslistermijn in individuele asielzaken met maximaal 1 jaar wordt verlengd. Deze verlenging geschiedt in de hoop dat na ommekomst van die periode beter kan worden geoordeeld of een asielvergunning kan worden verleend of niet.
Het instellen van het besluitmoratorium geeft de IND dus de mogelijkheid om beslissingen op asielzaken aan te houden. Hieruit volgt echter geen verplichting voort. In zaken waarin, zonder nader onderzoek en ongeacht de recente ontwikkelingen vanwege de opkomst van IS, duidelijk is dat de betrokken asielzoeker het individuele risico loopt op vervolging of een onmenselijke behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM, kan de IND een vergunning verstrekken. Om die reden heb ik de IND gevraagd om zaken van LHBT’s en leden van groepen die in het landenbeleid zijn aangemerkt als een kwetsbare minderheid (waaronder de in uw vraag genoemde Yeziden, christenen en alleenstaande vrouwen) op hun merites te beoordelen.
In zaken van vreemdelingen die geloofwaardig hebben gemaakt dat zij tot een dergelijke groep behoren en hun individuele vrees voldoende hebben onderbouwd, kan door de IND een positieve beslissing worden genomen.
Volledigheidshalve merk ik nog wel op dat de verhoogde asielinstroom kan betekenen dat deze zaken later worden behandeld dan normaal.
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik toegelicht dat een asielvergunning kan worden verstrekt aan leden van de in het landenbeleid aangemerkte groepen. Het instellen van het besluitmoratorium heeft voor deze groep dan ook niet noodzakelijkerwijs gevolgen voor het nareisbeleid. Wel kan, als gezegd, meer algemeen de verhoogde instroom betekenis hebben voor de doorlooptijden.
Het besluitmoratorium is ingesteld voor de duur van zes maanden. Na afloop van deze termijn zal ik bezien of er aanleiding is het moratorium eenmalig met zes maanden te verlengen.
Voor het tweede deel van deze vraag, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.