Ingediend | 3 mei 2013 |
---|---|
Beantwoord | 17 juni 2013 (na 45 dagen) |
Indieners | Gerard Schouw (D66), Pia Dijkstra (D66) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z08962.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2594.html |
Ja.
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC door het COA een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het genoemde onderzoek, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Navraag bij het management van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’s bekend zijn over het jaar 2012, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Bij de IND zijn over de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Evenmin zijn er over de afgelopen jaren bij de IND klachten tegen tolken bekend.
De aandacht voor LHBT’s in de asielzoekerscentra is verder geïntensiveerd naar aanleiding van het genoemde rapport van Deloitte. Op basis van de aanbevelingen uit het rapport zijn diverse afspraken gemaakt. De kernboodschappen van deze afspraken, die er onder andere op gericht zijn om door communicatie en toezicht te voorkomen dat LHBT-asielzoekers geconfronteerd worden met incidenten en/of discriminatie, zijn:
Het COA neemt stelling ten opzichte van discriminatie van LHBT’s en draagt er zorg voor dat elke medewerker en asielzoeker hiervan op de hoogte is. Daders van discriminatie worden bestraft. Het COA traint de medewerkers in het signaleren en afhandelen van alle vormen van discriminatie onder andere op basis van seksuele gerichtheid. Er zijn posters ontworpen waarmee asielzoekerscentra hun stellingname tegen discriminatie intern kunnen uitdragen. Er wordt aan de bewoners duidelijke en goed toegankelijke informatie over het melden van incidenten verstrekt. Het meldproces is laagdrempelig, bijvoorbeeld doordat meldingen anoniem gedaan kunnen worden. Het COA maakt gebruik van de ondersteuningsmogelijkheden van de belangenorganisaties en heeft structureel overleg met deze organisaties.
De incidenten in het rapport zijn geanonimiseerd beschreven. Het betreft zaken van asielzoekers die tussen 2006 en 2012 een aanvraag hebben ingediend. Het is, zonder nadere informatie, zoals bijvoorbeeld dossiernummers, niet haalbaar om na te gaan wat er in deze zaken exact gespeeld heeft. Naast het feit dat asielzoekers het recht hebben om een individuele klacht in te dienen, vind ik het vooral belangrijk om te constateren dat, gezien de verbetermaatregelen die gedurende de afgelopen jaren door de uitvoerende diensten zijn getroffen, situaties als in het rapport genoemd niet meer zouden mogen voorkomen.
Meer specifiek ten aanzien van de omtrent de handelwijze van de DT&V genoemde incidenten hecht ik eraan te benadrukken dat informatie omtrent seksuele gerichtheid nimmer met een diplomatieke vertegenwoordiging is of zal worden gedeeld. Ook niet als betrokkene geen asielverleden heeft. Seksuele gerichtheid is tijdens een presentatie volkomen irrelevant voor het doel wat DT&V voor ogen heeft, namelijk vaststelling van de nationaliteit ten behoeve van terugkeer. Het dient daarom geen enkel doel dit met een vertegenwoordiging te delen.
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat het vormen van een oordeel over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en besteedt er extra aandacht aan om zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
De in vraag 6 genoemde brief was met name bedoeld ter voorbereiding op een gesprek dat het COC op 21 maart met mij heeft gevoerd. In dat gesprek is door mij mondeling uitgebreid nader ingegaan op de diverse in de brief genoemde onderwerpen. Te uwer informatie heb ik in de bijlage bij deze beantwoording schriftelijk mijn reactie gegeven op de belangrijkste punten die in de brief genoemd worden. Veel van deze onderwerpen zijn al eerder aan uw Kamer toegelicht.
Een groep van 25 COA medewerkers heeft het rapport van Deloitte geanalyseerd en heeft de aanbevelingen omgezet in een plan van aanpak. Deze analyse is besproken met, onder andere, het COC. Over het definitieve plan van aanpak is overeenstemming bereikt tussen het COA en het COC. Ten aanzien van het rapport «Fleeing Homophobia» heeft uw Kamer van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel reeds een reactie ontvangen.5
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het leden Schouw en Pia Dijkstra (beiden D66) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de veiligheid van homoseksuele asielzoekers (ingezonden 3 mei 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.