Ingediend | 13 juni 2012 |
---|---|
Beantwoord | 19 juli 2012 (na 36 dagen) |
Indieners | Louis Bontes (PVV), Geert Wilders (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
Beantwoord door | Leers , Knapen (CDA) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z11880.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3069.html |
De in het artikel genoemde mobiliteitspartnerschappen die de EU met derde landen overeenkomt, zijn politieke overeenkomsten met als uitgangspunt een alomvattende aanpak van migratievraagstukken. Er worden afspraken gemaakt over samenwerking binnen de vier pijlers van de Totaalaanpak van migratie en mobiliteit2, te weten de bestrijding van illegale immigratie, het faciliteren van legale migratie en mobiliteit, asiel en internationale bescherming en migratie en ontwikkeling. De partnerschappen zijn per land op maat gemaakt.
Visumfacilitatie- alsmede terug- en overnameovereenkomsten maken deel uit van toekomstige mobiliteitspartnerschappen. Met landen die niet aanmerking komen voor visumfacilitatie, zal geen mobiliteitspartnerschap worden aangegaan, maar kunnen afspraken over migratiesamenwerking worden gemaakt in de vorm van een Gemeenschappelijke agenda voor migratie en mobiliteit. Nederland zet zich ervoor in dat ook bij een dergelijke Gemeenschappelijke agenda gekoppeld wordt aan afspraken over terug- en overname.
EU-lidstaten participeren vrijwillig in mobiliteitspartnerschappen, deels afhankelijk van hun eigen prioriteiten, bijvoorbeeld met projecten op gebied van terugkeer en herintegratie, grensbewaking en documentveiligheid of door het openstellen van bepaalde sectoren van hun arbeidsmarkt voor arbeidsmigratie en/of door de positieve bijdrage van migratie aan de ontwikkeling van herkomstlanden te vergroten. Mobiliteitspartnerschappen zijn in het belang van Nederland omdat zij kunnen leiden tot betere regulering van migratiestromen, betere medewerking aan terug- en overname en betere inbedding van migratievraagstukken in de samenwerking van de EU met het betreffende land. Het besluit om deel te nemen aan specifieke partnerschappen hangt hiermee samen.
Nederland neemt deel aan de mobiliteitspartnerschappen met Armenië, Georgië en Kaapverdië. De Nederlandse bijdrage betreft projecten op het gebied van terugkeer en herintegratie en capaciteitsversterking van migratie autoriteiten. Ook is Nederland betrokken bij het overleg met Azerbeidzjan over een toekomstig mobiliteitspartnerschap. De voorgestelde Nederlandse bijdrage ligt eveneens op het vlak van versterking van migratiemanagement, waaronder terugkeer en herintegratie. Met Marokko en Tunesië is de EU in gesprek over een mobiliteitspartnerschap. Er is hierbij nog geen akkoord bereikt. Nederland heeft belangstelling voor het mobiliteitspartnerschap met Marokko. Ook hier gaat de Nederlandse interesse uit naar activiteiten die zich richten op capaciteitsversterking van migratie autoriteiten en terugkeer en herintegratie, alsmede migratie en ontwikkeling.
Visumfacilitatie is niet hetzelfde als visumvrij reizen. Nederland is zeer terughoudend als het gaat om visumliberalisatie. Bij visumfacilitatie gaat het juist om het reguleren van migratiestromen, waarbij het voor bepaalde bona fide groepen (zakenlieden, wetenschappers, studenten) gemakkelijker wordt gemaakt om een visum te verkrijgen. Tegelijkertijd worden afspraken gemaakt over het tegengaan van illegale immigratie en mensenhandel.
De stelling in het artikel dat de EU visumfacilitatie «uitruilt» tegen afspraken over hervormingen is te kort door de bocht. Immers, om voor visumfacilitatie in aanmerking te komen gelden heldere, van tevoren vastgelegde, voorwaarden (zie kabinetsbrief «EU-visumbeleid voor de naaste buren van de Unie» van 7 oktober 2011, Kamerstuk 21501-02-1096).
Zie antwoord vraag 3.
Nee. Het kabinet is van mening dat het samen met Europese partners uitvoeren en vormgeven van een effectief Europees migratiebeleid, waar terugkeer deel van uitmaakt, voor Nederland meer voordelen zal opleveren dan terugtrekking uit de Europese Unie en het daarmee geïsoleerd uitvoeren van een nationaal beleid op het terrein van migratie en grensbewaking.