Ingediend | 7 september 2012 |
---|---|
Beantwoord | 15 oktober 2012 (na 38 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit cultuur en recreatie openbare orde en veiligheid religie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15691.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-275.html |
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Ja, ik ben bekend met de antwoorden van de toenmalige bewindspersoon op uw vragen destijds (ingebracht op 8 juni 2006) over Islamitische vrouwen die door hun echtgenoten worden opgesloten (vergaderjaar 2005–2006, nr. 1834).
Ja, ik deel die mening.
Iedereen dient in Nederland zoveel mogelijk zelfredzaam te zijn en te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Daarom verplicht de Wet inburgering alle migranten die permanent in Nederland willen wonen tot het leren van de Nederlandse taal en het opdoen van kennis van de Nederlandse samenleving. Juist voor vrouwen die in de privésfeer beperkt worden in hun bewegingsvrijheid, kan deze wettelijke plicht ook een instrument zijn om wel naar buiten te komen, andere mensen te ontmoeten en te leren over hun rechten en mogelijkheden.
Aandacht voor activering en participatie van allochtone vrouwen is er al geruime tijd in beleid en uitvoering. Er zijn op dit gebied verscheidene projecten en activiteiten. Er zijn goede resultaten bereikt, bijvoorbeeld de resultaten van programma’s als Duizend-en-één-Kracht of de taalmaatjes-programma’s, waarin duizenden allochtone vrouwen via scholing, bemiddeling en begeleiding hun eigen krachten hebben ontdekt en versterkt. Het zijn programma’s, waarin ze gestimuleerd worden om vervolgstappen te zetten naar uiteindelijk betaald werk.
In het kader van emancipatie van vrouwen richt het kabinet zich in het bijzonder op de problematiek rond geweld tegen vrouwen door het vergroten van de veiligheid en weerbaarheid van meisjes en vrouwen.
De problematiek van de zogenaamde «verborgen vrouwen» maakt onderdeel uit van de rijksbrede aanpak «geweld in huiselijke kring», die zich richt op alle vormen van geweld in huiselijke kring, zoals partnergeweld, kindermishandeling, huwelijksdwang, eergerelateerd geweld, ouderenmishandeling en vrouwelijke genitale verminking. Het gaat hierbij om een ketenaanpak van actieve preventie tot en met opsporing en sanctionering. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande structuren. Uw Kamer heeft vóór de zomer een overzicht ontvangen van de samenhang van de activiteiten gericht op de aanpak van geweld in huiselijke kring.3 Vrouwen die in Nederland slachtoffer zijn of dreigen te worden van dergelijk geweld kunnen voor advies en hulp terecht bij het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG’s).
In het rapport van het Verweij Jonker Instituut wordt geconcludeerd dat nieuwe interventies om deze problematiek aan te pakken niet nodig zijn en dat er kan worden aangesloten bij de uitgebreide infrastructuur van de aanpak van huiselijk geweld. Het kabinet sluit zich bij deze zienswijze aan.
Daarnaast zet het kabinet in op preventie via bewustwording, het doorbreken van taboes en mentaliteitsverandering. Zoals in de brief van 3 juli 2012 aan uw Kamer over de preventie van huwelijksdwang uiteengezet is, is een mentaliteitsverandering vereist waarbij mensen worden gezien als individuen met zelfbeschikkingsrecht. Deze mentaliteitsverandering is alleen mogelijk vanuit de gemeenschappen zelf.
Wanneer een vrouw tegen haar wil door haar partner wordt opgesloten in een huis en niet naar buiten kan, kan sprake zijn van opzettelijke vrijheidsberoving. Dit is strafbaar gesteld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. Als in een concreet geval aangifte wordt gedaan, bijvoorbeeld door een derde die contact heeft met het slachtoffer en weet heeft van de situatie, zal de politie vervolgens optreden. Dat zal de politie overigens ook doen wanneer zij op een andere manier kennis krijgt van dit misdrijf. Het openbaar ministerie beoordeelt vervolgens of tot strafrechtelijke vervolging dient te worden overgegaan.
Er zijn geen landelijke gegevens over het aantal vrouwen dat gedwongen wordt binnenshuis te blijven en geen contact met anderen mag hebben. In 2010 is een uitgebreid, landelijk onderzoek verricht naar de aard en omvang van huiselijk geweld. Hierin is ook gekeken naar psychische vormen van huiselijk geweld (waaronder het verbieden uit te gaan of afspraken buitenshuis te hebben). Het onderzoek was echter onvoldoende representatief voor allochtone bevolkingsgroepen. Zoals in het rapport van het Verweij Jonker Instituut «Leven in gedwongen isolement» is aangegeven is het lastig om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek, juist omdat de vrouwen geïsoleerd leven en niet of nauwelijks zichtbaar zijn.
De minister van Veiligheid en Justitie heeft uw Kamer bij brief van 13 januari 20114 wel toegezegd nader onderzoek te verrichten naar de opvallende uitkomst dat niet-westerse allochtonen oververtegenwoordigd zijn in de groep daders die met justitie in aanraking komen. De vraag is of dit beeld ook geldt voor de gehele groep daders van huiselijk geweld. De verwachting is dat dit onderzoek, waarmee ook informatie over allochtone slachtoffers van huiselijk geweld beschikbaar komt, in de eerste helft van 2013 aan uw Kamer kan worden verzonden.
Zie antwoord vraag 5.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, dat de schriftelijke vragen van het lid Arib (PvdA) over het bericht dat er in Amsterdam tenmiste 200 vrouwen «gekooid» leven (ingezonden7 september 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.