Ingediend | 31 juli 2013 |
---|---|
Beantwoord | 4 september 2013 (na 35 dagen) |
Indieners | Pieter Omtzigt (CDA), Jaco Geurts (CDA) |
Beantwoord door | Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | natuur en milieu stoffen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z15515.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-3139.html |
Ja.
Ja.
Het incident had in de eerste plaats direct moeten worden gemeld aan de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR), die optreedt namens gedeputeerde staten. De DCMR had het rapport moeten doorsturen aan Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Aangezien sprake was van een ongewoon voorval met mogelijk nadelige gevolgen voor oppervlaktewater, had het ook aan de waterbeheerder moeten worden gemeld. Ik ben dan ook onaangenaam getroffen door het feit dat dit ten onrechte niet is gebeurd. Zoals bekend heeft de DCMR inmiddels aangifte gedaan bij het openbaar ministerie (OM). Het openbaar ministerie heeft de minister van Veiligheid en Justitie meegedeeld dat het momenteel beziet of er, gezien deze aangifte, aanleiding bestaat een daarop gericht strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen Odfjell. Mijn kwalificatie van dit incident en het handelen van Odfjell is daarom in dit stadium niet aan de orde.
Dit incident is mij pas bekend geworden naar aanleiding van de nieuwsuitzending in EenVandaag. Over de beoordeling door het OM naar aanleiding van de aangifte kunnen geen mededelingen worden gedaan (zie antwoord op vraag 3). Het door Odfjell opgestelde rapport van 23 oktober 2009 is daarom de enige informatiebron over dit incident en daaruit maak ik het volgende op. Op 14 oktober 2009 zijn tankwagons met methanol beladen door middel van slangen omdat de reguliere vulvoorziening defect was. Methanol is een zeer brandbare en giftige stof. Bij dit beladen zijn fouten gemaakt waardoor 1 tank is overgelopen. Volgens het rapport is een hoeveelheid van 5 tot 6 m3 (5.000–6.000 liter) methanol gemorst. Deze zogenaamde «spill» is naar de waterzuiveringsinstallatie van het bedrijf gepompt en een deel is in het riool terecht gekomen. Omdat het een vluchtige stof betreft, hebben ook emissies naar de lucht plaatsgevonden, waardoor werknemers zijn blootgesteld aan gevaarlijke stoffen.
Over de appreciatie van het veiligheidsrisico voor medewerkers en de omgeving en de rol van het management doe ik in dit stadium geen mededelingen (zie antwoord op vraag 3).
Het is mij niet bekend of Odfjell dit aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft gemeld. De Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid schrijft voor dat de Onderzoeksraad alleen via een rapport verslag doet van het onderzoek. Deze wet schrijft niet voor dat alle onderzoeksinformatie in het rapport hoeft te worden opgenomen. De Onderzoeksraad beslist zelfstandig welke informatie hij in zijn rapporten opneemt. Informatie uit het onderzoek die niet in het rapport wordt opgenomen, blijft vertrouwelijk.
In de in het antwoord op vraag 3 genoemde beoordeling door het OM wordt ook de rol van de betrokken natuurlijke personen gewogen.
Op basis van drie strafrechtelijke onderzoeken is vervolging ingesteld tegen Odfjell Terminals Rotterdam B.V. Naast het onderzoek naar het butaan-incident betreft dit vermoedelijke overtredingen van vergunningsvoorschriften en het nalaten maatregelen te nemen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en/of de gevolgen daarvan te beperken, en het naar aanleiding van een incident in oktober 2011 ontstane vermoeden dat werknemers zijn blootgesteld aan de schadelijke stof benzeen terwijl zij onvoldoende beschermd waren. Voorts zijn zes zaken ad informandum op de dagvaarding gevoegd. Inmiddels heeft er met betrekking tot deze zaken een regiezitting plaatsgevonden. De inhoudelijke behandeling staat gepland op 18 en 19 november 2013.
Ik heb tijdens dit overleg toegezegd de vraag door te geleiden naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is ook gebeurd.
Op grond van artikel 68 van de Grondwet blijft verstrekking van informatie aan het parlement achterwege, indien dit in strijd is met het belang van de staat. De niet-vertrouwelijke verstrekking van gegevens van particulieren en bedrijven aan het parlement kan in strijd komen met de het belang van de staat (Kamerstukken II, vergaderjaar 2001–2002, 28 362, nr. 2). Bij niet-vertrouwelijke verstrekking wordt de informatie immers openbaar voor iedereen. Ik meen dat daarom een belangenafweging op zijn plaats is – vergelijkbaar met de belangenafweging uit de Wet openbaarheid bestuur – tussen het belang van openbaarmaking door niet-vertrouwelijke verstrekking aan de Kamer en de belangen van het bedrijf. Daarbij dient in dit geval onder andere een toets plaats te vinden op het belang van de beveiliging van het bedrijf en het voorkomen van sabotage. Deze toets heeft inmiddels plaatsgevonden met raadpleging van Odfjell en er blijkt geen beletsel te zijn voor openbaarmaking van dit dossier van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Als bijlage I4) bij deze brief treft u daarom dit dossier aan.
Zie antwoord vraag 9.
Zie antwoord vraag 9.
Zoals bekend is Odfjell momenteel onder verscherpt toezicht geplaatst, hetgeen betekent dat betrokken toezichthouders, in gezamenlijkheid, bij incidenten direct reageren en desnoods ingrijpen. Ook Odfjell zelf onderzoekt dit incident en is doordrongen van de ernst van deze situatie, die het bedrijf bovendien negatief in de publiciteit heeft gebracht. Het bedrijf is primair verantwoordelijk is voor de naleving van de wet- en regelgeving. Ik ga er daarom van uit dat Odfjell alles in het werk zal stellen om herhaling te voorkomen.
Voor een overzicht verwijs ik u naar de bijlage II5) bij deze brief.
Met uitzondering van dit incident in 2009 en het butaan-incident in augustus 2011 zijn mij geen grote incidenten bekend die niet gemeld zijn.
Zie antwoord vraag 12.