Het bericht ‘Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed»?1
Het is van belang dat verzekerden zowel door de zorgverzekeraar als door de zorgaanbieder goed geïnformeerd wordt over vergoeding van de zorg. Ik heb daarom navraag gedaan over deze zaak bij VGZ en de NZa.
VGZ heeft mij desgevraagd laten weten verrast te zijn door de brieven van zelfstandige apothekers en apotheekhoudende huisartsen aan hun patiënten. VGZ laat weten dat de verspreide informatie onjuist is, omdat VGZ met deze partijen een meerjarencontract heeft lopen tot 2025. VGZ verzekerden kunnen dus ook in 2024 gebruik maken van de farmaceutische zorgverlening in de betreffende apotheken.
De NZa heeft op 20 december hierover een nieuwsbericht uitgebracht2. Daarin geeft de NZa aan dat uit vervolgonderzoek van de NZa blijkt dat de apotheken patiënten in een brief verkeerde informatie hebben gegeven over de status van de contractering met een specifieke zorgverzekeraar. Hierdoor was het voor patiënten onduidelijk hoe de zorgverzekeraar medicijnen zou vergoeden in 2024. Daarnaast zijn patiënten ten onrechte aangespoord om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar of naar een andere apotheek. De NZa heeft een aantal apotheken een maatregel opgelegd.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk zou zijn als patiënten bij deze apotheken aankomend jaar veel meer bij moeten betalen voor de medicijnen die zij nodig hebben, aangezien dit een hogere drempel voor de zorg zou creëren?
In algemene zin ben ik het daarmee eens. Overigens zoals in mijn antwoord op vraag 1 is te lezen, is dat in deze casus niet het geval.
Begrijpt u dat deze onzekerheid veel onrust kan veroorzaken bij patiënten?
Ik wil benadrukken dat ik het betreur dat door deze berichtgeving onrust kan zijn ontstaan bij patiënten. Het is daarom goed dat de NZa hier onderzoek naar gedaan heeft en maatregelen richting een aantal apotheken heeft genomen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met VGZ en Stichting Zorgmakelaar Farmaceutische Contractering (ZFC), om ervoor te zorgen dat de onzekerheid voor patiënten snel wordt weggenomen?
Nee. De onderhandelingen tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar zijn tussen deze twee partijen. De NZa houdt hier toezicht op.
Het weigeren van palliatieve zorg vanwege het bereiken van het budgetplafond. |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met signalen uit het veld dat palliatieve zorg in eerste instantie geweigerd werd omdat het budgetplafond voor palliatieve zorg thuis voor dit jaar bereikt zou zijn bij Zilveren Kruis?
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat thuis kunnen sterven geweigerd werd vanwege (een misverstand rondom) het budgetplafond en het feit dat dit al meerdere jaren speelt?
Dit was een vervelend misverstand op een kwetsbaar moment. Gelukkig is dit misverstand in overleg met de zorgverzekeraar opgelost. Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 3 kan een dergelijke situatie door goede en tijdige afstemming tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder veelal voorkomen worden.
Hoe verhouden deze signalen zich tot de afspraak van zorgverzekeraars en zorgaanbieders dat het budgetplafond geen belemmering mag vormen om thuis te kunnen sterven?
De meeste zorgverzekeraars hebben met gecontracteerde zorgaanbieders afspraken over omzetplafonds. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om gedurende het jaar te monitoren hoe de gerealiseerde omzet zich verhoudt tot het omzetplafond. Als er overschrijding dreigt dient de zorgaanbieder tijdig een verzoek in te dienen voor ophoging van het omzetplafond. Dat is bij de meeste zorgverzekeraars bij een bepaald percentage van het plafond, bijvoorbeeld 70%. Wanneer de informatie uit de aanvraag compleet is, ontvangt de zorgaanbieder bericht van de zorgverzekeraar en volgt binnen een paar weken uitsluitsel over het wel/niet ophogen van het plafond. Het is dus van belang dat er tijdig een aanvraag wordt gedaan. Het kan voorkomen dat een gecontracteerde zorgaanbieder een zorgvraag krijgt aangemeld van een cliënt voor palliatief terminale zorg (PTZ), maar dat de betreffende aanbieder zijn omzetplafond bij de zorgverzekeraar heeft bereikt. De zorgaanbieder dient dan de cliënt te melden dat hij geen mogelijkheid heeft om de cliënt in zorg te nemen en dient de cliënt door te verwijzen naar een andere aanbieder in de regio. Mocht dit niet lukken dan heeft de zorgverzekeraar vanuit zijn zorgplicht de verplichting de verzekerde te bemiddelen, bijvoorbeeld via de afdeling zorgbemiddeling van de zorgverzekeraar, naar een andere aanbieder die de betreffende zorg wel kan leveren. Uit navraag bij de zorgverzekeraars blijkt overigens dat tijdige en goed onderbouwde aanvragen voor budgetophoging met betrekking tot PTZ veelal voortvarend en welwillend worden behandeld door de zorgverzekeraars.
Hoe verhouden deze signalen zich tot de genoemde voornemens in de brief «Stand van zaken palliatieve zorg en geestelijke verzorging», d.d. 14 december 2023?1
De voornemens in de brief zijn erop gericht om de zorg voor patiënten in de palliatieve fase en hun naasten toegankelijker en beter bereikbaar te maken en beter te laten aansluiten bij de persoonlijke waarden, wensen en behoeften. In het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II) wordt hier langs verschillende lijnen, samen met de mensen om wie het gaat en met alle betrokken partijen aan gewerkt. Signalen over waar het knelt worden hierin meegenomen.
Wordt in de aangekondigde toekomstverkenning van het RIVM ook het oplossen van de problematiek rondom budgetplafonds bij de palliatieve zorg meegenomen?
Actuele knelpunten worden nu al meegenomen in de activiteiten in het kader van het NPPZ II. De toekomstverkenning start met een overzicht van de huidige stand van zaken, zowel van alles wat goed gaat als de knelpunten. Vervolgens wordt vooruitgekeken naar 2050: met welke toekomstige scenario’s moet er rekening worden gehouden? Op basis daarvan zal samen met alle betrokken partijen worden gewerkt aan een toekomstagenda voor de palliatieve zorg, voor ná het NPPZ II.
Wanneer en op welke manier wordt verwacht dat de oplossingsrichtingen van de Stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) zoals genoemd in de eerder genoemde brief «Stand van zaken palliatieve zorg en geestelijke verzorging», gaan bijdragen aan het voorkomen van deze signalen?
In het kader van het NPPZ II wordt voor de korte termijn, middellange termijn en lange termijn in diverse samenhangende trajecten gewerkt aan de verbetering van de bekostiging van palliatieve zorg. Zodat de wijze van bekostiging ook bijdraagt aan de beoogde toegankelijke en goed bereikbare palliatieve zorg die aansluit bij de persoonlijke waarden, wensen en behoeften van de mensen.
Op de korte termijn worden knelpunten in de huidige bekostiging en contractering aangepakt. De oplossingen die Stichting PZNL met betrokken partijen opstelt worden geagendeerd bij de NZa en de zorgverzekeraars. Deze oplossingen vinden plaats binnen de bestaande financiering en dragen dus direct bij aan het voorkomen van knelpunten. En worden direct verwerkt in de informatievoorziening op Palliaweb en via de Handreiking financiering palliatieve zorg (www.palliaweb.nl/publicaties/handreiking-financiering-palliatieve-zorg) die jaarlijks wordt geactualiseerd.
Voor de langere termijn wordt geëxperimenteerd met nieuwe (innovatieve) financiering zoals TAPA$ (transmurale palliatieve zorg met passende bekostiging). De TAPA$ prestaties zijn ontworpen om dát gedeelte van transmurale palliatieve zorg te kunnen bekostigen en contracteren wat op dit moment nog niet regulier bekostigd is. En stimuleren de transmurale samenwerking rond de patiënt door zorgverleners. De experimenten in het kader van TAPA$ en in overleg met de zorgverzekeraars lopen tot eind 2027. De eerste resultaten zijn beschikbaar via Palliaweb (www.palliaweb.nl/beleid/tapa$).
Ook lopen via de NZa experimenten met alternatieve vormen van financiering (www.nza.nl/onderwerpen/palliatieve-zorg/experimenten-met-alternatieve-bekostiging). Eind 2031 vindt de borging van nieuwe bekostigingsmodellen uit de experimenten plaats.
In hoeverre zijn deze oplossingsrichtingen al geagendeerd bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de zorgverzekeraars? Worden deze gedeeld met de Kamer?
Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 6, wordt aan deze oplossingsrichtingen in gezamenlijkheid met NZa, zorgverzekeraars en andere betrokken partijen gewerkt. In de recente Kamerbrief is gecommuniceerd wat de stand van zaken is van de oplossingsrichtingen die in de verschillende trajecten worden uitgewerkt. Eind dit jaar zal een volgende Kamerbrief palliatieve zorg worden verzonden waarin opnieuw de stand van zaken van de verschillende trajecten rond de bekostiging zal worden gegeven.
Hoeveel meldingen komen er sinds de oprichting van het praktijkteam palliatieve zorg, in 2016, per jaar binnen over het vastlopen van palliatieve zorg thuis vanwege onder andere budgettaire redenen?
Sinds de oprichting van het praktijkteam palliatieve zorg komen er per jaar één à twee meldingen binnen in verband met het budgetplafond. Over de bekostiging in brede zin komen meer meldingen binnen. Het gaat vaak om vragen over indicatiestelling, over medicatie/voeding/hulpmiddelen, of contractering. Via steeds betere informatievoorziening (via de Handreiking financiering palliatieve zorg, andere informatie op Palliaweb en via de website Regelhulp www.regelhulp.nl/onderwerpen/zorg-in-laatste-levensfase/ptz) worden de meeste vragen ondervangen. Bij een melding over vastlopen van palliatieve zorg wordt met de zorgverzekeraar bekeken wat er speelt en hoe dit opgelost kan worden.
Zijn er meer signalen bij de NZa bekend van zorgverzekeraars die ondanks de gemaakte afspraken wel degelijk een budgetplafond (lijken te) hanteren bij het vergoeden van palliatieve zorg?
De NZa heeft mij bericht dat er één signaal over het budgetplafond bij palliatieve zorg is ontvangen in juni 2021. Dit is voordat de genoemde afspraken zijn gemaakt en na interventie van de NZa opgelost. In december 2023 heeft de NZa één signaal ontvangen over problemen met een budgetplafond bij een thuiszorginstelling. Dit signaal ging echter niet specifiek over palliatieve zorg.
Zijn er, naast het contact opnemen met het praktijkteam palliatieve zorg, nog andere stappen die verzekerden kunnen nemen als hun zorgverzekeraar palliatieve zorg weigert of als zorgaanbieders niet kunnen leveren?
Als een zorgaanbieder zijn omzetplafond bij de zorgverzekeraar heeft bereikt, dan dient deze de cliënt te melden dat hij geen mogelijkheid heeft om de cliënt in zorg te nemen en dient de zorgaanbieder de cliënt door te verwijzen naar een andere aanbieder in de regio. De zorgverzekeraar heeft vanuit zijn zorgplicht de verplichting de verzekerde te bemiddelen, bijvoorbeeld via de afdeling zorgbemiddeling, naar een andere aanbieder die de betreffende zorg wel kan leveren.
In hoeverre is er op dit moment een goed vindbaar, centraal publieksinformatiepunt over vraagstukken (specifiek over de financiering) rondom het levenseinde, conform het amendement Tellegen en Paulusma?2 Bent u van menig dat de informatie over de vraag waar men recht op heeft, duidelijk en vindbaar genoeg is?
De website Over palliatieve zorg www.overpalliatievezorg.nl/zorg-en-hulp/palliatieve-zorg-wie-betaalt-wat geeft duidelijke publieksinformatie over de verschillende vergoedingen van palliatieve zorg. In de landelijke publiekscampagnes Als je niet meer beter wordt (eind 2022) en Ongeneeslijk. Niet uitbehandeld (maart 2023 en eind 2023) is ook steeds verwezen naar de website Over palliatieve zorg, waar mensen naast financiële informatie ook alle andere informatie over de laatste levensfase kunnen vinden.
Voor vragen over financiering van zorg in de laatste levensfase is ook de website Regelhulp een duidelijk en vindbaar informatiepunt www.regelhulp.nl/onderwerpen/zorg-in-laatste-levensfase/ptz.
Bent u bereid om met diverse partijen uit het veld, zoals verpleegkundigen en de zorgverzekeraars, in gesprek te gaan over de signalen en de problemen waar zij tegenaan lopen? In hoeverre en op welke manier worden deze partijen betrokken bij de toekomstverkenningen en onderzoeken zoals aangekondigd in de eerdergenoemde brief?
Deze gesprekken vinden zeer regelmatig plaats. De genoemde partijen zijn ook betrokken bij de uitvoering van het NPPZ II en werken en denken zo dus samen met alle andere betrokken partijen mee aan alle activiteiten die in het kader van het programma worden uitgevoerd.
Wanneer verwacht u de eerste terugkoppeling aan de Kamer te kunnen geven omtrent de verbeteringen in de financiering en governance binnen de palliatieve zorg?
De volgende Kamerbrief over de stand van zaken palliatieve zorg zal in december 2024 naar de Kamer worden gezonden.
Welke concrete maatregelen kunt u momenteel treffen om te garanderen dat mensen thuis waardig kunnen sterven?
De huidige maatregelen in het NPPZ II zijn erop gericht om enerzijds mensen bewust te maken van het levenseinde. En daarnaast mensen ervan bewust te maken dat het belangrijk is om tijdig hierover te praten, met naasten en met zorgverleners. Ook is het voor zorgverleners van belang dat zij zich realiseren dat er naast curatieve zorg ook palliatieve zorg mogelijk is en dat zij de mogelijkheden tijdig bespreekbaar maken bij hun patiënten en hun naasten. Op deze manier kunnen mensen tijdig hun wensen en behoeften kenbaar maken en kan het nodige al worden voorbereid. Verder is het van belang dat aan de voorwaarden voor goede en toegankelijke zorg wordt voldaan met daarbij passende bekostiging. Ook daaraan wordt gewerkt in het NPPZ II. Dit alles vergroot de mogelijkheid dat mensen thuis waardig kunnen sterven.
Een artikel van EenVandaag met de titel ´Waarom het eigen risico afschaffen 3,4 miljard kost, maar ook 6 miljard´ |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het artikel van EenVandaag over de kosten van het eigen risico?1
Ja.
Kunt u de onderbouwing en berekeningen van het Ministerie van VWS uitleggen waaruit blijkt dat het afschaffen van het eigen risico zou leiden tot extra kosten van 2,6 miljard euro (6 –/–3,4), als gevolg van een toename in patiëntenstromen naar de tweedelijnszorg?
Voor de berekening van de kosten van het afschaffen van het eigen risico is aangesloten bij de berekeningswijze zoals in Zorgkeuzes in Kaart. In Zorgkeuzes in Kaart worden twee soorten kosten onderscheiden: het financierings- en het remgeldeffect.
Het eerste type effect, het financieringseffect, betreft het wegvallen van de opbrengsten van het eigen risico. Deze opbrengsten zijn geraamd op circa € 3,4 miljard in 2024 maar nemen toe over de tijd. Dat komt omdat de opbrengsten afhangen van de ontwikkeling van de zorguitgaven. De tabel hieronder toont de verwachte opbrengsten van het eigen risico zoals in de VWS-begroting 2024 is opgenomen. Deze berekeningen worden door VWS gemaakt en worden meerdere malen per jaar geactualiseerd.
2024
2025
2026
2027
2028
Opbrengsten eigen risico in miljarden
€ 3,4
€ 3,3
€ 3,5
€ 3,7
€ 3,8
Het eigen risico draagt niet alleen bij aan de financiering van de curatieve zorg, maar ook aan het kostenbewustzijn van verzekerden, waardoor mensen langer nadenken of een beoogde behandeling passend is en onnodig zorggebruik wordt geremd. Dit is het tweede effect, het remgeldeffect. Afschaffing van het eigen risico leidt tot hogere collectieve zorguitgaven omdat het remmende effect van het eigen risico vervalt. Mensen zullen zich minder bewust zijn van de kosten van zorg en daardoor naar verwachting vaker een beroep doen op zorg. Deze verwachting is in lijn met de internationale wetenschappelijke literatuur. Voor Zorgkeuzes in Kaart 2020 heeft het CPB berekend dat het afschaffen van het verplicht eigen risico leidt tot € 2,1 miljard hogere zorguitgaven.2 In de VWS-cijfers wordt aangesloten bij deze berekening van het remgeldeffect door het CPB. Kanttekening daarbij is dat deze berekening over 2021 gaat. Sinds Zorgkeuzes in
Kaart 2020 heeft het CPB deze berekeningen niet opnieuw geactualiseerd.
Deze doorrekening dient van een update voorzien te worden om de actuele stand van het remgeldeffect te bepalen.
Het CPB geeft overigens aan dat in de berekening en dus de omvang van het remgeldeffect van het huidige eigen risico is meegenomen dat iemand door het eigen risico eerst af kan zien van zorg, waardoor zijn gezondheid verslechtert en hij later alsnog meer zorg nodig heeft en hogere zorgkosten maakt.
In 2023 is onderzoek gedaan naar het vrijwillig eigen risico.3 Afschaffing van het vrijwillig eigen risico zou leiden tot een toename van de totale zorguitgaven met circa € 0,1 miljard per jaar, wat volledig bestaat uit het remgeldeffect.
De totale kosten van het afschaffen van het eigen risico zijn gelijk aan de wegvallende opbrengsten van het eigen risico, zoals in de VWS-begroting opgenomen, plus de verwachte hogere uitgaven door het remgeldeffect zoals door het CPB berekend. Het totaal hiervan neemt toe van circa € 5,5 miljard in 2025 tot circa € 6 miljard in 2028. Deze kosten zullen verder toenemen in de toekomst, de mate van stijging is afhankelijk van de ontwikkeling van de zorguitgaven.
Op basis van welke aannames en gegevens zijn deze berekeningen gemaakt en zijn deze voldoende representatief en betrouwbaar gebleken?
Het CPB heeft de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de effecten van eigen betalingen in de zorg. Ook hebben zij voor Zorgkeuzes in Kaart een eigenbetalingenmodel ontwikkeld waarmee zij het remgeldeffect van verschillende maatregelen kunnen inschatten. Het door het CPB ontwikkelde model is een micro-simulatiemodel. Het model is gebaseerd op individuele gegevens van zorggebruik en -kosten van verzekerden in de Zvw over een periode van zes jaar en onderzoekt op deze data hoe mensen reageren op een eigen betaling. Het CPB gebruikt deze uitkomsten om te simuleren hoe mensen zullen reageren op wijzigingen in eigen betalingen. De uitkomsten van het model zijn volgens het CPB in lijn met verschillende wetenschappelijke onderzoeken die het remgeldeffect van het verplicht eigen risico voor de Nederlandse bevolking in kaart hebben gebracht (evenals onderzoeken gericht op de situatie in de Verenigde Staten).
Het CPB heeft hier ten tijde van Zorgkeuzes in Kaart 2020 twee onderzoeken over gepubliceerd. Een CPB-achtergronddocument «Eigen betalingen in de Zorgverzekeringswet»4 met daarin een beschrijving van de gebruikte methodes bij de berekening van het remgeldeffect en een wetenschappelijk paper «A Structural Microsimulation Model for Demand-Side Cost-Sharing in Healthcare» met daarin de technische beschrijving van het ontwikkelde model door het CPB.5
Zijn er recente praktijkvoorbeelden of vergelijkbare situaties in andere landen waaruit blijkt dat het volledig afschaffen van het eigen risico leidt tot een aanzienlijke en onbeheersbare toename van patiënten die doorverwezen willen worden naar de tweedelijnszorg? Als dat het geval is, kunt u deze voorbeelden nader toelichten?
Er zijn geen (recente) voorbeelden uit andere landen bekend waarbij het gehele eigen risico is afgeschaft, het vraagt nader onderzoek om hier beter zicht op te krijgen. Het is hierbij goed op te merken dat eigen betalingen in elk land anders georganiseerd zijn. De tendens lijkt daarbij dat eigen betalingen juist vaker geïntroduceerd of verhoogd worden, dan afgeschaft worden.
Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar de kosten en baten van het afschaffen van het eigen risico in de zorg en de resultaten hiervan met de Kamer te delen?
Het afschaffen van het eigen risico zal de collectieve zorguitgaven doen toenemen, doordat het remgeldeffect van het eigen risico gedeeltelijk vervalt. Dit kan de betaalbaarheid, en daarmee ook de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg, op langere termijn onder druk zetten. Dat eigen betalingen en ook het eigen risico leiden tot lagere collectieve zorguitgaven, en vice versa, is vaak wetenschappelijk onderzocht en aangetoond, zowel in Nederland als bijvoorbeeld in de Verenigde Staten6, 7, 8, 9, 10, 11.
Bij zorgmijding kan onderscheid gemaakt worden tussen gewenste en ongewenste zorgmijding. Het eigen risico leidt tot minder zorgvraag, wat gewenst is als het gaat om onnodige zorg, niet noodzakelijke, niet effectieve of onnodig dure zorg, en ongewenst als het leidt tot het mijden van medisch noodzakelijke zorg. Uit onderzoek van Nivel, dat in 2015 in opdracht van de Consumentenbond, de LHV, ZN en VWS is uitgevoerd, blijkt dat een toenmalige grote stijging van het eigen risico niet gepaard is gegaan met een stijging van het aantal zorgmijders. Ook blijkt er uit dit onderzoek dat niet-financiële redenen ook een rol spelen bij het mijden van zorg. Nivel heeft in een recente publicatie ook gekeken in hoeverre mensen afzien van zorg en in hoeverre kosten daarbij een rol speelden.12
Dit onderzoek betreft echter een vragenlijst op een kleine, niet-representatieve groep respondenten. Afgezien van dit onderzoek is er weinig onderzoek beschikbaar waarin wordt gekeken welke zorg wordt gemeden door het eigen risico én in hoeverre dit gewenst of ongewenst is. Om hier meer inzicht in te krijgen zou vervolgonderzoek nodig zijn.
Het vervallen van het remgeldeffect en de extra zorgvraag die daaruit ontstaat zou eveneens tot wachtlijsten kunnen leiden bij onvoldoende beschikbaarheid van personeel of capaciteit. Gegeven de vele onderzoeken die reeds zijn uitgevoerd acht ik op dit moment aanvullend onderzoek niet opportuun. Mocht in de toekomst het voornemen bestaan om het eigen risico af te schaffen, zou het wenselijk zijn om ook goed te kijken naar de gevolgen voor de toegankelijkheid van de zorg.
Welke maatregelen neemt het kabinet op dit moment om de zorgkosten op lange termijn beheersbaar te houden en de financiële druk op de samenleving te verminderen?
Het coalitieakkoord bevat maatregelen om de stijging van de zorguitgaven te beteugelen. Het kabinet heeft deze maatregelen mede vormgegeven met onder andere het IZA-akkoord (integraal zorgakkoord), WOZO (Wonen ondersteuning en zorg voor ouderen) en GALA (Gezond en actief leven akkoord), waardoor de groei van de zorguitgaven wordt afgeremd («minder meer») en de zorg betaalbaar en toegankelijk blijft voor iedereen.13
Daarnaast zijn er afgelopen voorjaarsbesluitvorming aanvullende maatregelen getroffen die ook de groei van de uitgaven aan zorg verder beteugelen, zoals de herinvoering van de inkomensafhankelijke bijdrage in de Wmo, maatregelen in de Zvw-sectoren niet vallend onder het Integraal Zorgakkoord (IZA) en Maatwerk in de PGB.
Daarnaast heeft het Kabinet verschillende maatregelen genomen om zorg betaalbaar te houden op individueel niveau. Ik noem de volgende maatregelen:
Wat is uw visie op het eigen risico in relatie tot solidariteit en rechtvaardigheid binnen het zorgstelsel?
Het Nederlandse zorgstelsel kenmerkt zich door een hoge mate van solidariteit: gezonde mensen betalen mee aan de zorg voor chronisch zieken, jongeren betalen mee aan de zorg voor ouderen, en we houden rekening met de draagkracht van mensen. Het eigen risico legt inderdaad een relatief klein deel van de zorgkosten nadrukkelijk bij de zorggebruiker. Dit vind ik rechtvaardig, want door deze medefinanciering wordt de druk op de nominale premie voor alle verzekerden beperkt. Het eigen risico maakt mensen daarnaast kostenbewust: het eigen risico draagt door het remeffect op de zorgkosten ook bij aan het terugdringen van niet-noodzakelijke zorg en daardoor aan het dempen van de stijging van de nominale premie.
Ook zijn zorgverzekeraars verplicht alle verzekeringsplichtigen te accepteren voor de basisverzekering en mogen zij de gevraagde premie niet differentiëren naar persoonskenmerken. De risicoverevening heeft als doel een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars te creëren en prikkels tot (indirecte) risicoselectie weg te nemen. Daarnaast draagt de overheid via de zorgtoeslag bij aan de premie voor de basisverzekering en het gemiddelde verplicht eigen risico voor mensen met een lager inkomen. In ons curatieve zorgstelsel is er mede hierdoor sprake van een hoge mate van risicosolidariteit én van inkomenssolidariteit.
Ten slotte wordt opgemerkt dat de eigen betalingen in Nederland internationaal gezien relatief laag zijn. De eigen betalingen bedragen in Nederland circa 9% ten opzichte van de totale zorgkosten, terwijl dat aandeel in andere EU-landen op gemiddeld 18% ligt.
Wat zijn de kosten voor zorgverzekeraars om het eigen risico systeem uit te voeren?
Een precies en recent bedrag van de uitvoeringskosten van het eigen risico voor zorgverzekeraars is niet bekend. In het rapport Zorgkeuzes in Kaart 202014 is uitgegaan van € 40 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op een onderzoek van Ecorys uit 2011.15
Hoeveel rente- en incassokosten zijn in het laatst bekende jaar (2022?) in rekening gebracht voor te late betalingen van het eigen risico en voor hoeveel personen gold dit? Wat waren de uitvoeringskosten van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) hiervoor?
Het is mij niet bekend hoeveel rente- en incassokosten door zorgverzekeraars in rekening zijn gebracht voor te late betalingen van het eigen risico. Het CAK heeft hierin geen rol. Het CAK is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wanbetalersregeling. Verzekerden met een betalingsachterstand van 6 maanden zorgpremie worden door de zorgverzekeraar aangemeld voor deze regeling. Zij behouden de polis die zij hebben afgesloten. Het CAK legt in dat geval een bestuursrechtelijke premie op ter hoogte van 120% van de gemiddelde zorgpremie. Dit staat los van betalingsachterstanden van het eigen risico. Verzekerden in de wanbetalersregeling krijgen door de zorgverzekeraar het eigen risico opgelegd. De uitvoeringskosten van de wanbetalersregeling zijn voor het CAK € 13,9 mln.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De afname van het aantal restitutiepolissen |
|
Lisa Westerveld (GL), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht uit de Volkskrant over de afname van het aantal restitutiepolissen in 2024 van 10 november?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u een overzicht geven van het aantal restitutie-, combinatie- en naturapolissen?
Zorgverzekeraars bieden in 2024 in totaal 60 zorgverzekeringspolissen aan, evenveel als in 2023. Daarvan zijn er 4 restitutiepolissen, 19 combinatiepolissen en 37 naturapolissen.
Hoe heeft het aantal restitutiepolissen zich ontwikkeld sinds 2010? Hoe duidt u deze ontwikkeling?
Het aantal restitutiepolissen is de laatste jaren afgenomen, van 25 in 2010 tot 4 in 2024, zie tabel hieronder.
2010
25
57
2011
24
56
2012
26
60
2013
23
67
2014
25
70
2015
23
71
2016
24
61
2017
21
58
2018
20
55
2019
21
59
2020
17
55
2021
15
57
2022
11
60
2023
7
60
2024
4
60
Hoe heeft het aantal mensen met een restitutiepolis zich ontwikkeld sinds 2010? Hoe duidt u deze ontwikkeling?
Waar in 2010 nog 1 op de 4 mensen (circa 25%) koos voor een restitutiepolis, was dit in 2023 terug gelopen tot 1 op de 20 (circa 5%).
De trend van het afnemen van het aantal restitutiepolissen is al een aantal jaren geleden ingezet. De oorzaak daarvoor is dat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten gedeclareerd worden, met name in de wijkverpleging en de ggz. Zorgverzekeraars hebben dan de keuze om ofwel de premie sterk te verhogen, ofwel de vergoeding voor deze zorg om te zetten naar natura. Zorgverzekeraars geven aan dat zij een forse premiestijging niet eerlijk vinden voor de verzekerden op deze polissen die deze hoge kosten niet declareren; daarom kiezen zij voor omzetten naar natura.
Er is sprake van een ruim polisaanbod op de zorgverzekeringsmarkt. Voor iedere polis is sprake van een ruime keuze aan zorgverleners, waarvoor de kosten van zorg in de basisverzekering volledig wordt vergoed; de zorgverzekeraar moet immers aan zijn zorgplicht voldoen. De restitutiepolissen die de laatste jaren zijn omgezet naar combinatiepolissen bieden voor de meeste vormen van zorg nog een vergoeding op basis van restitutie, behalve voor de wijkverpleging en ggz. Dus ook al neemt het aantal restitutiepolissen af, er blijven nog voldoende natura- en combinatiepolissen over met een zeer ruime keuze voor zorgaanbieders. De verzekerde heeft bij natura- en combinatiepolissen daarmee nog steeds de mogelijkheid om te kiezen voor de zorgverlener die bij hem of haar past. Het hinderpaalcriterium zorgt er bovendien voor dat verzekerden met een naturapolis ook gebruik kunnen maken van niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Daarbij kunnen zorgverzekeraars via de contractering voor hun verzekerden goede en doelmatige zorg inkopen en sturen op het vermijden van niet-passende, ondoelmatige en daardoor onnodig dure zorg. Goede contractering kan zich dus vertalen naar goede, passende zorg tegen een scherpe premie. Daarom kan een natura- of combinatiepolis voor veel verzekerden een goede keuze zijn.
Wat is het effect van de toename van het aantal naturapolissen op het aandeel ongecontracteerde zorg in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de wijkverpleging? Neemt dit aantal toe op het moment dat verzekeraars de restitutiepolis omzetten in een naturapolis? Zo ja, in hoeverre helpt deze ontwikkeling dan bij het grip krijgen op de betaalbaarheid van de GGZ en de wijkverpleging?
Er is geen sprake van een toename van het aantal naturapolissen. De restitutiepolissen die zijn verdwenen zijn veelal omgezet naar combinatiepolissen, waarbij meestal alleen zorg voor wijkverpleging en ggz wordt vergoed in natura en de overige zorg wordt vergoed via restitutie.
Het aandeel niet-gecontracteerde zorg in de ggz en wijkverpleging is al jaren erg hoog. Dat is ook de belangrijkste reden voor zorgverzekeraars om hun restitutiepolis om te zetten naar een combinatiepolis, omdat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten gedeclareerd worden voor met name de wijkverpleging en de ggz. Door de zorg via de combinatiepolissen in natura aan te bieden kunnen de zorgverzekeraars de kosten beter beheersen.
Hoe kan het dat het totale budget dat op gaat aan de wijkverpleging sinds 2015 ongeveer stabiel is gebleven met drie miljard euro, maar toch met het oog op kostenstijging de ongecontracteerde zorg moet worden aangepakt? Kunt u aangeven hoe de wijkverpleging de betaalbaarheid onder druk zet als de daadwerkelijke kosten niet stijgen?
Er heerst al geruime tijd een toenemend tekort aan wijkverpleegkundigen. Uit onderzoek blijkt dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders meer zorg leveren per patiënt, zonder dat de patiëntkenmerken daarvoor een duidelijke verklaring bieden. Bovendien zijn patiënten bij niet-gecontracteerde zorgverleners niet méér tevreden over de zorg dan bij gecontracteerde zorgverleners. Omdat de zorg schaars is en er sprake is van personeelstekort in de wijkverpleging kunnen we ons dit niet permitteren. Het betekent namelijk dat als de ene patiënt onevenredig veel zorg krijgt dit ten koste gaat van de zorg die andere patiënten krijgen. Het terugdringen van niet-gecontracteerde zorg voorkomt dat patiënten onevenredig veel zorg krijgen en er zo meer zorg beschikbaar blijft voor andere patiënten.
Deelt u de mening dat van te voren duidelijk moet zijn welke zorgverleners zijn gecontracteerd, zodat verzekerden een weloverwogen keuze voor een verzekering kunnen maken? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat van te voren duidelijk is welke zorgverleners zijn gecontracteerd, zodat verzekerden een weloverwogen keuze voor een verzekering kunnen maken. De regelgeving schrijft ook voor dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars daarover helder moeten communiceren naar verzekerden. Maar gebleken is dat dat toch niet altijd goed gaat. Daarom zijn in het IZA afspraken gemaakt om deze informatievoorziening naar verzekerden te verbeteren. In de brief van 27 november 20232 heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over de stand van zaken bij de uitvoering van deze afspraken. Daarin is aangegeven dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op 11 juli 2023, in samenspraak met de IZA-partijen, de «Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg» heeft gepubliceerd. In dit document zijn onder andere nieuwe richtsnoeren geïntroduceerd, waarvan enkele toezien op de informatieverstrekking aan consumenten en verzekerden.
Alle zorgverzekeraars hanteren nu dezelfde definities om de contracteerstatus weer te geven aan de hand van vijf kernboodschappen, zodat gedurende het overstapseizoen duidelijk is in hoeverre er al een contract is afgesloten en wat de mogelijke financiële consequenties zijn. De NZa zal het contracteerproces voor 2024 evalueren. Dit doet zij onder andere door op vier peilmomenten gedurende het contracteerseizoen de contracteerstatus per sector in kaart te brengen. Dit geeft een indicatie over de contracteergraad binnen deze sectoren en de bruikbaarheid van informatie bij de poliskeuze. Indien nodig worden naar aanleiding van de evaluatie aanvullende afspraken gemaakt voor het contracteerseizoen 2025. De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2024 geïnformeerd over het afgelopen contracteerseizoen.
Is van alle naturapolissen al bekend welke zorgverleners gecontracteerd worden in 2024? Zo nee, van welke niet? Hoe worden zij gedwongen om toch voor de overstapdeadline hier duidelijkheid over te geven?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe wordt gecommuniceerd door de verzekeraars over de (nog) niet gecontracteerde zorg? Is dit in uw ogen duidelijk en transparant genoeg? Hoe kan worden voorkomen dat patiënten in januari moeten bijbetalen voor zorg of moeten veranderen van zorgverlener?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat verzekeraars bij restitutiepolissen altijd het maximumtarief moeten vergoeden in de GGZ? Zo ja, waarom is gekozen voor het maximumtarief en is bijvoorbeeld een gemiddeld tarief niet passend?
Op basis van het Besluit Zorgverzekering vergoedt de zorgverzekeraar aan de verzekerde de kosten die gemaakt zijn uit hoofde van een restitutieverzekering, maar niet meer dan de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is te achten. Als er een maximumtarief is vastgesteld, geldt dat maximumtarief als invulling van het begrip marktconform.
Wat is het effect op zorgaanbieders en werknemers als een verzekeraar besluit om de zorg niet meer volledig te vergoeden? Begrijpt u dat het demotiverend werkt als de professionele zorg die men levert, ineens niet meer wordt vergoed?
Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de zorgverzekeraar verplicht om de zorg waar een verzekerde recht op heeft te leveren (natura) of vergoeden (restitutie). Als een verzekerde met een naturapolis gebruikt maakt van niet-gecontracteerde zorg, dan is de zorgverzekeraar ook verplicht een vergoeding te verstrekken. De zorgverzekeraar hoeft deze zorg echter niet volledig te vergoeden, maar die vergoeding mag niet zo laag zijn dat het voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal is om naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder te gaan. Bij een naturapolis is er op deze manier een stimulans voor zorgaanbieders om contracten te sluiten met de zorgverzekeraars en voor verzekerden om gebruik te maken van gecontracteerde zorg; dit is in lijn met de bedoelingen van het zorgverzekeringsstelsel.
Er zijn geen signalen dat zorgmedewerkers het vak verlaten omdat de zorg die zij zonder contract bieden niet volledig wordt vergoed; integendeel, de afgelopen jaren is het aantal zorgmedewerkers dat als zzp-er gaat werken – en dan vaak zonder contract zorg levert – zeer sterk toegenomen.
Verlaten zorgmedewerkers het vak omdat de zorg die zij bieden niet meer volledig wordt vergoed? Zo ja, hoe verhoudt de ontwikkeling van de stijging van het aantal naturapolissen zich tot het vraagstuk van het arbeidsmarkttekort?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn de gevolgen voor een lopende behandeling in de GGZ en voor mensen die nu op de wachtlijst staan bij een aanbieder waarmee dan door de zorgverzekeraar geen contract is afgesloten?
Mocht voor een verzekerde met een lopende behandeling die in 2023 is gestart blijken dat de zorgverzekeraar het contract met de betreffende zorgverlener over 2024 heeft beëindigd, dan is wettelijk bepaald dat de zorgverzekeraar de zorg voor die zorgaanbieder blijft vergoeden (artikel 13, lid 5 Zvw). Voor verzekerden met een lopende behandeling in 2023 heeft het (nog) niet gesloten zijn van een contract dus geen gevolgen voor de behandeling.
Voor een patiënt die op een wachtlijst staat, en pas zorg zal ontvangen na 1 januari, geldt dat er inderdaad gevolgen kunnen zijn voor de vergoeding. De zorgaanbieder is volgens de regeling transparantie zorgaanbieders van de NZa verplicht om de consument te informeren over datgene wat van belang is om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken en ontvangen. Hieronder valt ook informatie over het al dan niet hebben van een contract met de verzekeraar van de verzekerde. Daarnaast hebben zorgverzekeraars een zorgplicht; wat betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom ofwel voldoende zorg inkopen of vergoeden en bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Als een zorgverzekeraar onvoldoende zorg heeft ingekocht, kan een verzekeraar ook richting verzekerden aangeven dat de zorg wordt vergoed alsof er een contract is en daarmee aan zijn zorgplicht voldoen. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen.
Geldt er een actieve informatieplicht door de verzekeraar? Zo ja, hoe wordt dat door verzekeraars ingevuld? Zo nee, waarom niet? Hoe wilt u voorkomen dat deze mensen (met soms al financiële problemen) plotseling met een hoge rekening worden geconfronteerd?
Zie het antwoord op vraag 7, 8 en 9.
Het weigeren van palliatieve zorg vanwege het bereiken van het budgetplafond. |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met signalen uit het veld dat palliatieve zorg in eerste instantie geweigerd werd omdat het budgetplafond voor palliatieve zorg thuis voor dit jaar bereikt zou zijn bij Zilveren Kruis?
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat thuis kunnen sterven geweigerd werd vanwege (een misverstand rondom) het budgetplafond en het feit dat dit al meerdere jaren speelt?
Dit was een vervelend misverstand op een kwetsbaar moment. Gelukkig is dit misverstand in overleg met de zorgverzekeraar opgelost. Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 3 kan een dergelijke situatie door goede en tijdige afstemming tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder veelal voorkomen worden.
Hoe verhouden deze signalen zich tot de afspraak van zorgverzekeraars en zorgaanbieders dat het budgetplafond geen belemmering mag vormen om thuis te kunnen sterven?
De meeste zorgverzekeraars hebben met gecontracteerde zorgaanbieders afspraken over omzetplafonds. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om gedurende het jaar te monitoren hoe de gerealiseerde omzet zich verhoudt tot het omzetplafond. Als er overschrijding dreigt dient de zorgaanbieder tijdig een verzoek in te dienen voor ophoging van het omzetplafond. Dat is bij de meeste zorgverzekeraars bij een bepaald percentage van het plafond, bijvoorbeeld 70%. Wanneer de informatie uit de aanvraag compleet is, ontvangt de zorgaanbieder bericht van de zorgverzekeraar en volgt binnen een paar weken uitsluitsel over het wel/niet ophogen van het plafond. Het is dus van belang dat er tijdig een aanvraag wordt gedaan. Het kan voorkomen dat een gecontracteerde zorgaanbieder een zorgvraag krijgt aangemeld van een cliënt voor palliatief terminale zorg (PTZ), maar dat de betreffende aanbieder zijn omzetplafond bij de zorgverzekeraar heeft bereikt. De zorgaanbieder dient dan de cliënt te melden dat hij geen mogelijkheid heeft om de cliënt in zorg te nemen en dient de cliënt door te verwijzen naar een andere aanbieder in de regio. Mocht dit niet lukken dan heeft de zorgverzekeraar vanuit zijn zorgplicht de verplichting de verzekerde te bemiddelen, bijvoorbeeld via de afdeling zorgbemiddeling van de zorgverzekeraar, naar een andere aanbieder die de betreffende zorg wel kan leveren. Uit navraag bij de zorgverzekeraars blijkt overigens dat tijdige en goed onderbouwde aanvragen voor budgetophoging met betrekking tot PTZ veelal voortvarend en welwillend worden behandeld door de zorgverzekeraars.
Hoe verhouden deze signalen zich tot de genoemde voornemens in de brief «Stand van zaken palliatieve zorg en geestelijke verzorging», d.d. 14 december 2023?1
De voornemens in de brief zijn erop gericht om de zorg voor patiënten in de palliatieve fase en hun naasten toegankelijker en beter bereikbaar te maken en beter te laten aansluiten bij de persoonlijke waarden, wensen en behoeften. In het Nationaal Programma Palliatieve Zorg II (NPPZ II) wordt hier langs verschillende lijnen, samen met de mensen om wie het gaat en met alle betrokken partijen aan gewerkt. Signalen over waar het knelt worden hierin meegenomen.
Wordt in de aangekondigde toekomstverkenning van het RIVM ook het oplossen van de problematiek rondom budgetplafonds bij de palliatieve zorg meegenomen?
Actuele knelpunten worden nu al meegenomen in de activiteiten in het kader van het NPPZ II. De toekomstverkenning start met een overzicht van de huidige stand van zaken, zowel van alles wat goed gaat als de knelpunten. Vervolgens wordt vooruitgekeken naar 2050: met welke toekomstige scenario’s moet er rekening worden gehouden? Op basis daarvan zal samen met alle betrokken partijen worden gewerkt aan een toekomstagenda voor de palliatieve zorg, voor ná het NPPZ II.
Wanneer en op welke manier wordt verwacht dat de oplossingsrichtingen van de Stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) zoals genoemd in de eerder genoemde brief «Stand van zaken palliatieve zorg en geestelijke verzorging», gaan bijdragen aan het voorkomen van deze signalen?
In het kader van het NPPZ II wordt voor de korte termijn, middellange termijn en lange termijn in diverse samenhangende trajecten gewerkt aan de verbetering van de bekostiging van palliatieve zorg. Zodat de wijze van bekostiging ook bijdraagt aan de beoogde toegankelijke en goed bereikbare palliatieve zorg die aansluit bij de persoonlijke waarden, wensen en behoeften van de mensen.
Op de korte termijn worden knelpunten in de huidige bekostiging en contractering aangepakt. De oplossingen die Stichting PZNL met betrokken partijen opstelt worden geagendeerd bij de NZa en de zorgverzekeraars. Deze oplossingen vinden plaats binnen de bestaande financiering en dragen dus direct bij aan het voorkomen van knelpunten. En worden direct verwerkt in de informatievoorziening op Palliaweb en via de Handreiking financiering palliatieve zorg (www.palliaweb.nl/publicaties/handreiking-financiering-palliatieve-zorg) die jaarlijks wordt geactualiseerd.
Voor de langere termijn wordt geëxperimenteerd met nieuwe (innovatieve) financiering zoals TAPA$ (transmurale palliatieve zorg met passende bekostiging). De TAPA$ prestaties zijn ontworpen om dát gedeelte van transmurale palliatieve zorg te kunnen bekostigen en contracteren wat op dit moment nog niet regulier bekostigd is. En stimuleren de transmurale samenwerking rond de patiënt door zorgverleners. De experimenten in het kader van TAPA$ en in overleg met de zorgverzekeraars lopen tot eind 2027. De eerste resultaten zijn beschikbaar via Palliaweb (www.palliaweb.nl/beleid/tapa$).
Ook lopen via de NZa experimenten met alternatieve vormen van financiering (www.nza.nl/onderwerpen/palliatieve-zorg/experimenten-met-alternatieve-bekostiging). Eind 2031 vindt de borging van nieuwe bekostigingsmodellen uit de experimenten plaats.
In hoeverre zijn deze oplossingsrichtingen al geagendeerd bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de zorgverzekeraars? Worden deze gedeeld met de Kamer?
Zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 6, wordt aan deze oplossingsrichtingen in gezamenlijkheid met NZa, zorgverzekeraars en andere betrokken partijen gewerkt. In de recente Kamerbrief is gecommuniceerd wat de stand van zaken is van de oplossingsrichtingen die in de verschillende trajecten worden uitgewerkt. Eind dit jaar zal een volgende Kamerbrief palliatieve zorg worden verzonden waarin opnieuw de stand van zaken van de verschillende trajecten rond de bekostiging zal worden gegeven.
Hoeveel meldingen komen er sinds de oprichting van het praktijkteam palliatieve zorg, in 2016, per jaar binnen over het vastlopen van palliatieve zorg thuis vanwege onder andere budgettaire redenen?
Sinds de oprichting van het praktijkteam palliatieve zorg komen er per jaar één à twee meldingen binnen in verband met het budgetplafond. Over de bekostiging in brede zin komen meer meldingen binnen. Het gaat vaak om vragen over indicatiestelling, over medicatie/voeding/hulpmiddelen, of contractering. Via steeds betere informatievoorziening (via de Handreiking financiering palliatieve zorg, andere informatie op Palliaweb en via de website Regelhulp www.regelhulp.nl/onderwerpen/zorg-in-laatste-levensfase/ptz) worden de meeste vragen ondervangen. Bij een melding over vastlopen van palliatieve zorg wordt met de zorgverzekeraar bekeken wat er speelt en hoe dit opgelost kan worden.
Zijn er meer signalen bij de NZa bekend van zorgverzekeraars die ondanks de gemaakte afspraken wel degelijk een budgetplafond (lijken te) hanteren bij het vergoeden van palliatieve zorg?
De NZa heeft mij bericht dat er één signaal over het budgetplafond bij palliatieve zorg is ontvangen in juni 2021. Dit is voordat de genoemde afspraken zijn gemaakt en na interventie van de NZa opgelost. In december 2023 heeft de NZa één signaal ontvangen over problemen met een budgetplafond bij een thuiszorginstelling. Dit signaal ging echter niet specifiek over palliatieve zorg.
Zijn er, naast het contact opnemen met het praktijkteam palliatieve zorg, nog andere stappen die verzekerden kunnen nemen als hun zorgverzekeraar palliatieve zorg weigert of als zorgaanbieders niet kunnen leveren?
Als een zorgaanbieder zijn omzetplafond bij de zorgverzekeraar heeft bereikt, dan dient deze de cliënt te melden dat hij geen mogelijkheid heeft om de cliënt in zorg te nemen en dient de zorgaanbieder de cliënt door te verwijzen naar een andere aanbieder in de regio. De zorgverzekeraar heeft vanuit zijn zorgplicht de verplichting de verzekerde te bemiddelen, bijvoorbeeld via de afdeling zorgbemiddeling, naar een andere aanbieder die de betreffende zorg wel kan leveren.
In hoeverre is er op dit moment een goed vindbaar, centraal publieksinformatiepunt over vraagstukken (specifiek over de financiering) rondom het levenseinde, conform het amendement Tellegen en Paulusma?2 Bent u van menig dat de informatie over de vraag waar men recht op heeft, duidelijk en vindbaar genoeg is?
De website Over palliatieve zorg www.overpalliatievezorg.nl/zorg-en-hulp/palliatieve-zorg-wie-betaalt-wat geeft duidelijke publieksinformatie over de verschillende vergoedingen van palliatieve zorg. In de landelijke publiekscampagnes Als je niet meer beter wordt (eind 2022) en Ongeneeslijk. Niet uitbehandeld (maart 2023 en eind 2023) is ook steeds verwezen naar de website Over palliatieve zorg, waar mensen naast financiële informatie ook alle andere informatie over de laatste levensfase kunnen vinden.
Voor vragen over financiering van zorg in de laatste levensfase is ook de website Regelhulp een duidelijk en vindbaar informatiepunt www.regelhulp.nl/onderwerpen/zorg-in-laatste-levensfase/ptz.
Bent u bereid om met diverse partijen uit het veld, zoals verpleegkundigen en de zorgverzekeraars, in gesprek te gaan over de signalen en de problemen waar zij tegenaan lopen? In hoeverre en op welke manier worden deze partijen betrokken bij de toekomstverkenningen en onderzoeken zoals aangekondigd in de eerdergenoemde brief?
Deze gesprekken vinden zeer regelmatig plaats. De genoemde partijen zijn ook betrokken bij de uitvoering van het NPPZ II en werken en denken zo dus samen met alle andere betrokken partijen mee aan alle activiteiten die in het kader van het programma worden uitgevoerd.
Wanneer verwacht u de eerste terugkoppeling aan de Kamer te kunnen geven omtrent de verbeteringen in de financiering en governance binnen de palliatieve zorg?
De volgende Kamerbrief over de stand van zaken palliatieve zorg zal in december 2024 naar de Kamer worden gezonden.
Welke concrete maatregelen kunt u momenteel treffen om te garanderen dat mensen thuis waardig kunnen sterven?
De huidige maatregelen in het NPPZ II zijn erop gericht om enerzijds mensen bewust te maken van het levenseinde. En daarnaast mensen ervan bewust te maken dat het belangrijk is om tijdig hierover te praten, met naasten en met zorgverleners. Ook is het voor zorgverleners van belang dat zij zich realiseren dat er naast curatieve zorg ook palliatieve zorg mogelijk is en dat zij de mogelijkheden tijdig bespreekbaar maken bij hun patiënten en hun naasten. Op deze manier kunnen mensen tijdig hun wensen en behoeften kenbaar maken en kan het nodige al worden voorbereid. Verder is het van belang dat aan de voorwaarden voor goede en toegankelijke zorg wordt voldaan met daarbij passende bekostiging. Ook daaraan wordt gewerkt in het NPPZ II. Dit alles vergroot de mogelijkheid dat mensen thuis waardig kunnen sterven.
Een artikel van EenVandaag met de titel ´Waarom het eigen risico afschaffen 3,4 miljard kost, maar ook 6 miljard´ |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het artikel van EenVandaag over de kosten van het eigen risico?1
Ja.
Kunt u de onderbouwing en berekeningen van het Ministerie van VWS uitleggen waaruit blijkt dat het afschaffen van het eigen risico zou leiden tot extra kosten van 2,6 miljard euro (6 –/–3,4), als gevolg van een toename in patiëntenstromen naar de tweedelijnszorg?
Voor de berekening van de kosten van het afschaffen van het eigen risico is aangesloten bij de berekeningswijze zoals in Zorgkeuzes in Kaart. In Zorgkeuzes in Kaart worden twee soorten kosten onderscheiden: het financierings- en het remgeldeffect.
Het eerste type effect, het financieringseffect, betreft het wegvallen van de opbrengsten van het eigen risico. Deze opbrengsten zijn geraamd op circa € 3,4 miljard in 2024 maar nemen toe over de tijd. Dat komt omdat de opbrengsten afhangen van de ontwikkeling van de zorguitgaven. De tabel hieronder toont de verwachte opbrengsten van het eigen risico zoals in de VWS-begroting 2024 is opgenomen. Deze berekeningen worden door VWS gemaakt en worden meerdere malen per jaar geactualiseerd.
2024
2025
2026
2027
2028
Opbrengsten eigen risico in miljarden
€ 3,4
€ 3,3
€ 3,5
€ 3,7
€ 3,8
Het eigen risico draagt niet alleen bij aan de financiering van de curatieve zorg, maar ook aan het kostenbewustzijn van verzekerden, waardoor mensen langer nadenken of een beoogde behandeling passend is en onnodig zorggebruik wordt geremd. Dit is het tweede effect, het remgeldeffect. Afschaffing van het eigen risico leidt tot hogere collectieve zorguitgaven omdat het remmende effect van het eigen risico vervalt. Mensen zullen zich minder bewust zijn van de kosten van zorg en daardoor naar verwachting vaker een beroep doen op zorg. Deze verwachting is in lijn met de internationale wetenschappelijke literatuur. Voor Zorgkeuzes in Kaart 2020 heeft het CPB berekend dat het afschaffen van het verplicht eigen risico leidt tot € 2,1 miljard hogere zorguitgaven.2 In de VWS-cijfers wordt aangesloten bij deze berekening van het remgeldeffect door het CPB. Kanttekening daarbij is dat deze berekening over 2021 gaat. Sinds Zorgkeuzes in
Kaart 2020 heeft het CPB deze berekeningen niet opnieuw geactualiseerd.
Deze doorrekening dient van een update voorzien te worden om de actuele stand van het remgeldeffect te bepalen.
Het CPB geeft overigens aan dat in de berekening en dus de omvang van het remgeldeffect van het huidige eigen risico is meegenomen dat iemand door het eigen risico eerst af kan zien van zorg, waardoor zijn gezondheid verslechtert en hij later alsnog meer zorg nodig heeft en hogere zorgkosten maakt.
In 2023 is onderzoek gedaan naar het vrijwillig eigen risico.3 Afschaffing van het vrijwillig eigen risico zou leiden tot een toename van de totale zorguitgaven met circa € 0,1 miljard per jaar, wat volledig bestaat uit het remgeldeffect.
De totale kosten van het afschaffen van het eigen risico zijn gelijk aan de wegvallende opbrengsten van het eigen risico, zoals in de VWS-begroting opgenomen, plus de verwachte hogere uitgaven door het remgeldeffect zoals door het CPB berekend. Het totaal hiervan neemt toe van circa € 5,5 miljard in 2025 tot circa € 6 miljard in 2028. Deze kosten zullen verder toenemen in de toekomst, de mate van stijging is afhankelijk van de ontwikkeling van de zorguitgaven.
Op basis van welke aannames en gegevens zijn deze berekeningen gemaakt en zijn deze voldoende representatief en betrouwbaar gebleken?
Het CPB heeft de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de effecten van eigen betalingen in de zorg. Ook hebben zij voor Zorgkeuzes in Kaart een eigenbetalingenmodel ontwikkeld waarmee zij het remgeldeffect van verschillende maatregelen kunnen inschatten. Het door het CPB ontwikkelde model is een micro-simulatiemodel. Het model is gebaseerd op individuele gegevens van zorggebruik en -kosten van verzekerden in de Zvw over een periode van zes jaar en onderzoekt op deze data hoe mensen reageren op een eigen betaling. Het CPB gebruikt deze uitkomsten om te simuleren hoe mensen zullen reageren op wijzigingen in eigen betalingen. De uitkomsten van het model zijn volgens het CPB in lijn met verschillende wetenschappelijke onderzoeken die het remgeldeffect van het verplicht eigen risico voor de Nederlandse bevolking in kaart hebben gebracht (evenals onderzoeken gericht op de situatie in de Verenigde Staten).
Het CPB heeft hier ten tijde van Zorgkeuzes in Kaart 2020 twee onderzoeken over gepubliceerd. Een CPB-achtergronddocument «Eigen betalingen in de Zorgverzekeringswet»4 met daarin een beschrijving van de gebruikte methodes bij de berekening van het remgeldeffect en een wetenschappelijk paper «A Structural Microsimulation Model for Demand-Side Cost-Sharing in Healthcare» met daarin de technische beschrijving van het ontwikkelde model door het CPB.5
Zijn er recente praktijkvoorbeelden of vergelijkbare situaties in andere landen waaruit blijkt dat het volledig afschaffen van het eigen risico leidt tot een aanzienlijke en onbeheersbare toename van patiënten die doorverwezen willen worden naar de tweedelijnszorg? Als dat het geval is, kunt u deze voorbeelden nader toelichten?
Er zijn geen (recente) voorbeelden uit andere landen bekend waarbij het gehele eigen risico is afgeschaft, het vraagt nader onderzoek om hier beter zicht op te krijgen. Het is hierbij goed op te merken dat eigen betalingen in elk land anders georganiseerd zijn. De tendens lijkt daarbij dat eigen betalingen juist vaker geïntroduceerd of verhoogd worden, dan afgeschaft worden.
Bent u bereid om nader onderzoek te doen naar de kosten en baten van het afschaffen van het eigen risico in de zorg en de resultaten hiervan met de Kamer te delen?
Het afschaffen van het eigen risico zal de collectieve zorguitgaven doen toenemen, doordat het remgeldeffect van het eigen risico gedeeltelijk vervalt. Dit kan de betaalbaarheid, en daarmee ook de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg, op langere termijn onder druk zetten. Dat eigen betalingen en ook het eigen risico leiden tot lagere collectieve zorguitgaven, en vice versa, is vaak wetenschappelijk onderzocht en aangetoond, zowel in Nederland als bijvoorbeeld in de Verenigde Staten6, 7, 8, 9, 10, 11.
Bij zorgmijding kan onderscheid gemaakt worden tussen gewenste en ongewenste zorgmijding. Het eigen risico leidt tot minder zorgvraag, wat gewenst is als het gaat om onnodige zorg, niet noodzakelijke, niet effectieve of onnodig dure zorg, en ongewenst als het leidt tot het mijden van medisch noodzakelijke zorg. Uit onderzoek van Nivel, dat in 2015 in opdracht van de Consumentenbond, de LHV, ZN en VWS is uitgevoerd, blijkt dat een toenmalige grote stijging van het eigen risico niet gepaard is gegaan met een stijging van het aantal zorgmijders. Ook blijkt er uit dit onderzoek dat niet-financiële redenen ook een rol spelen bij het mijden van zorg. Nivel heeft in een recente publicatie ook gekeken in hoeverre mensen afzien van zorg en in hoeverre kosten daarbij een rol speelden.12
Dit onderzoek betreft echter een vragenlijst op een kleine, niet-representatieve groep respondenten. Afgezien van dit onderzoek is er weinig onderzoek beschikbaar waarin wordt gekeken welke zorg wordt gemeden door het eigen risico én in hoeverre dit gewenst of ongewenst is. Om hier meer inzicht in te krijgen zou vervolgonderzoek nodig zijn.
Het vervallen van het remgeldeffect en de extra zorgvraag die daaruit ontstaat zou eveneens tot wachtlijsten kunnen leiden bij onvoldoende beschikbaarheid van personeel of capaciteit. Gegeven de vele onderzoeken die reeds zijn uitgevoerd acht ik op dit moment aanvullend onderzoek niet opportuun. Mocht in de toekomst het voornemen bestaan om het eigen risico af te schaffen, zou het wenselijk zijn om ook goed te kijken naar de gevolgen voor de toegankelijkheid van de zorg.
Welke maatregelen neemt het kabinet op dit moment om de zorgkosten op lange termijn beheersbaar te houden en de financiële druk op de samenleving te verminderen?
Het coalitieakkoord bevat maatregelen om de stijging van de zorguitgaven te beteugelen. Het kabinet heeft deze maatregelen mede vormgegeven met onder andere het IZA-akkoord (integraal zorgakkoord), WOZO (Wonen ondersteuning en zorg voor ouderen) en GALA (Gezond en actief leven akkoord), waardoor de groei van de zorguitgaven wordt afgeremd («minder meer») en de zorg betaalbaar en toegankelijk blijft voor iedereen.13
Daarnaast zijn er afgelopen voorjaarsbesluitvorming aanvullende maatregelen getroffen die ook de groei van de uitgaven aan zorg verder beteugelen, zoals de herinvoering van de inkomensafhankelijke bijdrage in de Wmo, maatregelen in de Zvw-sectoren niet vallend onder het Integraal Zorgakkoord (IZA) en Maatwerk in de PGB.
Daarnaast heeft het Kabinet verschillende maatregelen genomen om zorg betaalbaar te houden op individueel niveau. Ik noem de volgende maatregelen:
Wat is uw visie op het eigen risico in relatie tot solidariteit en rechtvaardigheid binnen het zorgstelsel?
Het Nederlandse zorgstelsel kenmerkt zich door een hoge mate van solidariteit: gezonde mensen betalen mee aan de zorg voor chronisch zieken, jongeren betalen mee aan de zorg voor ouderen, en we houden rekening met de draagkracht van mensen. Het eigen risico legt inderdaad een relatief klein deel van de zorgkosten nadrukkelijk bij de zorggebruiker. Dit vind ik rechtvaardig, want door deze medefinanciering wordt de druk op de nominale premie voor alle verzekerden beperkt. Het eigen risico maakt mensen daarnaast kostenbewust: het eigen risico draagt door het remeffect op de zorgkosten ook bij aan het terugdringen van niet-noodzakelijke zorg en daardoor aan het dempen van de stijging van de nominale premie.
Ook zijn zorgverzekeraars verplicht alle verzekeringsplichtigen te accepteren voor de basisverzekering en mogen zij de gevraagde premie niet differentiëren naar persoonskenmerken. De risicoverevening heeft als doel een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars te creëren en prikkels tot (indirecte) risicoselectie weg te nemen. Daarnaast draagt de overheid via de zorgtoeslag bij aan de premie voor de basisverzekering en het gemiddelde verplicht eigen risico voor mensen met een lager inkomen. In ons curatieve zorgstelsel is er mede hierdoor sprake van een hoge mate van risicosolidariteit én van inkomenssolidariteit.
Ten slotte wordt opgemerkt dat de eigen betalingen in Nederland internationaal gezien relatief laag zijn. De eigen betalingen bedragen in Nederland circa 9% ten opzichte van de totale zorgkosten, terwijl dat aandeel in andere EU-landen op gemiddeld 18% ligt.
Wat zijn de kosten voor zorgverzekeraars om het eigen risico systeem uit te voeren?
Een precies en recent bedrag van de uitvoeringskosten van het eigen risico voor zorgverzekeraars is niet bekend. In het rapport Zorgkeuzes in Kaart 202014 is uitgegaan van € 40 miljoen euro per jaar. Dit bedrag is gebaseerd op een onderzoek van Ecorys uit 2011.15
Hoeveel rente- en incassokosten zijn in het laatst bekende jaar (2022?) in rekening gebracht voor te late betalingen van het eigen risico en voor hoeveel personen gold dit? Wat waren de uitvoeringskosten van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) hiervoor?
Het is mij niet bekend hoeveel rente- en incassokosten door zorgverzekeraars in rekening zijn gebracht voor te late betalingen van het eigen risico. Het CAK heeft hierin geen rol. Het CAK is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de wanbetalersregeling. Verzekerden met een betalingsachterstand van 6 maanden zorgpremie worden door de zorgverzekeraar aangemeld voor deze regeling. Zij behouden de polis die zij hebben afgesloten. Het CAK legt in dat geval een bestuursrechtelijke premie op ter hoogte van 120% van de gemiddelde zorgpremie. Dit staat los van betalingsachterstanden van het eigen risico. Verzekerden in de wanbetalersregeling krijgen door de zorgverzekeraar het eigen risico opgelegd. De uitvoeringskosten van de wanbetalersregeling zijn voor het CAK € 13,9 mln.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De afname van het aantal restitutiepolissen |
|
Lisa Westerveld (GL), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers , Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht uit de Volkskrant over de afname van het aantal restitutiepolissen in 2024 van 10 november?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Kunt u een overzicht geven van het aantal restitutie-, combinatie- en naturapolissen?
Zorgverzekeraars bieden in 2024 in totaal 60 zorgverzekeringspolissen aan, evenveel als in 2023. Daarvan zijn er 4 restitutiepolissen, 19 combinatiepolissen en 37 naturapolissen.
Hoe heeft het aantal restitutiepolissen zich ontwikkeld sinds 2010? Hoe duidt u deze ontwikkeling?
Het aantal restitutiepolissen is de laatste jaren afgenomen, van 25 in 2010 tot 4 in 2024, zie tabel hieronder.
2010
25
57
2011
24
56
2012
26
60
2013
23
67
2014
25
70
2015
23
71
2016
24
61
2017
21
58
2018
20
55
2019
21
59
2020
17
55
2021
15
57
2022
11
60
2023
7
60
2024
4
60
Hoe heeft het aantal mensen met een restitutiepolis zich ontwikkeld sinds 2010? Hoe duidt u deze ontwikkeling?
Waar in 2010 nog 1 op de 4 mensen (circa 25%) koos voor een restitutiepolis, was dit in 2023 terug gelopen tot 1 op de 20 (circa 5%).
De trend van het afnemen van het aantal restitutiepolissen is al een aantal jaren geleden ingezet. De oorzaak daarvoor is dat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten gedeclareerd worden, met name in de wijkverpleging en de ggz. Zorgverzekeraars hebben dan de keuze om ofwel de premie sterk te verhogen, ofwel de vergoeding voor deze zorg om te zetten naar natura. Zorgverzekeraars geven aan dat zij een forse premiestijging niet eerlijk vinden voor de verzekerden op deze polissen die deze hoge kosten niet declareren; daarom kiezen zij voor omzetten naar natura.
Er is sprake van een ruim polisaanbod op de zorgverzekeringsmarkt. Voor iedere polis is sprake van een ruime keuze aan zorgverleners, waarvoor de kosten van zorg in de basisverzekering volledig wordt vergoed; de zorgverzekeraar moet immers aan zijn zorgplicht voldoen. De restitutiepolissen die de laatste jaren zijn omgezet naar combinatiepolissen bieden voor de meeste vormen van zorg nog een vergoeding op basis van restitutie, behalve voor de wijkverpleging en ggz. Dus ook al neemt het aantal restitutiepolissen af, er blijven nog voldoende natura- en combinatiepolissen over met een zeer ruime keuze voor zorgaanbieders. De verzekerde heeft bij natura- en combinatiepolissen daarmee nog steeds de mogelijkheid om te kiezen voor de zorgverlener die bij hem of haar past. Het hinderpaalcriterium zorgt er bovendien voor dat verzekerden met een naturapolis ook gebruik kunnen maken van niet-gecontracteerde zorgaanbieders.
Daarbij kunnen zorgverzekeraars via de contractering voor hun verzekerden goede en doelmatige zorg inkopen en sturen op het vermijden van niet-passende, ondoelmatige en daardoor onnodig dure zorg. Goede contractering kan zich dus vertalen naar goede, passende zorg tegen een scherpe premie. Daarom kan een natura- of combinatiepolis voor veel verzekerden een goede keuze zijn.
Wat is het effect van de toename van het aantal naturapolissen op het aandeel ongecontracteerde zorg in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de wijkverpleging? Neemt dit aantal toe op het moment dat verzekeraars de restitutiepolis omzetten in een naturapolis? Zo ja, in hoeverre helpt deze ontwikkeling dan bij het grip krijgen op de betaalbaarheid van de GGZ en de wijkverpleging?
Er is geen sprake van een toename van het aantal naturapolissen. De restitutiepolissen die zijn verdwenen zijn veelal omgezet naar combinatiepolissen, waarbij meestal alleen zorg voor wijkverpleging en ggz wordt vergoed in natura en de overige zorg wordt vergoed via restitutie.
Het aandeel niet-gecontracteerde zorg in de ggz en wijkverpleging is al jaren erg hoog. Dat is ook de belangrijkste reden voor zorgverzekeraars om hun restitutiepolis om te zetten naar een combinatiepolis, omdat bij de restitutiepolissen zeer hoge kosten gedeclareerd worden voor met name de wijkverpleging en de ggz. Door de zorg via de combinatiepolissen in natura aan te bieden kunnen de zorgverzekeraars de kosten beter beheersen.
Hoe kan het dat het totale budget dat op gaat aan de wijkverpleging sinds 2015 ongeveer stabiel is gebleven met drie miljard euro, maar toch met het oog op kostenstijging de ongecontracteerde zorg moet worden aangepakt? Kunt u aangeven hoe de wijkverpleging de betaalbaarheid onder druk zet als de daadwerkelijke kosten niet stijgen?
Er heerst al geruime tijd een toenemend tekort aan wijkverpleegkundigen. Uit onderzoek blijkt dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders meer zorg leveren per patiënt, zonder dat de patiëntkenmerken daarvoor een duidelijke verklaring bieden. Bovendien zijn patiënten bij niet-gecontracteerde zorgverleners niet méér tevreden over de zorg dan bij gecontracteerde zorgverleners. Omdat de zorg schaars is en er sprake is van personeelstekort in de wijkverpleging kunnen we ons dit niet permitteren. Het betekent namelijk dat als de ene patiënt onevenredig veel zorg krijgt dit ten koste gaat van de zorg die andere patiënten krijgen. Het terugdringen van niet-gecontracteerde zorg voorkomt dat patiënten onevenredig veel zorg krijgen en er zo meer zorg beschikbaar blijft voor andere patiënten.
Deelt u de mening dat van te voren duidelijk moet zijn welke zorgverleners zijn gecontracteerd, zodat verzekerden een weloverwogen keuze voor een verzekering kunnen maken? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat van te voren duidelijk is welke zorgverleners zijn gecontracteerd, zodat verzekerden een weloverwogen keuze voor een verzekering kunnen maken. De regelgeving schrijft ook voor dat zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars daarover helder moeten communiceren naar verzekerden. Maar gebleken is dat dat toch niet altijd goed gaat. Daarom zijn in het IZA afspraken gemaakt om deze informatievoorziening naar verzekerden te verbeteren. In de brief van 27 november 20232 heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over de stand van zaken bij de uitvoering van deze afspraken. Daarin is aangegeven dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op 11 juli 2023, in samenspraak met de IZA-partijen, de «Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg» heeft gepubliceerd. In dit document zijn onder andere nieuwe richtsnoeren geïntroduceerd, waarvan enkele toezien op de informatieverstrekking aan consumenten en verzekerden.
Alle zorgverzekeraars hanteren nu dezelfde definities om de contracteerstatus weer te geven aan de hand van vijf kernboodschappen, zodat gedurende het overstapseizoen duidelijk is in hoeverre er al een contract is afgesloten en wat de mogelijke financiële consequenties zijn. De NZa zal het contracteerproces voor 2024 evalueren. Dit doet zij onder andere door op vier peilmomenten gedurende het contracteerseizoen de contracteerstatus per sector in kaart te brengen. Dit geeft een indicatie over de contracteergraad binnen deze sectoren en de bruikbaarheid van informatie bij de poliskeuze. Indien nodig worden naar aanleiding van de evaluatie aanvullende afspraken gemaakt voor het contracteerseizoen 2025. De Tweede Kamer wordt in het voorjaar van 2024 geïnformeerd over het afgelopen contracteerseizoen.
Is van alle naturapolissen al bekend welke zorgverleners gecontracteerd worden in 2024? Zo nee, van welke niet? Hoe worden zij gedwongen om toch voor de overstapdeadline hier duidelijkheid over te geven?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe wordt gecommuniceerd door de verzekeraars over de (nog) niet gecontracteerde zorg? Is dit in uw ogen duidelijk en transparant genoeg? Hoe kan worden voorkomen dat patiënten in januari moeten bijbetalen voor zorg of moeten veranderen van zorgverlener?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat verzekeraars bij restitutiepolissen altijd het maximumtarief moeten vergoeden in de GGZ? Zo ja, waarom is gekozen voor het maximumtarief en is bijvoorbeeld een gemiddeld tarief niet passend?
Op basis van het Besluit Zorgverzekering vergoedt de zorgverzekeraar aan de verzekerde de kosten die gemaakt zijn uit hoofde van een restitutieverzekering, maar niet meer dan de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is te achten. Als er een maximumtarief is vastgesteld, geldt dat maximumtarief als invulling van het begrip marktconform.
Wat is het effect op zorgaanbieders en werknemers als een verzekeraar besluit om de zorg niet meer volledig te vergoeden? Begrijpt u dat het demotiverend werkt als de professionele zorg die men levert, ineens niet meer wordt vergoed?
Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de zorgverzekeraar verplicht om de zorg waar een verzekerde recht op heeft te leveren (natura) of vergoeden (restitutie). Als een verzekerde met een naturapolis gebruikt maakt van niet-gecontracteerde zorg, dan is de zorgverzekeraar ook verplicht een vergoeding te verstrekken. De zorgverzekeraar hoeft deze zorg echter niet volledig te vergoeden, maar die vergoeding mag niet zo laag zijn dat het voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal is om naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder te gaan. Bij een naturapolis is er op deze manier een stimulans voor zorgaanbieders om contracten te sluiten met de zorgverzekeraars en voor verzekerden om gebruik te maken van gecontracteerde zorg; dit is in lijn met de bedoelingen van het zorgverzekeringsstelsel.
Er zijn geen signalen dat zorgmedewerkers het vak verlaten omdat de zorg die zij zonder contract bieden niet volledig wordt vergoed; integendeel, de afgelopen jaren is het aantal zorgmedewerkers dat als zzp-er gaat werken – en dan vaak zonder contract zorg levert – zeer sterk toegenomen.
Verlaten zorgmedewerkers het vak omdat de zorg die zij bieden niet meer volledig wordt vergoed? Zo ja, hoe verhoudt de ontwikkeling van de stijging van het aantal naturapolissen zich tot het vraagstuk van het arbeidsmarkttekort?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn de gevolgen voor een lopende behandeling in de GGZ en voor mensen die nu op de wachtlijst staan bij een aanbieder waarmee dan door de zorgverzekeraar geen contract is afgesloten?
Mocht voor een verzekerde met een lopende behandeling die in 2023 is gestart blijken dat de zorgverzekeraar het contract met de betreffende zorgverlener over 2024 heeft beëindigd, dan is wettelijk bepaald dat de zorgverzekeraar de zorg voor die zorgaanbieder blijft vergoeden (artikel 13, lid 5 Zvw). Voor verzekerden met een lopende behandeling in 2023 heeft het (nog) niet gesloten zijn van een contract dus geen gevolgen voor de behandeling.
Voor een patiënt die op een wachtlijst staat, en pas zorg zal ontvangen na 1 januari, geldt dat er inderdaad gevolgen kunnen zijn voor de vergoeding. De zorgaanbieder is volgens de regeling transparantie zorgaanbieders van de NZa verplicht om de consument te informeren over datgene wat van belang is om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken en ontvangen. Hieronder valt ook informatie over het al dan niet hebben van een contract met de verzekeraar van de verzekerde. Daarnaast hebben zorgverzekeraars een zorgplicht; wat betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom ofwel voldoende zorg inkopen of vergoeden en bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Als een zorgverzekeraar onvoldoende zorg heeft ingekocht, kan een verzekeraar ook richting verzekerden aangeven dat de zorg wordt vergoed alsof er een contract is en daarmee aan zijn zorgplicht voldoen. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen.
Geldt er een actieve informatieplicht door de verzekeraar? Zo ja, hoe wordt dat door verzekeraars ingevuld? Zo nee, waarom niet? Hoe wilt u voorkomen dat deze mensen (met soms al financiële problemen) plotseling met een hoge rekening worden geconfronteerd?
Zie het antwoord op vraag 7, 8 en 9.
Het bericht dat ouderen niet of nauwelijks contact kunnen krijgen met hun zorgverzekeraar (CZ) |
|
René Claassen (PVV) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met dit bericht «Twee weken bellen en niemand van CZ aan de lijn, meneer Conjarts (85) is het zat: «Dit is ziekmakend»»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik vind het belangrijk dat alle verzekerden bij vragen op een laagdrempelige wijze contact kunnen opnemen met hun zorgverzekeraar. Gegeven de huidige personeelstekorten kan ik voorstellen dat de telefonische bereikbaarheid van zorgverzekeraars op dit moment onder druk staat. Het is daarom belangrijk dat gezocht wordt naar andere manieren waarop verzekerden contact kunnen opnemen met hun zorgverzekeraar. Dit kan de drukte bij de callcenters verminderen, waardoor juist verzekerden die minder digitaal vaardig zijn eerder geholpen kunnen worden. Zie verder ook het antwoord op vraag 3, 5 en 6.
Weet u of deze problematiek alleen bij CZ aan de orde is, of is dit een breed probleem bij alle zorgverzekeraars?
Er zijn mij verder geen specifieke meldingen rondom deze problematiek bekend. CZ heeft mij laten weten zelf telefonisch contact te hebben gezocht met meneer Conjarts. Ook gaven zij aan dat, gegeven de huidige personeelstekorten, een goede telefonische bereikbaarheid een uitdaging is. CZ zet daarom steeds meer in op digitalisering, door bijvoorbeeld de introductie van een «live chat». Zij hoopt hiermee dat de digitaal vaardige verzekerden van de digitale contactmogelijkheden gebruik maken, waardoor het callcenter ontlast wordt. Ik weet dat andere zorgverzekeraars ook inzetten op (het uitbreiden van) hun digitale contactmogelijkheden. Dergelijke initiatieven dragen eraan bij dat verzekerden die digitaal minder vaardig zijn, sneller telefonisch geholpen kunnen worden.
Deelt u de mening dat iedereen evenveel recht heeft op adequate service, antwoorden bij hulpvragen etc. van zorgverzekeraars, ongeacht hun digitale vaardigheden?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u van andere belangenorganisaties (bijvoorbeeld van de Ouderenbond of de Patiëntenfederatie Nederland) meldingen gekregen van deze problematiek? Zo ja, welke waren dat en wat was uw reactie?
Zie antwoord vraag 3.
Hebben zorgverzekeraars hun beperkte bereikbaarheid voor klanten met beperkte digitale vaardigheden als zorgenpunt bij het ministerie aangekaart? Zo nee, bent u bereid dit onderwerp aan te kaarten bij Zorgverzekeraars Nederland?
Zie antwoord vraag 3.
Welke interventies zijn reeds ingezet en of worden in de nabije toekomst ingezet om de brug tussen de digitale wereld en mensen die de digitale ontwikkelingen niet kunnen bijbenen, te verkleinen?
Voor veel mensen is zaken regelen met publieke dienstverleners niet eenvoudig. Daarom is het nodig dat de digitale dienstverlening wordt verbeterd én meer lokale plekken worden gerealiseerd waar mensen hierin worden geholpen. Dit gebeurt via de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s), waar we informatie geven over publieke dienstverlening en uitleggen hoe toegang verkrijgen tot de overheid werkt. De bibliotheken, die de uitvoer van de IDO’s verzorgen, bieden cursussen en oefenmateriaal aan om te digitale vaardigheden te verbeteren. Ook versterken we lokale netwerken door een ketensamenwerking te stimuleren tussen gemeenten, maatschappelijke partners en private partijen om digitale inclusie te bevorderen. Daarnaast richten we overheidsbrede loketten in waar mensen geholpen worden die iets moeten regelen met de overheid en hier zelf niet uitkomen.
Naast hulp en ondersteuning stelt de overheid mensen in staat om hun digitale vaardigheden te verbeteren. Dit gebeurt onder meer via het interdepartementale actieprogramma «Tel mee met Taal» van de Ministeries van OCW, SZW, BZK en VWS. Dit programma richt zich op het verbeteren van basisvaardigheden van volwassenen: taal, rekenen en digitale vaardigheden. Met Tel mee met Taal krijgen gemeenten via de WEB-middelen jaarlijks 85 miljoen euro voor het aanbieden van cursussen voor burgers in bibliotheken, buurthuizen en ROC’s.
Verder wordt er in samenwerking met de Alliantie Digitaal Samenleven onderzoek gedaan naar een integrale aanpak voor het vinden en verbinden van vraag en aanbod rondom digitaal zorgaanbod. Dit zorgt voor de bevordering van lokale samenwerking tussen zorg, welzijn en het ondersteuningsnetwerk voor basis, -digitale en gezondheidsvaardigheden in gemeenten.
Tot slot zijn er ook nog hulplijnen waar mensen terecht kunnen met vragen, zoals de DigiHulplijn (0800-1508) en de Helpdesk Digitale Zorg. De Digihulplijn is een gratis telefonische hulplijn voor iedereen die er digitaal niet uitkomt. Voor specifieke vragen over digitale zorg is er de Helpdesk Digitale Zorg.
Indien reeds maatregelen genomen zijn, hoe succesvol zijn deze maatregelen? Zijn deze onderzocht en welke verbetervoorstellen zijn er gedaan? Monitort het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze verbetervoorstellen?
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een aantal veranderingen in gang gezet om het bereik van de IDO’s te vergroten. Hierbij gaat het om het inrichten van een regierol voor gemeenten en inzet op IDO’s buiten de muren van de bibliotheek. Deze maatregelen laten inmiddels hun effect in de praktijk zien: het aantal vragen dat wordt gesteld in het IDO stijgt. In de eerste drie kwartalen van 2023 zijn 51.097 vragen geregistreerd. Ter vergelijking: van 2019 tot met 2022 werden er ruim 71.000 vragen geregistreerd in totaal, waarvan 46.102 in 2022.
De geboden hulp in het IDO is vooral praktisch van aard: hulp bij het installeren van een app (DigiD), het aanvragen van een account of hulp bij het invullen van formulieren. Ook wordt er vaak gezamenlijk met de bezoeker informatie opgezocht op de computer. IDO-medewerkers geven aan dat bezoekers in hoge mate tevreden zijn: zij waarderen met name het persoonlijke contact en de tijd die genomen wordt om hen te helpen.
Het huidige programma Tel mee met Taal loopt tot en met 2024. In de Kamerbrief van 14 juli j.l. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de bevindingen van de tussentijdse evaluatie.2 Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie loopt momenteel een verkenning over hoe de rol van gemeenten in de aanpak van basisvaardigheden er na 2024 verder uit kan zien. De Tweede Kamer wordt in de tweede helft van 2024 geïnformeerd over de voortgang.
Van de DigiHulplijn wordt maandelijks gemonitord hoeveel mensen bellen en waarover zij vragen stellen.
Wat kunt u op korte termijn doen om mensen als meneer Conjarts te helpen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Medicijnen van verzekerden bij VGZ volgend jaar mogelijk niet of deels vergoed»?1
Het is van belang dat verzekerden zowel door de zorgverzekeraar als door de zorgaanbieder goed geïnformeerd wordt over vergoeding van de zorg. Ik heb daarom navraag gedaan over deze zaak bij VGZ en de NZa.
VGZ heeft mij desgevraagd laten weten verrast te zijn door de brieven van zelfstandige apothekers en apotheekhoudende huisartsen aan hun patiënten. VGZ laat weten dat de verspreide informatie onjuist is, omdat VGZ met deze partijen een meerjarencontract heeft lopen tot 2025. VGZ verzekerden kunnen dus ook in 2024 gebruik maken van de farmaceutische zorgverlening in de betreffende apotheken.
De NZa heeft op 20 december hierover een nieuwsbericht uitgebracht2. Daarin geeft de NZa aan dat uit vervolgonderzoek van de NZa blijkt dat de apotheken patiënten in een brief verkeerde informatie hebben gegeven over de status van de contractering met een specifieke zorgverzekeraar. Hierdoor was het voor patiënten onduidelijk hoe de zorgverzekeraar medicijnen zou vergoeden in 2024. Daarnaast zijn patiënten ten onrechte aangespoord om over te stappen naar een andere zorgverzekeraar of naar een andere apotheek. De NZa heeft een aantal apotheken een maatregel opgelegd.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk zou zijn als patiënten bij deze apotheken aankomend jaar veel meer bij moeten betalen voor de medicijnen die zij nodig hebben, aangezien dit een hogere drempel voor de zorg zou creëren?
In algemene zin ben ik het daarmee eens. Overigens zoals in mijn antwoord op vraag 1 is te lezen, is dat in deze casus niet het geval.
Begrijpt u dat deze onzekerheid veel onrust kan veroorzaken bij patiënten?
Ik wil benadrukken dat ik het betreur dat door deze berichtgeving onrust kan zijn ontstaan bij patiënten. Het is daarom goed dat de NZa hier onderzoek naar gedaan heeft en maatregelen richting een aantal apotheken heeft genomen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met VGZ en Stichting Zorgmakelaar Farmaceutische Contractering (ZFC), om ervoor te zorgen dat de onzekerheid voor patiënten snel wordt weggenomen?
Nee. De onderhandelingen tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar zijn tussen deze twee partijen. De NZa houdt hier toezicht op.
Het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Consumentenbond het getreuzel contractering door zorgverzekeraars zat is?1
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt.
Ik betreur het dat in de media het beeld naar voren komt dat er sprake is van getreuzel. Mijn ervaring is dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars juist heel hard aan het werk zijn om gezamenlijk tot goede afspraken te komen in het belang van de patiënt.
Bent u het ermee eens dat het feit dat het contracteringsproces voor het zoveelste jaar op rij niet op tijd af is, duidelijk maakt dat de huidige inzet om het proces te verbeteren onvoldoende is?
Het tijdig afronden van de contractering vraagt stevige inspanning van zowel zorgaanbieders als zorgverzekeraars. In het Integraal Zorg Akkoord (IZA) is afgesproken om de komende jaren het contracteerproces zodanig te verbeteren dat er ruim voor het einde van het jaar duidelijkheid is voor verzekerden welke zorg wel en niet gecontracteerd is. Partijen zetten hier met een breed verbetertraject volop op in. Het doel van partijen is om het contracteerproces steeds meer voorafgaand aan 12 november (de start van het overstapseizoen) te organiseren. Dit vraagt echter een verandering van de contractering, het contracteerproces en de contracteercultuur en vraagt daarmee veel inspanning van zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders.
Herinnert u zich deze uitspraak: «Het is al even benoemd, maar het voorgaande contracteringsjaar was om verschillende redenen bijzonder. Het ging om het afsluiten van het Integraal Zorgakkoord (IZA) in september, om inflatie, om hoge energiekosten et cetera», die u deed tijdens het commissiedebat over het Zorgverzekeringsstelsel afgelopen juni? Bent u het ermee eens dat deze redenen dit jaar geen excuus meer kunnen zijn voor de vertraging, aangezien zorgverzekeraars zich hierop inmiddels zouden kunnen hebben voorbereid?2
In het voorjaar van 2023 hebben de IZA-partijen gezamenlijk gereflecteerd op het contracteerseizoen 2023 en met elkaar vooruitgeblikt hoe de contractering en het contracteerproces verder te verbeteren. Het contracteerproces 2023 kwam inderdaad later op gang dan andere jaren omdat er onzekerheden waren. De IZA-partijen hebben toen de ambitie uitgesproken om het komende contracteerseizoen te verbeteren. Daarnaast hebben de IZA-partijen de ambitie uitgesproken om stappen te zetten naar een nieuwe contracteercultuur en -werkwijzen. Ik ben ervan overtuigd dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders handelen naar deze afspraken en dit in de contractering voor 2024 hebben meegenomen. Er zijn op dit moment ook (nog) geen signalen dat de contractering over de hele linie in een specifieke sector of bij een specifieke zorgverzekeraars vertraagd is.
Bent u tevreden als u kijkt naar de huidige berichtgeving, aangezien u in het debat over het Zorgverzekeringsstelsel aangaf dat u tevreden bent «als voor verzekerden duidelijk is of een zorgaanbieder gecontracteerd is of niet, zodat ze beter geïnformeerd een polis kunnen kiezen»?
Op dit moment zijn er geen brede signalen die erop duiden dat de zorgcontractering met het oog op 2024 moeizaam verloopt. Wel kan het zijn dat nog niet met alle individuele zorgaanbieders een contract is afgesloten. Om te zorgen dat voor de verzekerden duidelijk is wat de consequenties hiervan zijn is ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Zorgverzekeraars hechten belang aan eenduidige en uniforme communicatie naar verzekerden. Alle zorgverzekeraars hanteren nu daarom dezelfde definities om de contracteerstatus weer te geven aan de hand van vijf kernboodschappen, zodat duidelijk is in hoeverre er al een contract is afgesloten en wat de mogelijke financiële consequenties zijn:
Tijdens het komende overstapseizoen voert ZN een onderzoek uit om na te gaan of de teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden, ten einde de verzekerde goed te informeren, zodat deze een weloverwogen keuze kan maken tijdens het overstapseizoen.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering dit jaar wel is afgerond voor 1 januari 2024, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn op het moment dat zij hun zorgverzekering voor het nieuwe jaar afsluiten?
Voor het contracteerseizoen 2024 ga ik geen aanvullende maatregelen nemen. Interveniëren in het onderhandelingsproces acht ik niet nodig en is ook niet wenselijk. Door te veel druk te zetten kan er onwenselijke spanning komen te ontstaan op een evenwichtige onderhandelpositie van zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder. Met als mogelijk gevolg slechtere onderhandeluitkomsten van de contractering in termen van betaalbaarheid, kwaliteit en de veranderopgaven zoals beschreven in het IZA.
Na afloop van het jaar ga ik wel het contracteerseizoen 2024 evalueren om te bezien of er nog verbeteringen nodig zijn voor het contracteerseizoen 2025.
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de contractering volgend jaar wel is afgerond voor 12 november 2024?
Begin 2024 gaan de IZA-partijen gezamenlijk met de NZa het contracteerseizoen 2024 evalueren. Indien nodig worden naar aanleiding hiervan aanvullende afspraken gemaakt voor het contracteerseizoen 2025. De Tweede Kamer wordt hierover in het voorjaar 2024 geïnformeerd.
Bent u het ermee eens dat verzekerden niet de dupe moeten zijn van de vertraging in de onderhandelingen tussen verzekeraars en zorgaanbieders? Zo ja, zouden verzekerden dan niet het recht moeten worden geven op vergoeding van zorgaanbieders die het afgelopen jaar ook vergoed werden, als de contractering niet op tijd af is?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 en 2 aangeven wordt er door zorgaanbieders en zorgverzekeraars volop ingezet op het afronden van de contracten voor 2024. Naast het verbeteren van het contracteerproces is het afgelopen jaar ook ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden. Tijdens het komende overstapseizoen voert ZN een onderzoek uit om na te gaan of de teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden.
Een dagboekverslag van een patiënt |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het volgende dagboekverslag van een patiënt?1
Ja
Is het correct dat patiënten, zoals de patiënt in dit dagboek, soms niet worden geholpen terwijl ze zorg nodig hebben en de benodigde zorgcapaciteit hiervoor ook aanwezig is, louter en alleen omdat, zoals in het bovengenoemde dagboekverslag beschreven staat, het budgetplafond van de zorgverzekeraar is bereikt?
De zorg in Nederland is erop gericht dat iedereen die zorg nodig heeft die zorg ook krijgt. Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht, de NZa houdt daar toezicht op. Dit betekent dat hun verzekerden met een naturapolis binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen voor hun verzekerden met een naturapolis om aan hun zorgplicht te kunnen voldoen. Voor verzekerden met een restitutiepolis moeten zorgverzekeraars de zorg vergoeden bij alle zorgverleners. Als er in een bepaald ziekenhuis geen capaciteit beschikbaar is of een budgetplafond bereikt is, moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat de zorg elders beschikbaar is of vergoed wordt. De zorg hoeft niet per se ingekocht te worden bij een specifieke zorgaanbieder. Als de zorgverzekeraar voldoende zorg heeft ingekocht bij zorgaanbieders in de buurt, dan voldoet de zorgverzekeraar aan zijn wettelijke zorgplicht.
De NZa vraagt van zorgaanbieders en zorgverzekeraars dat zij op een professionele manier samenwerken en goede afspraken met elkaar maken. Daar kunnen ook afspraken bij horen over hoe om te gaan met een hogere vraag dan verwacht. Van zorgaanbieders en zorgverzekeraars verwacht ik dan ook dat zij tijdig met elkaar in gesprek gaan wanneer zij denken dat het omzetplafond in zicht komt.
Als een verzekerde niet tevreden is over de zorgverzekeraar, dan kan deze een klacht indienen bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar is verplicht de klacht te behandelen. Als de verzekerde er met de zorgverzekeraar niet uit komt is een volgende stap om de klacht voor te leggen aan de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).
Vindt u het acceptabel als patiënten niet geholpen worden omdat het budgetplafond van hun zorgverzekeraar bereikt is?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR dit jaar niet meer naar het Martini Ziekenhuis kunnen |
|
Jimmy Dijk |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR dit jaar niet meer naar het Martini Ziekenhuis kunnen?1
Verzekerden hebben recht op zorg. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Zorgplicht houdt in dat de zorgverzekeraar zorg moet leveren die tijdig en bereikbaar is. Als verzekerden niet terecht kunnen bij het Martini Ziekenhuis, dan moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat deze zorg voor de betreffende verzekerden elders – tijdig en bereikbaar – beschikbaar is. Ik heb geen signalen dat verzekerden van Zilveren Kruis en ASR geen zorg kunnen krijgen bij andere ziekenhuizen dan het Martini Ziekenhuis.
Bespaart het daadwerkelijk kosten als mensen voor de operatie die zij nodig hebben naar een ander ziekenhuis moeten, waarvoor zij vaak ook verder moeten reizen?
Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt. Onder andere budgetplafonds zijn voor zorgverzekeraars een belangrijk instrument om de uitgaven te beheersen. Indien de zorgverzekeraar voldoet aan zijn zorgplicht door de patiënt te bemiddelen naar zorg bij een andere zorgaanbieder, waarbij er nog ruimte is binnen het afgesproken plafond, kan dit bijdragen aan de betaalbaarheid van de zorg en blijft de patiënt nog steeds verzekerd van kwalitatieve en passende zorg die tijdig en bereikbaar is.
In hoeverre hebben omliggende ziekenhuizen de capaciteit om deze operaties over te nemen?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar om aan de zorgplicht te voldoen. Dat betekent o.a. dat zij voldoende (zorg)capaciteit moeten inkopen voor hun verzekerden. De NZa verwacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars dat zij op een professionele manier samenwerken en goede afspraken met elkaar maken. Daar kunnen ook afspraken bij horen over hoe om te gaan met een hogere zorgvraag dan verwacht. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten tijdig met elkaar in gesprek gaan wanneer zij denken dat het omzetplafond in zicht komt, zodat individuele zorgaanbieders kunnen bij contracteren en/of regionale samenwerkingsafspraken kunnen worden gemaakt over de zorgvraag en de beschikbare capaciteit in de regio bij de omliggende zorgaanbieders.
Bent u het ermee eens dat het feit dat patiënten steeds vaker halverwege het jaar niet langer terecht kunnen bij sommige ziekenhuizen als zij zijn verzekerd bij bepaalde zorgverzekeraars, een slechte ontwikkeling is?
Het is belangrijk dat patiënten tijdig de zorg krijgen die ze nodig hebben. Als dat niet gebeurt is het belangrijk dat zij zich melden bij hun zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar moet de patiënt naar een andere zorgaanbieder bemiddelen voor zorg. Daarbij moeten zorgverzekeraars en zorgaanbieders objectieve en duidelijke informatie geven aan verzekerden/patiënten over dat er budgetafspraken met de betreffende aanbieder gemaakt zijn, wat de consequenties daarvan zijn voor de verzekerde/patiënt en bij welke zorgaanbieder zij wel goed terecht kunnen.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Zilveren Kruis, ASR en het Martini Ziekenhuis om te kijken of patiënten die verzekerd zijn bij Zilveren Kruis of ASR niet alsnog bij het Martini Ziekenhuis terecht kunnen?
De zorgverzekeraar is vrij om te bepalen waar de zorg wordt ingekocht. Het is aan de zorgverzekeraars en de ziekenhuizen om hier constructief het gesprek over aan te gaan. Daarnaast is de NZa de wettelijke toezichthouder. Zij houden toezicht op de naleving van de zorgplicht. Het is dan ook niet aan mij om daar een gesprek over te voeren met partijen.
De contractering van de zorg in aanloop naar de nieuwe overstapperiode |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Kuipers |
|
Hoe beoordeelt u het nieuws dat verzekerden bij het Zilveren Kruis niet meer terecht kunnen bij het Martini Ziekenhuis voor planbare ingrepen omdat het budget op is? Vindt u dit wenselijk?1
Verzekerden, die zorg nodig hebben, hebben recht op zorg. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Dat houdt in dat de zorgverzekeraar zorg moet leveren die tijdig en bereikbaar is. Als verzekerden niet terecht kunnen bij het Martini Ziekenhuis, dan moet de zorgverzekeraar ervoor zorgen dat deze zorg elders – tijdig en bereikbaar – beschikbaar is.
Patiënten die op korte termijn gezien moeten worden – spoedzorg, oncologische zorg- en zorg voor kinderen – worden wel nog steeds door het Martini Ziekenhuis aan verzekerden van Zilveren Kruis geleverd en door Zilveren Kruis gefinancierd.
Hoe lang is de gemiddelde wachttijd voor electieve zorg in Groningen, Friesland en Drenthe? Komen verzekeraars hun zorgplicht na als er in Groningen een ziekenhuis is waar capaciteit niet wordt benut vanwege te beperkte contractering?
Zorgaanbieders zijn verplicht om wachttijdgegevens aan te leveren bij de NZa2. Daarnaast zijn de wachttijden voor iedereen inzichtelijk via Zorgkaart NL3. De wachttijden zijn onderverdeeld in polikliniekbezoek, diagnostiek en behandeling. De gemiddelde wachttijd wisselt per specialisme. Uit de laatste monitor Toegankelijkheid van de NZa4 blijkt dat de wachttijden in de meeste regio’s dalen. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven komen zorgverzekeraars hun zorgplicht na als zij zorgen dat de zorg die hun verzekerden nodig heeft tijdig en bereikbaar beschikbaar is. De NZa houdt daar toezicht op.
Hoe kan het dat afgesproken budgetten zo uit de maat lopen met de werkelijkheid? Krijgt u signalen dat dit ook op andere plaatsen aan de hand is? Zo ja, waar?
Ik zie vooralsnog geen aanleiding voor de conclusie dat budgetten uit de maat lopen met de verbruiken. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders maken jaarlijks via de contractering afspraken over de te leveren zorg en de budgetten daarvoor. De inspanningen daarbij zijn erop gericht dat de zorgverzekeraar aan de zorgplicht kan voldoen en dat de zorg die geleverd wordt kwalitatief goed is en doelmatig geleverd wordt. Budgetplafonds zijn voor zorgverzekeraars een belangrijk instrument om op passende zorg te sturen en de uitgaven te beheersen. Het komt vaker voor dat een zorgaanbieder in de loop van het jaar zijn budgetplafond bereikt. Zolang er voor de verzekerden dan elders nog zorg beschikbaar is die tijdig en bereikbaar is, kan de zorgverzekeraar zijn zorgplicht toch nakomen.
Hoe kunnen verzekerden in hun keuze voor een verzekeraar bij de naderende overstapperiode er rekening mee houden of die verzekeraar voldoende zorg inkoopt in een ziekenhuis?
Ik vind het van belang dat verzekerden bij het kiezen van een zorgverzekering bruikbare informatie krijgen van zorgverzekeraars die hen helpt tijdens het keuzeproces. Zo kunnen zij een goede keuze maken. In de aanpak van de wachttijden en transformaties kunnen partijen gezamenlijk met een regioplan een grote rol spelen. In het Integraal Zorgakkoord zijn hierover tussen zorgverzekeraars, zorgaanbieders, zorgprofessionals, gemeenten en VWS belangrijke afspraken gemaakt.
Ten aanzien van het verbeteren van de informatievoorziening aan verzekerden gedurende het overstapseizoen, is afgesproken dat met ingang van het overstapseizoen in 2023 alle zorgverzekeraars dezelfde definities hanteren om de contracteerstatus weer te geven, zodat duidelijk is in hoeverre er al een contract is afgesloten en wat de mogelijke financiële consequenties zijn. Tijdens het komende overstapseizoen gaat Zorgverzekeraars Nederland een onderzoek uitvoeren om na te gaan of deze teksten ook de gewenste duidelijkheid hebben opgeleverd bij verzekerden en zo niet, wat er dan verder verbeterd moet worden.
Daarnaast zal in het kader van de IZA-afspraken een inventarisatie plaatsvinden naar hoe de huidige informatievoorziening verloopt en wordt verkend welke aspecten ontbreken of verbeterd kunnen worden om verzekerden gedurende 2024 en de daaropvolgende jaren effectief te informeren en ondersteunen bij niet-gecontracteerde zorg.
In deze inventarisatie en verkenning wordt gefocust op situaties en locaties waar dit risico zich vooral voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens het overstapseizoen en zullen aanbevelingen gedaan worden om dit te verbeteren.
Niet alleen tijdens het overstapseizoen is het namelijk van belang dat verzekerden weten welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn (om een bewuste keuze te kunnen maken voor een zorgverzekering) maar ook gedurende het jaar is dit van belang. Als mensen zorg nodig hebben is het belangrijk dat zij weten met welke zorgaanbieder een contract is afgesloten, zodat zij niet geconfronteerd worden met onvoorziene kosten. Zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders hebben een verantwoordelijkheid ten aanzien van het informeren van de verzekerde.
Recent heeft de NZa Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg gepubliceerd5. Hierin staat wat de NZa minimaal verwacht van zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de contractering en het informeren van consumenten. Het betreft bestaande normen uit relevante regelgeving, maar ook nieuwe richtsnoeren. Ten aanzien van de informatieverstrekking aan consumenten door zorgverzekeraars is opgenomen dat «de verzorgverzekeraar bruikbare informatie verstrekt over het gecontracteerde zorgaanbod en hierbij zoveel mogelijk uniforme, vergelijkbare taal hanteert.» Voor zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder is afgesproken dat «de zorgverzekeraar/zorgaanbieder jaarlijks vanaf 12 november transparant maakt met welke zorgaanbieders/zorgverzekeraars zij een contract heeft afgesloten.»
Begin 2024 zal het contracteerproces voor 2024 worden geëvalueerd in een bestuurlijk overleg contractering dat tussen de IZA-partijen plaatsvindt. Tijdens dit overleg zullen ook de bevindingen van de NZa over het contracteerseizoen in relatie tot de opgestelde handvatten worden besproken. In het voorjaar van 2024 informeer ik uw Kamer graag over de uitkomsten.
Hoe staat het met uw ambitie om meer duidelijkheid te geven aan verzekerden vanaf 13 november over het gecontracteerde aanbod door zorgverzekeraars en aanbieders?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe vertaalt meer duidelijkheid zich concreet naar de communicatie van zorgverzekeraars over hun polisaanbod? Komt er gedurende het hele jaar een actueel overzicht van gecontracteerde zorg?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer komt duidelijkheid over het invoeren van de offerteplicht? Hoe staat het met het overleg dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hierover leidt?
De NZa heeft een verkenning gedaan naar de offerteplicht en zal deze in het eerste kwartaal van 2024 voorleggen bij de IZA-tafel contractering.
Wilt u deze vragen voor 13 november beantwoorden, zodat er meer duidelijkheid is voor de nieuwe overstapperiode?
Ja.
Het bericht ‘4 op de 10 mensen met laag inkomen verwachten problemen met betalen van zorgverzekering’. |
|
Wieke Paulusma (D66), Hülya Kat (D66) |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD), Kuipers , Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «4 op de 10 mensen met laag inkomen verwachten problemen met betalen van zorgverzekering»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een grote groep mensen met een lager inkomen (42 procent) de komende tijd moeite denkt te krijgen met het betalen van de zorgverzekering?
Ik snap goed dat mensen zich zorgen maken over de stijgende zorgkosten. We zien de afgelopen jaren steeds meer mensen die moeite hebben met rondkomen mede door de gestegen energiekosten en kosten voor levensonderhoud. In de Miljoenennota voor 2024 stelt het kabinet daarom mede met het oog op de aanbevelingen uit het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum een pakket aan structurele maatregelen voor. Het is van belang om enerzijds de uitgavenontwikkeling in de zorg in de hand te houden en anderzijds de koopkracht bij lagere inkomens op peil te houden en hen hierover ook meer zekerheid te bieden. De begrotingsplannen voor 2024 ontvangt uw Kamer binnenkort.
Zorgverzekeraars geven aan dat het betaalgedrag van de zorgpremie gelijk is aan vorig jaar en nog steeds goed is. Ook het aantal wanbetalers zorgpremie bij het CAK is al twee jaar stabiel op 170.000. Dit is het laagste aantal in de afgelopen 10 jaar. Voor het betalen van het eigen risico en andere eigen betalingen vragen wel meer verzekerden een betalingsregeling aan. Wat hier mede speelt is dat het gebruik van zorg weer is gestegen na de corona periode. Ik blijf vinger aan de pols houden.
Wat is uw reactie op het vermoeden dat in 2024 de zorgpremie met 10 tot 15 euro per maand hoger kan worden dan in 2023?
De inschatting van de omvang van de stijging van de zorgpremie in het artikel komt overeen met de inschatting van het Ministerie van VWS. Voor 2024 raamt het kabinet de zorgpremie op € 1.792 per jaar. Dat komt neer op bijna € 12 extra per maand, of € 142 op jaarbasis, ten opzichte van 2023.
Deze premiestijging is vergelijkbaar met de premiestijging van vorig jaar en groter dan de premiestijging in de jaren ervoor. De stijging wordt grotendeels verklaard door de hogere zorguitgaven als gevolg van stijging van de lonen en prijzen. Dit effect is vergelijkbaar aan vorig jaar en fors groter dan in eerdere jaren. Met name de verwachte ontwikkeling van de lonen in de zorg drukt komend jaar een stempel op de verwachte premie. Salarissen stijgen overal, zo ook in de zorg. Dit betekent aan de ene kant dat werkende mensen veelal meer te besteden hebben, maar betekent dus ook dat de zorguitgaven en daarmee de zorgpremie toeneemt, wat gevolgen kan hebben voor minima.
Het is overigens belangrijk te realiseren dat zorgverzekeraars zelf over hun premie gaan; het kabinet maakt slechts een inschatting hiervan. Zorgverzekeraars maken hun premie uiterlijk 12 november bekend.
Welke mogelijkheden ziet u om de mensen die wel in aanmerking komen voor zorgtoeslag, maar deze niet gebruiken (in 2020 was dit 11 procent), te wijzen op de zorgtoeslag?
De dienst Toeslagen van de Belastingdienst zet voor komende jaren actief in op het tegengaan van niet-gebruik van zorgtoeslag. Jongeren worden met een zogeheten 17-jarigenbrief vlak voordat ze 18 jaar worden gewezen op hun mogelijk recht op toeslagen, teruggave van de Belastingdienst en studiefinanciering vanuit DUO. Bovendien heeft de Dienst Toeslagen in juli 2023 een persoonlijke brief gestuurd naar circa 20.000 burgers om hen te attenderen op hun mogelijke recht op zorgtoeslag met terugwerkende kracht. Gedurende de zomerperiode worden mensen jaarlijks via verschillende mediaberichten op de hoogte gebracht van hun mogelijk recht op zorg- en huurtoeslag.
De dienst Toeslagen van de Belastingdienst is in 2023 gestart met een brede aanpak op niet-gebruik. In dit programma zijn bestaande activiteiten geïntensiveerd en uitgebreid. De Dienst Toeslagen zet momenteel in op vier sporen: benadering via brede publiekscampagnes; een doelgroep- en themagerichte benadering; benutten van (natuurlijke/bestaande) contactmomenten; en waar mogelijk het persoonlijk benaderen van individuele burgers2. Met de inzet van publiekscampagnes wijst de Dienst Toeslagen niet-gebruikers op hun mogelijk recht en wordt hen gestimuleerd bij recht hiervan gebruik te maken. Deze activiteiten worden in 2024 gecontinueerd.
Welke mogelijkheden ziet u om te zorgen dat mensen met een laag inkomen een passende zorgverzekering kunnen afsluiten, aangezien een grote groep mensen beperkt zelfredzaam is en moeite heeft met het kiezen van de juiste zorgverzekering?
Ik ben me er van bewust dat het voor mensen met laag inkomen soms moeilijk is een passende zorgverzekering af te sluiten. Aan het einde van het jaar, als het overstapseizoen start, zorg ik voor communicatie aan burgers over zorgverzekeringen. Dat gebeurt via verschillende kanalen. Er is een website opgezet (ikregelmijnzorggoed.nl), waar informatie is opgenomen over zorgverzekeringen. Ik let er in de communicatie op dat de informatie begrijpelijk is voor alle burgers. Ook de gemeente kan helpen bij het kiezen voor een zorgverzekering. Bovendien biedt een groot deel van de gemeenten een Gemeentepolis aan. De Gemeentepolis is een collectieve zorgverzekering voor mensen met een laag inkomen, chronische ziekte en/of lichamelijke beperking. In Nederland hebben 655.000 mensen een Gemeentepolis, peiljaar 2022. In alle gemeentepolissen is mondzorg aanvullend verzekerd.
Hoeveel gemeenten bieden op dit moment collectieve zorgverzekeringen aan?
In 2022 bieden 326 gemeenten een Gemeentepolis aan.
Wat is uw reactie op het gegeven dat een aanvullende zorgverzekering voorkomt dat mensen plots grote zorguitgaven moeten doen die ze eigenlijk niet kunnen betalen en daarmee schulden voorkomt?
Het is belangrijk dat mensen zelf, al dan niet met hulp, afwegen of een aanvullende zorgverzekering voor zorg die buiten het basispakket valt voor hen opportuun is. Het gaat daarbij doorgaans om veel beperktere zorguitgaven dan in het basispakket.
Ik realiseer mij dat de afweging om wel of geen aanvullende zorgverzekering af te sluiten onder druk van geldzorgen niet door iedereen gemaakt kan worden. Dat kan er toe leiden dat er situaties bij mensen kunnen ontstaan waarbij achteraf geconstateerd kan worden dat men met een aanvullende zorgverzekering financieel voordeliger uit was geweest.
Er zijn verschillende commerciële vergelijkingssites die verzekerden helpen bij het vinden van een passende zorgverzekering. Voor het bepalen of de gemeentepolis een geschikte zorgverzekering is kunnen verzekerden bijvoorbeeld gebruikmaken van Gezondverzekerd.nl. Zij organiseren samen met gemeenten hiervoor ook spreekuren (fysiek en online). Een ander voorbeeld is Voorzieningenwijzer. Zij bieden in sommige gemeenten ook ondersteuning bij het aanvragen van voorzieningen waar de inwoner recht op heeft.
Ten algemene is het van belang om te investeren in voorkomen en oplossen van armoede en schuldenproblematiek. Dit kabinet heeft daarvoor ambitieuze doelen gesteld en flinke koopkrachtmaatregelen genomen. Het is aan een volgend kabinet om dit bredere vraagstuk verder op te pakken. In de tussentijd werkt het kabinet aan oplossingen in het zorg- en sociaal domein, zoals beschreven in de voortgangsrapportages van het project mondzorg3 en de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden4.
Wat is uw reactie op het gegeven dat gemeenten de eis stellen dat er geen betalingsachterstand of schuld bij de huidige zorgverzekeraar mag zijn en daarna de aanvraag voor een gemeentepolis afwijst?
Op basis van artikel 8a, Zorgverzekeringswet, kan een verzekeringsnemer met een betalingsachterstand zijn zorgverzekering niet opzeggen. Een zorgverzekeraar kan dit wel doen. In sommige situaties doet de zorgverzekeraar dit ook. Op basis van de uitstroomregelingen voor bijstandsgerechtigden en onder bewind gestelden kunnen verzekerden met een betalingsachterstand in veel gemeenten een gunstige betalingsregeling treffen met de zorgverzekeraar en direct deelnemen aan de gemeentepolis. In enkele Twentse gemeenten is dat ook mogelijk voor verzekerden die niet verzekerd zijn bij de zorgverzekeraar die de gemeentepolis aanbiedt.5 Daarnaast zetten veel gemeenten in op saneringskrediet, waardoor een inwoner nog maar één schuldeiser heeft en direct weer kan overstappen naar een andere zorgverzekering, omdat er geen betalingsachterstand meer is bij de zorgverzekeraar.
Worden deze collectieve zorgverzekeringen voor mensen met een laag inkomen voldoende gevonden en gebruikt?
In 2022 namen 655.000 mensen deel aan de Gemeentepolis. Mede vanwege de daling van het aantal bijstandsgerechtigden (ruim 5%) en de extra aandacht van gemeenten voor toetsing op rechtmatigheid, is dit een lichte daling (2%) t.o.v. 2021. De gemeentepolis is zeer bekend en vooral voordelig voor minima die veel zorg gebruiken die gedekt wordt door de aanvullende verzekering, zoals mondzorg, fysiotherapie en een bril. Vaak wordt ook het eigen risico meegenomen in de te betalen premie. De gemeente geeft op het aanvullende deel van de gemeentepolis een korting op de premie.
Hoe kunt u er mede voor zorgen dat alle lage inkomens met een beperkte financiële redzaamheid terecht kunnen bij de gemeente voor een gemeentepolis – ook degenen die geen uitgebreide aanvullende verzekering nodig hebben?
Gemeenten bieden op verschillende wijze ondersteuning aan hun inwoners met een laag inkomen en/of beperkte financiële zelfredzaamheid. Het bieden van de gemeentepolis is een veel gebruikt instrument daarvoor, maar niet voor iedereen geschikt.
Het kan ongunstig zijn voor verzekerden met een laag inkomen en weinig zorgvraag om deel te nemen aan de gemeentepolis. De gemeentepolis bestaat altijd uit de basisverzekering en een aanvullende zorgverzekering. De gemeente biedt een premiekorting op de premie van de aanvullende zorgverzekering.
Bent u bereid om met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te gaan om ook in de laatste gemeenten collectieve zorgverzekeringen aan te bieden?
Alle gemeenten zijn op de hoogte van de gemeentepolis en maken daar, in samenwerking met zorgverzekeraars, eigen afwegingen in. De gemeentepolis is een van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten. Ik acht het derhalve niet noodzakelijk hierover met gemeenten in overleg te treden.
Hoe kunt u zorgmijding en stapeling van problemen mede voorkomen, gezien mensen met schulden en mensen die hun gezondheid als slecht ervaren vaker aangeven dat ze moeten bezuinigen op zorg of hun zorgverzekering niet kunnen betalen?
De mate en redenen voor zorgmijding, en de stapeling van zorgkosten, worden goed gemonitord. Er wordt bijvoorbeeld jaarlijks door Nivel onderzoek gedaan naar zorgmijding ten behoeve van de Staat van Volksgezondheid & Zorg. In 2021 gaf 8% van de volwassenen aan weleens afgezien te hebben van zorg vanwege de kosten. Dit percentage lag in 2016 met 16% een stuk hoger. De laatste jaren is het percentage vrij stabiel. Daarnaast wordt er gewerkt aan een monitor die de stapeling van eigen betalingen in kaart brengt en daarmee ook inzicht geeft in de kosten die verschillende groepen burgers maken voor zorg.
Naast het algemene koopkrachtbeleid, neemt het kabinet verschillende specifieke maatregelen om ongewenste zorgmijding om financiële redenen tegen te gaan.
Ik noem de volgende maatregelen:
De uitzending 'Het geheim van de spreekkamer' en het artikel 'Zorgverzekeraars hebben groot belang bij de data die toezichthouder verzamelt' |
|
Jimmy Dijk |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending «Het geheim van de spreekkamer» van Argos, uitgezonden op 31 augustus 2023 op NPO2?1
Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor de zorgvraagtypering heeft de NZa op 31 augustus jongstleden een nieuwsbericht uitgebracht. In dit nieuwsbericht geeft de NZa een toelichting op het belang en het doel van de informatie-uitvraag.2 De informatieverzameling van de NZa is ook eerder onderwerp van gesprek geweest met uw Kamer. Bij beantwoording van vragen van uw Kamer en per brief ben ik daar uitgebreid op ingegaan.3 Zoals in deze antwoorden ook aangegeven, vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks).4
Kunt u aantonen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voldoende en zorgvuldig informatie heeft gegeven voor het geven van een goed advies over de rechtmatigheid van het verzamelen van gevoelige informatie van geestelijke gezondheidszorg (ggz)-patiënten?2
De NZa gaat als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO), zelf over de wettelijke taak om markttoezicht en marktontwikkeling uit te voeren en de bevoegdheid om de hiertoe benodigde informatie te vergaren en verwerken. De NZa heeft aangegeven alle relevante stukken verstuurd te hebben aan de AP.
Als er aanwijzingen zijn dat de AP onvoldoende en onzorgvuldig geïnformeerd is door de NZa over het verzamelen van gevoelige informatie van ggz-patiënten, bent u dan bereid om de AP opnieuw een oordeel te laten vellen over deze dataverzameling en de huidige data-uitvraag door de NZa (tijdelijk) stop te zetten totdat er een nieuw oordeel is gegeven?
Het gaat hier om een adviesaanvraag van de NZa aan de AP. De NZa heeft hierbij aangegeven alle relevante stukken gedeeld te hebben met de AP. Daarmee is er voor de NZa geen reden om nog een adviesaanvraag bij de AP aan te vragen. Zoals u weet is de data-uitvraag voor de zorgvraagtypering nu ook onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat uw reactie op het feit dat verschillende experts hebben aangegeven dat deze HoNOS+ vragenlijsten niet geschikt zijn om hiermee een nieuw bekostigingsmodel te creëren en mogelijk datamanipulatie in de hand kan werken?
De NZa heeft mij laten weten dat in het programma zorgprestatiemodel, met vertegenwoordigers van zorgpartijen in de ggz, voorafgaand aan start van deze informatieverzameling is onderzocht wat het beste alternatief is om de zorgvraagtypering te bepalen.6 Hierbij is geen beter alternatief naar voren gekomen dan de HoNOS+ vragenlijsten voor de doorontwikkeling van zorgvraagtypering. De AP heeft ook geconstateerd dat de NZa de geschiktheid van verwerking van de HoNOS+ gegevens van alle ggz-patiënten ten behoeve van het verbeteren van de zorgvraagtypering aannemelijk heeft gemaakt.7
Bent u het ermee eens dat patiënten goed geïnformeerd zouden moeten zijn over het bestaan van een privacyverklaring? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het heel belangrijk dat zorgaanbieders hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. Om patiënten hierover te informeren heeft de NZa onlangs een patiëntenfolder gepubliceerd.8 Deze patiëntenfolder wordt door de NZa actief gedeeld met zorgaanbieders zodat zij deze kunnen delen met patiënten. In deze patiëntenfolder is ook aandacht voor de privacyverklaring waarmee patiënten kunnen aangeven dat zij bezwaar hebben tegen het aanleveren van informatie bij de NZa.
Is er vanuit de overheid data bekend over hoe goed ggz-patiënten op de hoogte zijn van het bestaan van een privacyverklaring? Zo ja, wat zegt deze data en komt deze overeen met de genoemde cijfers in de eerder aangehaalde uitzending van Argos?
De NZa geeft bij mij aan niet te monitoren hoe goed ggz-patiënten bekend zijn met privacyverklaringen in de ggz.
Bent u het ermee eens dat zorgverleners zich bezwaard kunnen voelen om patiënten goed te informeren over bestaan van de privacyverklaring als dit kan leiden tot negatieve acties van de zorgverzekeraars, met als gevolg dat de patiënt onvoldoende wordt geïnformeerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het al dan niet ondertekenen van een privacyverklaring is de keuze en het recht van een patiënt. Van zorgaanbieders verwacht ik dat zij de patiënt hierover goed, volledig en neutraal informeren, de keuze altijd helemaal bij de patiënt laten en daar geen invloed op uitoefenen. Ik verwacht ook van verzekeraars dat zij het belang van goed, volledig en neutraal informeren van de patiënt onderschrijven.
Welke stappen bent u eventueel bereid om te zetten, zodat de patiënt voldoende op de hoogte wordt gesteld over het bestaan van een privacyverklaring?
Zoals bij het antwoord op vraag 5 aangegeven is het aan zorgaanbieders om hun patiënten zo goed mogelijk, neutraal en in begrijpelijke taal te informeren over het verzamelen van hun zorg- en behandelgegevens door de NZa. De NZa heeft een informatiefolder opgesteld om cliënten en patiënten te informeren.9 Zo kunnen cliënten en patiënten beter kiezen of zij de informatie met de NZa willen delen. Naar aanleiding van berichtgeving in verschillende media over de privacy van de data-uitvraag van de NZa voor de zorgvraagtypering heeft de NZa ook extra aandacht besteed aan privacy in de ggz via hun website.10
Bent u het ermee eens dat aangezien een groep behandelaren en cliënten in de ggz een rechtszaak tegen de Nederlandse Zorgautoriteit starten, dit voldoende signaal geeft dat er over dit onderwerp een maatschappelijk debat gevoerd zou moeten worden en dat een (tijdelijke) stop op de data-uitvraag door de NZa hierbij gepast is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven vind ik het belangrijk dat de NZa hier handelt in overeenstemming met de wet- en regelgeving, binnen de gestelde wettelijke kaders van het oordeel van de AP van 14 december 2022 en daarmee in lijn met de motie de leden Hijink (SP) en Westerveld (GroenLinks). De data-uitvraag voor zorgvraagtypering door de NZa is op dit moment onderwerp van een gerechtelijke procedure. De NZa heeft mij laten weten dat zij in afwachting is van de uitspraak van de rechter.
Wat is uw reactie op de opmerkingen van deskundigen in de uitzending dat de NZa te veel vrijheid krijgt om zijn eigen regels te stellen?
Ik deel deze opmerkingen niet. De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) regelt de taken en bevoegdheden van de NZa. De NZa heeft de status van ZBO, omdat de regering het wezenlijk acht dat de NZa zelfstandig, onafhankelijk en op afstand van het Ministerie van VWS kan opereren richting het zorgveld. De hoofdlijn van de rolverdeling tussen de Minister en de NZa is dat de Minister het beleid bepaalt en dat de NZa zelfstandig verantwoordelijk is voor de uitvoering en de behandeling van individuele gevallen.
Bent u bereid om deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ja, ik ben bereid om dat te doen.
De eigen bijdrage voor een kunstgebit |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het feit dat de basisverzekering 75% van een kunstgebit vergoedt?
Ja (artikel 2.31, lid 2 Regeling zorgverzekering).
Bent u bekend met het feit dat een kunstgebit gemiddeld € 1.388,71 kost en dat de eigen bijdrage gemiddeld € 347,18 bedraagt?1
Ja.2 Overigens bieden veel aanvullende verzekeringen een vergoeding van deze eigen bijdrage.
Vallen de kosten voor het trekken van alle tanden en kiezen onder de basisverzekering?
Het trekken van tanden en kiezen wordt niet vergoed als iemand een kunstgebit nodig heeft. Dit wordt alleen vergoed vanuit de basisverzekering als het gaat om bijzondere tandheelkundige zorg, dat wil zeggen als sprake is van een ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaak-mondstelsel.
Hoeveel Nederlanders hebben geen tanden en kiezen in hun mond omdat ze de eigen bijdrage van 25% voor een kunstgebit niet kunnen betalen?
Dit is niet zo specifiek te achterhalen. In 2021 ging 20% van de volwassenen niet naar de tandarts. Dit is een vergelijkbaar percentage met de situatie in 1990.
Daarbij heb ik recent onderzoek laten doen naar mijding van mondzorg in het algemeen3 en werk ik samen met andere betrokkenen aan oplossingen voor dit bredere probleem, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd bij brief van 29 juni jongstleden (Kamerstuk 32 620, nr. 287).
Wat kost het afschaffen van de eigen bijdrage voor kunstgebitten?
Het afschaffen van de eigen bijdrage voor kunstgebitten kost bij een gelijkblijvend aantal afnemers € 53,35 miljoen per jaar (prijspeil 2023).
Ter beantwoording van deze vraag heeft Zorginstituut Nederland gekeken naar de declaratiedata van kunstgebitten in 2022, zoals door zorgverzekeraars verstrekt via Vektis. Daarbij zijn ook de implantaatgedragen kunstgebitten meegenomen. Deze zijn duurder en kennen een lager percentage eigen bijdrage (10% voor de implantaatgedragen prothese in de onderkaak en 8% voor de bovenkaak, zie artikel 2.31, lid 3 Regeling zorgverzekering). Het resultaat is de volgende tabel:
Volledig kunstgebit
€ 117.673.163,55
€ 32.427.309,43
€ 150.100.472,98
Kunstgebit op implantaten
€ 108.158.385,05
€ 16.343.550,60
€ 124.501.935,65
Bij deze tabel gelden twee voetnoten:
Het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat vrouwen die borstkanker hebben gehad of drager zijn van het borstkankergen bij een heroperatie van een borstreconstructie deze niet vergoed krijgen?1
Borstreconstructies komen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van medische noodzaak. Ik licht dit graag kort toe. De Zorgverzekeringswet heeft als doel om individuele verzekerden te verzekeren tegen de kosten van noodzakelijke en effectieve medische zorg. De zorgverlener kijkt aan de hand van medische criteria naar de gezondheidsklachten van de patiënt (artikel 14 Zvw) en stelt de medische indicatie vast. Vervolgens bekijkt de zorgverlener of de klachten van de patiënt dusdanig zijn, dat de patiënt redelijkerwijs op een bepaalde behandeling is aangewezen (artikel 2.1 Besluit Zorgverzekering). Ten slotte toetst de zorgverzekeraar of de declaratie rechtmatig en doelmatig is.
Bij reconstructie na borstkanker is er sprake van medische noodzaak en wordt de borstreconstructie vergoed vanuit het basispakket van de Zorgverzekeringswet. Ook als de verzekerde belast is met het borstkankergen wordt de preventieve verwijdering en reconstructie van de borst vergoed vanuit het basispakket.
Voor de vergoeding van een eventuele heroperatie van een borstreconstructie, de zogenaamde tertiaire mammareconstructie, zijn criteria opgesteld om te kunnen bepalen of er sprake is van een medische noodzaak. Deze criteria zijn opgenomen in de Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch-chirurgische aard2 (hierna: Werkwijzer). Deze Werkwijzer is opgesteld door een werkgroep van de wetenschappelijke vereniging van adviserend geneeskundigen, de VAV (Vereniging Artsen Volksgezondheid) in afstemming met het Zorginstituut Nederland (ZINL).
De Werkwijzer wordt op dit punt nog aangepast om ook de behandeling met lipofilling3 op te nemen naar aanleiding van het recente standpunt van het ZINL4. Zorgverzekeraars houden in hun beoordeling al wel rekening met dit standpunt.
Waarom is dit zo?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een opsomming geven van de klachten die deze vrouwen kunnen hebben die aanleiding geven tot een hersteloperatie?
De klachten die aanleiding geven voor een hersteloperatie zijn divers. Het kan daarbij gaan om pijnklachten, maar ook vormveranderingen zijn vaak aanleiding voor een hersteloperatie. De plastisch chirurg stelt vast of deze klachten met een hersteloperaties kunnen worden verholpen. De medisch adviseur van de zorgverzekeraar toetst aan de hand van de criteria in de Werkwijzer of de voorgestelde behandeling ook voor vergoeding uit de zorgverzekering in aanmerking komt.
Wat is uw reactie op wat de plastisch chirurg in de uitzending zegt, namelijk dat deze vrouwen ongelijk worden behandeld met andere kankerpatiënten die wel een onbeperkt aantal heroperaties kunnen krijgen?
Hersteloperaties bij vrouwen met borstkanker die cosmetisch van aard zijn (en waarvoor dus een medische noodzaak ontbreekt), zijn uitgesloten van het basispakket. Deze worden niet anders beoordeeld dan andere plastisch chirurgische hersteloperaties.
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke verplichting om vast te stellen of een vergoeding voldoet aan de voorwaarden. Als na een borstreconstructie een hersteloperatie nodig is, moet dus opnieuw beoordeeld worden of deze ook medisch noodzakelijk is. De voorwaarden die daarbij door zorgverzekeraars in acht moeten worden genomen staan gedetailleerd beschreven in de eerder genoemde Werkwijzer van de VAV.
De Werkwijzer van de VAV wordt periodiek in samenspraak met het Zorginstituut en de NVPC herzien. Naar aanleiding van de signalen in het eerder genoemde NOS artikel hebben de NVPC, ZN en de VAV afgesproken nog eens expliciet naar de vergoedingscriteria voor hersteloperaties na borstreconstructies te kijken.
Deelt u de mening dat deze hersteloperaties vergoed moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dit aan de verzekeraars, die vergoeding nu heroverwegen, laten weten?
Hersteloperaties dienen vergoed te worden als er sprake is van medische noodzaak om over te gaan tot een operatie. ZN, de VAV en de NVPC zijn, zoals gezegd, met elkaar in gesprek over de criteria in de Werkwijzer. Dit lijkt mij een goede zaak. Ik vertrouw erop dat hieruit duidelijk wordt of de eisen voor vergoeding bij een vervolgoperatie na een borstreconstructie terecht zijn en dat op basis daarvan gepaste vervolgstappen worden genomen.
Het bericht ‘Mindervaliden wachten soms maanden op reparatie rolstoel: ‘Al 2,5 jaar bezig’’ |
|
Lucille Werner (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Wat vindt ervan dat deze mensen met een handicap en afhankelijk van dit hulpmiddel zo lang moeten wachten op de reparatie of levering van de rolstoel?
Ik betreur dat mensen in sommige gevallen lang moeten wachten op een reparatie of levering en daardoor minder goed kunnen meedoen in de samenleving. Bij reparaties moet de leverancier – zoals ook afgesproken in het landelijk normenkader – binnen 48 uur het hulpmiddel repareren. Bij op-maat-gemaakte hulpmiddelen lukt dat soms niet, omdat specifieke onderdelen niet altijd voorradig zijn. Ik begrijp dat het soms tijd kost om bepaalde (schaarse) onderdelen te bestellen waardoor een reparatie niet binnen de in het normenkader afgesproken termijn van 48 uur kan worden uitgevoerd, maar een levertijd van 2,5 jaar vind ik onacceptabel.
Deelt u de mening dat voor mensen met een handicap een rolstoel het noodzakelijke hulpmiddel is om te kunnen deelnemen aan de samenleving?
Uiteraard onderken ik dat het voor een deel van de mensen met een handicap noodzakelijk is om een hulpmiddel te hebben om te kunnen participeren in de samenleving, hoewel niet iedereen met een handicap per definitie een rolstoel nodig heeft.
Klopt het dat mensen nog steeds problemen ervaren bij het aanvragen van (complexe) hulpmiddelen?
Soms bereiken mij signalen dat mensen problemen ervaren bij het aanvragen van op-maat-gemaakte hulpmiddelen. Een aantal jaar geleden hebben we met alle betrokken partijen de verbeteragenda hulpmiddelen gerealiseerd. Sindsdien zijn goede stappen gezet, al laat dit voorbeeld zien dat we er nog niet zijn.
Hoe verhouden de door Hart van Nederland geschetste problemen zich tot het actieplan over de problemen bij reparatie en aanvragen van hulpmiddelen?
Het landelijk normenkader bevat afspraken en streefcijfers waar alle partijen in de hulpmiddelenverstrekking zich aan hebben gecommitteerd. Het actieplan is uitgevoerd, met als resultaat diverse convenanten en handreikingen die door verantwoordelijke partijen in de hulpmiddelenverstrekking gebruikt kunnen worden. Deze documenten zijn gericht op de hulpmiddelenverstrekking in het geval het complexe, op-maat-gemaakte hulpmiddelen betreft en bevatten afspraken over de dienstverlening van partijen.
Bij dit «complex maatwerk» behoren aanvraagprocedures die doorgaans relatief veel tijd in beslag nemen, omdat de procedure bestaat uit vele passingen en het op-maat-maken van het hulpmiddel. Termijnen die worden geschetst door Hart van Nederland zijn echter onacceptabel en ook niet in lijn met het normenkader. De tijd die het leveren van een nieuw hulpmiddel in beslag neemt, zal overbrugd moeten worden met een tijdelijke oplossing. Het is soms lastig een goede tweede passende oplossing te vinden; deze is nooit gelijk aan de rolstoel die op maat is gemaakt.
Hoe verhouden de geschetste problemen zich tot het landelijke normenkader waarin de verantwoordelijkheden van alle partijen en streefcijfers voor het hulpmiddelenbeleid worden opgenomen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat gebeurt er als streefcijfers over reparatie of levering van (hier) rolstoelen niet worden gehaald?
Gemeenten sluiten contracten met leveranciers en bepalen daarin onder andere streefcijfers met betrekking tot reparaties. De streefcijfers uit het normenkader zijn onderdeel van de afspraken tussen gemeenten en leveranciers. Daarbij maken de partijen afspraken over hoe te handelen bij wanprestaties, inclusief de bijbehorende maatregelen. Als er structureel en landelijk zaken niet goed gaan, is er de mogelijkheid dit te bespreken in de Bestuurlijke tafel hulpmiddelen.
Het klopt toch dat volgens het normenkader de cliënt centraal moet staan en hulpmiddelenleveranciers zich dienstverlenend moeten opstellen?
De cliënt staat centraal. Dat laat onverlet dat gemeenten en leveranciers contractuele afspraken maken over de hulpmiddelenverstrekking, waar men zich aan dient te houden.
Wat heeft de betreffende financier (in overleg met de hulpmiddelenleverancier) gedaan om de problemen adequaat op te lossen?
Ik heb van de betreffende gemeente (de financier) vernomen dat zij de betreffende leverancier de opdracht heeft gegeven tot het opstellen van een plan van aanpak om tot verbetering te komen. De acties uit het plan van aanpak zijn voornamelijk gericht op een snellere toeleiding en een verbetering van de klantreis, communicatie en bejegening van de cliënten. Sindsdien is er doorlopend contact en tussentijdse bijsturing met de leverancier én zijn er zowel ambtelijk als bestuurlijk periodiek gesprekken met terugkoppeling over de genomen acties en verbeteringen. Sinds de eerste signalen zijn de wachtlijsten aanzienlijk verbeterd, al blijven de doorlooptijden van sommige onderdelen als gevolg van schaarste een aandachtspunt voor de leverancier.
Kunt u aangeven of acties zijn overlegd met de cliënten zelf?
Van de gemeente heb ik vernomen dat het verbeterplan door de leverancier is opgesteld in opdracht van de gemeente. Voor het formuleren van de opdracht heeft de gemeente in eerste instantie gekeken naar de klachten en signalen van de gebruikers. Het plan is vervolgens besproken met de verschillende cliëntvertegenwoordigersorganisaties. De verbetervoorstellen die zij hebben gedaan worden nu gebruikt bij de verdere verbetering van de dienstverlening.
Het rekenen van extra kosten door zorgverzekeraars voor het ontvangen van post |
|
Barbara Kathmann (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat mensen verzekerd bij IZA Zorgverzekeringen een brief hebben ontvangen dat post van de zorgverzekeraar voortaan niet meer gratis is? Hoe beoordeelt zij het feit dat mensen voortaan €1,25 per maand moeten betalen als zij niet de overstap maken naar digitale correspondentie?
Ja, zoals ik ook in reactie op de motie Leijten heb aangegeven1, hecht ik eraan dat iedereen kan meedoen in onze samenleving en dat niemand wordt buitengesloten. De coöperatie VGZ – waar IZA Zorgverzekeringen onderdeel van uitmaakt – heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laten weten dat zij kwetsbare groepen verzekerden, zoals verzekerden onder curatele, verzekerden bij wie bronheffing aan de orde is en sociale minima met een gemeentepolis, kosteloos per papier blijft informeren. Daarnaast wordt aan verzekerden de mogelijkheid geboden om in geval van vragen of onduidelijkheden telefonisch contact op te nemen met de zorgverzekeraar.2
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat één op de vijf Nederlanders moeite heeft met digitale vaardigheden?
Ja. Ik ben, zoals ik in mijn reactie3 op het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de Informatiepunten Digitale Overheid heb aangegeven, gestart met een aantal activiteiten om beter inzicht te krijgen in de behoefte van de groep mensen die (al dan niet tijdelijk) niet in staat zijn om zelfstandig gebruik te maken van de (digitale) publieke dienstverlening. De mate waarin mensen in staat zijn om zelfstandig zaken te doen met de overheid hangt samen met de mate van hun zelfstandigheid (zoals bijvoorbeeld onvoldoende digitale vaardigheden), maar ook met de complexiteit van hun persoonlijke situatie en de complexiteit van wetten, regels en de organisatie(s) met wie zij te maken hebben.
Deelt de Staatssecretaris de mening dat er altijd een niet-digitaal alternatief moet zijn voor burgers in hun communicatie met instellingen die essentieel zijn in het dagelijks leven, zoals verzekeraars en banken? In hoeverre deelt zij de mening dat de drempel voor de niet-digitale weg niet hoger mag zijn dan die voor de digitale weg?
In het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren zet ik mij ervoor in dat de overheidsdienstverlening aansluit bij de behoeften en leefwereld van burgers en ondernemers en dat zij zelf kunnen kiezen op welke wijze ze gebruik willen maken van de overheidsdienstverlening, digitaal of niet-digitaal. Voor private of semi-publieke organisaties zoals de zorgverzekeraars, kan ik niet bepalen hoe zij de dienstverlening voor hun klanten inrichten, maar met uw Kamer vind ik het van groot belang dat ook mensen die niet van het digitale kanaal gebruik kunnen of willen maken wel bij deze instellingen kunnen blijven meedoen. De Wet Modernisering Elektronisch Bestuurlijk Verkeer is niet van toepassing op private instellingen. Zoals ik heb aangegeven in de Kamer betekent dit dat ik niet kan bepalen hoe de zorgverzekeraars de dienstverlening aan hun klanten regelen. Als toegezegd aan uw Kamer ben ik echter met deze instellingen in gesprek over hoe zij ervoor zorgen dat iedereen mee kan blijven doen. De Kamer ontvangt in oktober bericht over de uitkomsten van deze gesprekken.4 Ik onderzoek daarbij ook de mogelijkheden om tot afspraken te komen die in lijn liggen met het begin dit jaar gestarte brede programma «Toegankelijk Bankieren».In dit programma spannen de Nederlandse banken zich in om de dienstverlening van banken toegankelijker en inclusiever te maken.5 Zij doen dit in nauwe samenwerking de Alliantie Digitaal Samenleven, diverse maatschappelijke organisaties van bijvoorbeeld ouderen, laaggeletterden en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en de banken zodat de dienstverlening goed aansluit op de behoeften van alle klanten, waaronder ook specifieke doelgroepen.
Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat IZA Zorgverzekeringen de gestegen kosten van postzegels en papier doorberekent aan haar minst digitaalvaardige klanten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt de Staatssecretaris dat mensen recht hebben op communicatie met hun verzekeraar op een manier die voor hen toegankelijk is? Hoe beoordeelt zij het feit dat mensen zonder digitale vaardigheden bij deze zorgverzekeraar straks moeten betalen voor hun correspondentie over zorg? Hoe beoordeelt zij dit in het licht van het feit dat zorgverzekeraars opereren onder strikte publiekrechtelijke randvoorwaarden?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt het in rekening brengen van een maandelijks bedrag zich volgens de Staatssecretaris tot de motie van het lid Leijten c.s. over altijd een gebruiksvriendelijk niet-digitaal alternatief bieden bij het ontwikkelen van nieuwe digitale middelen (Kamerstuk 26 643, nr. 834)?
Zie antwoord vraag 1.
Bij hoeveel andere (zorg)verzekeraars, banken en (semi-)publieke instellingen worden kosten gerekend om post op papier te ontvangen?
Er is geen landelijk overzicht van private ondernemingen of semi-publieke instellingen die kosten aan hun klanten doorberekenen om post op papier te ontvangen. Zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan uw Kamer heeft laten weten zijn er bij het Ministerie van VWS twee zorgverzekeraars bekend die extra kosten in rekening brengen voor het ontvangen van post op papier.6
Wat gaat de Staatssecretaris doen om te zorgen dat mensen zonder digitale vaardigheden altijd toegang houden tot offline communicatie met deze instellingen, zonder daarvoor extra kosten te hoeven betalen?
Zie antwoord vraag 3.
Aangezichtsoperaties bij transgenderzorg |
|
Wieke Paulusma (D66), Lisa van Ginneken (D66) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met de signalen dat gezichtsoperaties bij transgenders niet altijd vergoed worden door de zorgverzekeraar?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel gezichtsoperaties er jaarlijks verricht worden? Kunt u aangeven hoeveel aanvragen van transpersonen er jaarlijks afgewezen worden?
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.
Kunt u uitleggen waarom er bij gezichtsoperaties gewerkt wordt met een machtigingssysteem in plaats van inkoop van zorg in natura?
Aangezichtsoperaties zijn plastisch-chirurgische verrichtingen.
Aanspraak op behandelingen van plastisch-chirurgische aard valt slechts gedeeltelijk onder de basisverzekering. Behandelingen die alleen cosmetisch van aard zijn en dus medisch gezien niet noodzakelijk zijn, zijn uitgesloten van het basispakket. Zorgverzekeraars hebben de wettelijke verplichting om vast te stellen of een vergoeding voldoet aan de voorwaarden.
Voorafgaand aan een behandeling van plastisch-chirurgische aard moet daarom in alle gevallen voorafgaand toestemming (een machtiging) door de zorgverzekeraar worden gegeven, zodat door de zorgverzekeraar vastgesteld kan worden of de aanspraak op de basisverzekering terecht is.
Door het werken met een machtiging wordt vooraf duidelijk of er sprake is van verzekerde zorg. Daardoor krijgt de verzekerde vooraf duidelijkheid over de vraag of zorgkosten worden vergoed. Hiermee wordt voorkomen dat de declaratie achteraf wordt afgekeurd en de verzekerde geconfronteerd wordt met onverwachte kosten.
Kunt u aangeven bij welke andere ingrepen er gewerkt wordt met een machtiging? Kunt u uitleggen hoe het proces van aanvraag en toekenning daar werkt bij deze ingrepen?
De voorwaarden voor voorafgaande toestemming worden opgesteld door de wetenschappelijke verenigingen en vastgesteld door het Zorginstituut Nederland. De precieze voorwaarden voor vergoeding van behandelingen en een limitatieve lijst van ingrepen van plastisch-chirurgische aard staan beschreven in de Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch-chirurgische aard.
De limitatieve lijst is te vinden op: https://www.vecozo.nl/globalassets/documenten--downloads/diensten/machtigingenportaal/formulieren-medisch-specialisten/limitatieve-lijst-msz-2023.xlsx.
Sinds 2012 verloopt het machtigingenproces via het VECOZO portaal, waarbij gebruik gemaakt wordt van uniforme formulieren die door alle zorgverzekeraars worden gebruikt voor specifieke behandelingen met een aanspraakbeperking.
De zorgaanbieder vraagt de zorg aan via VECOZO en vult de vragenlijst behorend bij de gevraagde zorg in en verstuurd deze naar de zorgverzekeraar. Bij de zorgverzekeraar worden de aanvragen beoordeeld door medisch adviseurs. Deze adviserend geneeskundigen van de zorgverzekeraars hebben hun werkwijze voor de beoordeling van de machtigingen in 2021 vastgelegd in de «Werkwijzer beoordeling behandelingen van plastisch chirurgische aard» (hoofdstuk 14). Deze is te vinden op de website van de VAV (Vereniging Artsen Volksgezondheid).
Klopt het dat er gewerkt wordt aan een nieuw beoordelingskader voor gezichtsoperaties bij transpersonen door verzekeraars en de VAV Werkgroep plastische chirurgie?
Het beoordelingskader van de Werkwijzer van de VAV bestaat al sinds langere tijd en heeft geen grote inhoudelijke wijzigingen ondergaan. Het beoordelingskader is nog steeds gebaseerd op de internationale richtlijnen voor de behandeling en begeleiding van transseksuelen van de Standard of Care (SOC) van de WPATH (voorheen HBIGDA). Er zijn twee trajecten doorlopen die hebben geleid tot verbeteringen in Hoofdstuk 14 van de werkwijzer. Het nieuwe beoordelingskader is van recente datum (2021).
Er wordt op dit moment niet gewerkt aan verdere aanpassingen van het beoordelingskader. Ik heb begrepen dat er door de betrokken partijen ook nauw contact wordt onderhouden met de patiëntenverenigingen.
Kunt u aangegeven wat de stand van zaken is van die beoordelingskader en of ook vertegenwoordigers van transpersonen betrokken zijn bij de totstandkoming hiervan?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven in hoeverre de toets op het «passabiliteitsprobleem» door zorgverzekeraars bij transpersonen, als zij een afweging moeten maken voor het goedkeuren van de financiering voor deze operaties, tot willekeur kan leiden? Hoe wordt dit voorkomen?
Er zijn geen «harde» criteria voor het bepalen van een passabiliteitsprobleem. Dat geldt zowel voor zorgverzekeraars als zorgverleners en transpersonen. Het blijft daarmee een visuele beoordeling van foto’s en indien nodig op het spreekuur van meerdere artsen en/of medewerkers van de functionele eenheid. De medisch adviseur bij de zorgverzekeraar toetst zo zorgvuldig mogelijk de passabiliteit.
Als eerste beoordeelt de medisch adviseur de foto’s op passabiliteit. Bij vermoeden dat er sprake is van passabiliteit voor wens-geslacht, worden meerdere artsen of personen van de functionele eenheid gevraagd om een antwoord te geven op de algemene vraag of de persoon passabel is voor het wens-geslacht. Daarmee wordt willekeur zoveel mogelijk voorkomen en wordt gestreefd naar objectiviteit. Als de persoon passabel is voor het wens-geslacht, wordt er geen machtiging afgegeven.
Indien een persoon als niet-passabel wordt beoordeeld komt de volgende stap, waarin beoordeeld wordt welke aspecten van het gelaat in ernstige mate bijdrage aan het niet-passabel zijn. Voor deze aspecten wordt dan een machtiging gegeven voor vergoeding van correctie. Bij bezwaren kunnen verzekerden op het spreekuur van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar gezien worden.
Kunt u aangeven in hoeverre zorgverzekeraars de criteria voor het beoordelen van de noodzaak voor een aanzicht operatie streng hanteren, waardoor er vaak afwijzingen zijn?
Zorgverzekeraars hebben mij laten weten dat zij beoordelen volgens de afspraken.
Hoe en in hoeverre wordt gecontroleerd via bijvoorbeeld een second opinion of deze afwijzingen op inhoudelijk de juiste grond gebeurt?
Zoals bij het antwoord bij vraag 2 aangegeven, zijn hierover geen gegevens beschikbaar.
Zoals bij het antwoord bij vraag 7 aangegeven, wordt om de beoordeling zo objectief mogelijk te maken worden niet afgewezen dan na raadpleging van meerdere medisch adviseurs. Bij bezwaar worden de transpersonen indien nodig op het spreekuur van de medisch adviseur gezien, samen met een tweede persoon uit de functionele eenheid. De beoordeling wordt dus, indien nodig, niet alleen op basis van foto’s gedaan. Als een verzekerde het niet eens is met een beslissing van de zorgverzekeraar, kan de beslissing onafhankelijk door de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) worden getoetst.
Erkent u dat het doormaken van een transitie al een kwetsbare periode is in iemands leven, dat een operatie daarin een belangrijke stap is in de bevestiging van iemands gendernieuwe geslacht en dat het dus extra belangrijk is dat hier een goede en zorgvuldige afweging gemaakt wordt?
Ik realiseer mij zeker dat een transitie een kwetsbare en belangrijke aangelegenheid is. Zoals hiervoor aangegeven is de inzet om ervoor te zorgen dat iedereen de zorg krijgt die nodig is en om te voorkomen dat de verzekerde achteraf voor verrassingen komt te staan. Daarbij betekent niet dat iedere aanvraag goedgekeurd wordt.
Het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de vergoeding van een door een apotheker bereid ADHD-geneesmiddel |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de vergoeding van een door een apotheker bereid ADHD-geneesmiddel?1
Ja.
Zijn de argumenten die het Gerechtshof in dit arrest gebruikt voor de vergoeding van magistraal bereide dexmethyfenidaat aan individuele patiënten niet ook van toepassing op de vraag wanneer taperingstrips aan individuele patiënten vergoed zouden moeten worden?
Nee. De argumenten van het Gerechtshof gaan over de vergoeding van de apotheekbereiding zelf en zijn niet zomaar van toepassing op een bepaalde verpakkingsvorm van apotheekbereidingen zoals taperingstrips.
Herinnert u zich de antwoorden van de voormalig Minister voor Medische Zorg op eerdere schriftelijke vragen over dit onderwerp, waarin hij stelt dat «Apotheekbereidingen, zoals verwerkt in een taperingstrip, […] alleen voor vergoeding in aanmerking [komen] als er geen (nagenoeg) gelijkwaardig geregistreerd geneesmiddel voorhanden is en de behandeling aan te merken is als rationele farmacotherapie»?2
Ja.
Deelt u de mening dat deze uitspraak van de voormalig Minister op losse schroeven komt te staan door het arrest, aangezien het Gerechtshof in punt 20 stelt dat «aan het criterium van de stand van de wetenschap en praktijk is voldaan indien de behandeling qua effectiviteit in ieder geval gelijk is aan de behandeling met methylfenidaat» en dat «daarvoor dus niet nodig [is] dat de behandeling met dexmethylfenidaat een meerwaarde heeft ten opzichte van de behandeling met methylfenidaat»?
Nee, die mening deel ik niet. In punt 4.20 van het arrest van het hof gaat het om de vraag of dexmethylfenidaat voldoet aan het criterium «stand van de wetenschap en praktijk» zoals opgenomen in artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering (Bzv). De uitspraak van de toenmalige Minister voor Medische Zorg over apotheekbereidingen betrof het criterium dat is opgenomen in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel d, Bzv, namelijk of een geneesmiddel gelijkwaardig of nagenoeg gelijkwaardig is aan enig niet aangewezen, geregistreerd geneesmiddel; in dat geval is de apotheekbereiding immers uitgesloten van farmaceutische zorg.
Betekent het feit dat het gerechtshof in punt 4.24 van het arrest stelt dat «het oordeel van de behandelend arts het uitgangspunt is bij het antwoord op de vraag of in een concreet geval de verzekerde redelijkerwijs op een bepaalde vorm van zorg is aangewezen' volgens u dat het oordeel van de behandelend arts ook het uitgangspunt zou moeten zijn bij de vraag of taperingstrips voor een individuele patiënt zouden moeten worden vergoed?
Nee. De stelling van het hof in punt 2.24 betreft het vereiste dat de verzekerde slechts recht op zorg uit het basispakket heeft voor zover hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Dit vereiste van – kortweg – een medische indicatie is neergelegd in artikel 2.1, derde lid, Bzv. Het oordeel van de behandelend arts bepaalt echter niet wat de inhoud en omvang van het basispakket is. Daarvoor gelden onder meer ook de criteria die in de bovenstaande antwoorden aan de orde waren, zoals de «stand van de wetenschap en praktijk» en rationele farmacotherapie. Wat betreft de «stand van de wetenschap en praktijk» wordt opgemerkt dat een taperingstrip te vergelijken is met een baxterrol. Het is een verpakkingsvorm die het gebruik van medicatie voor de patiënt eenvoudiger maakt. Volgens bijna alle veldpartijen is er op dit moment onvoldoende wetenschappelijk bewijs over de meest effectieve manier van het afbouwen van medicatie en dus ook geen bewijs dat een taperingstrip het afbouwproces van een patiënt beter laat verlopen dan bij het niet gebruiken van een taperingstrip.
Wat zeggen de volgende uitspraken van het Gerechtshof, te weten: «dat niet op dat groepsniveau, maar op het niveau van de individuele verzekerde bepaald dient te worden of sprake is van uitwisselbaarheid» en dat de door de zorgverzekeraars bepleite systematiek waarin «aan een verzekerde (de vergoeding van) een vorm van zorg [wordt] onthouden alleen in verband met de hoogte van de daaraan verbonden kosten, wat in strijd is met het stelsel van de Zvw» volgens u over het gebruik van het argument van kosteneffectiviteit op groepsniveau in andere contexten? Betekent dit dat het argument van kosteneffectiviteit op groepsniveau ook niet langer kan worden gebruikt om het niet vergoeden van taperingstrips of andere typen zorg aan individuele patiënten te legitimeren?
Kosteneffectiviteit is één van de pakketcriteria die gehanteerd worden bij adviezen van het Zorginstituut Nederland over beslissingen van rijkswege met betrekking tot de samenstelling van het basispakket van de zorgverzekering. De andere pakketcriteria zijn noodzakelijkheid, effectiviteit en uitvoerbaarheid. Alleen de effectiviteit is wettelijk vastgelegd, te weten door het vereiste dat voldaan moet worden aan de «stand van de wetenschap en praktijk» (artikel 2.1, tweede lid, Bzv). Net als de effectiviteit wordt de kosteneffectiviteit altijd op groepsniveau beoordeeld.
Zoals in het antwoord op de vorige vraag opgemerkt, zijn taperingstrips niet bewezen effectief. Dat wil zeggen dat zij niet voldoen aan de «stand van de wetenschap en praktijk».
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het pakketcriterium kosteneffectiviteit onderscheiden dient te worden van het vereiste van de «meest economische keuze voor de zorgverzekeraar onderscheidenlijk de patiënt» zoals dat geldt bij de beoordeling van rationele farmacotherapie.
Bent u bereid om met de zorgverzekeraars die taperingstrips aan individuele patiënten momenteel (grotendeels) niet vergoeden op basis van generieke overwegingen op groepsniveau in gesprek te gaan over wat deze uitspraak betekent voor de vergoeding van taperingstrips?
Ik ga ervanuit dat zorgverzekeraars kennis hebben genomen van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de consequenties daarvan bezien voor de uitvoering die zij aan hun zorgverzekeringen geven. Het is hun verantwoordelijkheid om eventuele verzoeken van individuele verzekerden om vergoeding van taperingstrips te beoordelen.
Is het arrest van het Hof aanleiding voor u om in gesprek te gaan met het Zorginstituut Nederland en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) over het feit dat zij tot nog toe altijd generieke negatieve adviezen hebben gegeven over vergoeding van taperingstrips, op basis van overwegingen op groepsniveau, waarbij zij aan het oordeel van de behandelaar over de individuele patiënt geen waarde hechten?
Tot nu toe heeft Zorginstituut Nederland geen advies gegeven over de vergoeding van taperingstrips. Het Zorginstituut ziet daar ook geen aanleiding toe omdat veldpartijen in 2018 een multidisciplinair document hebben opgesteld dat handvatten geeft over de afbouw van twee veelgebruikte groepen antidepressiva (SSRI’s en SNRI’s). Zoals ik in mijn recente Kamerbrief3 over dit onderwerp heb aangegeven, spreekt het Zorginstituut op dit moment met betrokken partijen over de evaluatie van dit document en zal het Zorginstituut daar binnenkort een veldbijeenkomst over organiseren.
De SKGZ brengt geen generieke adviezen uit over de vergoeding van taperingstrips, maar oordeelt per definitie in een individuele casus tussen een verzekeraar en een verzekerde.
Het Zorginstituut en de SKGZ voeren hun taken onafhankelijk uit. Het is niet gepast dat ik met hen in gesprek ga om inhoudelijke aanwijzingen te geven hoe zij hun taken moeten uitvoeren.
Bent u bereid om deze vragen ieder afzonderlijk te beantwoorden?
Ja, dat heb ik gedaan.
Het plotseling afbreken van een kankerbehandeling zonder overleg met de patiënt |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met de Radar-uitzending van maandag 13 maart waaruit blijkt dat de chemotherapiebehandeling ongevraagd werd stopgezet door een zorgaanbieder in Duitsland1?
Ja.
Kunt u zich voorstellen wat het plotseling stopzetten van een kankerbehandeling bij ernstig zieke patiënten teweeg brengt?
Een behandeling die al gestart is, mag niet worden onderbroken door onduidelijkheden over de vergoeding. Daarom is in art. 13 lid 5 van de Zorgverzekeringswet bepaald dat als een overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder wordt beëindigd, een verzekerde die op dat moment al zorg ontvangt van deze aanbieder, recht houdt op zorgverlening door die aanbieder voor rekening van deze zorgverzekeraar.
In deze casus was er sprake van een misverstand. Omdat er verschillen zijn tussen het Nederlandse en Duitse zorgsysteem, zijn er tussen de zorgaanbieder en zorgverzekeraar afspraken dat voor een beperkt aantal specifieke behandelingen vooraf toestemming dient te worden aangevraagd. Dit om te toetsen of deze behandelingen voor vergoeding vanuit de Nederlandse Zorgverzekeringswet in aanmerking komen.
Bij de aanvang van de behandeling in 2022 is deze toestemming niet gevraagd, maar pas in januari 2023. Bij de zorgverzekeraar was in januari 2023 niet bekend dat deze patiënt al in behandeling was bij deze zorgaanbieder; daarom is deze aanvraag door de zorgverzekeraar behandeld als een aanvraag voor een nieuwe behandeling in plaats van voor een vervolgbehandeling.
Na de opheldering van dit misverstand is de behandelaanvraag door de zorgverzekeraar alsnog goedgekeurd en wordt deze vergoed. Tevens heeft overleg plaatsgevonden met de Duitse partijen om ervoor te zorgen dat in het vervolg de toestemming tijdig aangevraagd wordt zodat voorkomen wordt dat patiënten hierdoor gedupeerd worden.
Vindt u het normaal dat een kankerbehandeling wordt onderbroken als er onduidelijkheden optreden over de vergoeding tussen een zorgaanbieder en een zorgverzekeraar?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat de zorgverzekeraar zich in deze casus niet aan zijn zorgplicht heeft gehouden? Zo ja, heeft u de zorgverzekeraar daar al op aangesproken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom accepteert u dat zorgverzekeraars niet tijdig duidelijkheid verschaffen over hun zorgcontracteringen? Hoe gaat u dit verbeteren en wat worden de consequenties voor verzekeraars die niet tijdig (dus vóór het overstapseizoen) duidelijk maken welke zorgaanbieders wel en niet gecontracteerd zijn?
Zorgverzekeraars moeten hun (aspirant) verzekerden goed informeren voor welke zorgaanbieders de zorg wel en voor welke (nog) niet volledig vergoed wordt. In de Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten (TH/NR-022) van de NZa is bepaald dat zorgverzekeraars hun verzekerden goed moeten informeren over de vergoedingen van zorg die voor de polis gelden.
Deze informatieverplichting betreft onder meer informatie over gecontracteerd zorgaanbod en de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders. Ook moeten zij hun verzekerden tijdig informeren over eventuele nadelige wijzigingen in de polisvoorwaarden die voor de verzekerden van belang zijn. Tevens is in de Regeling transparantie zorgaanbieders (TH/NR-018) bepaald dat zorgaanbieders de consument moeten informeren over datgene wat voor de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken voor zorg. Daarbij kan worden gedacht aan eventuele eigen betalingen, indien er geen contract is met de zorgverzekeraar.
Zowel de zorgverzekeraar als de zorgaanbieder hebben een rol bij het informeren van de verzekerden en patiënten. Dat gaat helaas nog niet altijd goed. In het Ingegraal Zorgakkoord (IZA) zijn daarom afspraken gemaakt om de informatie aan verzekerden te verbeteren. Daarbij is bijvoorbeeld afgesproken dat de IZA-partijen samen een voorlichtingsprogramma organiseren dat er op gericht is verzekerden voor te lichten over de financiële risico’s als zij kiezen voor niet-gecontracteerde zorg. Als zij kiezen voor gecontracteerde zorg zijn deze risico’s niet aanwezig. In de voorlichting wordt de nadruk gelegd op situaties en locaties waar het financiële risico van niet-gecontracteerde zorg zich voor de verzekerde voor kan doen, zoals bij verwijzers en tijdens het overstapseizoen. Ook zijn in IZA afspraken gemaakt om het contracteerproces te verbeteren, waarmee partijen inmiddels gezamenlijk aan de slag zijn gegaan.
Waarom lukt het zorgverzekeraars en zorgaanbieders niet om hun financiële belangen en conflicten op te lossen zonder dat de patiënt hiervan de dupe wordt en wat kunt u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 5.
Wat voor gevolgen heeft deze casus voor de zorgverzekeraar en het Zorgloket Duitsland?
Zie mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat de behandeling van ernstig zieke patiënten voorop moet staan en dat geschillen over betaling opgeschort dienen te worden totdat de behandeling achter de rug is?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van een zorgstelsel waarbij de vergoeding van een kankerbehandeling uit het basispakket blijkbaar niet altijd gegarandeerd is?
Zie antwoord vraag 7.
Wat kunt u doen om deze patiënt en eventuele andere patiënten in dezelfde situatie te helpen, anders dan ze weer terugverwijzen naar de zorgverzekeraar of zorgaanbieder?
In dit geval was er sprake van een misverstand dat door de zorgverzekeraar en zorgaanbieder zelf is opgelost. Normaal gesproken zal een behandeling die al gestart is niet worden onderbroken door onduidelijkheden over de vergoeding. Het is wettelijk vastgelegd dat als een overeenkomst tussen een zorgverzekeraar en een aanbieder wordt beëindigd, een verzekerde die op dat moment al zorg ontvangt van deze aanbieder, recht houdt op zorgverlening door die aanbieder voor rekening van deze zorgverzekeraar (art. 13 lid 5 van de zorgverzekeringswet).
Medicijnen waar zowel het eigen risico als een eigen bijdrage voor geldt |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met uw antwoord op onze vervolgvragen over medicijnen waar zowel het eigen risico als een eigen bijdrage voor geldt?1
Ja.
Bent u bekend met uw antwoord onder de tweede en derde vraag waarin u schrijft dat een overzicht van geneesmiddelen waarvoor een eigen bijdrage geldt, te vinden is op medicijnkosten.nl? Waarom verwees u naar een website waarop geen lijst staat met geneesmiddelen waarvoor bovenop het eigen risico ook een eigen bijdrage geldt, aangezien de website een invoerbalk geeft waarop een middel moet worden ingetypt, geen overzicht?
Het hangt van de specifieke situatie van het geval af of al dan niet een eigen bijdrage in rekening kan worden gebracht. Dat licht ik graag nader toe.
Er geldt een eigen bijdrage voor geneesmiddelen indien de openbare prijs van een extramuraal geneesmiddel hoger is dan de vergoedingslimiet van een groep van vergelijkbare geneesmiddelen. De verzekerde moet het verschil dan zelf betalen, tot een maximum van € 250,- per jaar.
Zorgverzekeraars maken – als onderdeel van het preferentiebeleid – prijsafspraken met geneesmiddelenfabrikanten om te komen tot een prijs die onder de vergoedingslimiet ligt, zodat voor die geneesmiddelen geen eigen bijdrage is verschuldigd. Deze geneesmiddelen worden door de zorgverzekeraar aangewezen als zogenoemde preferente geneesmiddelen. Indien een verzekerde zo’n preferent middel afneemt, is hiervoor dan ook geen eigen bijdrage verschuldigd.
Verschillende zorgverzekeraars maken afspraken met verschillende fabrikanten, en dus verschilt van zorgverzekeraar tot zorgverzekeraar welke geneesmiddelen als preferent zijn aangewezen. Bovendien hebben zorgverzekeraars de mogelijkheid lopende het jaar, dan wel aan het einde van het kalenderjaar, andere preferente geneesmiddelen aan te wijzen. Ook zijn er zorgverzekeraars die door hen als preferent aangewezen middelen uitsluiten van het eigen risico.
Dit alles maakt dat ik geen lijst, overzicht of opsomming heb of kan opstellen van extramurale geneesmiddelen waarvoor in alle gevallen een eigen bijdrage of het eigen risico in rekening wordt gebracht. Het is voor de verzekerde wél mogelijk op medicijnkosten.nl na te gaan of voor het aan hem voorgeschreven geneesmiddel een eigen bijdrage geldt. Dit kan de verzekerde ook navragen bij diens zorgverzekeraar. De desbetreffende zorgverzekeraar kan de verzekerde ook informeren of het eigen risico in rekening zal worden gebracht.
Kunt u de Kamer per omgaande een lijst toesturen van medicijnen waarvoor bovenop het eigen risico (volgens u alle) ook een eigen bijdrage geldt tot 250 euro? Als er verschillen per verzekeraar zijn, kunt u dan een lijst per verzekeraar geven?
Zie antwoord vraag 2.
Als patiënten hun medicijnen niet meer kunnen betalen en daardoor ziekere en duurdere patiënten worden die eerder doodgaan (antwoord vierde vraag), waarom houdt u het eigen risico en de eigen bijdrage dan in stand?
Ik zie goede redenen om een eigen bijdrage en het eigen risico voor extramurale geneesmiddelen te behouden. Zo stimuleert een eigen bijdrage doelmatige zorg. Het prikkelt de consument immers een vergelijkbaar, maar goedkoper geneesmiddel te gebruiken, waarvoor geen eigen bijdrage geldt. Verder mag van de zorggebruiker worden verwacht dat deze voor een deel zelf bijdraagt aan de kosten van de zorg. Daarmee houden we de zorg betaalbaar en behouden we draagvlak voor solidariteit in ons zorgstelsel.
Als u het aannemelijk vindt dat het niet innemen van noodzakelijke medicijnen een aandoening kan verergeren of de persoon meer klachten kan doen laten ervaren (antwoord vijfde vraag), waarom houdt u als arts de betaling van het eigen risico en eigen bijdragen dan in stand?
Zie antwoord vraag 4.
Waarop baseert u de gedachte dat het niet verder laten stijgen van het eigen risico dan 385 euro, het eigen risico laten gelden voor achttien-plussers, een maximering van 250 euro per jaar en een zorgtoeslag voor lage inkomens, voldoende is voor mensen om de medicijnen wel op te halen bij de apotheek en het eigen risico en de eigen bijdrage te voldoen?
In mijn brief van 23 december 20222 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de monitor stapeling eigen betalingen. In die brief geef ik aan hoe ik meer inzicht wil krijgen in de verschillende eigen betalingen voor zorg, waaronder het verplicht eigen risico en de eigen bijdragen voor extramurale geneesmiddelen. Afhankelijk van de inzichten die de monitor geeft, zal ik besluiten of aanvullend onderzoek nodig is, dan wel aanvullende maatregelen gewenst zijn.
Heeft u onderzocht of mensen met lagere inkomens hun medicijnen vaker niet afhalen omdat ze het eigen risico en de eigen bijdragen niet kunnen voldoen dan mensen met een hoger inkomen? Zo nee, bent u bereid dat onderzoek te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het is toch kabinetsbeleid om de therapietrouw te vergroten en sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen? Zo ja, waarom handelt u daar dan niet naar door het eigen risico en de eigen bijdragen te schrappen?
Zie antwoord vraag 4.
De eisen die Menzis stelt aan fysiotherapeuten om patiënten met COPD te mogen behandelen |
|
Maarten Hijink |
|
Kuipers |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Menzis van fysiotherapeuten die patiënten met COPD behandelen eist dat zij lid worden van het Chronisch Netwerk om in aanmerking te komen voor vergoeding?1
Het Chronisch ZorgNet profileert zich als ideële stichting die sinds 2011 streeft naar betere, betaalbare en meer toegankelijke zorg voor patiënten met niet-overdraagbare chronische aandoeningen, zoals vaatlijden, osteoporose, post-COVID, hartrevalidatie en longaandoeningen.
Het multidisciplinaire netwerk (van fysiotherapeuten, oefentherapeuten, diëtisten en waarschijnlijk binnenkort ook ergotherapeuten) richt zich op zorg met een duurzaam effect, doordat leefstijl, zelfredzaamheid, bewegen en voeding centraal staan. Chronisch ZorgNet is een open netwerk. Dit betekent dat alle fysio- en oefentherapeuten en diëtisten kunnen toetreden, mits zij aan de gestelde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden op het gebied van onder andere continue scholing, dataverzameling en praktijkeisen borgen de kwaliteit van geboden zorg. Aangezien de voorwaarden een bepaalde inzet van de zorgverleners vragen is deelname aan Chronisch ZorgNet een bewuste keuze voor zorgverleners die affiniteit hebben met de doelgroep.
Een zorgverzekeraar heeft de vrijheid om voorwaarden te stellen bij de contractering, om zo de kwaliteit van de zorg te bewaken en te kunnen bevorderen. Ik kan mij daarbij voorstellen dat zorgverzekeraars deelname aan dergelijke netwerken stimuleren. De activiteiten van dit netwerk sluiten naar mijn mening naadloos aan bij de weg die we met het Integraal Zorgakkoord zijn ingeslagen.
Mogen zorgverzekeraars zelf dit soort eisen stellen aan zorgverleners en zorginstellingen om in aanmerking te komen voor vergoeding?
Zorgverzekeraars hebben een wettelijke zorgplicht maar ook contacteervrijheid. Op naleving van deze plicht ziet de Nederlandse Zorgautoriteit toe. Zolang een zorgverzekeraar voldoet aan deze zorgplicht is hij vrij om zelf te bepalen welke eisen hij stelt aan zorgaanbieders bij de onderhandelingen in het inkoopproces. Deze contracteervrijheid zorgt ervoor dat zorgverzekeraars onderling ook kunnen concurreren op de inkoop. De zorgaanbieders kunnen zich onderling ook onderscheiden door bijvoorbeeld aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen, zoals het aansluiten bij het Chronisch ZorgNet.
In hoeverre is het volgens u wenselijk dat zorgverzekeraars eigen eisen stellen aan zorgverleners voor de behandeling van specifieke aandoeningen?
Ik vind het gewenst dat zorgverzekeraars zich inzetten om de kwaliteit van zorg te verhogen. Het instrument dat zij daarvoor beschikbaar hebben is de contractering: contractuele afspraken maken met zorgaanbieders. Deze afspraken zouden zich niet alleen moeten beperken tot prijs en hoeveelheid, maar vooral ook de focus moeten hebben op activiteiten die de kwaliteit van zorg verhogen.
Welke eisen stellen andere zorgverzekeraars aan fysiotherapeuten voor de behandeling van patiënten met COPD?
Ik beschik niet over de gevraagde informatie.
Bent u het ermee eens dat het logischer zou zijn om eenduidige eisen te stellen aan zorgverleners en zorginstellingen, in plaats van de situatie waarin iedere zorgverzekeraar andere tijdrovende eisen kan stellen?
Ik begrijp de roep om eenduidigheid van eisen. Het staat de brancheverenigingen van zorgverzekeraars en zorgaanbieders vrij om hun leden daarover te adviseren. Het blijft echter het recht van een individuele zorgverzekeraar en zorgaanbieder om een dergelijk advies over te nemen in het contract. Want een keerzijde van eenduidigheid is dat het de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder de mogelijkheid ontneemt om zich onderscheiden en dus te concurreren. Daarmee vervalt dan een prikkel om de kwaliteit van zorg voor de verzekerde/patiënt continue verder te verhogen. En daar is de verzekerde/patiënt niet bij gebaat.
Bent u bereid om met zorgverzekeraars in gesprek te gaan over de zorginhoudelijke eisen die zij zorgverleners en zorginstellingen opleggen, bovenop de wettelijk bepaalde eisen en de kwaliteitsstandaarden en -eisen die door de sector zelf worden opgesteld?
Het is aan de zorgaanbieder zelf om te bepalen welke kwaliteit van zorg hij wil leveren. Vervolgens is het aan de zorgverzekeraar om die zorgaanbieders te contracteren die willen voldoen aan de kwaliteitsnormen die hij hanteert. Waarbij de zorgverzekeraar wel altijd voldoende zorgaanbieders moet contracteren zodat hij aan de wettelijke zorgplicht voldoet.
Ik ben overigens wel in gesprek met zorgverzekeraars (en ook met andere partijen) over de mogelijkheden om op meerdere terreinen de inkoop- en verantwoordingseisen aan zorgaanbieders te harmoniseren.