Ingediend | 29 november 2011 |
---|---|
Beantwoord | 12 januari 2012 (na 44 dagen) |
Indiener | Hans Spekman (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | immigratie migratie en integratie |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z24520.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1099.html |
Ja.
Ja. Wanneer er sprake is van een situatie van vrieskou en niet is gebleken dat de vreemdeling zelf voor een alternatief kan zorgen, zal geen beëindiging van de COA-opvang plaatsvinden. Dat geldt derhalve, evenals vorig jaar, voor een eventuele komende periode van vrieskou, ongeacht de periode tijdens welke de vrieskou optreedt. Of de vreemdeling een alternatief heeft gevonden of niet, wordt aangenomen aan de hand van door hem afgelegde verklaringen.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
De diverse diensten handelen conform de werkwijze die in mijn brief van 15 december 20103 is weergegeven. Deze brief is binnen de diensten genoegzaam bekend. Vanuit het departement zijn er geen separate werkinstructies uitgevaardigd. Voor de categorie vreemdelingen waarvan de bewaring, anders dan vanwege uitzetting naar het land van herkomst, wordt opgeheven, heb ik niet de wettelijke bevoegdheid om de opheffing van de bewaring uit te stellen tijdens vorstperiodes. Het betreft hier immers een vrijheidsontnemende maatregel die slechts kan worden toegepast voor zover noodzakelijk voor de uitzetting. Dit geldt overigens ook voor situaties waarin een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. In tijden van vrieskou zullen de uitvoerende diensten hier verstandig mee omgaan, bijvoorbeeld door de vreemdeling te informeren over instanties waar hij terecht kan.
Ik heb richting gemeenten en opvangorganisaties altijd aangegeven dat ik het bieden van vormen van noodopvang onwenselijk en onnodig acht. Indien gemeenten worden geconfronteerd met vreemdelingen zonder opvang, kunnen zij contact opnemen met de Dienst Terugkeer en Vertrek, zodat kan worden bezien welke maatregelen mogelijk zijn.