Ingediend | 23 maart 2012 |
---|---|
Beantwoord | 19 april 2012 (na 27 dagen) |
Indieners | Johan Houwers (VVD), Henk Jan Ormel (CDA) |
Beantwoord door | Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu recreatie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z05997.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2273.html |
Ja.
Zoals aangegeven in reactie op eerdere Kamervragen2 hebben gemeenten een autonome regelgevende bevoegdheid, die onder meer wordt begrensd door regelgeving op rijks- en provinciaal niveau. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is uitputtend bedoeld voor dierenwelzijnsbeleid. Uit het gemeenterecht vloeit voort dat gemeenten in zo’n geval niet bevoegd zijn om vanuit een oogpunt van dierenwelzijn eigen regels over dieren te stellen. Dit is bevestigd in een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.3
Gemeenten hebben wel de bevoegdheid om met andere oogmerken regels te stellen inzake dieren, mits deze regels niet in strijd zijn met de normen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld regels stellen over circussen in het belang van de openbare orde of veiligheid. In een concreet geval is het aan de rechter om te beoordelen of een gemeente bij het opstellen van regels binnen de grenzen van haar bevoegdheid is gebleven.
Op 13 maart 2007 heeft de Vereniging Nederlandse Circus Ondernemingen/Breed overleg Circusdieren (VNCO/BOC) eigen richtlijnen gepubliceerd onder de titel: «Welzijn Circusdieren. Richtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen». Het is aan VNCO/BOC om toetsing en controle te regelen.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) handhaaft de wettelijke regels, zoals het verbod op dierenmishandeling, opgenomen in artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
De sector heeft toegezegd om de eigen richtlijnen te verbeteren en daarbij gebruik te maken van de informatie in het onderzoekrapport: «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland» (WUR, 2009). De leden van VNCO/BOC kunnen laten zien dat zij zich positief onderscheiden van andere niet aangesloten circussen. In de brief aan de Kamer van 23 december 2011 (TK 28 286, nr. 540) heb ik toegezegd de mogelijkheden te laten onderzoeken om de richtlijnen eventueel op te laten nemen in een gids voor goede praktijk. Indien van de richtlijnen een gids voor goede praktijk wordt gemaakt dan heeft de NVWA mogelijkheden om bij controle van niet aangesloten circussen rekening te houden met de gids voor goede praktijk. Voorts verwijs ik u naar het antwoord van vraag 2.
Indien circussen zich houden aan de wettelijke voorschriften mag dat geen reden zijn om circussen te weren uit Nederlandse gemeenten. Aanscherping van de richtlijnen van VNCO/BOC en de bijbehorende controle hierop kunnen het welzijn en de gezondheid van de dieren nog verder verbeteren.
Tot nu toe zijn er diverse activiteiten ondernomen om te komen tot Europese regelgeving.
In het kader van de onderhandelingen over de ontwikkeling van de EU-strategie bescherming en welzijn van dieren 2012–2015 is, zowel mondeling als schriftelijk, het verzoek om Europese regelgeving aangekaart en er is gevraagd om de mogelijkheden te bezien van een verbod op uit het wild afkomstige dieren in circussen. Tevens is het onderzoeksrapport «Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland.» (WUR, 2009) verstrekt aan de Europese Commissie. Acceptatie van de richtlijnen van VNCO/BOC door de Europese Commissie laat ik over aan deze organisaties zelf.