Ingediend | 30 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 15 augustus 2012 (na 16 dagen) |
Indieners | Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Sharon Dijksma (PvdA), Marianne Thieme (PvdD), Tofik Dibi (GL), Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Leers |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14776.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3195.html |
Ja, ik ken het bericht. Ik kan me voorstellen dat de zorgwekkende situatie in Syrië gevolgen heeft voor de gemoedstoestand van de betrokken Syrische asielzoekers. Op 3 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Syrië heb vormgegeven. Hiermee zullen deze Syrische asielzoekers spoedig de door hen gevraagde duidelijkheid over hun verblijfsstatus krijgen.
Ik heb u geschreven dat het uitgangspunt een individuele beoordeling blijft. Daarbij vormen de in het ambtsbericht beschreven grootschalige en ernstige mensenrechtenschendingen van de zijde van de Syrische autoriteiten aanleiding om bij terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM aan te nemen voor Syrische asielzoekers waarbij niet uit het asielrelaas blijkt dat zij actief aanhanger zijn van het huidige Syrische regime. Behoudens de gebruikelijke contra-indicaties kunnen deze asielzoekers in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, onder b van de Vreemdelingenwet. Volgens jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het materiële toepassingsgebied van artikel 29, onder b van de Vreemdelingenwet niet anders dan het materiële toepassingsgebied van artikel 15 van de Richtlijn 2004/83/EG (Definitierichtlijn).
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.