Ingediend | 13 januari 2012 |
---|---|
Beantwoord | 14 maart 2012 (na 61 dagen) |
Indiener | Khadija Arib (PvdA) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z00351.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1835.html |
Ja.
Ik ben van mening dat Nederland voldoet aan deze verplichtingen. De toegang tot zorg is in Nederland adequaat geregeld. Naast de publieke gezondheidszorg, uitgevoerd door de GGD’en, is er voldoende zorgaanbod van goede kwaliteit dat in principe voor iedereen toegankelijk is. De financiering is voor de meeste mensen geregeld via de Zvw en AWBZ. Voor asielzoekers is er een aparte ziektekostenregeling. Voor illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen geldt dat zij toegang hebben tot medisch noodzakelijke zorg. Zij horen de kosten na de behandeling zelf te betalen. Omdat de Nederlandse overheid het onwenselijk acht dat zorgaanbieders geconfronteerd worden met onbetaalde rekeningen is de wettelijke bijdrageregeling voor zorgaanbieders, op grond van artikel 122a Zvw, in het leven geroepen. Deze regeling wordt uitgevoerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Uit het eindrapport «Evaluatie van de bijdrageregeling van artikel 122a van de Zorgverzekeringswet» dat ik u op 7 november 2011 heb toegezonden (Kamerstukken II, 2011/12, 29 789, nr. 367) is naar voren gekomen dat de bijdrageregeling over het algemeen doeltreffend is en in de praktijk naar tevredenheid werkt.
Dat is geen onverwachte uitkomst, gezien de illegale status van de vrouwen. Zij hebben alleen toegang tot medisch noodzakelijke zorg en moeten, in de regel, hiervoor zelf contact leggen met een zorgverlener. De zorgverlener bepaalt vervolgens of en welke medische zorg noodzakelijk is. Het zoeken naar bestaande gezondheidsproblemen kan in die context nodig zijn. Het is aan de zorgverlener om te beoordelen of dit het geval is.
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
Ik vind het zorgelijk dat een groot deel van de geïnterviewde vrouwen te maken heeft met dergelijke problematiek. Mogelijkheden voor ondersteuning en «empowerment» zijn beperkt, gezien de illegale status van deze vrouwen. Binnen de kaders van de medisch noodzakelijke zorg, kunnen deze problemen eventueel door zorgverleners worden opgepakt. Ook kunnen illegale vrouwen onder de 25 jaar gebruikmaken van publieke voorzieningen zoals aanvullende eerstelijns seksuele gezondheidszorg (aanvullende soa-bestrijding en -seksualiteitshulpverlening). Deze voorzieningen worden uitgevoerd door de GGD. De zorg die wordt geleverd is voor de cliënt – indien deze op basis van de criteria in aanmerking komt – kosteloos en, indien gewenst, anoniem.
Er worden ook activiteiten verricht om de seksuele gezondheid van illegalen te verbeteren door organisaties die ik subsidie verleen, zoals Soa Aids Nederland die gerichte interventies ontwikkelt om risico op soa’s en hiv bij etnische minderheden en illegalen te verminderen door onder andere het stimuleren van veiliger seksgedrag.
Er wordt in Nederland niet standaard gescreend op tuberculose bij illegalen. Een illegaal die in vreemdelingenbewaring komt of naar een uitzetcentrum gaat wordt op tuberculose onderzocht. Als een persoon zonder verblijfspapieren in contact is geweest met een patiënt met besmettelijke tuberculose, wordt deze uiteraard onderzocht op tuberculose. Illegalen met hoestklachten kunnen zich bij de GGD, zonder kosten, op tuberculose laten onderzoeken. Er is dus wel sprake van passieve opsporing. GGD’en hebben een laagdrempelige functie, dat is in deze van groot belang.
In aanvulling op bovenstaande antwoorden, wijs ik erop dat het CVZ voorlichting geeft over de wettelijke bijdrageregeling aan zorgaanbieders en koepel- en brancheorganisaties. Het CVZ heeft hiervoor een website ingericht en verstrekt ook schriftelijke informatie. Daarnaast participeert CVZ in de Stuurgroep Lampion. In dit overlegplatform is, naast hulpverleningsorganisaties, ook een aantal koepel- en brancheorganisaties vertegenwoordigd. Het CVZ heeft zich bereid verklaard om ook overleg te voeren met koepel- en brancheorganisaties die niet vertegenwoordigd zijn in de Stuurgroep Lampion. Verder geeft het CVZ ten behoeve van een goede toegankelijkheid tot medisch noodzakelijke zorg voor illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen ook regelmatig informatie over de bijdrageregeling aan de verschillende groepen zorgaanbieders. Het CVZ houdt informatie op de website over deze regeling actueel. Medewerkers van CVZ beantwoorden dagelijks per mail en telefonisch vragen over deze bijdrageregeling van zorgaanbieders en hulpverleningsorganisaties en (kennissen) van illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.
Ik veronderstel dat ook de hulpverleningsorganisaties, en de koepel- en brancheorganisaties voor deze vrouwen een rol kunnen spelen om informatie te verstrekken over hoe de zorg is georganiseerd en hoe die zorg te krijgen.
Het is de taak van de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) om meldingen van problemen met toegankelijkheid tot de zorg te onderzoeken. De IGZ blijft alert op dit terrein en meldingen hierover zullen altijd worden onderzocht. In het eindrapport «Evaluatie van de bijdrageregeling van artikel 122a van de Zorgverzekeringswet» geven de onderzoekers aan van de IGZ te hebben vernomen dat -behoudens enkele signalen van Dokters van de Wereld- nauwelijks tot geen signalen over dit onderwerp worden ontvangen.
Het is de verantwoordelijkheid van zorgverleners om in het kader van hun behandelrelatie met de zorgvrager verantwoorde zorg te leveren en daarvoor de juiste vaardigheden te verwerven. Een uitvraag naar relevante gezondheidsproblemen kan daartoe behoren, zie ook mijn antwoord op vraag 3. De IGZ heeft in haar toezicht specifiek aandacht voor kwetsbare groepen zoals benoemd.
Ik ben niet voornemens zo'n experiment te starten. Illegale vrouwen kunnen nu, net als andere zorgvragers, tegen kosten een kopie van hun dossier van hun zorgverlener krijgen.
Zoals het onderzoek van mevrouw Schoevers laat zien, bestaat de groep illegale vrouwen uit mensen met een grote diversiteit in achtergrond en herkomst. Uit deze heterogene groep hebben de onderzoekers slechts een beperkt aantal mensen in het onderzoek kunnen betrekken. Op basis van deze bevindingen kan ik de gehele groep illegale vrouwen niet beschouwen als een groep met specifieke risico’s. Medisch noodzakelijke zorg is voldoende toegankelijk voor de groep illegale vrouwen (zie mijn antwoord op vraag 2). Ik acht de publieke gezondheidsrisico’s dan ook laag.
Gezien de bestaande mogelijkheden tot zorg, zie ik geen noodzaak tot een andere benadering voor de groep van illegale vrouwen dan zoals ik die omschreven heb bij mijn antwoorden.
De vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over gezondheidsproblemen van illegale vrouwen (2012Z00351) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat voor de beantwoording van de vragen het meer tijd vergt om de benodigde informatie te achterhalen. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.