Ingediend | 24 oktober 2014 |
---|---|
Beantwoord | 19 december 2014 (na 56 dagen) |
Indiener | Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie organisatie en beleid recht religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z18810.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-887.html |
Ik ben bekend met dit bericht. De Raad voor de rechtspraak heeft mij meegedeeld dat de rechtbank Den Haag heeft bevestigd dat de betrokken partijen een schikking zijn overeengekomen die inhoudt dat zij hun geschil zullen voorleggen aan een imam, dat zij ten overstaan van de imam zullen zweren op de Koran dat hun stelling de waarheid is, dat de eiser daarna van zijn vordering zal afzien en de procedure vervolgens definitief zal worden doorgehaald. Deze schikking heeft plaatsgevonden op grond van Nederlands recht en niet op grond van shariabeginselen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vragen 2 en 4.
Deze schikking heeft plaatsgevonden op grond van Nederlands recht en niet op grond van shariabeginselen. Artikel 131 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat in een civiele procedure, nadat de gedaagde voor antwoord heeft geconcludeerd, een comparitie van partijen wordt gepland. Doel van een dergelijke comparitie is enerzijds het beproeven van een schikking (artikel 87 Rv) en anderzijds het verkrijgen van inlichtingen over de zaak (artikel 88 Rv). Indien partijen tijdens de zitting een schikking bereiken, dan kunnen zij deze schikking laten opnemen in een proces-verbaal. De uitgifte van dit proces-verbaal geschiedt in executoriale vorm, waarmee nakoming kan worden afgedwongen.
Uitgangspunt bij het treffen van een schikking is dat partijen vrij zijn in de wijze waarop zij hun geschil willen beëindigen. Daaronder valt de vrijheid om zelf te bepalen aan wie zij hun geschil voorleggen ter beëindiging. De rechter zal de bereikte schikking opnemen in het proces-verbaal als partijen dat wensen, tenzij de schikking in strijd is met de wet of de goede zeden (zie artikel 3:40 Burgerlijk Wetboek). Ik treed niet in deze beoordeling door de onafhankelijke rechter.
Ja, het is in strijd met de beginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat als mensen een eigen rechtssysteem hanteren dat zich buiten de kaders van onze rechtsorde begeeft. Het kabinet ziet het als haar taak dit te voorkomen. In dit specifieke geval was hiervan echter geen sprake.
Zie antwoord vraag 2.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Helder (PVV) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat partijen een sharia schikking hebben bereikt bij de Rechtbank Den Haag (ingezonden 24 oktober 2014) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.