Ingediend | 2 mei 2012 |
---|---|
Beantwoord | 24 mei 2012 (na 22 dagen) |
Indieners | Martijn van Dam (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
Beantwoord door | Leers |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z09321.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2614.html |
Ja.
Nee. De Nederlandse staat is niet aangesproken. Het is mij niet bekend of dit nog gaat gebeuren.
Nee. In het Nederlandse vreemdelingenbeleid worden kinderrechten gerespecteerd.
De afgelopen jaren zijn er in het beleid eerder meer dan minder waarborgen gekomen, die zien op de positie en het belang van het kind.
Zo wordt gedurende het toelatingsproces en het terugkeerproces het belang van het kind door de uitvoerende organisaties in het oog gehouden. Internationale verplichtingen inzake onderwijs, zorg, opvang en juridische bijstand worden nageleefd. Sinds medio 2010 wordt de opvang aan uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen niet meer beëindigd.
Daarnaast voert Nederland specifiek beleid ten aanzien van bijzondere doelgroepen minderjarigen. Zo geldt er bijzonder beleid ten aanzien van besnijdenis bij meisjes en ten aanzien van kindsoldaten.
Ik sluit niet uit dat (mede) door ervaren onzekerheid psychische schade kan optreden bij kinderen van asielzoekers. Dat is dan ook mede de reden dat ik beoog om vreemdelingen zo spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden en het stapelen van procedures tegen te gaan. Ook in het recente verleden zijn al stappen in de juiste richting gezet, bijvoorbeeld met de verbetering van de asielprocedure medio 2010.
Daarbij wil ik echter wel opmerken dat dit gevoel van onzekerheid aanwezig kan zijn, terwijl er feitelijk duidelijkheid bestaat over het verblijfsperspectief. Dat ouders van de kinderen (of derden in de omgeving van kinderen), besluiten Nederland niet te verlaten ondanks dat er afwijzend is beslist op één of meerdere toelatingsaanvragen, ook na bekrachtiging door de rechter hiervan, neemt niet weg dat er wel degelijk duidelijkheid bestaat dat de overheid bij voortduring geen legaal verblijf heeft toegestaan. Deze situatie, waarvoor ouders (of derden) verantwoordelijk zijn, is niet in het belang van de kinderen.
Ik ben ervan overtuigd dat snellere procedures en het tegengaan van stapeling van procedures wanneer deze uitsluitend gericht zijn op het rekken van het verblijf, noodzakelijk zijn om dit in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
In veel gevallen gaat het, zoals gezegd, om een gepercipieerde onzekerheid, omdat er feitelijk duidelijkheid bestaat over het verblijfsperspectief. Niettemin is het beter eventuele schade te voorkomen, door te zorgen voor snelle procedures en snelle terugkeer na afwijzing van de aanvraag. Hierbij is de inzet van de ouders en derden in de omgeving van kinderen essentieel. Wanneer terugkeer niet mogelijk is, ondanks de inspanningen van de vreemdeling, bestaat er een buitenschuldbeleid. Verder beschik ik over het instrument van de discretionaire bevoegdheid voor individuele gevallen waar sprake is van schrijnendheid.