Ingediend | 18 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 6 augustus 2012 (na 19 dagen) |
Indiener | Sharon Dijksma (PvdA) |
Beantwoord door | Leers |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14596.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3157.html |
Ja.
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) ziet op de mogelijkheden tot gedwongen terugkeer, in situaties waarin vanaf het vliegveld door de stad Mogadishu gereisd moet worden naar andere delen van Somalië. Het uitgangspunt voor het toelatingsbeleid is vrijwillig vertrek. Uitspraken over gedwongen vertrek hebben, ook volgens de jurisprudentie van de Afdeling, in beginsel geen gevolgen voor het toelatingsbeleid.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling wordt echter evenmin van een vreemdeling langer verwacht dat hij vrijwillig terugkeert over land via de stad Mogadishu.
Indien een asielzoeker afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië op basis van het ten aanzien van Somalie geldende soepele beleid niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning zijn er, ook na de uitspraak van de Raad van State, andere mogelijkheden tot vrijwillige terugkeer naar Zuid- en Centraal-Somalië.
Zoals door mij verwoord in mijn reactie op de in de vraagstelling aangehaalde motie, heeft de regering bepleit dat het gegeven dat in Mogadishu sprake is van een uitzonderlijke situatie van willekeurig geweld, als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, niet met zich meebrengt dat een doorreis door een gedeelte van de stad onmogelijk is. Het gaat om een korte afstand door een gebied dat volgens de beschikbare informatie in handen is van regeringsgezinde groepen en de African Union Mission in Somalia (AMISOM). De betreffende route wordt dagelijks gebruikt door de bevolking van Mogadishu. Dit was ook de motivering om de motie van het lid Dijksma c.s. te ontraden. De motie is overigens ook verworpen.
De regering zal zich uiteraard conformeren aan de uitspraak van de Afdeling.
Zie antwoord vraag 3.
Conform de nationale en internationale regelgeving worden vreemdelingen niet uitgezet indien zij in het land van herkomst zullen worden blootgesteld aan situaties waarin sprake is van vervolging als beschreven in het Vluchtelingenverdrag dan wel een situatie als beschreven in artikel 3 van het EVRM. Het beleid voor Somaliërs is, zoals ook blijkt uit de beantwoording van vraag 2, met veel waarborgen omkleed. Er is de afgelopen twee jaar één asielzoeker uitgezet naar Mogadishu. Daarnaast vindt ook zelfstandige terugkeer plaats.
Aangezien de uitspraak ziet op de mogelijkheid van gedwongen vertrek heeft deze uitspraak in beginsel geen betekenis voor het toelatings- en opvangbeleid voor personen uit Somalië. Voor het toelatingsbeleid is immers uitgangspunt dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk is voor het vertrek. Dat de (on)mogelijkheid van gedwongen vertrek geen betekenis heeft voor het toelatingsbeleid is ook vaste jurisprudentie van de Raad van State.
Ik zie dan ook geen aanleiding om de asielaanvragen van Somaliërs opnieuw te bezien dan wel om het opvangbeleid ten aanzien van uitgeprocedeerde Somaliërs te wijzigen. Dit geldt ook voor de Somaliërs die in het tentenkamp verbleven alsmede voor gezinnen met kinderen. Van het aantal gezinnen met kinderen in de opvang wordt geen registratie bijgehouden die gelinkt is aan de nationaliteit. Voor wat betreft de verdere ontwikkeling van de veiligheidssituatie in Mogadishu en Zuid- en Centraal-Somalië wacht ik het nieuwe ambtsbericht af dat naar verwachting in november dit jaar zal verschijnen. Recente berichtgeving suggereert een verbetering van de veiligheidssituatie in Mogadishu. Dit vormde aanleiding om aanvullende vragen te stellen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het volgende ambtsbericht.
Zie antwoord vraag 6.