Ingediend | 28 januari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 30 januari 2013 (na 2 dagen) |
Indiener | Vera Bergkamp (D66) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting financiën verzekeringen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z01485.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1135.html |
Naast algemene voorlichting via www.rijksoverheid.nl, heeft het CAK voor de eigen bijdrageregelingen ZmV/ZvV/Wmo ruim 238.000 cliënten, die bij hen bekend waren en mogelijk een hogere bijdrage zouden gaan betalen als gevolg van de vermogensinkomensbijtelling, in december 2012 per brief geïnformeerd. Dit zijn alle cliënten die in 2012 een eigen bijdrage hebben betaald en tevens een vermogen hebben in box 3 boven de heffingsvrije voet.
De vermogensinkomensbijtelling is niet meegenomen in de doorrekening van de koopkrachteffecten door het CPB en het Nibud. Ik verwijs naar de brief van 4 december 2012 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstukken II 2012/13, 33 400 XV, nr. 10). Daarin heeft hij aangegeven welke maatregelen zijn meegenomen bij de berekeningen van de koopkrachteffecten door het CPB, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Nibud.
Het CAK registreert niet of de verzekerden die een eigen bijdrage AWBZ of WMO verschuldigd zijn, chronisch ziek zijn of een beperking hebben. Dat is voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage voor cliënten die te maken krijgen met de vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ of WMO geen criterium. Bepalend is immers de vraag hoeveel iemand geacht wordt bij te dragen uit zijn of haar vermogen. Om die reden is niet bekend hoeveel chronisch zieken of verzekerden met een beperking die een vermogen hebben, door de vermogensinkomensbijtelling een hogere eigen bijdrage moeten betalen.